3ïrf vcbfiaal van den da$ 1 De avonturen van Profje en Struisje 1 f BLONDONA BRUNETTA Pygmeeën in Zuid-West-Kameroen F 250.- VNEE NICHTEN ■n EN TWEE NEVEN ONDERZOEK DOOR DR. PAUL JULIEN VRIJDAG 17 SEPTEMBER 1937 Benijd! 1 Hj|| NAAR HET ENGELSCH~| Expeditie met goede resultaten Het Belgische meisje van Soay i b De geheele dag een matte, wel verzorgde teint door k "4711” I Matt-Creme. 1 Een Te ooet werd circa 550 K.M. af ge legd in een gebied van een neerdrukkende monotonie I Zijn vriend James F Benijdt U in Uw hart Uw vriendinnen? Gered uit de branding van den 1 wereldoorlog 9 A I f een vm den bötnW ^71^ ■I •e J5en 60c* JAMES WANDSBY [ill] (Nadruk verboden? VH 68-0101 wit! Natüürlük zal ze hier gelukkig (Wordt earwig* Struisje dacht er niet aan zijn vaart te verminderen. Met zijn lange pooten stapte hü tusschen de wachtenden door en wilde verder snellen. Doch de agent was op zijn post. Hl) stak zijn witbehandschoende hand uit en wilde Struisje pakken. „Interessant," mompelde de brigadier. „X Is anders een heele tijd, zeg, twintig jaar! En heb ben jullie in al dien tijd niets meer van elkaar gehoord of gezien?" „Och, X ging met ons precies als met zoovele anderen. In den beginne schreven we elkaar regelmatig, maar allengs werd het minder. Na een goed jaar was het finaal afgeloopen. Maar als James nog in leven is. dan komt hij zeker vanavond nog hier. X Was altijd ’n kerel uit één WAARBORGEN VOLMAAKTE HAARVERZORGING uitstekende onderlaag voor poeder Het tweede gedeelte van het onderzoek voer de Dr. Julien Zuidelijk van de Lokundje uit, in de nagenoeg onbewoonde wouden tusschen de Boven-Lobe en de Bongola-rivier. Hoewel de bosschen hier buitengewoon rijk zijn aan het specifieke jachtdier der pygmeeën, den olifant, de expeditie stuitte eiken dag op sporen van aanzienlijke kudden bleek het aantal dwer gen zeer gering te zijn, wat vermoedelijk samen hangt met het feit, dat de negerbevolklng in dit gebied door voortdurende voodselschaarschte nauwelijks in staat is een ruilverkeer met de dwergen te onderhouden. Dat het den leider heel wat moeilijkheden veroorzaakte een uitge breide dragerskaravaan in dit uiterst ijl be volkte gebied dagelijks van het noodige voedsel te voorzien, behoeft geen betoog. Dat, zelde Dr. Julien, is een probleem waarbij vergeleken alle andere vraagstukken, ook de wetenschappelijke, kinderspel zijn. s brigadier maakte zijn contróle-roodjes. zooals hij dat nu al bijkans twintig jaren deed. Kalmpjes aan kuierde hij voort en ■peelde wat met zijn gummiknuppel. Een koude Oostenwind, met als weinig aangename variatie een behoorlijke plensbui, deerde hem weinig. Diep in den kraag van zün oliejas weggedoken, zijn pet voomaam-scheef op zijn gemoedelijk gericht, ging hl) verder, van straat tot straat en dan weer eens terug. Plotseling trekt een langzaam bewegende ge daante, ver weggedrongen in het portaal van een groot magazijn, zijn aandacht. In zijn spreekwoordelijke evenwichtigheid kwam de bri gadier naderbij. De wachtende bleek een man te zijn, die vrij sjovel gekleed was. Een sigaren stompje, dat niet brandde, bungelde in een mondhoek. Een flambard bedekte het magere, hoekige gelaat, waarvan de trekken niet te on derscheiden waren. Trots allerlei moeilijkheden had Dr. Julien echter de voldoening ook hier de aanwezigheid van pygmeeën te kunnen vaststellen. De door hem ontdekte dwergen, zeer gering in aantal (tijdens een tocht van meer dan 250 KM. kreeg men slechts 65 pygmeeën te zien) bleken nauw verwant aan die der Minsola-vallel. In totaal slaagde de onderzoeker erin, bjj meer dan 600 dwergen en bijna 900 negers bloedgroep- en bloedfactor-bepallngen