I H w te Wageningen. M Concours hippique DE ECHTE KOEKOEKSKLOK DE TUIN IN BLOEI 3X£ I Plaats dan een „Omroeper” gezinnen voor 80. DONDERDAG 3 JUNI 1937 I E .tf>a I’V 4 TIEN KUIKENTJES..... 1 Moxl BA 1 Ni AA O la mum—in! DONDERDAG 3 JUNI 1937 Taan >3 T’"' j '-: 'V f- f4 9 Koningin Elizabeth woonden met de andere I DE VPD En lachte van plezier, want kon 't mooier? l Ti den Coolsingel te een aanvang Amsterdam In feesttooi voor het Koninklijk bezoek. Kleurrijke masten worden In gereedheid gebracht eens iets I I 1 t t <1 U C P t< s> e i t Mr. 1 Verdam, die benoemd b tot raadsheer In hot gerechtshof te Am sterdam Het concours hipplque, dat W, word opgeluisterd door de me Dan moet je ze zien rennen... non.. ‘t Ie aardig om te zien, Hoe vlug ze weer bij moeder zijn. Die kuikens alle tien! Zoo wandelen ze een heele poos, Kn dreigt er soms gevaar. Dan kakelt moeder kukeleku. Ze allen bij elkaar! Ze pikt een graantje hier en daar, Bn als s’ iets lekkers vindt. Dan geejt ze vlug een stuk ervan. Aan ieder kuikenkind. Voorop loopt moeder kukeleku, Die houdt ze bij elkaar. Ze kijkt naar alle kanten uü. Als zag ze soms gevaar. he re re he 1 1 I 1 I 1 msdag working Arnhem I Fel rt» vat ■en het vat Pi E n Ir d< Act hemjs (eluk clngei Tw< aan 1 bden 4 De (en i Poor 14 be De verve Serus 1000 Zot van <W- A- •>11 de «en. He verst naar draa het i ling schu Brits lucht dent tangi (root drie ren, i*^*‘*kl To Ind Ned ulti kret doo bool nati Bur deel tagc Ran Mali tele wen Mai rech waa den post IL dig pore de I het in b at 1 total Lieve Bcdserepi Tien kleine gele kuikentjes. Kén dag pas uit het ei. Die loopen in het zonnetje. Te wandelen op een rij! Het tiental kijkt nieuwsgierig rond, 't Is alles nog zoo vreemd; De warme zon, de blauwe lucht, De mooie groene beemd ZoektS^Swb“r I FOTOREPORTAGE het nieuwe Beursgebouw aan Rotterdam b gereed. Met den bovenbouw b Inmiddels gemaakt Een overzicht van het werk te Wageningen plaats had, van de .Gele Rijders" uM Zoo bleef de Jonge koekoek zoowat den heelen zomer op z’n eentje?Toen kwam de herfst en de trekvogels begonnen zich hier en daar te verzamelen voor de groot* reis naar warmere streken. Nu en dan werd onze vriend door andere koekoeken ultge- noodigd om met hen mee te reizen, maar hij bedankte. ,Jk weet wel wat ik heb, maar niet wat ik krijg,” vei hij. „Ja, maar 't wordt hier erg koud en dhn vind Je geen voedsel meer.” „Nou, dat zal ik dan wel zien,” zei onze koekoek eigenwijs. Zoo bleef hij hier alleen achter en als hij extra veel voedsel vond, dacht hij: Wat "n stommerds toch die andere vogels I Wie weet of ze daarginds wel iets te eten vin den. Maar langzamerhand werd het kouder. Dat was alles behalve plezierig, en als er toen iemand was gekomen die gevraagd had of onze koekoek mee wilde reizen, had hij het vast wél gedaan. Maar alle trekvo gels waren al lang vertrokken en alléén wist de koekoek den weg niet te vinden. verder gaan, anders komen we niet aan het werk.” Even verder kwamen ze bij de aardbeien. „Nog een plant, die de nacht vorst niet verdragen kan”, ging Henk voort. „De aardbeien staan nu prachtig in bloei, maar ik gééf er geen cent voor als het flink ging vriezen vannacht. Verleden jaar waren al onze vroege aardbeien bevroren en zoo kwam het, dat wij in plaats van vroege, late aardbeien hadden. De bessen waren al uitgebloeid, ze stonden er best voor”, meende Henk. De frambozen zaten ook prachtig in knop, die hadden nog even den tijd met bloeien. Toos vertelde, hoe zij een paar dagen geleden de frambozen hadden gewied. Dat was een vervelend werkje ge weest, want je kreeg aldoor van die kleine dorentjes in je handen. Maar ze hadden vol gras gezeten en nuHenk was knap als hij er een grassprietje tusschen kon vinden. Langs de randen van de perken, waar de sleutelbloemen volop stonden te bloeien, kwamen ze aan een „vergeten hoekje”, waar Henk enkele wilde planten had trachten te kweeken. Daar bloeiden ook een paar plan ten met bloemen als heldere