en
A
I
■1
WH
ifè
•ii
erland
Frankrijk.
I
I
VAN TWEE EENDEN
EN EEN
SCHILDPAD
I
iTCt
Zoekt’ gij betrouwbaar
Personeel?
der
Rh
ai
iMiij
ét'
AH
I
Na de vorming der nieuwe regeeringen in Ne
A. «1
DE ZWARTE PAREL
‘V
n»
voor 80.
v
Plaats dan een j^Otnroeper’’
gezinnen
1
7
1
X
I
tniimnmiiiiimfflHiffliiui
-
w
*w-
J
i *1
1
JI
t
.sfr.-A
5,
I
I
•J
i
s
DE KRUISSPIN
i
EEN EIGENAARDIGE PLANT
3 MAAL 2 IS 4
4
4
o
mr.
van
HJdv
-
*1
«1
j|
J„e
rr
s ■g?
-
X?
DE JONGEN VAN 2000
JAAR VOOR CHRISTUS
DONDERDAG 24 JUNI 1937
HM
V 4
111111111111
■zS'
1
4
X
4
De Wild* (van
siWr-
J
Woensdag in vergadering bijeenkwamen
^■^■ra
p<3
Jk/to
1
J*
t I
Hm
J
[1
n
t,
el
S
heelemaal verschillend
verdriet
PIET BROOS
alles.
CEDA
«mB
V
rt
IK krijg m’n krantje op z*n tijd
en zet een kopje thee,
en voor de rest, wie doet je watt
Ik ben hier heel tevree...J
k
h
1
t
i
i
1
1
mo
hel
tac
der
liet
•ar
«er
der
1
i
i
f
J
1
1
t<
rr
bl
tx
4
v
8
1
Je*
1
Hl
heef
vorn
lijke
der i
de e
ten
eicel
vesti
■che
De
tnlsc
geha
en
klein
«tan,
De
dale
vraat
haar
spoe<
kracl
auta
geregen en nog geen zes weken later was de
gelukkige bruidegom van de prinses heele
maal genezen en vol pracht en praal werd
hun huwelijk gevierd.
sgRR ss
nu
uiteinden
moest
In de prairiën van West-Amerika groeit een
plant van de familie der dwergwilgen.
Ze is 9 d.M. hoog en draagt horizontaal staan
de bladeren, die altijd precies In de richting
noord-zuid aan den stengel groeien. Daarom
noemt men deze plant de kompasplant.
Vliegjes en mugjes vliegen straks
vanzelf wel in mijn web,
zoadat ik, als ik honger krijg,
altijd toch voorraad heb-"
FOTOREPORTAGE
hel
var
bljj
E
var
sch
hee
lam
mee
wor
ca d,
- r
moe
hee:
M
mee
der
dit
Een overzicht tijdens het tuinfeest, dat de Koning van Engeland deze week In het park van Buckingham
Palace te Londen organiseerde
'4.
H. H. Exc. Exc. de ministers Steenberghe, Welter, Goteling, Romms, Van Buuren en
In het Brltsch museum te Londen wordt se
dert 1S75 een in Egypte gevonden schriftstuk
bewaard, dat tal van geleerden heel wat hoofd
brekens heeft gekost. Men wilde weten, wat de
hiërogliefen beteekenden, die er op stonden,
maar hoe men ook zocht, men kon er maar
niet achter komen, wat daar op die papyrus
rol geschreven stond. Er waren heel veel cij
fers bij, zóóver was men wel gekomen, maar
verder ook niet.
Tot de heer Olanville verklaarde, dat er niets
anders opstaan den school jongens-sommetjes,
waarvan er een fout Is.
Meer dan vijftig jaar heeft dus die school
jongen van ongeveer 4000 jaar geleden nu een
aantal geleerden over zijn sommetjes laten blok
ken!
Het huis waarin heer Kruisspin leeft
is wel een beetje scheef.
„Denk je misschien”, zoo zegt hij vaak,
„dat ik daar wat om geef?
