1
I
m
,W
•f:
II
II
II
II
r
i
MN»
Volksdansen voor het prinselijk echtpaar.
VAN EEN RIJKEN KOOPMAN
DIE ARM WERD
a
n j
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
3
S
SS
SEE
MWMNfci
«Mg»
voor 80.
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
W"
SS
Over galappels en 'n
paar aardige vogels
tg
I
DONDERDAG 1 JULI 1937
1
Kg
I
1
Eén sprookje uit Indië
I
Ml
p
h
Si
Mtw
3^
s
sssj
S i
i
I
FOTOREPORTAGE
inn
i
I
F
m
w
5
1
F
Jh
JU
rA
■f
IJ
j
t
te
Je
i
-
■#-
Kwik>x*Ar«.
h
f
U
De bekende oud-international Mauk Weber is Woensdag te Den Haag
in het huwelijk getreden met mej. H. M. C. Zomerschoe
1
t
1
t
c
1
I
I
t
1
1
t
I
1
I
I
I
I
1
1
1
1
1
1
t
1
1
t
t
t
t
1
1
t
s
1
t
1
k
c
t
B
c
I
e
d
I
1
t
-•
rj,i.
N
SmhS
WM»
«SS» SS
wa» »4
MM’ *L
ia
>4 1
J
de de man peinzend en stapte uit ’t water
„Vanmiddag nog begin ik opnieuw, zooals
ik twintig jaar geleden begonnen ben.”
En hij hield woord.
Binnen drie jaar had hij zijn fortuin
weer terug en kon hij den radjah drie me
loenen terug geven, tot boven gevuld met
goud en edelsteenen.
En de radjah liet al het geld onder de
armen verdeelen. PIET BROOS
i
zelf ging, had Mientje zich door Henk la
ten uitleggen. Er is een galwespmoedertje,
dat haar eitjes in de meeldraadbloemen
legt en dan ontstaat op die plaats een bol
letje. Binnen d*t bolletje groeit het sluip-
wesplarfje tot het zoo groot is, dat het niet
meer hoeft te eten en in een onbeweeglijk
popje verandert. Uit dat popje ontstaan
galappeltjes, die op schijfjes lijken (Flg.
1b). Het wespje, dat uit die schijfjes ont
staat, legt haar eitjes weer in een meel-
draadbloem. Al pratend hadden de meisjes
zooveel galletjes verzameld, dat de jampot
jes gevuld waren. Opeens riep Toos: „Kijk
die merel eens!" (Flg. 2). Een mooie, pik
zwarte vogel met helderen oranjesnavel en
opgewipten staart, trippelde heen en weer
op den weg, blijkbaar op zoek naar voed
sel. ,,’t Is een mannetje” verklaarde Mien
tje heel beslist. „Zou hij soms een nest in
de buurt hebben?" Ze zagen den mereiman
driftig zoekend tusschen de dorre bladeren
scharrelen, totdat hjj met een dikken worm
in zijn snavel wegvloog en tusschen het
klimop, waarmee de dichtstbijzijnde villa
begroeid was verdween. ,Jk denk, dat hjj
daar een nest met jongen heeft" zei Mien
tje. „’k Hoop maar, dat niet iemand het
nest vindt, die kwade bedoelingen heeft"
zuchtte Toos. „Denk maar aan het nest b(j
ons in den tuin." Mientje begreep dadelijk
wat Toos bedoelde. Bij hen in den tuin was
ook een merelnest en de jongen waren al
tamelijk groot, toen de meisjes op een mor
gen vroeg wakker werden, omdat de vogels
zoo’n lawaai maakten. Ze waren te slape
rig om te gaan kijken, maar toen ze op
waren en naar het nest gingen kijken, zoo-
als ze gewooniijk deden, bleek het nest ver
stoord te zijn en de jongen waren weg.
