G 'W Zoekt gij betrouwbaar Personeel? Plaats dan een „Omroeper” gezinnen HET MEI-WONDER A SCHOOLTJE SPELEN! Bloeiende slooten DONDERDAG 27 MEI 1937 voor 80. z.l dat na J wat 1 hun ••n T.g i a.nonkel Zuster Hllde- u 7 re. DE V. P.D. „Plant en iM zusters werd Zuster Hildegard was niet jong meer ze kon niet meer zoo hard naar de deui Marla-altaar, bloemstukken maai voor lich dat ted p| M>roK crisis Indiër Ir tot perl nen hechten Hildegard Nu is ‘t schooltje spelen meteen maar gedaan. „Wie huilt nu op school?" zegt Marlelntje. „We spéélden maar Miesje, het was toch niet echt. Hé Mies, wat bij jij nog een kleintje!" hal' Vat Ir. o het van entw ant* line dat Zij leend •Worl Vlug worden de tranen van Miesje ge droogd En dra is 't verdriet weer vergeten. Maar toch gaan ze 'n ander leuk spelletje doen. Van „schooltje" wil Mies niets meer weten! R. Tr. W. Da Oostenrijksche gendarmerie op zoek naar da vernieler* van da Peter g*tamm, aan dar zeldzame Alpenbloemen, die evenals ha* Edelweiss aan het «M- sierven te Er was niemand in het heele klooster, die zulke prachtige bloemen kon maken als zuster Hildegard. De rozen van rose vloel- hadden fijne omgebogen blaadjes, loopen als er gebeld werd en ook gebeurde Ze staat zich een poos te bezinnen. Doch hoe ze ook denkt, och ze weet het maar niet. Het antwoord schiet haar niet te binnen! Ze zitten te zaam op het stoepje Met Ansje en Rietje: Marlein staat er voor En zij kijkt heel streng naar het troepje. klein en fijn. Van de diertjes was niets te zien. Kees zette ze weer in het water en dadelijk kwam' een kopje en zes pootjes te voorschijn. Hij haalde hen er weer uit en weg waren kop en poolen. „Weet je wat uit soo’n kokerjuffer kamt?” vroeg Mlen- tje asm Evelien. Neen, Evelien wist bet niet. Een schietmot, dat is een diertje, dat op een vlindertje lijkt. Maar uit de eitjes kosnt geen rups, maar een kokerjuffer, die sich gauw weer een huisje nmakt. (Flg. S». Het horloge van Rob, het eenige. voorhanden was. wees half» vijf sum. moesten om vijf uur binnen zijn, zoodat zij met flinken pas naar huls keerden. papier de violen hadden goudgele hartjes en dt groote blanke lelies mooie lange stampers. Ook de bladeren van groen linnen waren zoo precies nageiflaakt, dat er eens ’n jonge zuster ze in een vaas met water heeft ge zet. Zuster Hildegard echter zette haar bloemen allemaal in vazen met wit zand In het midden, vlak voor het beeld, kwam altijd het „pronkstuk” te staan. Het eene jaar bestond dit uit een mand gemaakte tulpen en hyacinten, het andere jaar uit vergeet-mij-nietjes en rozen, of uit ma grieten en korenbloemen en elk jaar, al de zusters naar het 1ste Meilof kwamen was hun gedachte: „wat zou zuster Hilde gard dit jaar voor pronkstuk gemaakt hebben?" Want dit bleef zoo lang mogelijk geheim. de kaarsen zong: t,«.r violier Woensdag In zijn woonplaats. Den Haag, zijn stemplicht vervuld. Minister Colijn werpt zijn stembiljet in de bus Marlelntje speelt schooltje met Miesje en Jet, Volendamsche stembureaus, waar de Volendammers stemplicht moesten voldoen Een Engelsch dames-golfteam maakt een tournee door onz land. Mev in actie tijdens haar partij tegen miss Marrige te Den Haag a je vanmiddag mee wandelen? Om twee uur bij Keesl" Die vraag was m den vorm van een kort briefje bij alle leden van de Vereeniglng Dier” rondgestuurd in de vrije tien minu ten op school. Het was dien dag vrij goed weer: het waaide flink, maar de regen scheen eindelijk te hebben opgehouden, t Was dus te begrijpen, dat Rob, Evelien en Mlentje graag aan den oproep gevolg had den gegeven en netjes op tijd bij Kees aan de deur waren. De club werd klein, nu Toos en *3ram afgevallen warenToos, om dat zij voor een examen werkte en Bram omdat hij aan het studeeren was. De en kele malen, dat die twee oud-leden mee konden, waren te tellen. _Waar traan we naar toe?” Kees had een De nieuwste foto Slowaakschen president dr. Benesj met zijn