witte sterretjes. dacht. Hij maakte koekoeken van hout, die ook „koekoek I” konden roepen, zooals *t hoorde- En zóó kwamen de koekoeksklok ken in de wereld die we allemaal, in t groot en in t klein, wel eens gezien hebber). Niemand weet echter waar die ééne klok gebleven is met den levenden koekoek erin. Laten we daarom goed opletten als we zoo’n klok zien, of dat misschien die eene échte koekoeksklok isl enk van Voorden was weer een dag over en hij wilde dezen dag vooral benutten om eens flink in den tuin te werken ente luieren. Nu, dat laatste was hem van harte gegund. Maar ook het opknappen van den tuin was een werk, dat hoog noodig was. De regen van de laatste dagen had het onkruid zoo doen groeien, dat er wel een dag werk aan was, om alles netjes te wieden. Toevallig was zijn zuster Toos ook vrjj en wilde zij hem graag helpen. Om te beginnen zouden zij een wande lingetje door den tuin maken, om eens te kijken hoe alles er voor stond. Daarna kon Toos een paar vazen met bloemen vullen en Henk gaan schoffelen. Eén wandeling- dóór den tuin was voor Henk, die sedert hij studeerde niet meer zoolang en zooveel thuis was, een heerlijkheid. Wat op het oogenbllk het meest de aandacht trok, was de morelleboom, die in vollen bloei stond. Wat een rijkdom van bloesems! (Fig. 1). Zij verspreidden een heel fijnen geur, je kon niet zeggen waar het op leek. Massa’s Insecten vlogen en gonsden om de bloemen heen. Henk voorspelde een goeden oogst, als er tenminste geen nachtvorsten kwa men, die den boel bedierven. „Hoe dat zoo?” vroeg Toos. „Wel, als de vruchten beginnen te groeien, zijn ze erg gevoelig voor koude en het kan vooral in de Meimaand *s nachts flink vriezen.” Onder den boom stond een menigte bloe men, als witte sterretjes, Lieve-Vrouwe- Bedstroo. (Flg. 2). De bloempjes staken helder af tegen het lichte groen en wed ijverden in witheid met de morellebloemen. „Hoe noemen ze dat plantje ook weer in Duitschland?” vroeg Toos. „Ik heb het wel geweten en ook geweten waar het voor gebruikt werd, maar ik ben het vergeten.” „Waldmeister”, antwoordde Henk. „Het plantje wordt bij de bereiding van Mei wijn gebruikt.” „Niks voor ons”, meende Toos. „ik heb liever ranja.” ,Jk ook, maar laten we eens Konlng George VI en I' leden der Engelsche Koninklijke familie Woensdag de beroemde Derby te Epsom bij. Een kijkje in de loge der vorstelijke personen Want onder moeders vleugels is Het veilig en vertrouwd^ Dat weten alle kuikentjes. Al zijn s’ een dag pas oud! R. Tr. W... KHUj 1 De beroemde Derby-race te Epsom Is Woensdag verreden. Een moment tijdens den Interes santen strijd, welke gewonnen werd door het paard Mld-Day Sun T"A r waren zóó veel rupsen te verdelgen) H De koekoek had heusch geen tijd om ’n eigen nest te bouwen. Het ging eenvoudig niet! Maar ja, in Mei leggen toch alle vogels ’n el. Daar zag onze koekoek *n musschennest met eitjes erin. Er was best nog plaats voor *n eitje meer! Maar toen de musschenmoeder thuis kwam van haar boodschap, keek ze ver baasd in haar nestje. Dat eene groote ei 'had ze toch niet eerder gezien? Hoe was *t mogelijk! *t Was juist *n el om echt trotsch op te wezen. Gauw riep ze vader musch er bij. En die keek ook vol bewondering in het nest. „wat 'n kanjer!" zei hij. „Zóó’n groot ei heb je nog nóóit gehad!” „Och, al doende leert men”, zei moeder Musch bescheiden. Maar ja, toen de eitjes waren uitgeko men, hadden vader en moeder Musch gauw heelemaal geen tijd meer om trotsch te wezen. Dat koekoeksjong, dat daar tus schen de jonge muschjes zat alsof het er geheel bij behoorde, liet ze haast geen tijd om op adem te komen. Hemeltjelief, wat *n schrok was dat! Liefst zou hjj alle lek kers dat vader en moeder aanbrachten, heelemaal alleen hebben opgeslokt. De broertjes en zusjes waren heusch nog heel blij als ze af en toe ook eens ‘n stukje kre gen. En hoe haastig vader en moeder Musch ook heen en weer vlogen met wormp jes en rupsen, die hongerige koekoek schreeuwde al maar