Hadden ze maar gekeken, toen de vogels
zooveel lawaai maakten 1 Merels waren
niet de eenige vogels, die op den weg wa
ren. Een ander aardig grijs vogeltje wipte
met zijn staart op en neer, vloog nu eens
op den grooten weg, dan weer op het fiets
pad, aldoor maar wippend met zijn staart
je (Flg. 3).
„Waar zouden die diertjes toch broeden?"
vroeg Toos. „Toevallig heb ik er dezer da
gen iets over gelezen. Het nest wordt ge
bouwd in riethoopen, onder dakpannen, in
holen en gaten, soms in boomen en strui-
ken. De grijze kwikstaart is een zomervo
gel, die van Maart tot October in ons land
verblijft, In Augustus trekken de jonge vo
gels in troepen van wel .honderd stuks
langs den binnenkant van de duinen. Daar
blijven ze dan een paar dagen en trekken
daarna weer verder. Eten doen ze in hoofd
zaak vliegen, we mogen dien vluggen dier
tjes dus wel dankbaar zijn.”
Onder dit laatste gesprek waren ze weer
thuisgekomen, en nadat Toos een stevige
doos had gezocht om de galappels in te
doen, gingen zij samen nog even het pak
ketje naar de post brengen. A. L.
js
B
B
«WM
De monumentale klok in het stadion te Amsterdam, die bij de viering
van het zilveren jubileum van .Het Nederlandsche Sportpark' Zater
dag zal worden aangeboden
„Zeg Toos, ga je straks mee galappels
zoeken? Ze liggen maar voor het oprapen
hier op den weg en je weet, dat Henk er
om gevraagd heeft." Met die woorden
stormde Mientje van Voorden de kamer
binnen, waar haar zuster Toos zat te wer
ken. „Dat is goed” was het antwoord en
niet lang daarna stapten de belde zusjes
den weg op om galappels te verzamelen. Zij
hadden een paar leege jampotjes meege
nomen, om ze in te doen. Mientje had niet
te veel gezegd, de heele weg lag er vol mee.
Allemaal bolletjes aan een snoer (Fig. 1),
net kralen. Dit snoer was het katje, waar
de meeldraadbloempjes aan zaten en dat,
nu de meeldraadbloempjes waren uitge
bloeid, afviel. Hoe het met die galappels
y-5 r leefde in Indië eens een rijke koop
je man, wiens zaken goed gingen, zoodat
hij geld in overvloed verdiende. Na
tuurlijk kreeg hij daardoor een massa
vrienden, die wel zorgden dat zij behoor
lijk'hun deel kregen van den rijkdom van
den handelsman. Hij was ook dik bevriend
met Ibn-fiaoed, den radjah, waar hjj dik
wijls ontboden werd om in diens kristallen
sprookjespalels aan een maaltijd aan
zitten of den avond door te brengen.
Het kan verkeeren, zong eens een dichter
in ons land.
En zoo gebeurde het ook met onzen rij
ken koopman.
Hij kreeg plotseling niets dan tegenslag.
Alle drie zijn schepen vergingen in een
storm op den Stillen Oceaan. Door een ge
wapende bende werd kort daarop ’s nachts
geheel zijn winkel leeggeplunderd en tot
overrdaat van ramp werd de straat waarin
hij woonde door een overstrooming geteis
terd, waardoor zijn winkel Inzakte en hij
als een arme mam een hutje aan de over
zijde van de rivier'moest betrekken.
Maar de honger stond er voor de deur.
Daarom zei ztfn vreuw:
„We zullen weer van voren af moeten
beginnen.”
„Hoe bedoel je dat?” vroeg de man wre
velig.
„Toen we jong waren, zijn we toch ook
met niets begonnen,” antwoordde de
vrouw, „laten we weer flink de handen uit
de mouwen steken en probeeren ons ver
loren fortuin opnieuw terug te winnen."
^Jen je niet wijs»” zei de koopman boos,
Uk heb toch vrienden genoeg, die vroeger
altijd van mijn tafel kwamen eten, toen ik
overvloed had. Die zullen me nu best voort
helpen."