echtgenoot* en hun lievelingshond. Dr. Benesj viert Zaterdag zijn ge boortedag het vaak, dat de menschen, die aan het klooster moesten zijn, vergeefs terug gin gen, omdat zuster Hildegard de bel niet gehoord had. Ja, haar ooren werden ook al wat slecht. Daarom kwam er op zekeren dag een jonge zuster om de oude portier ster te helpen. Die heette Odllia. Zuster Odilla liep hard naar de deur als er gebeld werd. Ze praatte lang met de menschen ze was erg vriendelijk tegen Moeder-Over ste; In een woord: ze deed zich erg aardip voor. Zuster Hildegard hoefde nu niet meer op .de bel te letten en had dus allen tijd om aan haar pronkstuk te werken. Zuster Odilla was daar boos om. „Ik moet hel Werk doen en zij kan maar heerlijk zit ten”, dacht ze, „ik kan ook wel kunstbloe men maken.” Ze vroeg nu aan Moeder- Overste of zij ook een bouquet 'mocht ma ken. De overste vond het goed en het meis je, dat het papier en het linnen haalde bracht nu de helft van het paarse en gele vloei aan zuster Hildegard. De andere helft bracht zij aan zuster Odllia. Als dit meis je de oude zuster aan de bloemen zag wer ken, lette ze goed op en ging daarna naar het jonge nonnetje. Daar vertelde ze. wel- O ..en wees me naar het pronkstuk van zuster Hüdegarh Maar Mies is in ‘t rekenen niet zoo erg knap. ..Zeg Miesje. kom jij nu eens hier voor de klas En vertel jij me eerst maar eens even. Of jij in het rekenen je best hebt gedaan: Hoeveel is wel zeven en zeven?" e Is het tegen den Isten Mei liep, bad zuster Hildegard, de portierster en kosteres van het oude klooster op den St. Pietersberg het altijd erg druk. Het Mariabeeld op het kleine altaar moest een extra-schoonmaakbeurt hebben, Ma ria’s kroontje moest opnieuw verguld, de scepter van het Jezusklndje kreeg een nieuw goudlaagje, het voetstuk werd wat opgehoogd, de groote koperen kandelaars moesten gepoetst worden en aan weerszij den van het beeld geplaatst. Als dit alle maal gedaan was, werden er verschillende voetstukjes trapsgewijze om het Mariabeeld gezet en precies den vooravond van den isten Mei kwam zuster Hildegard met haar schatten aandragen. Dat waren de papie ren bloemen, waaraan ze maandenlang ge werkt had. In dien tijd namelijk, wel meer dan zestig jaar geleden, zag men liever kunst- dan natuurbloemen In de kerk. Nu ging de arm langzaam op zijn plaats en het beeld stond weer roerloos als te vo ren. Zuster Hildegard vervolgde haar ge bed: „heilige Maria, bid voor ons, zon daars....** Zuster Odilla sloeg de handen voor de oogen en vroeg Maria om vergif fenla <1 DAMF.N .oorstel: „Als we eens naar Beekveld wan lelden? Daar is altijd wat te beleven." Een ^oed idee, vonden de anderen en dus wen de weg naar Beekveld, een dorp, niet vei van de stad waar ze woonden, ingeslagen De wind was ter dege opgestoken, daar waren de clubleden met bang Met flinken pas werd doorgeioopen en wei dra lag de stad achter hen. Kees was <k eerste, die iets bizonders opmerkte. „Kijk eens, wat een mooie water violieren” en hu wees op een sloot langs den weg iflg. li De sloot stond Inderdaad vol van die mooie neel licht Jlla bloemen, die In Kransen om den stengel staan. „Hebben de watervlohe- ren geen groene bladeren?" vroeg Mlentje „Ja zeker, kijk maar eens" en Kees haaide met een stok voorzichtig den stengel iets omhoog, waardoor de fijne, groene bladeren, die op den bodem van de sloot lagen, zicht baar werden. „Die bladeren staan in een wortelrozet." „Wacht eens", riep Rob, „wel ke plant heeft nog meer zulke fijne blaad jes? Henk heeft er ons indertijd iets over verteld, net was ook een waterplant." „Ik weet wel. wat je bedoelt." kwam Mlentje ce h\ilp,,die even doorgeioopen was. „Je be doelt de waterranonkel of waterboter- bloem, die onder water bladeren heeft, die in fijne slipjes verdeeld zijn, terwijl hij bo ven water breedere blaadjes maakt iflg. 2). Henk vertelde, dat die breede blaadjes be ier zijn om voedsel uit de lucht op te ne men