Carrtille Chautemps doet aan de
journalisten mededeellng omtrent de
vorming van het nieuwe Fransche
Kabinet onder zijn leiding
Toen er dus weer een toekomstige vorst
aan het paleis verscheen om de lieftallige
prinses ten huwelijk te vragen werd hem
gezegd, dat hij eerst de zwarte parel, die
er aan het halssnoer ontbrak moest zoeken
en aan den koning brengen. Ontmoedigd
ging deze jonge man heen en kwam niet
meer terug. Op zekeren dag echter vroeg
een eenvoudige jonker om bij den koning
toegelaten te worden. Toen de koning hem
zag, wilde hij hem al dadelijk terug sturen,
omdat hij lang niet rijk en voornaam ge
noeg was, om de gemaal van een konings
kind te worden. Doch de jonker verzekerde
zoo stellig, dat hij binnen een jaar de zwar
te pafel zou vinden, dat de koning hem
toestond, terug te keeren vóór het jaar ten
einde was.
Weken en maanden gingen voorbij, maar
de jonge man verscheen niet. Het werd
herfst het werd winter de Kerstdagen
gingen voorbij en eindelijk brak de laatste
dag van het jaat aan. De prinses keek uit
het bovenste raam van den toren, maar
de zware sneeuwstorm benam haar het uit
zicht. Reeds sloeg de klok half twaalf, toen
de prinses vlak bij het paleis een paard
zag hollen, met lossen teugel, dus zonder
ruiter. Dadelijk riep ze haar lakeien, doch
deze hadden het beest reeds bij de teugels
te pakken en leidden het naar een der ko
ninklijke stallen. Toen staken ze lantaarns
aan en gingen de omgeving afzoeken. Ook
de prinses sloeg haar bonten pelerine
over de schouders, trok de kap over haar
hoofd en liep met de bedienden mee, want
een inwendige stem zei haar, dat het paard
aan den jonker behoorde. En werkelijk:
niet ver van het paleis lag in een greppel
de jongeman. Het bloed stroomde hem uit
een wond aan de zijde. Toen de prinses
zich over hem heeft boog, sloeg hij de oogen
op en met zwakke stem vertelde h|j, hoe
hij het geheele jaar had gezocht naar de
parel, hoe hjj in twist was geraakt met zi
geuners en gewond. Hij had echter de
zwarte parel niet gevonden, maar hjj had
toch op den laatsten dag van het jaar naar
het paleis willen gaan, om dit te vertellen.
Onderweg was zijn paard verblind door den
dichten sneeuwstorm, hijzelf had door zijn
zwakte de teugels niet meer kunnen hou
den en was uit het zadel gevallen. Nu voel
de hij zijn einde naderen. Hij loosde een
diepen zucht en viel achterover In de sneeuw.
Wederom gutste het bloed opnieuw uit zijn
wond en een groote druppel viel op het
blanke sneeuwtapijt. Vol medelijden keek
de prinses er op neer. De druppel bloed
was zoo donker en rond als een parel.
„De parel, de parel!” riep zij opeens vol
vreugde. Het was haast niet te gelooven:
de parel, gevormd uit het bloed van den
jonker, paste precies bfj die van het hals
snoer! pe gewonde jongeman werd In het
paleis gedragen, de parel aan den ketting
Met een belangstelling alsof het een
strijd om het wereldkampioenschap
geldt, volgen de toeschouwers het dam-
tournool, dat jaarlijks door het Amster-
damsch Centraal Comité voor Jongere
Werkloozen georganiseerd wordt
„Is dat geen schildpad?” vroeg de een
aan den ander.
„Beslist, dat moet een schildpad zijn.”
„Als dat geen schildpad Is....!" zei een
derde.
Ze bereikten een ander dorp.
En daar was het weer hetzelfde.
Al de bewoners kwamen naar buiten om
dat nooit geziene schouwspel niet te mis
sen en iedereen maakte de opmerking dat
hij zich zou laten hangen als dat geen
schildpad was. dien de eenden droegen.
De schildpad begon zich hoe langer hoe
meer te ergeren. Wat een domme menschen
bestonden er toch, dat ze maar steeds te-
„Dat is een
Dat konden ze met één oog-
meer houden en schreeuwde hij naar be
neden: „Ja ik ben een schildpad!”