te verrichten, waartoe 3000 analyses noodig waren, die alle te velde werden uitgevoerd. Het is wel overbodig te zeg gen, dat ook ditmaal de sera, waarmee de ex peditie was uitgerust, bereid waren door den Utrechtscben seroloog Dr. A. B. F. A. Pondman, die telken jare met de hem eigen toewijding de moeilijke taak op zich neemt om testsera en Struisje zette er den pas in. Ze kwamen aan een druk kruispunt, waar de verkeers agenten de handen vol hadden. De verkeers agent hief juist zjjn hand op om het verkeer uit de richting waar Struisje vandaan kwam stop te zetten. Hoewel de toestand niet overal even ongun stig is, acht de onderzoekers deze Kabola-pyg- meeën (dit is de naam dien ze zich zelf geven) toch ten doode opgeschreven. In dit opzicht verschillen de Bakola dus van de Bakah, waar Dr. Julien een zeer hoog geboortecijfer kon vaststellen, en waar ook de levensvoorwaarden der dwergen ongetwijfeld gunstiger zjjn. Het totaal aantal dwergen Noordelijk van de Lo- kundje schat hij op hoogstens 8 i 900, terwijl een voorzichtige becijfering der Bakah in het gebied der Beukrlvier, der Boumba en der Mid- den-Dzjah reeds 3000 pygmeeën oplevert. bij verlies van ten hand, een voet of een oog. meest kleine riviertjes en moerassige kreken, die dikwijls buitengewoon moeilijk te passeeren zijn. Van de eenzaamheid van deze streken kan men een denkbeeld krijgen, wanneer men weet, dat men in deze bosschen 80 KM. en meer kan af leggen zonder een enkel boechpad te kruisen. Wegen ontbreken volkomen. De expeditie, in totaal uit ca 35 zwarten bestaande, reisde te voet. De afstand, die te voet werd afgelegd, was iets grooter dan verleden jaar, namelijk ca. 550 Kilometer. „Och, wét! Natuurlijk zal ze hier gelukkig zijn! lèdereen, die maar niet de vrouw des hui zes is, kan hier gelukkig zijn!.... Oaat u nu maar eerst eens kijken.” Selina ging vóór en Janie, die de dwaasheid Inzag van verder verzet, volgde haar. In de gang stond de kamenier even stil en vroeg: .Meende u dat, van dat niét willen blijven „Natüürlük meende ik het, anders zou ik X niet gezegd hebben I Maar mlsschiën, dat ik toch nog wel verander van opvatting en weer blijf.” Selina lachte even: .Mrs. George was vanavond bijzonder bemin nelijk; maar zoo Is zij niet altijd. U moest haar eens zien, als ze zoo’n „zenuwbui" heeft!" Deze mededeeling deed Janie niet aangenaam aan, maar tóch wilde zij Selina geen vertrouwe lijkheden ontlokken. Bovendien, wat hoefde het eigenlijk? Ze had zelf wel duidelijk gezien, waar in het ongeluk van deze vrouw bestond: waar schijnlijk drónk zij.... Neen, in dit huls wilde zij toch niet blijven. Ze moest weg; waarheen dan ook, en wel zoo gauw mogelijk I Selina trad naderbij, één en al voorkomend heid. „Zouden we niet liever het licht aansteken?" .Maar kind, waar zou dit nu toe dienen? Ik ben toch niet blind!....* En toen Ineens met een blik naar Janle, die op den drempel was blijven staan: „Hé, wit?.Voor Master Charlie hier gekomen?.... Nu, dat zal ook wel niet lang duren! En maar goed ook: ze is veel te knap! Hoor eens hier, jongedame...." Maar Janie was reeds gevlucht Ze hield niet Tegelijkertijd haalde hij met zijn anderen hand zjjn opschrijfboekje te voorschijn om Profje te betreuren.' Struisje ontplooide ech ter zjjn vleugels en vloog over de menschen heen naar den anderen kant, terwijl de agent misgreep. goed te leggen. Het haar, dat zij had loshangen, viel door die beweging over haar gelaat en tot haar groote teleurstelling gaf het kind een gil en hield de handen voor de oogen. „Ik wil u zóó niet zien!" riep hij, „zóó, met het haar voor uw gezicht!" Janle herinnerde zich