„Het is mogelijk,” meende de vrouw,
„maar ik twijfel er sterk aan. Misschien dat
de radjah je wil helpen, als hij onze bittere
armoede ziet. Als ik jou was, ging ik daar
dan maar eens naar toe.”
Uk denk er niet aan.” antwoordde de
De „Coronation Scot", de snelste Engelsche locomotief, die het traject
Londen Glascow in 6'/> uur aflegt, verladt de Brüsche hoofdstad voor
haar eerste reis
st*!.*
Minister mr. M. P. L Steenbergbe
tijdens zijn openiogsrede op het Inter
nationaal congres van oliefabrikanten
te Sdiwveningen
De Frans Hals-tentoonstelling te
Haarlem Is Woensdag door den
minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, prof. dr. J. R.
Slotemaker de Bruine, officieel
geopend. De minister bezichtigt
een der schilderijen. Naast hem
de directeur van het Museum,
de heer G. D. Gratama
De -A4t Scfewelenberger Trachtengruppe" uft Llppe-Detmold defileerde
Woensdag Op paleis Soestdijk voor het prinselijk echtpaar on voerde
eenige volksdansen uit
man, „meen je dat ik een bedelaar ben!”
„Nee," zei de vrouw, „dat weet ik wel be
ter. maar er moet toch iets gedaan worden;
we kunnen zonder geld en zonder brood
niet leven.”
De koopman had verstand genoeg om dat
te begrijpen en daarom begaf hij zich op
weg naar het paleis van den radjah. Daar
mengde hij zich tusschen de honderden,
die met verzoekschriften en bedelbrieven
wachtten tot het hun beurt was om voor
den koning te verschijnen. Hij had die
menschen altijd verafschuwd; nu dreef het
lot hem tusschen hen.
De radjah zag hem terstond tusschen de
menschen staan en keek wel wat verwon
derd. Maar hij zag ook gauw genoeg aan 1
magere gezicht van den koopman, dat hij
niet van weelde kwam. Hij fluisterde een
van zijn dienaren iets in het oor en deze
kwam even daarna terug met een water
meloen, van binnen geheel gevuld met
goudstukken.
Toen riep hij den koopman voor zijn
troon en deed of hjj niets bemerkte van
diens armoede.
smaakt,” zei de radjah met een fijn lachje
tot den koopman, „ik zal je nog een tweeden
meegeven, waarvan jij en je vrouw heerlijk
kunnen smullen.”
Met een zuurzoet lachje nam de koop
man de zware vrucht aan, zonder erg dat
deze gevuld was met de schatten, waarvoor
hij per slot was gekomen.
Onderweg ontmoette hij een bedelaar.
„Dat is voor jou,” zei de koopman, „jou
zal die rijpe meloen beter te pas komen
dan mij, al lijd ik misschien net zoo veel
honger als Jijzelf."
Weer kwam hjj met leege handen bij zijn
vrouw aan.
„Dat ziet er kwaad uit,” riep deze, „als
de radjah je niet wil helpen, dan zul je
toch je handen wel uit de mouwen moeten
steken. We moeten toch in leven blijven.”
„Ik ga nog maar eens naar hem terug,”
zei de koopman en stapte den volgenden
dag opnieuw naar het paleis.
„Daar begrijp ik niets van,” zei de vorst,
„hoe komt het, beste vriend, dat je nu nog
steeds zoo armelijk gekleed gaat en er zoo
vermagerd uitziet. Wat heb je dan wel met
mijn meloenen gedaan?”
„Die heb ik aan nog armeren gegeven
onderweg,” antwoordde de koopman.
„Och zoo," zei de vorst, „maar om
niet te kwetsen had ik de meloenen laten
vullen met goud en edelsteenen. Ik wilde
je niet als een bedelaar een beurs in je
handen stoppen. Maar nog eenmaal zal ik
je helpen. Grootvizier, vul nog eens een
meloen met dezelfde schatten als de vo
rige malen.”
