DE LEEUW EN DE HAAS
FOTOREPORTAGE F‘“" ■'Omroeper"
gezinnen
Ierland.
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
Koolzaad of geen
Eén plaatje? Neen, drie!
PA HAD ER GENOEG VAN
-
V
Hoe spel je „somtijds"?
DONDERDAG 8 JULI 1937
DE VPD
REGENBUITJE
Maar toen nu „de bouw” zou beginnen.
het
PIET BROOS.
Het koolzaad
f
I
A
Maar Willy, heb je nu je mooie trom al
stuk gemaakt?
Ja, pa vroeg of k al *iu gekeken had wat
erin sa»
Toen’ keken ze eerst nog ’ns uit.
Warempel het regende niet meer
En ’t zonnetje scheen door de ruit!
i
,Xom maar mee,” zei de haas, „dan zal
ik u de piek lijzen waar de leeuw woont.”
De domme leeuw liet zich voor den mal
houden en volgde den haas al tierend en
razend over zooveel brutaliteit. De haas
bracht hem naar een meertje,welks water
zoo helder weerspiegelde als een Chineesche
spiegel.
„Koning,'
„Koolzaad is een plant, die tot de kruis
bloemen behoort; want de bloem heeft vier
groene kelkblaadjes en vier gele kroon-
blaadjes en zes meeldraden. Twee van de
zes meeldraden zijn een beetje korter, dan
de vier andere en aan den onderkant heb
ben ze een groen schijfje. Dat groene
schijfje is een honingkliertje (fig. 1) dat
wil zeggen, dat daar honing of nectar uit
druppelt, die opgevangen wordt in de kelk
blaadjes, die er het dichtst bij staan en een
beetje uitgezakt zijn. De stamper ^taat tus-
schen de meeldraden, hij is lang en heeft
een lang vruchtbeginsel, dat later als de
zaden rijp zijn, hauw genoemd wordt. De
bloemen ruiken lekker. Later komen er
zaden uit, die in de olieslagerijen voor het
maken van raapolie worden geplet. Raap
olie werd vroeger gebruikt om in lampen
De zee was zoowaar weer verdwenen,
De weg naar de voordeur weer vrij!
En ginds kwamen Pappie en Mammie!
Wat waren de kleutertjes blij!
JOHANNA OOR—RINGEN
Die lekkende gootpijp gemaakt had
Precies voor de stoep van hun huis.
„Zeg kjjk ’ns," riep Ton, „wat veel water!
■En Pappie en Mams zijn niet thuis."
als buit voor oen leeuw te dienen, naar
den koning te brengen. Hij wachtte tot het
uur van ontbijten reeds lang verstreken
was en hoorde reeds aan het brullen van
den leeuw dat zijn toorn door den honger
tot het uiterste was opgevoerd. Hij loerde
eens door de takken en zag den leeuw op
en neerloopen, dan weer gaan liggen, dan
weer opstaan, terwijl zijn machtige staart
den grond geeselde.
Daar kwam de haas aan, met hangende
ooren en pooten.
„Waar kom jij vandaan?” schreeuwde de
leeuw, „en waar is mijn eten, zeg opl*
„Ik zal het u vertellen,” antwoordde de
haas heel nederig en een traan druppelde
langs zijn neus, „volgens het verdrag had
den de dieren mij een grooten malschen
haas meegegeven, om u als ontbijt aan' te
bieden. Maar onderweg kwam ik een .wil
den leeuw tegen en die heeft het dier van
mij afgestolen. Ik riep zoo hard mogelijk:
„Deze haas behoort aan den koning van de
dieren, die ginds zijn hol heeft," maar hij
luisterde niet en zei: ,4e bent een sufferd,
want iedereen weet dat deze wei mijn
jachtveld is en iedere buit aan mij toebe
hoort.” Hij begon toen nog op u te schel
den en zei dat u uw klauwen niet kon ge
bruiken en dat u maar niet in zijn buurt
moest komen. Ik ben maar vlug weggeloo-
pen, want ik wilde niet alles aanhooren
wat hij van u vertelde. En nu heb ik na
tuurlijk niets!” X
Toen de leeuw het verhaal hoorde,
schuimbekte hij van woede.
„Haas,” brulde hij, „vertel direct waar
die leeuw woont, dan zal ik hem toonen
of de koning van de dieren zijn klauwen
weet te gebruiken!”
„We zullen ’n bruggetje bauwen;
Toe Noor haal m’n bouwdoos ’ns vlug.
Ik zoek onderwijl ’n paar plankjes.
Maar kom je ook heel gauw terug?"
