VAN EEN LEEUW EN EEN KATER gezinnen Zoekt gij betrouwbaar Personeel? Plaats dan een „Omroeper” voor 80. Gevleugelde Paardjes DONDERDAG U AUGUSTUS 1937 4 TOCH ER IN GEVLOGEN MAKKELIJK TE WINNEN piett broos Oosten woedt met ongekende hardnekkigheid voort. De strijd in het verre o mxsk«.r DE VPD een •A tM e- V< a Het Noordzee-kanaal wordt ten behoeve verbreed. - Een kijkje op de uHgebreide werkzaamheden nabij do Hembrug blik laf di< gei vol h P ol VI V d Is Han: Zeg Ton, hoe zou je dat oplossen? Er was eens een ezel, die gebonden was aan een touw van twee meter lang. Vier meter van hem af lag een hoop hooi, dien de ezel graag wilde hebben, want hU had honger. Hoe kreeg hU het hooi? Ton: Ja, zeker, denk je nou werkelijk dat ik me laat Beetnemen? Als ik zeg: „Ik geef het op”, dan zeg JU natuurlijk: „Dat deed die an dere eael ook!” Han: Heelemaal niet hoor. Denk maar eena na, het is doodeenvoudig. Ton: Na een poos nagedacht te hebben; Nou, hoe kreeg hü het hooi dan? Han: Wel, hU liep er naar toe en at het op. Ton: En Je zei, dat de ezel aan een touw van twee meter gebonden was? Han: Ja, maar ik niet gezegd, dat het andere eind van het touw ergens aan vast zat. Dat maak je er zelf maar bU. In Rob deel tuig Met doet .telt It taal van ■lac gew ten digc .In achl geve slac vee T dad R I En had: F weer d< weleer. kn vei om W. ont is ten I der het dul mo Vei doe N hac dat het G geg< koit ind< en ke gew de hoo gew D tuig D een geti P gezi G ook E verl dat dat hee den en hij riep den wolf en zei: „Wat denk je? Zullen we Flinkerd maar niet ontslaan? Als hij niets uitvoert, kun nen we bem/ook niet te eten geven!” De wolf was het daar roerend mee eens. .Flinkerd is mulzenvanger,” meende hij. „er zijn geen muizen meer, dus....!" er gebeurde wat hU zelf gevreesd linkerd werd ontslagen en hij was e Itrme onaanzienlijke hoveling van heerscher van hemel en aarde heeft niets onnoodigs gemaakt. HU heeft in ZUn wUs- heid de vliegen geschapen om den machti gen hun onmacht te toonen. Ondanks hun kracht en macht zUn zU niet in staat een zóó zwak leger van kleine dieren te over winnen. Voor dit doel zUn de vliegen uiterst nuttig.” De kallef was heel tevreden met het ant woord van den wijzen waarzegger en klaagde nooit meer. Zbo is het ook met u heer leeuw. Wan neer gU de brutaliteit van deze dieren maar al te smartelUk ondervindt, is dit slechts een les van boven. Voor iedere smart be staat echter een geneesmiddel en als deze dieren dan niet met geweld te verdrijven zUn, zullen we een list uitdenken. Wat de eén niet kan, kan somsPeen ander. We heb vast den grooten weg Ujokja-bolo, In Midden dateer en vermoedelijk uit omstreeks 800 Richard Tauber luistert naar Fritz Hirsch, dia met zjjn gezelschap In het Kurhaus te Scheveningen optrad en wien hij In diens kleedkamer kwam opzoeken t Was haast te warm om je te bewegen. Dat zeiden de menschen in de stad alle maal. Maar toch waren de jongelui Van Voorden, te weten: Henk, Mientje en Toos er op uitgetrokken op de fiets. Het was nu zoo mooi aan de Vennen en Henk had al dat moois zoo lang moeten missen, dat de drie besloten hadden er in weerwil van de die warmte op uit te gaan. De clubleden Rob, Evelien en zelfs Kees hadden geen lust ge had, sy gingen liever zwemmen. Het was heerhjk stil bU de Vennen. Nau- wélUks een rimpeltje bewoog het spiege lend watervlak en de breede bladeren van waterlelies en de kleinere van kikkerbeet braken het eentonige van het zilveren wa ter. Eens voor al hadden de clubleden uit drie stukken is samengesteld, nameUjk twee breede middenstukken en aan weers zijden een scherpen vangtand. Wanneer de larve zUn vangapparaat niet gebruikt, draagt hU het toegeslagen tegen den kop (Fig. 4).