nu de .spookgeschiede nis", die Minnie haar had verteld. Had Charlie die ook gehoord, of had hij misschien....? Ze wilde de vraag zelfs in gedichten niet vol tooien. Intusschen ging ze terug naar haar kamer; maar het duurde lang, eer ze den slaap kon vat ten. Ze tuurde naar de duisternis, steeds bij zichzelf overleggend: „Wat is dit toch voor een huls?" Het hoofd van het gezin was een hulpe- looze, oude vrek, die waarschijnlijk allen om gang met de buitenwereld voor zjjn familie ón mogelijk maakte: Selina was sluw en listig; Mrs. Gilchrist een vrouw, die zich aan den drank overgaf: wkt was er af schuwe lijker; Rorke een jonge man. die verdacht werd van moord!.... Zelfs het feit, dat aa nog aan elkaar verwant waren, deed er de situatie voor Janle niet beter op worden. In half-wakenden, half-slapenden toestand verbeeldde zij zich van alles. Ééns meende ze een kreet van schrik te hooren. Ze ging rechtop zitten en keek huiverend om zich heen. Het ven ster stond open en fantastisch viel het maan licht binnen en maakte het er zóó helder, dat ze er leder voorwerp, als bij dag. kon onderschei den. Ze had een gevoel, of er iets vlak bij haar was. „Wit?” riep Mrs. George verstrooid, terwijl ze reeds begonnen was, de kaarten uit te leg gen. „Onzin, Miss Carleton! U heeft wat heim wee. Het is zoowaar de makkelijkste betrekking, die u ooit zou kunnen vinden! U hoeft heel den dag niets anders te doen dan uzelf en kleinen Charlie te amuseeren. U kunt hem wat leeren, als u wilt, maar daar ben ik niet eens zoo erg op gesteld, want hoe minder een jongen weet des te minder hij in verleiding komt, om kwaad te doen! U zult een zitkamer hebben en uw maaltijden kunt u alleen gebruiken. Niemand, die zich met u bemoeien zal: ik niet en Mr. Gil christ niet en voor Rorke hoeft u in het ge heel niet bang te zijn! Die kijkt nooit naar een vrouw om!" Ze lachte en wierp een veelbeteeke- nenden blik den kant van Belina uit, die kalm uit het venster zat to ktjken. „Slaapt u er nog maar eens een nachtje over. Wij hebben heelemaal geen zin. om nu weer aan het zoe ken te gaan, is X wel, Selina?” .Maar als Miss Carleton nu meent, dat ze hier niet gelukkig kan zjjn?" begon de kame- nisr. stil, eer ze in de open hall-deur stond, waar de avondwind haar langs het verhitte gezichtje streek. Hoe lang zou het nu nog duren, dat ze dit hatelijk huis verlaten kon, waar een ieder het er op gezet scheen te hebben, om haar in haar trots te krenken? Minnie’s stem herinnerde er haar aan, dat ze juist met kleinen Charlie nog geen kennis had gemaakt. Lusteloos volgde Janle het meisje naar de een voudige, maar niet onaantrekkelijke kamer, die uitkwam op een keuken en waar ze het kind in een hoogen stoel aan de tafel vonden zitten, verdiept in de bezigheid van kraaltjes rijgen. Hij zag er niet bepaald verwaarloosd uit, maar toch als een kind, wlen het aan liefderijke zorg ontbrak. HU droeg een onfrlssche blouse, die hem te groot was, zoodat de mouwtjes hem veel te lang over de handen vielen, wat hem hinder- lUk moest zün bü het rUgen. HU was klein en teer voor zün leeftijd, had sluik, vlasblond haar en een smal, bleek gezichtje, maar met prach- Jlg-omkrullende, donkere wimpers, die diepteen uitdrukking gaven aan zUn lichtblauwe oogen. Die hield hü neergeslagen, toen de beide meisjes binnentraden en Minnie met luider stemme af kondigde, dat hier Miss Carleton was, de jonge dame, die voor hem zorgen zou. Charlie ging voort met rUgen, zonder op- of omkUken; maar Janle zag daarin geen onver schilligheid, eerder groote zenuwachtigheid. TerwUl Janle naast hem ging zitten aan de tafel, stelde ze .zichzelf nog