Ze liepen, ze draafden, ze holden,
Hun wangetjes gloeiden als vuur.
Ze sjouwden van alles te samen
En gunden zich rust noch duur.
„Nou, Pappie die springt er wel over.
Want Pappie kan alles”, meent Noor,
„Maar Mams met haar po-de-suweedje,
Die kan er heel zeker niet door!"
Mientje toch even lachen) lijkt wel een
beetje op die van koolzaad, maar is lichter
van kleur en ook de vrucht ziet er een
beetje anders uit. De vrucht van herik
heeft namelijk een lang dik verlengsel
(fig. 2) een snavel genaamd; die van het
koolzaad heeft een korte en dunne snavel
(fig. 1).
Beter kun je de planten onderscheiden
naar de groene bladeren: die van koolzaad
zijn blauwgroen en die van herik zijn veel
grover en lichtgroen, met borstelige haren.
Eigenlijk is de herik familie van de gele
mosterd, die gekweekt wordt, maar ook
verwilderd voorkomt. De zaden zijn bekend
als wit mosterdzaad.
Koolzaad is familie van de zwarte mos
terd, die ook gekweekt wordt. Mosterd
heeft zijn naam te danken aan de mos-
terdolie, die er uit gehaald kan worden.
De bloemen van koolzaad en van herik
staan in trossen.”
Mr. W. A. J. Visser b benoemd tot
burgemeester der gemeente Soest met
toekenning van gelijktijdig eervol ont
slag als burgemeester der gemeente
Aver eest
Jan: Ik kreeg vanmorgen een brief van
Gerrit erf ik wed om een dubbeltje, dat je
in geen zes keer raadt hoe die domme jon
gen het woordje „somtijds” spelde.
Piet: 8-o-m-t-ij-t-s.
Jan: Neen.
Plet: 8-o-m-t-e-l-d s.
Jan: Neen.
Piet: 8-o-m-t-lj-d-t-s.
Jan: Neen.
Piet: 8-o-m-t-e-l-d-t-s.
Jan: Neen.
Piet: 8-o-m-t-e-i-t-s.
Jan: Neen, nu de zesde maat
Piet: 8-o-m-s-t-lj-d-s.
Jan: Neen.
Plet, nijdig: Nou, hoe spelde hij het dan
wel?
Jan: 8-o-m-t-jj-d-s.
Plet: Nou, dat is toch goed! En je «d
dat-Le zoon Hosnme jongen was.
Jan: Is-ie ook, maar daarom nog niet
zóó dom, dat hij zoo’n eenvoudig woordje
nog niet goed kan spellen.
„Hoe komen die strakjes nu binnen!
Het lijkt voor de deur wel ’n zee!
Ze wordt nog hoe langer hoe breeder.
Staat haast aan de voordeur, o jee!"
Henk las het opstel nog eens door. Nu,
het mocht er wezen. En met een tevreden
gevoel klapte Mientje haar schrift dicht,
pakte haar boeltje bij elkaar en ging nog
even met Henk en Toos een wandelingetje
maken voor ze aan de rest van haar huis
werk ging beginnen.
Z. K H. Prins Bernhard bracht Woens
dag ter gelegenheid van het 108-jarig
bestaan der brigade Grenadiers en
Jagers een bezoek aan het kampement
Waalsdorp, waar hij de beide regi-
Kijk eens naar het plaatje hieronder
Zooals je ziet, stelt het den kop van een
eend voor met opengesperden snavel.
Draai het nu eens om, zoodat het cijfer
2 onderaan komt, dan zie je een ezelskop
en als je 3 onderaan hebt, zie je een
koeienkop.
fluisterde hij toen geheim
zinnig, „uw vijand zit in dit n-eer verbor
gen. Ik heb vreeselljke angst voor hem.
Houd mij met één poot vast, dan zal ik
u uw vijand laten zien.
De leeuw greep den haas beet en deze zei:
„Kijk nu in de bron, koning.”
De leeuw deed dat en nu zag de leeuw
zijn eigen beeld en dat van den haas. Maar
hij dacht dat het de wilde leeuw was, die
den gestolen haas beet had en brullend
spronk hij in het water om hem te straffen
voor dien diefstal. Als een steen zonk hij
naar beneden en verdronk.
De haas keerde vroolijk naar zijn woning
terug en vertelde ieder die het hooren
wilde, wat hij met den koning van de die
ren had gedaan.
Reken maar dat de dieren feest gevierd
hebben!