-Ziet hU een dier, dat hem geschikt Mjkt als prooi, dan wordt het „vangmas- ker” plotseling uitgeslagen en wee het dier, dat er kennis mee maakt. Het heeft niet veel meer in te brengen. Een vraagstuk is, hoe een dier, ‘dat heelemaal op het land leven is ingericht, het klaarspeelt, om niet te stikken. Wel, hU heeft in zyn lichaam, net als andere insekten, adembuizen, die uitkomen in op kieuwen gelUkende plaat jes, aan weerszUden van het achterlijf. Door water in den darm te pompen en weer uit te stooten, kan nieuwe zuurstof in het lichaam worden opgenomen, daar de plaat jes met den darm in verbinding staan. Na eenige jaren is de larve wat je zou kunnen noemen volwassen. HU kruipt dan tegen een plantenstengel op, de huid barst aan de rugzUde open en de glazenmaker of libel kruipt er uit, om zUn roofwerk als volwas sen dier voort te zetten, net zoo als hU het als larve deed, maar nu vliegend." „Toch zUn ze mooi,” zei Mientje, terwUl zll de doorzichtige vleugeltjes van een libel bekeek, die vlak bij haar neergestreken was. „Zeker," antwoordde Henk. „Maar nu nog wat. Wisten jullie, dat ze in sommige streken van ons land die dieren wel paard jes noemen?” Neen, dat wisten de beide meisjes niet. „Dat zUn dan gevleugelde paardjes,” merkte Toos op, net als dat paard, waarvan Je in de Grieksche mytho logie leest. Hoe heette dat ook weer?” jPegasus," antwoordde Henk. „Het was het paard, waarop de dichters veronder steld werden den dichtberg t^. besüjgen.” „O ja," herinnerde Toos zich. Mientje wou nog weten, of de libellen, of paardjes, zooals zU ze voortaan noemen wilde, nog familieleden hadden. „Ja zeker, de haften of eendagsvliegen en de termie ten. De haften leven als larve een heelen tUd in de modder en als volwassen insek ten maar eenige uren, gedurende welken tUd zU ook nog eena vervellen. En de ter mieten Ja, als we daar over gaan pra ten, zUn we het eerste uur nog niet klaar en we hebben beloofd op tUd thuis te zijn voor het eten, dus basta.” ,Jk vind die haf ten vreeseUjke Ijdeltuiten” merkte Mientje op. ,Foei, als Je maar een paar uur te leven hebt, dan nog een nieuw japonnetje aan te willen trekken.” Dat werd met zoon ernst gezegd, dat ze allen in een lach scho ten. Maar Henk had gelUk, de tUd ging voórbU en dus werden de fietsen maar weer bestegen en over den dopr de zon ge stoorden weg naar huis getrapt, waar ze juist bijtijds aankwamen. Er woonde ergens, hier een heel eind vandaan, eens een leeuw. HU regeerde over de dieren in den omtrek en zij volgden zUn bevelen stipt op en dachten niet anders of hun gelukkig bestaan lag in het feit dat hU zoo krachtig het land bestuurde. Zoo vergingen tal van jaren en na afgesproken nooit witte waterlelies te plukken (Fig. 1). Het was trouwens bU po litieverordening verboden. Zoo nu en dan werd het oppervlak van het water even be roerd door een visch, die boven kwam. Waar het helder was, kon Je allerlei wa terdieren zien, kevers en torretjes. Maar de mooiste insecten waren de libellen (Fig. 2). Vooral de blauwe waren talrijk, minder zagen ze de heele groote, met een bruin lichaam en groote oogen. Natuurlijk werd Henk gevraagd wat over de libellen te ver tellen en zoo begon hU zUn verhaal: „De libellen, die wU zoo mooi vinden, zUn eigenlijk rasechte roovers. *t Zou mU niets verwonderen, als wij er straks een zagen, een vlinder of een andere libel, die kleiner is, dan hU zelf, te pakken neemt. Trouwens ze zUn het van Jongs af niet an ders gewend, dan op roof uit te gaan. Van sommige libellen legt het wUfJe de eieren met een legboor in rietstengels, bU andere worden de eieren zonder meer in bet water gedeponeerd. De larf, die uit het el komt, heeft een zeer eigenaardig grijporgaan (Fig. 3). Het bestaat uit de onderlip, die ben aan het hof een kater, die niet veel te doen heeft, dien zullen we voorlooplg als wachter aanstellen.