Het ongeluk was gebeurd, de stok schoot
uit zijn bek en met een reuzevaart zeilde
hij naar beneden, waarna hij op den grond
te pletter sloeg.
Nog even vlogen de eenden boven de
plaats waar de schildpad was_neergekomen
Toen zeiden ze tot elkaar:
„Wat een dwaas. Van een bode verlangt
men slechts dat hij zijn boodschap over
brengt, van een vriend dat hij raad geeft
en van een verstandige dat hij dien raad
opvolgt. Dat weinige kon hij niet eens.”
En na die wijze woorden vlogen ze ver
der zonder stok naar een nieuw land, waar
ze nieuwe vrienden zochten.
PIET BROOS
l.n.r.) bij het verlaten van het Dr. Kuyper-huis te Den Haag, waar de leden van het nieuw* Kabinet
n den goeden ouden tijd, toen de feeën
nog bestonden, was het haar gewoonte,
om bij elk kindje, dat geboren werd,
een bezoek te brengen en de een of andere
gift achter te laten.
Toen er op een keer in het paleis van
Koning Zilverbaard een prinsesje gebracht
werd, kwam er niet één fee de baby be
zoeken, maar uit een groote gouden koets,
getrokken door wel 18 witte zwanen, stap
ten niet minder dan zeven feeën. In een
ommezientje waren ze in de kamer van de
Koningin, waar, In een paarlmoeren wieg,
het kleine prinsesje sliep. Het werd een
gedrang, om het eerst bij het wiegje te ko
men, maar daar ze Ach toch in een ko
ningshuis niet onbehoorlijk wilden gedra
gen, lieten ze de oudste der feeën voorgaan.
Deze gaf het kindje twee blauwe oogen,
schitterend als sterren. De tweede gaf het
krullende haren, zoo licht en glanzend als
goud. De derde en vierde schonken het een
zacht en geduldig karakter, de vijfde een
edelmoedig hartje en de zesde en zevende
schonken gaven,
van de andere.
Rozewit, zoo heette de zesde fee, bood
het prinsesje een zilveren roos aan, geheel
bezet met diamanten en Parelzwartje legde
een prachtigen halssnoer van donkere pa
rels op het spreitje van de wieg neer. Ze
zei erbij, dat het pfinsesje dit snoer op den
dag van haar huwelijk moest dragen en
zachtjes voegde zij er achter, dat de pa
rel, die er aan ontbrak, eerst gevonden
moest worden.
Toen de feeën vertrokken waren, bogen
de koning en de koningin zich over het
wiegje om.de geschenken te zien en ze
merkten nu, dat er in het midden van het
halssnoer een plekje open was. Ze schon
ken er echter verder geen aandacht aan.
Ze borgen de zilveren roos en de parels in
den rozenhouten schrijn, waarin ook de
kroon voor de prinses bewaard werd en
dachten: ons kindje is nog zoo klein; vóór
zij 18 jaar is, zullen we best de ontbre
kende parel gevonden hebben.
Maar toen de prinses het mooiste en
liefste jongemelsje van het heele land ge
worden was en ze door den prins van een
ander land ten huwelijk gevraagd werd,
was de parel nog niet gevonden. De koning
liet bij alle goudsmeden vragen en bood
hun groote sommen gelds aan, maar ner
gens was een parel te koop, zóó groot en
zóó donker als die, welke aan het halssnoer
ontbrak. Het huwelijk kon dus niet door
gaan, want hoe kon de prinses trouwen
zonder het paarlen halssnoer en hoe kon
ze een snoer aandoen, paaraan een parel
ontbrak?
Scheurt men een papiertje in tweeën, dan
krijgt men 2 stukken; scheurt men leder stuk
nog eens door, dan krijgt men 2 stukken van
elk deel.
Driemaal dus in tweeën gescheurd geeft vier
stukken.
haalden nu een stok en hielden
beide uiteinden met hun bek vast,
schildpad moest den stok met
tanden vasthouden. Toen vlogen
op en de schildpad zweefde door
het luchtruim. Eerst kreeg hij wel een wat
raar gevoel in zijn maag, maar tenslotte
vond hij het heerlijk. Hij zou het graag
tegen de eenden gezegd hebben, maar hjj
bedacht nog net bijtijds dat hjj zijn mond
niet open mocht doen. Jonge, jonge, dat
was een kruis voor hem.
