I H f ii I DE MAN, DIE DE MAAN UITBLIES Zoekt gij betrouwbaar Personeel? EEN PRAATJE OVER TURF EN VEEN gezinnen Plaats dan een „Omroeper voor 80.' I DE VPD Geen een plus een is eeiv< ONZE KLOKKEN liga s DONDERDAG 22 JULI 1937 immnmnnninnniiiiis Gasmaskers werden beproefd tijdens de demonstraties, welke Woensdag in de Adolf kazerne te Amersfoort werden gehouden voor de pers niiiiiiiiiiirnimniiiiuiiiniiiiiiiiiiiiniiiniiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimm I i I O I I P f 1 9 Fransche lien, hem aanstonds te stond hooren,” zei de laat eens Een kat heeft 9 pooten het t Dimare van eeren officieren van het Fransche le ger," zei Oian Dimare, de Corslcaan- sche kaper in dienst van Lodewijk Oeeneen kat heeft 5 pooten Een kat heeft 4 pooten ngslan «.«a Ki Dien avond was het werkelijk licht, als bjj dag. De „Désirade”, het schip van Oian Dimare, zeilde kalmpjes tusschen de zand banken en de eenzame .eilanden door. Zoo lang zij nog gedekt werden door de torens en hulzen van Walcheren was er geen ge vaar, maar de wind blies stevig in de zeilen en zoo naderde het schip spoedig het ge vaarlijke punt, waar de „Oolden Hind” met zijn 64 kanonnen voor anker lag. De „Dé sirade” teekende zich met haar zeilen scherp af in het maanlicht. Zou Oian Di mare commandeeren om het gevechtsvuur te openen? Neen, hij nam eerst de positie van het vijandelijk schip goed op en wacht te. Hij wachtte tot het maanlicht al fauwer als zijn en op de vroo- van „Ferme jongens, stoere Wat hierboven staat weten jullie natuurlijk allemaal; als je bij geeneen, dus bjj niets, één optelt, blijft het één. Maar kun je daarmee ook bewijzen dat een kat negen pooten heeft? Niet? 1 Is toch heel gemakkelijk een een voudig optelsommetje, kijk maar: „Wij zullen afwachten,” mompelde de luitenant bij zichzelf. „Van dien zoutwater- duivel kun je alles verwachten tot het onmogelijke toe.” dween. Toen het schip door de zwarte duis ternis gedekt werd, gaf hij het sein tot den aanval. Uit 28 kanonnen barstte het gebul der los. De Engelschen, die rustig in slaap waren, werden door het oorverdoovend la waai opgeschrikt. In een oogwenk was de me! voor ons niet meer noodlg Is, zal ik zoo heele bemanning aan dek en de „Golden grij zijn hem uit te blazen, begrijp En I Hind” beantwoordde den aanval met het M kun je gaan.” afschieten van 64 kanonkogels, maar zij ringslang had veel tijd genomen en Kees stelde voor, weer zoetjes aan naar huis te gaan. Ofschoon het moeilijk was van het prachtige plekje te scheiden, werd, met het oog op het huiswerk, besloten, aan zijn voorstel gevolg te geven. Maar eerst wilden de meisjes nog wat van de mooie moeras- vergeetmijnletjes plukken, die daar zoo overvloedig groeiden. Na een voldoenden schoten in het duister, op goed geluk af. De dichte duisternis bedekte het vijande lijke schip voor hun oog. Zooals Dimare voorzien had, gelukte de onverwachte ian- val op de „Golden Hind” opperbest. De be manning was voor het meerendeel onder de kogels der Franschen gevallen en de ka pitein moest al spoedig het sein tot over gave geven. Gian Dimare naderde het vijandelijke schip, klom het eerst aan dek en heesch de witte vlag- met gouden lelies, den stan daard van den koning van Frankrijk. Op dat oogenblik verlichtte een straal van de maan den moedigen commandant en een kwartier later stond zij weer aan den hemel als een blinkende ronde schijf. De algeheele maansverduistering in den nacht van 12 op 13 Augustus van het jaar 1659 was ge ëindigd en de slimme Gian Dimare had daar een handig gebruik van weten te maken. CEDA. voorraad te hebben geplukt, om thuis in een vaasje te zetten, gingen ze onder de vroolijke liedjes, die Kees op de mondhar- monika speelde, naar hulk. enk was weer eens over. Broer Henk, de student, die altijd zooveel over de dingen wist te vertellen, waar een gewoon mensch voorbij liep. Natuurlijk moest de club „Vereeniglng Plant en Dier” waar hij steeds de ziel van geweest was, van zijn overkomst profiteeren en zoo kwam het, dat op