1
Zoekt gij* betrouwbaar
Personeel?
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
HET MEI-WONDER
SCHOOLTJE SPELEN!
Bloeiende slooten
voor 80.'
'i
DE V.P.D.
.J' ff
-
Een Engelsch dames-golfteam maakt
in actie tijdens haar partij tegen miss Narrige te Den Haag
stemplicht moesten voldoen
gn
D
waar
van
betrokken,
hechten
Hildegard
Ze zitten te zaam op het stoepje
Met Ansje en Rietje; Marlein staat er voor
En zij kijkt heel streng naar het troepje.
Marleintje speelt schooltje met Miesje
en Jet,
V
P
n
n
Haag, zijn stemplicht vervuld. Minister
Colijn werpt zijn stembiljet ie de bus
Nu is ’t schooltje spelen meteen maar
gedaan.
„Wis huilt nu op school?" zegt Marleintje.
,.We spéélden maar Miesje, het was toch
niet echt.
Hè Mies, wat bij jij nog een kleintje!"
„Zeg Miesje, kom jij nu eens hier voor
de klas
En vertel jij me eerst maar eens even.
Of jij in het rekenen je best hebt gedaan:
Hoeveel is wel zeven en zeven?"
da
na
wa
on
tr.
het
var
ent
ant
lln
sic
Vlug worden de tranen van Miesje ge
droogd
En dra is 't verdriet weer vergeten.
Maar toch gaan ze 'n ander leuk spelletje
doen.
Van „schooltje" wil Mies niets meer weten!
R. Tr. W.
1
leer
,.w
Ho
ted
spr
cris
ind
ben
De Oostenrijksche gendarmerie op zoek
naar de vernielers ven de Petergetenwn,
een dor zeldzame Alpenbloemen, dte
evenals het Edelweiss ace het uit
sterven b
Ze staat zich een poos te bezinnen.
Doch hoe ze ook denkt, och ze weet het
maar niet.
Het antwoord schiet haar niet te binnen!
Maar Mies is in 1 rekenen niet zoo erg
knap.
Nu ging de arm langzaam op zijn plaats
en het beeld stond weer roerloos als te vo
ren. Zuster Hildegard vervolgde haar ge
bed: „heilige Maria, bid voor ons, zon
daars Zuster Odllla sloeg de handen
voor de oogen en vroeg Maria om vergif
fenis C. DAMEN
naar het
prachtige
Er was niemand in het heele klooster, die
zulke prachtige bloemen kon maken als
zuster Hildegard. De rozen van rose vloei
papier hadden fijne omgebogen blaadjes,
de violen hadden goudgele hartjes en de
groote blanke lelies mooie lange stampers-
Ook de bladeren van groen linnen waren
zoo precies nagemaakt, dat er eens ‘n jonge
zuster ze in een vaas met water heeft ge
zet. Zuster Hildegard echter zette haar
bloemen allemaal in vazen met wit zand
In het midden, vlak voor bet beeld, kwam
altijd het „pronkstuk" te staan. Het eene
jaar bestond dit uit een mand gemaakte
tulpen en hyacinten, het andere jaar uit
vergeet-mij-nietjes en rozen, of uit ma-
grieten en korenbloemen en elk jaar, ai
de zusters naar het 1ste Meilof kwamen
was hun gedachte: „wat zou zuster Hilde
gard dit jaar voor pronkstuk gemaakt
hebben?" Want dit bleef zoo lang mogelijk
geheim.
Zuster Hildegard zat heel alleen in haar
kamertje en liet niemand iets van haar
werk zien. Alleen Moeder-Overste was in
het geheim betrokken. Die moest haar
goedkeuring hechten aan de keus
van zuster Hildegard en die moest het
vloeipapier en het linnen, bet Ijzerdraad en
bet glanzende linnen laten koopen
De nieuwste <o*o vee den Tsjecho
Slowsekschen president dr. Benesj met
zijn echtgenoote en hun lievelingshond.