Spoedig vlogen ze over een dorp en al de
menschen kwamen uit hun hulzen en we
zen naar de drie vrienden in de lucht.
Jong en oud, groot en klein rekten de hal
zen om beter te kunnen zien.
kon je op onzen rug krulpen. Maar nu moe
ten we met onze machtige vleugels het
luchtruim doorklieven en jij.... jij kunt
niet eens vliegen, want je hebt geen vleu
gels.”
„Wist ik er maar iets op,” jammerde de
schildpad, „maar blijft In ieder geval nog
één nacht hier, mogelijk schiet me dan nog
een reddende gedachte te binnen of mis
schien vinden jullie er zelf iets op.”
ZIJ beloofden dat en den volgenden mor
gen hadden ze werkelijk iets gevonden.
„Wij weten fets,” riepen zij, „maar we ge
looven toch niet dat JU het zult kunnen
volbrengen, .want Je bent teel te praatziek.” wel een schildpad!" kon hij zijn mond niet
„Dat kan wel waar zijn," antwoordde de
schildpad, die brandde van nieuwsgierig
heid, „maar als het er om gaat je leven te
redden, kun je anders veel!”
„Dat is zoo," gaven de eenden toe, „kijk,
we hadden gedacht jou door de lucht naar
een nieuw water te dragen. Je mag daarbij
echter geen poot en geen vinger verroeren,
en vooralje moet je mond den heelen
weg dichthouden, ook al wijzen de men
schen nog zoo naar je en al roepen ze:
„Kijk, Is dat geen schildpad?”
De schildpad lachte eens.
„Is dat alles, riep hij uit, „dachten
jullie nu werkelijk dat ik mijn mond niet
dicht kon houden, als het om mijn leven
ging?”
„We zullen eens zien,” zeiden de eenden
wijs.
Ze
de
De
zijn
zl)
n een beek die als een spiegel glom en
doorschijnender was dan glas, leefden
eens twee wilde eenden en een schild
pad. Tusschen hen was de Innigste vriend
schap ontstaan, zooals dat onder buren
hoort. Op zekeren dag dreigde echter het
noodlot hen van elkaar te schelden, want
de beek die zij bewoonden' en waarin zij
het noodige voedsel vonden om in leven te
blijven, droogde van dag tot dag meer uit.
Zoodra de eenden hun minder aangena-
men toestand bemerkten en er met elkaar
eens over praatten, besloten zij de beek,
die zij lief hadden gekregen, te verlaten.
Met tranen in de oogen gingen zij naar
den schildpad en wilden afscheid van hem
nemen. Maar deze begon te jammeren en
te klagen en riep:
„Hoe moet ik nu verder mijrf leven slij
ten als jullie er niet meer zijn. Ik wil niet
scheiden van jullie.”
„Ook ons hart dreigt van verdriet te
barsten," antwoordden de eenden, „maar
het gebrek aan water wordt zoo onrust
barend, dat wij noodgedwongen naar een
vreemd land moeten trekken en dit para
dijs met onzen lieven vriend yerlaten."
,Jk lijd evenveel als jullie van den wa-
temood,” riep de schildpad, „laat me toch
rüet alleen. En als jullie beslist weg wil
len, neemt mjj dan mee!”
„Als dat maar mogelijk was,” ant
woordden de eenden, „onze pooten zijn te
zwak om over velden en wegen te stappën
en een ander water te zoeken. Als dat ging
Minister-president dr. H. Colijn verlaat met den nieuwen minister van Justitie, mr. G M. J. F. Goseling,
•ijn woning aan de Stadhouderslaan te Den Haag, om zich naar de constitutloneele vergadering van het
nieuwe Kabinet te begeven
gen elkaar moesten zeggen:
schildpad.”
opslag toch wel zien.
Een tijdlang hield hij het nog uit, maar
toen ze over een stad vlogen en hij maar
niets onder zich hoorde dan: „Het lijkt
tl