dezen Woensdagmiddag Mientje, Rob, Evelien, Kees en.... Bram een wandeling gingen maken. Ja, Bram was ditmaal meegekomen en logeerde bij Henk. Bram had voorgesteld het veen in te gaan en, al hadden de anderen, in het bizonder Evelien een beetje bezorgd naar hun schoenen gekeken, niemand had toch ernstig bezwaren' gemaakt. Het veen was een drie kwartier loopen. Je kon er ook op de fiets komen, maar dan moest je een omweg maken en je moest op het laatst toch je fiets in den steek laten, -p ergens tegen Q een boom. En dat was, met het oog op Rob’s nieuwe fiets, een beet je gewaagd. Trouwens ze hielden allen wel van loo- pen. Kees had vanouds mond- Het gebruik van klokken werd in jaar 550 in Frankrijk, in 871 te Constantl- nopel en in 1020 in Zwitserland ingevoerd. De eerste klokken werden in Nola, in Campanië, omstreeks het jaar 400 uitge vonden. Vóór dien tijd riep men de geloovigen ter kerke op door het slaan tegen bepaalde planken, de zoogenaamde „heilige” plan ken. In het bekende boek, de goddelijke co- medie, van den Italiaanschen dichter Dante, die van 1265 tot 1321 leefde, wordt reeds over een uurwerk geschreven. In dien tijd schijnen dus de klokken reeds tot 'het aangeven der uren gediend te hebben en in Italië algemeen in gebruik te zijn geweest. harmonika meegenomen lijke tonen knapen” liepen ze vlug door. Spoedig had den zij de laatste hulzen achter den rug, nog een half uurtje en het veen, ingesloten door bosch, was bereikt. Nu werd halt ge houden, om Henk gelegenheid te geven, wat te vertellen. „Kijk:, hier hebben we den voomaamsten veenvormer, het veen moe (Fig. 1). Omdat de bodem hier altijd een beetje vochtig is, kan bet goed groeien. Het veenmoe zelf houdt water vast. Dophei en wollegras kunnen op dezen bodem ook best groeien. Gaat dat nu eeuwen door, dan sterven telkens lagen af en er komen nieu we boven op. Zoo ontstaat op den duur turf. Ook de zonnedauwplantjes zullen hier wel staan (Fig. 2). Ja, kijk maar, hier heb ik zoo’n vleeschetend plantje.” „Zullen we er een paar meenemen?” stelde Kees voor. „Goed, ik heb wel een leeg blikje bij me, waar ze tusschen veenmos verpakt, zoo lang goed blijven, tot we thuis zijn. Daar zetten we ze dan in een schotel en we zul len eens kijken, of de plantjes ook stukjes XIV, „de viaamsche visschers, die ik op ver kenning uitgestuurd heb, brachten mij de boodschap, dat de „Golden Hind” nog voor anker ligt in ’t kanaal tusschen Walcheren en Heveland. Vannacht moeten wij ons van het Engelsche oorlogsschip zien meester te maken.” „Maar....” opperde een oude luitenant. De andere onderbrak hem: „Ik weet, wat je zeggen wilt. Labrète. De „Golden Hind” is bewapend met 64 stukken zwaar geschut en heeft een sterke beman ning. Wij beschikken slechts over 28 ka nonnen en een goede honderd manschap pen. Maar wat zou dat? De moedige aan valler kan altijd winnen. Het gaat er maar om, den vijand te verrassen." „Bent u van plan, de Engelschen te over rompelen, commandant?” vroeg Labrète. „Juist,” verzekerde de beruchte aanvoer der der huurlingen van het Fransche leger. „Wij zullen vannacht om het eiland Wal cheren heenzeilen en het Kanaal invaren tot bij het anker van de „Golden Hind”.” „Bij nacht is zoo’n tocht gevaarlijk, com- Tnandant’’* J3e volle maan zal ons bijlichten!" „Maar. „Wat is er nog meer te „maren”, La brète?" „De volle maan zal onzen weg verlichten, ja. maar hoe kunnen wij de Engelschen overvallen, als we zelf zoo in t oog loopen? Wij kunnen er In slagen om de zandbanken te vermijden, maar zij zullen bijtijds al hun 64 kanonnen op ons kunnen richten.” Dimare kon een lachje niet onderdruk ken. „Wees maar gerust, beste vriend," zei hij. „Josua heeft de zon doen stilstaan. en flauwer werd en eindelijk geheel ver- Vannacht zal ik over de maan gebieden. Zij zal mij gehoorzamen als de meest nede rige dienaar." Toen de luitenant nog verbluft stond te kijken, voegde hij er bij: „Ja, als de groote vuurtoren van den he- kippeneiwit lusten, ik denk het weL" „Zeg. r-x I jongens” riep