en dat de blaadjes met de smalle slipjes misschien dienden om voedsel uit t water op te nemen. Ik vond een massa van die bloetpen in de eerste zijsloot. Oa maar mee.” Spoedig zagen zij de sloot,- die Mlentje 'bedoelde en die overdekt was met witte bloemen met gele hartjes. Kees haalde met denzelfden stok, waarmede hij de water- violler uit het water getild had, een plantje van de waterranonkel omhoog en nu Kon den allen de twee soorten blaadjes zien. Mlentje, trotsch op haar kennis, vertelde verder, dat de plant in slooten, die opdro gen, ten slotte nog alleen breede blaadjes maakt. Kees was Intusschen al weer verder gewandeld. „Oaan -jullie nu mee, anders komen we nooit In Beekvek^". Nu. dat viel mee, de afstand, een kwartier, was gauw afgelegd. Wat zag ’t er daar ongewoon ulti Overal stond het bouwland blank en kab belde water, waar anders koelen stonden te grazen. „Even kijken of er veel water dieren zijn.” Kees was al aan den kant en haglde na eenige oogenbllkken een paar eigenaardig gevormde kokertjes uit het wa ter. „Kijk eens” en hij hield de kokertjes bo ven water. „Ik weet wat het zijn”, riep Mlentje, „het zijn de larven van schiet motten.” Kees liet de kokertjes zien. Het eene was van rletstengeltjes, kriskras door elkaar, het andere van alakkenhnislM heel En Jet wéét het antwoord, die is niet zoo dom, Doch Mies zit een poosje te pruilen. „We leerden op school pas tot tien!" zegt o ze dan En plots begint Mies echt te huilen! „Ga maar naar je plaats, je bent vast veel te dom; Kom Jet, vertel jij het eens meisje. Als jjj het goed weet, wel dan krijg je van mij Misschien straks nog wel ’n mooi prijsje!" Zuster Hildegard zat heel alleen in haar kamertje en liet niemand lets van haar werk zien. Alleen Moeder-Overste was in het geheim betrokken. Die moest haar goedkeuring hechten aan de keus van zuster Hildegard en die moest het vloeipapier en het linnen, het ijzerdraad en het glanzende linnen laten koooen pronkstuk maakte, welke kleuren zij koox en hoe ze de blaadjes krulde en plooide Toen dan ook de 1ste Mei aanbrak, kwam zuster Odilla met hetzelfde bloemstuk aan dragen als zuster Hildegard. Nu werd het een zware keus voor Moeder-Overste. Het stuk bestond uit lila en gele lissen, die zoo kunstig waren nagemaakt, dat geen mensch ze van levende bloemen zou kunnen on derscheiden. Er waren In elke mand juist 12 paarse en 6 gele lissen. De bloemen waren even groot en de bladeren even lang. Welk pronkstuk' zou nu In het midden, vlak voor het Mariabeeld moeten staan? Moeder-Overste overlegde met de raad- en na lang heen en weer praten, besloten, aan eiken kant van het altaar een pronkstuk te zetten. Maria moest dan zelf haar keus maar doen. s V Het Melmaandlof begon, gard had de kaarsen aangestoken; het zusterkoor zong: „Wees gegroet, o Ster- De rector deed het Lof. De Moe der-Overste en de raadzusters zaten op de 1ste rij en daarachter keken 80 paar oogen naar het Marla-altaar, waar de twee prachtige bloemstukken van gemaakte lissen stonden. De bloemen waren hetzelf de, hoe zou Maria keus kunnen maken? Er was immers niet het minste verschil in te bespeuren. De oogen van Maria staarden in de verte; het Kindje keek recht naar zuster Hildegard, die aan den rech terkant van het altaar, dicht bij haar pronkstuk zaten oplette of de kaarsen niet drupten of uitgedoofd moesten wor den. Onderwijl bad ze aandachtig haar ro- zenkrans^ Maar wat was dat? Bewoog Ma ria zich of droomde zuster Hildegard? Ze keek eens opzij naar de andere zus ters. Die knikten, stootten elkaar aan en wezen naar Maria. De rechterarm van het beeld had zich van het Kindje losgemaak' en wees nu naar het pronkstuk van zuster Hllidegard. Moeder-Overste keek met groo te oogen, toen stond ze op, ging naar het altaar, nam de bloemenmand en bracht haar aan de voeten van Maria. FOTOREPORTAGE i-*k A I voor het ke bloemen zuster

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 8