T”\e heele klas van Mientje had bijna
lonvoldoende voor plantkunde gekre-
■*““zgen. Hoe dat kwam? Wel, ze hadden
een plant met gele bloemen onder de oogen
gekregen en moesten daar den naam van
opzoeken. Een van de leerlingen had ge
meend dat het een koolzaadplant was, de
naam was fluisterend door de klas gegaan,
en zoo had ieder een dikke fout en onvol
doende gemaakt.
En wat het ergste was: voor straf omdat
ze van elkaar afgekeken hadden, moesten
ze een opstel maken over het echte kool
zaad, met een teekening van de bloem en
het blad (fig. 1).
Mientje, die een van de uitvindsters was
van den naam koolzaad voor de plant, die
maar ze later hoorde, herik heette (fig. 2).
zat er wel wat mee in. Maar er kwam uit
komst. Ze hadden een week.... en Henk
kwam over. Die zou haar wel niet in den
steek laten. En ze had goed geraden. Want
al vond hij zijn zuster erg dom, om die
twee planten te verwisselen, haar in den
steek laten? Geen denken aan.
Samen gingen ze een koolzaadplant en
een herikplant halen en vergelijken. En
het slot was, dat Mientje het vólgende op
stel maakte.
was eens een weide, waarvan het
gras als parfum geurde, waarin bloe
men bloeiden die fonkelden als ster
ren en waarin riviertjes en beekjes stroom
den, zoo helder als kristallijn.
De dieren uit den omtrek hadden die
uitgestrekte wei ontdekt en waren er gaan
wonen omdat zij aangetrokken werden door
de zoete geuren en den overvloed aan wa
ter en voedsel.
Ook een bloeddorstige leeuw was langs
die wel gewandeld en had er zijn tenten
opgeslagen. Toen was het met het goede
leven van de andere dieren gedaan. Hij was
de schrik van de omgeving en verbitterde
het leven van zijn medebewoners. lederen
dag vielen er een paar onder zijn klauwen
en geen rustig uur brachten de dieren
meer door, beloerd en bespied als zij zich
wisten door den leeuw.
Op zekeren dag kwamen de dieren over
een eensXiaar den koning toe te gaan, want
zoo kon het niet langer voortduren.
Bij zijn koninklijk hol aangekomen zel
den zij:
„Wij zijn Uw dienaren, o koning van de
dieren. Maar we leven lederen dag in angst
en vreeze of u ons niet zult achtervolgen
en opeten. Om voortaan in vrede te kunnen
leven en niet elk moment opgeschrikt te
worden, hadden we gedacht u lederen dag
een flinken bult te brengen."
Dat vond heer leeuw natuurlijk uitstekend.
Ze overlegden nu onderling dat het lot
uit zou maken, wie tot ontbijt en wie tot
souper voor den leeuw moest dienen. Zoo
ging dat verscheidene dagen goed, tot op
zekeren Ag het lot op den haas vlet Die
voelde er bitter weinig voor om in de
maag van heer leeuw te verdwijnen en hij
bedacht gauw een list. Het was in den tijd
toen de hazen nog niet zulke domooren wa
ren als tegenwoordig.
„Wacht eens even,” zei hij tot de andere
dieren, „als jullie even geduld met me heb
ben, geloof Ik dat Ik jullie van dien bloed-
dorstigen tyran kan bevrijden.”
„Als je dat klaar krijgt,” riepen de dieren,
„dan zullen we jou tot koning kronen!”
„Dat is niet noodig,” antwoordde de haas
- „als Ik maar in leven blijf vind ik het allang
goed.”
Toevallig was de haas aangewezen om
de dieren die door het lot gedoemd waren
De .American Clipper' Is na behou
den oceaantocht te Foynes gedaald,
waar de president De Valera de be
manning verwelkomde. Een snapshot
eenige oogenblikken na de daling
Ze zaten getweeën aan ’t venster
De neusjes geplakt tegen ‘t glas,
Ze zagen den ragen die stroomde,
Het huwelijk van Prins Karei van Zweden met gravin Elsa von Rosen, te Kvillinge In de provincie Oester-
gotland. Na de huwelijksvoltrekking poseerden het jeugdig echtpaar en de naaste familieleden voor den
fotograaf
te branden, als zoogenaamde patentolle.
In de keuken wordt xle gezuiverde olie ge
bruikt als boterolie en de resten van de
zaden worden verwerkt tot' raapkoeken
voor het vee.
De bloem van de herik (hier moest
Het afscheid van den heer M. P. W. van Hout als burgemeester
van Helmond. De heer Van Hout (rechts) drukt den commissaris
van polltie de hand bij het afscheid van het Helmondsche politie
corps