Onder dankbetuigingen vallet de koop
man met zjjn schat *t paleis en haastte zich
naar huis om zijn vrouw het goede nieuws
te vertellen.
Om zijn huls te bereiken moest hij een
ondiepe, maar snelstroomende rivier over
steken door van rotsblok op rotsblok te
springen.
In zijn haast sprong hij echter eenmaal
mis en viel hij languit in het bruisende
water. Natuurlijk liet hjj van schrik den me
loen uit zijn handen vallen en nog voor
hij opgestaan was had de bruisende stroom
in zjjn wilde vaart de vrucht met de goud
stukken meegevoerd.
Daar stond de man.
Met de handen in het haar keek hjj ver
baasd naar het water dat zjjn schat mee
gevoerd had.
Zoo vond hem zjjn vrouw.
„Waarom sta je daar midden in de ri
vier?" vroeg zij verbaasd.
,_A1 de schatten die de vorst mjj gegeven
heeft, zjjn door het water opgemokt," riep
de man uit.
„Troost je, man,” zei de vrouw, „dat is een
teeken van tx>ven, dat Jij niet geschikt bent
om te bedelen en dat je door flink te wer
ken er weer boven om moet zien te komen.”
„Ik geloof dat je gelijk hebt,” antwoord-
„Bcste vriend," zei hjj hartelijk, „ik vind
het fijn dat je me nog eens met een bezoek
vereert. Ik heb daarom uit mijn tuin een
van de fijnste vruchten gehaald, waar jij
en je vrouw heerlijk van kunnen smullen.”
De koopman bedankte hem uitbundig,
maar onderweg mopperde hij geducht.
„Zoo’n gierige rijkaard, die best weet dat
ik in de armelijkste omstandigheden ver
keer! Een meloen geeft hij me mee, terwijl
zijn schatkamers vol liggen met goud en
edelsteenen.-Zoo zijn je t>este vrienden. Ze
laten je in den steek, zoodra er bij jezelf
niets meer te halen is."
Daar zag hij een paar pelgrims, die met
bestofte kleeren en in vermoeide, gebogen
houding langs den weg zaten te rusten.
„Asjeblieft,” zei de koopman, .Jullie zul
len wel hongerig en dorstig zijn.”
En hij gaf den meloen van den radjah.
weg.
„Heeft de koning je heelemaal niets ge
geven?” vroeg zijn vrouw verbaasd, „dat
had ik niet van hem gedacht."
,Jk kreeg een zwaren meloen”, antwoord
de de man, „maar ik heb ’m maar wegge
geven aan twee pelgrims, die half verhon
gerd langs den weg zaten.”
.Maar man,” riep zij verschrikt uit, „dat
mag je toch nooit doen. Een koninklijke
gift, hoe klein ook, moet je waardeeren.
Bovendien brengt zoo’n geschenk meestal
geluk aan.”
,,’t Kan wel zjjn,” zei de man geërgerd,
,/naar als iemand, dien je voor je besten
vriend hebt gehouden, je in je armoe met
een overrijpen meloen afscheept, dan zeg ik
maar: Hou je geschenken maar bij je.”
.Misschien heeft hjj er geen vermoeden
van dat we zóó arm zijn,” zei zijn vrouw,
„ga over een paar dagen nog eens terug.
Wie weet, beloont hij je dan beter.”
,Er zal niets anders op zitten,” bromde
de man.
Na een paar dagen wandelde hij weer
naar het paleis van den radjah. Weer stond
hij tusschen de armoedzaaiers en bede
laars om den vorst een aalmoes af te smee-
ken.
„Hoe kan dat nu,” dacht de koning, „van
het geld, dat ik hem gegeven heb, kon hij
zich toch gemakkelijk rijk kleeden en
goed voeden en nu ziet hij er toch nog even
armoedig en mager uit!”
Heimelijk gaf hij zijn grootvizier bevel
om opnieuw een meloen te vullen met
kostbare steenen en goudstukken.
,X>e eerste meloen heeft je zeker goed ge-
Gallth
-K T'8