om méér, méér, méér! Het was haast niet uit te houden! En groot dat hij werd! Er was nauwelijks nog plaats in *t nest voor de arme jonge musehjes, en t scheelde tusschenbei maar *n haartje, of ze waren er uitgevallen! Nou, nogal duidelijk, dat de heele mus- schenfamllie ten slotte blij was toen de jonge koekoek *t nest uit vloog! De koekoek zelf was ook blij, toen hij de vrijheid had en vliegen kon waarheen hij wilde. En eten was er genoeg, want er wa ren dat jaar geweldig veel rupsen. Zoo nu en dan kwamen er andere koe koeken aanvliegen om kennis met hem te maken. Maar onze jonge koekoek was er in ’t musschennest zóó aan gewend ge raakt om den baas te spelen, dat hjj dat ny overal wilde doen. En daar was natuurlijk niemand van gediend! maar het was*geen Lieve-Vrouwe-Bedstroo. Uit een schotelvormig blad (Flg. 3) stak een stengeltje omhoog met fijne, witte bloempjes, een allerliefst plantje. Als je goed keek, zag je, dat de blaadjes onder aan den stengel een anderen vorm hadden, dan het schoteltje. „Wel, dat is aardig", riep Henk, „daar heb je de wlnterpostelein. die ik gezaaid heb. En daar naast staat zoowaar ook een tóngvaren (Flg. 3). Die heeft het dus ook uitgehouden.” „Zouden we nu eens aan het werk gaan?" vroeg Toós. Henk gooide zijn jas uit en stroopte zijn mouwen op, hij greep de schoffel met een greep, alsof hij vooreerst niet van plan was hem los te laten en ging aan het werk. Toos haalde haar mandje uit de schuur en ging sleutelbloemen en andere bloemen plukken om de vazen te vullen. En toen mevrouw van Voorden aan het eind van den ochtend eens kwam kijken en hen roepen voor het eten, konden beiden tevreden zijn over hun werk: de tuin was keurig in orde en de vazen zagen er fleurig uit. De fundeerlng voor Toen kwam er een koude vriesnacht *s Morgens was alles stijf bevroren en ner gens kon onze koekoek iets eetbaars vin den. Dat duurde zoo vele dagen en meer dood dan levend vloog de koekoek al maar dichter naar de woningen van de menschen toe in de hoop daar misschien eten te vinden. Op een morgen zag hij ergens een ven ster open staan. Hij fladderde er voorzich tig op aan, en toen hij op de vensterbank zat, voelde hij een heerlijke warmte van binnen op hem af komen. Hjj spiedde rond, zag niemand en wipte de kamer in, waar h|j verbaasd om zich heen keek. Er hingen overal kastjes aan den muur, die piepten en tjilpten. Onze koekoek was in de kamer van een klokkenmaker terecht gekomen, maar dat wist hjj natuurlijk niet. Hjj zocht naar voedsel en viel toen gulzig op ’n snee brood aan die op tafel lag. Toen zocht hij naar ’n warm plekje om te kunnen slapen, want hjj was nog altijd verkleumd en doodmoe. En daar kroop hij in een van de vele klok ken, die aan den muur hingen en viel daar meteen in slaap. De koekoek werd wakker toen de klok sloeg en van puren schrik sprong hij naar een opening In de klok en riep: „Koekoek! Koekoek! Koekoek!” De klokkenmaker, die intusschen in de kamer was gekomen, keek verbaasd op. En hij lachte van plezier, want kon het nu mooier? Het was net drie uur en drie keer had de koekoek geroepen! Dat bracht den klokkenmaker op een leuke gedachte. Als die koekoek nu de uren afriep in *n klok. Dat kon eenlgs worden. Nou, de koekoek vond 1 best. Als hij volop eten kreeg en ’n warm hokje om te slapen, zou hij wel de uren afroepen. Het viel toen riog niet mee om de goede volg orde van al de uren en halve uren van bui ten te leeren, maar al was onze koekoek verwaand, lui was hij niet, en hij leerde zijn les vrij gauw. Als *t tijd was om *n uur af te roepen, werd hij gewaarschuwd. Dan bromde de klok, er viel ‘n luikje open en de koekoek stapte naar voren en riep zoo veel keeren zijn naam als noodig was. Van alle kanten kwamen de menschen aanloopen om die wonderklok te zien en er waren er die er *n heeleboel geld voor ge ven wilden. Maar de klokkenmaker verkocht zijn wonderklok niet. Hjj had iets anders be-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 14