Dr. Benesj viert Zaterdag zijn
boortedag
Zuster Hildegard was niet jong meer -
ze kon niet meer zoo hard naar de deui
loopen als er gebeld werd en ook gebeurde
het vaak, dat de menschen, die aan het
klooster moesten zijn, vergeefs terug gin
gen, omdat zuster Hildegard de bel niet
gehoord had. Ja, haar ooren werden ook al
wat slecht. Daarom kwam er op zekeren
dag een jonge zuster om de oude portier
ster te helpen. Die heette Odilia. Zuster
Odllla liep hard naar de deur als er gebeld
Werd. Ze praatte lang met de menschen
ze was erg vriéndelijk tegen Moeder-Over
ste; in een woord: ze deed zich erg aardig
voor. Zuster Hildegard hoefde nu niet meer
op de bel te letten en had dus allen tijd
om aan haar pronkstuk te werken. Zuster
Odllla was daar boos om. „Ik moet hei
werk doen en zij kan maar heerlijk zit
ten", dacht ze, „ik kan „ook wel kunstbloe
men maken.” Ze vroeg nu aan Moeder-
Overste of zij ook een bouquet mocht ma
ken. De overste vond het goed en het meis
je, dat het papier en het linnen haalde,
bracht nu de helft van het paarse en gele
vloei aan zuster Hildegard. De andere helft
bracht zij aan zuster Odilia. Als dit meis
je de oude zuster aan de bloemen zag wer
ken, lette ze goed op en ging daarna naar
het tonge nonnetle. Daar vertelde ze. wel-
En Jet wéét het antwoord, die is niet zoo
dom.
Doch Mies zit een poosje te pruilen.
„We leerden op school pas tot tien!" zegt
ze dan
En plots begint Mies echt te huilen!
voorstel: „Als we eens naar Beekveld wan
delden? Daar is altijd wat te beleven." Een
goed idee, vonden de anderen en dus wero
de weg naar Beekveld, een dorp, niet ver
van de stad waar ze woonden, ingeslagen
De wind was ter dege opgestoken, maar
daar waren de clubleden niet bang voor
Niet flinken pas werd doorgeioopen en wel
dra lag de stad achter hen. Kees was de
eerste, die iets blzonders opmerkte. „Kijk
eens, wat een mooie waterviolieren” en hy
wees op een sloot langs den weg (fig. 1).
De sloot stond inderdaad vol van die mooie
heel licht lila bloemen, die in kransen om
den stengel staan. „Hebben de waterviolie
ren geen groene bladeren?” vroeg Mlentje.
„Ja zeker, kijk maar eens” en Kees haalde
met een stok voorzichtig den stengel iets
omhoog, waardoor de fijne, groene bladeren,
die op den bodem van de sloot lagen, zicht
baar werden. „Die bladeren staan in een
wortelrozet.” „Wacht eens”, riep Rob, „wel
ke plant heeft nog meer zulke fijne blaad
jes? Henk heeft er ons indertijd iets over
verteld, het was ook een waterplant." (rIk
weet wel, wat je bedoelt," kwam Mlentje
te hulp, die even doorgeioopen was. „Je be
doelt de waterranonkel of waterboter-
bloem, die onder water bladeren heeft, die
in fijne slipjes verdeeld zijn, terwijl hij bo
ven water breedere blaadjes maakt (tig. 2).
Henk vertelde, dat die breede blaadjes be
ter zijn om voedsel uit de lucht op te ne
men en dat de blaadjes met de smalle
slipjes misschien dienden om voedsel uit *t
water op te nemen. Ik vond een massa van
die bloemen in de eerste zijsloot. Ga maar
mee.” c
Spoedig zagen zij de sloot, die Mlentje
bedoelde en die overdekt was met witte
bloemen met gele hartjes. Kees haalde met
denzelfden stok, waarmede hij de water-
vfoller uit het water getild had, een plantje
van de waterranonkel omhoog en nu kon
den allen de twee soorten blaadjes zien.
Mlentje, trotsch op haar kennis, vertelde
verder, dat de plant in slooten, die opdro
gen, ten slotte nog alleen breede blaadjes
maakt. Kees was intusschen al weer verder
gewandeld. „Gaan jullie nu mee, anders
komen we nooit in Beekveld". Nu, dat viel
mee, de afstand, een kwartier, was gauw
afgelegd. Wat zag 't er daar ongewoon uit:
Overal stond het bouwland blank en kab
belde water, waar anders koelen stonden
te grazen. „Even kijken of er veel water
dieren zijn.” Kees was al aan den kant en
haalde na eenlge oogenbllkken een paar
eigenaardig gevormde kokertjes uit het wa
ter.
.Kijk eens” en hij hield de kokertjes bo
ven water. ,Jk weet wat het zijn”, riep
Mlentje, „het zijn de larven van ,schlet-
motten.” Kees liet de kokertjes zien. Het
eene was van rletstengeltjes, kriskras door
elkaar, het andere van slakkenhuisjes, heel
..en wees me naar het pronkstuk van
zuster Hildegard
De rector deed het Lof. De Moe
der-Overste ey de raadzusters zaten op de
1ste rij en daarachter keken 80 paar oogen
Marla-altaar, waar de twee
bloemstukken van gemaakte
lissen stenden. De bloemen 'waren hetzelf
de, hoe zou Maria keus kunnen maken?