** i Dat was een goed idee. Kater Flinkerd werd gehaald en hU werd d^t er geen muizen meer in zUn paleis leef- aangesteld als wachter. „Eigenaardig,” zei hU tot den konlng der dieren, „reeds lange Jaren leef ik aan het hof en nooit heeft iemand mU een waardig gekeurd. Ik was zwak, klein, en nu, nu blUkt het dat ik toch wel ergens goed voor ben!” Waar Flinkerd maar verscheen, verdwe nen de muizen. Maar hU wachtte zich er wel voor er eentje te dooden. HU verhin derde alleen maar dat zU zich dicht bU den koning waagden, zoo dat deze gerust kon slapen. Barricades van zandzakken de lente van de jeugd en de kracht van de zomerjaren, kwamen de Jaren van den herfst en den winter en de leeuw werd grijs en rijn lichaam krachteloos. ZUn oogen werden zwak en zUn tanden gingen los staan, zóó los, dat hU nauwelUks meer kau wen kon. Ja, het kwam zelfs zóó ver, dat, telkens wanneer hU zUn dutje deed, na een 1 of anderen buit verteerd te hebben, zUn on- 1 derlip openviel, zoodat zUn gebit zichtbaar 1 werd. Dan kwamen de muizen en aten de 1 - vleeschresten op, die tusschen zijn tanden 1 zaten. Daardoor kon de leeuw niet rustig slapen en schrok ieder oogenblik wakker. Het was ook niet mogelUk de muizen te vangen, want ze lieten zich alleen zien, wanneer het donker was en al zUn over gebleven kracht baatte niet tegen de bru tale roovers. - Ia die dagen was de wolf grootvizier van den keizer en hU had toegang tot alle ver trekken van heer Leeuw. Op zekeren mid- dag trad hU diens privé-vertrekken binnen en de leeuw vertelde hem toen wat last hU van de muizen had. „Machtige heer,” antwoordde de wolf, „uw toestand is nu precies hetzelfde als die van den kallef van Bagdad en den waarzegger!” „Wat was daar dan mee?” vroeg de leeuw nieuwsgierig. „Wel," zei de wolf, „een van de kaliefen was beroemd om zijn macht en grootheid. Op zekeren dag kwam een bekend waar zegger zUn kamer binnen. Het was zomer en de vliegen maakten het den vorst danig lastig. De kalief richtte zich tot den ge leerde en vroeg: „Waarom zijn vliegen eigenlUk gescha pen? Wat kan Gods wUsheid daar mee be doeld hebben? Behalve dat zU geen nut hebben, zUn ze bovendien nog vies en ge- vaarlUk!" „Kalief, heerscher," zei de waarzegger en kruiste zUn armen over de borst, „God de Piet: Wedden om een toffee, dat ik. Bonder te rijken kan zeggen hoeveel geld je in je zak hebt? Jan: Dat zou Ik wel eens willen zien. Piet: KUk. ik ga met m*n rug naar Je toe staan, dus zien kan Ik je niet, wel? Jan: Neen. Plet: Goed, doe nu al het geld wat Je by je hebt in Je rechter broekzak. Jan: Ja. Plet: Neem nu al het geld in je rechterhand, strek Je arm naar voren en houd den duim van je linkerhand tegen den duim van Je rechter. Klaar? Jan: Ja. Piet: Wel, Je hebt heelemaal geen geld in je zak. Mag ik asjeblieft m*n toffee hebben? Flinkerd, dien men vroeger nog niet had zien zitten, werd een van de beroemdste onderdanen uit het rijk. En hu voer er zelf ook wel bU, want hU verdiende nu een prachtig salaris en kreeg het beste eten uit de koninklUke keuken. Op zekeren dag bracht Flinkerd zUn oudsten zoon mee. „Almachtige konlng,” zei hU, „dit is mUn oudste zoon. HU verstaat de hofetikette uitstekend en weet er alles van hoe zich te gedragen; ik zelf zou graag enkele da gen verlof hebben om mUn familie met een bezoek te vereeren.” De - konlng had er niets geen bezwaar tegen en Flinkerd vertrok, terwyi zUn zoon zUn plaats innam, nadat hU beloofd had zUn plicht nauwgezet te vervullen. Dat deed hU maar al te goed. Want hU zocht dag en nacht het geheele paleis door, doodde zooveel muizen als hU maar kon, zoodat er spoedig bergen in de kamers lagen en rustte niet voordat er geen muisje meer te vinden was. Toen ging hU wat liggen slapen. Flinkerd kwam thuis. HU had goeden zin, had zUn familie weer eens gezien en dacht nu weer met frisschen moed zUn ambt te aanvaarden. Maar toen hU de bergen ge- doode muizen zag, werd hij grijs van schrik, greep zUn zoon bU het rechteroor en schreeuwde: „JU allemachtige sufferd. Nu heb Je me de mooiste en belangrUkste betrekking ge roofd, een eervolle positie die ik aan het eind van mUn leven heb verworven. Be- Brijp JU dan niet dat we alleen in aanzien zün bU den koning, zoolang de muizen hem plagen! Waar dienen wU voor als er geen muizen zUn?” En zoo schold hU nog een half uur lang op zUn zoon, maar dat hielp ook al niets. Want al gauw genoeg bemerkte de leeuw en van Tientsin opgericht eei D. ge> Goede maatjes op den 8sten Noord- Brabantschen Schapentokdag welke Woensdag vanwege het Texelsche Schapenstamboek voor Noord-Brabant in de overdekte veemarkthallen te Den Bosch gehouden werd 9K,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 12