Kees eensklaps. .Flier is een D6 Vl66TRI UIZ601 OT6H sloot met kroos en het lijkt net, of er een donkere streep door heen Ipopt.” Henk keek opmerkzaam. „Ga eens voorzichtig met een stok door die sloot. Daar ligt er wel een aan den kant. Wie weet, zit er niet.... ja, zag je haar? Een ringslang (Fig. 3). Ik zag duidelijk de gele streep in haar nek.” De an deren hadden het ook gezien en nu begon een jacht op den Ringslang, door Henk met zooveel beleid ge leld, dat na een kwartier het dier door Bram gegre pen werd. Hij hield het op raad van Henk achter den kop vast, dier, meer ZonncJ&UW Het was een mooi dan een halven meter lang. „Is zij heusch niet vergiftig?” vroeg Eve- dle de zaak maar half vertrouwde. „Neen, heusch niet. En zooals Bram hem nu vasthoudt, kan zij met geen mogelijk heid bijten.” „Wat eet zoo’n ringslang?” vroeg Mientje. „Vooral kikvorschen, die zij met veel wringen en rekken van haar bek en keel naar binnen werkt.” „We zullen, als iedereen hem /goed gezien heeft, het dier zijn vrijheid maar weer teruggeven.” Daar had niemand bezwaar tegen, de slang had het al benauwd genoeg gehad. Met een vlugge beweging was het dier in minder dan geen tijd weer de sloot in geschoten en tusschen het kroos verdwenen. Bram snoof eens met een eenigszins vies gezicht aan zijn handen. „Dat riekt precies naar uien of knoflook” verklaarde hij. „Ja, dat klopt,” bevestigde Henk. ,Jn de boeken staat, dat een gevangen ringslang naar knokloof stinkt.” „Maar dat maakt het niet beter” merkte Bram op, terwijl hij zoo goed en kwaad als het ging zijn handen In de Sloot waschte. Dat onderhoud met de Op drie uren afstand van de stad lag de zoogenaamde vleermuizentoren. Deze toren was eertijds bewoond door Mieke, de vrouw van den molenaar, maar op zekeren dag was Mieke heelemaal ver dwenen en op de hooge bergspits, op de plaats waar Mieke gewoonlijk stond, groei de een groote zwarte zonnebloem.- - Eenzaam en verlaten stond het huisje op de spits en diende nog slechts als verblijf plaats voor de honderden vleermuizen die zich tegen den nacht over stad en land verspreidden. Op zekeren dag was het vleermuizental zóódanig uitgebreid, dat de lucht er door verduisterd werd en de burgemeester van de stad een belooning uitloofde aan den- gene die het land van deze plaag kon be vrijden. Talrijke menschen trokken erop uit om de vleermuizen te dooden, maar zij keerden telkens onverrichter zake terug, daar de dieren zich hiervan zoo goed ais niets aantrokken. Op een goeden keer ech ter ging er een jonge boer op stap die Adriaan heette en die beweerde dat hij het zaakje wel eventjes zou opknappen. De menschen lachten hem allemaal uit, daar ze wisten dat Adriaan niet in staat was ook maar één dier kwaad te doen. Ze zelden onder elkaar dat Adriaan nooit een vleermuis zou durven aanpakken. Maar Adriaan ging recht op den toren af en vroeg den koning der vleermuizen te spreken. De koning woord. ,Jk ben niet gekomen, o koning," begon Adriaan, „om u of één van uw volk te doo den. Ik wil slechts een afspraak met u maken.” „Zoo zoo, koning. „Wat zou u ervan zeggen. Majesteit, als we dit eens afspraken: u verbiedt uw on derdanen om boven de stad te fladderen. In ruil daarvoor brengpn we allen afval van de stad naar uw toren. Dat is voldoen de voor uw volk om zich mee te voeden.” „Goed,” zei de koning der vleermuizen toen, „ik houd van menschen die geen ge weld gebruiken en meer hechten aan ver standig overleg. Zeg aan de menschen van de stad, dat ik uw voorwaarde aanneem en bovendien beloof ik haar, dat ik door mijn onderdanen het heele land zal laten zuiveren van schadelijke insecten." De jonge vossen in Artis te Amster dam zijn de troetelkinderen van den oppasser De Tour de France. Vervaecke komt Sylver Maes, die op de étappe Luchon Pau pech heeft, te hulp De tinbaggermolen .Deejoeng*, te Kinderdijk gebouwd voor de Billiton Mij., Is naar Indiê vertrokken* Een overzicht van het gevaarte FOTOREPORTAGE •«V

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 4