Er was Immers niet het minste verschil
in te bespeuren. De oogen van Maria
staarden In de verte; het Kindje keek recht
naar zuster Hildegard, die aan den rech
terkant van het altaar, dicht bij haar
pronkstuk zat en oplette of de kaarsen
niet drupten of uitgedoofd moesten wor
den. Onderwijl bad ze aandachtig haar ro
zenkrans. Maar wat was dat? Bewoog Ma
ria zich of droomde zuster Hildegard?
Ze keek eens opzij naar de andere zus
ters. Die knikten, stootten elkaar aan en
wezen naar Maria. De rechterarm van het
beeld had zich van het Kindje losgemaak'
en wees nu naar het pronkstuk van zuster
Hilidegard. Moeder-Overste keek met groo
te oogen, toen stond ze op, ging naar het
altaar, nam de bloemenmand en bracht
haar aan de voeten van Maria.
Is het tegen den Isten Mei liep, had
zuster Hildegard, de portierster en
kosteres van het oude klooster op
den St. Pietersberg het altijd erg druk.
Het Mariabeeld op het kleine altaar moest
een extra-schoonmaakbeurt hebben, Ma
ria's kroontje moest opnieuw verguld, de
scepter van het Jezuskindje kreeg een
nieuw goudlaagje, het voetstuk werd wat
opgehoogd, de groote koperen kandelaars
moésten gepoetst worden en asm weerszij
den van het beeld geplaatst. Als dit alle
maal gedaan was, werden er verschillende
voetstukjes trapsgewijze om het Mariabeeld
gezet en precies den vooravond van den
Isten Mei kwam zuster Hildegard met haar
schatten aandragen. Dat waren de papie
ren bloemen, waaraan ze maandenlang ge
werkt had. In dien tijd namelijk, wel meer
dan zestig Jaar geleden, zag men liever
kunst- dan natuurbloemen in de kerk.
re.
a Je vanmiddag mee wandelen? Om
f T twee uur bij Kees!” Die vraag was
in den vorm van een kort briefje bij
alle leden van de Vereenlging .Klant en
Dier" rondgestuurd in de vrije tien minu
ten op school. Het was dien dag vrij goed
weer: het waalde flink, jnaar de regen
scheen eindelijk te hetej^Hopgehouden. t
Was dus te begrijpen, di^^ob, Evelien en
Mlentje graag aan den oproep gevolg had
den gegeven en netjes op tijd bij Kees aan
de deur waren. De club werd klein, nu
Too* en Bram afgevallen waren: Toos, om
dat zij voor een examen werkte en Bram
omdat hij aan het studeeren was. De en
kele malen, dat die twee oud-leden mee
konden, waren te tellen.
„Waar traan we naar toe?” Kees had een
klein en fijn. Van de diertjes was niets te
zien. Kees zette ze weer in het water en
dadelijk kwam een kopje en zes pootjes
te voorschijn. Hij haalde hen er weer uit
en weg waren kop en pooten. „Weet Jé wat
uit zoo’n kokerjuffer komt?” vroeg Mlen-
tje aan Evelien. Neen, Evelien wist bet niet.
Een schietmot, dat is een diertje, dat op
een vlindertje lijkt. Maar uit de eitjes komt
geen rups, maar een kokerjuffer, die zich
gauw weer een huisje maakt. (Flg. 31.
Het horloge van Rob, het eenlge. dat
voorhanden was, wees half vijf aan. Zij
moesten om vijf uur binnen zijn, zoodat *U
met flinken pas naar huls keerden.
„Ga maar naar je plaats, je bent vast
veel te dom;
Kom Jet, vertel jij het eens meisje.
Als jij het goed weet, wel dan krijg
van mij
Misschien straks nog wel ’n mooi prijsje!"
he
gard had
Het Meimaandlof begon. Zuster Hllde-
de kaarsen aangestoken; het
ke bloemen zuster Hildegard voor het
pronkstuk maakte, welke kleuren zij koo."
en hoe ze de blaadjes krulde en plooide
Toen dan ook de 1ste Mei aanbrak, kwam
zuster Odllla met hetzelfde bloemstuk aan
dragen als zuster Hildegard. Nu werd het
een zware keus* voor Moeder-Overste. Het
stuk bestond uit lila en gele lissen, die zoo
kunstig waren nagemaakt, dat geen mensch
ze van levende bloemen zou kunnen on
derscheiden. Er waren In elke mand juist 12
paarse en 6 gele lissen. De bloemen waren
even groot en de bladeren even lang. Welk
pronkstuk zou nu In het midden, vlak voor
het Mariabeeld moeten staan?
Moeder-Overste overlegde met de raad
zusters en na lang heen en weer praten,
werd besloten, aan eiken kant van het
altaar één pronkstuk te zetten. Maria
moest dan zelf haar keus maar doen.