eens voor als een vriendin, die bU hem was gekomen, om met hem te spelen en verhaaltjes te vertellen en zoo „Goed volk. Inspecteur," presenteerde de man zich zelf, terwUl hü een stap nader kwam. ,Jk wacht hier op een vriend. Een afspraakje, ziet u. Maar al meer dan twintig jaren oud! X Klinkt wel een beetje raar, vindt u zelf ook niet? Maar ik zal trachten het u zoo duideluk mogelijk uit te leggen. Indertijd was hier een café van Joe Whist....” „Dat stond hier vier jaren geleden nog." in terrumpeerde de politieman. „De roode haan heeft hem weggekraaid.” De vreemdeling knikte begrüpend en stak zün sigareneindje aan. Een oogenblik was zün vaal gelaat, met vooruitstekende jukbeenderen en onrustige donkere’ oogen zichtbaar. Iets, dat op een litteeken geleek, was op zjjn rechterslaap. „Vandaag precies twintig Jaar geleden heb ik hier met mün boezemvriend James Wandsby gegeten. Als broers gingen we met elkaar om. Waar James was, kon men mü ook vinden; we verlieten elkaar niet. Maar toen we zoo op den leeftUd kwamen, dat we onzen eigen weg door het leven moesten zoeken, liep het mis. Ik besloot naar het Westen te gaan, om daar mün geluk te beproeven. James daarentegen wilde New-York niet verlaten. Veel en lang hebben we er over gesproken, maar we bleven ieder op ons eigen standpunt. Toen besloten we, dat we elkaar na twintig jaren hier weer zouden ont moeten. onverschillig waar ter wereld we ons zouden bevinden." Jimmy! Ik was precies om 10 uur op de afgesproken plek; het café van Joe Whist. Hoe blU ik was jou daar ook te treffen, kan ik nu niet schrij ven. Maar mün vreugde werd even later be- hoorlUk getemperd. Toen je n.l. je sigaar op stak. had ik eerst gelegenheid je gezicht een beetje nauwkeuriger op te nemen en toen bleek JU degene te zijn, naar wlen de polltie van Chi cago met ongekende ambitie zocht. Ik ben toen maar weg gegaan en heb een collega gevraag* je te arrestee ren; voor'mü persoonluk was het wat te pijnlijk. Charlie klemde zich vast aan haar hand.... Ja, het was een bUzonder zenuwachtig kind, dacht zU- HU zeurde echter niet, of ze nog bü hem bleef, toen het ultkleeden achter den rug was, maar, toen zé zich omkeerde, om weg te gaan, keek hU haar toch zoo innig-deerniswaardig na, ipet de groote, droeve oogen van een hond, dat ze onwillekeurig terugkeerde, om hem nog een zoen te geven. „U gaat toch niet weg?" vroeg hU smeekend. „Niet vóór je in slaap bent, vent!” „Neen, mt^pr ik bedoelniet wég, hier uit huis? Zult u hier altüd blüven?” „Dat kan ik niet beloven, Charlie.... Maar ik zal nog wel een tUd blüven.” Eigenlijk had zü het zich heel anders voorge nomen. maar toen ze dat angstig beroep op zich hoorde, kon ze onmogelUk boudweg weigeren. Een paar uur later keerde zij naar haar eigen kamer terug; maar, och, wat leek haar die nu somber! Ze vond het er nog ééns zoo .griezelig." Een rilling liep haar door de leden, als se in de verte een deur hoorde toeslaan; en ze schrikte over matig, toen de haarborstel In haar mouw bleef haken en ineens met een harden slag viel. Charlie sliep in de kamer daarnaast en de tusschendeur stond open. Het diende niet, om haar kalmer te stemmen, dat hü af en toe kreunde, of zelfs een onderdrukten kreet liet hooren in den slaap. Toen ze eens bü hem ging kijken, zag ze, dat hu de lakens over het hoofdje getrokken had. HU schrikte, toen hU haar hoorde aankomen en Plotseling Hoe vaak hebt U het levendige, diep- glanzende haar van Uw vriendinnen niet bewonderd en zich afgevraagd: waarom heb ik niet zulk mooi haar? Benijd haar niet langer I Doe als zij en stap eens af van do ouderwetse haarwasmethoden I Verzorg Uw haar voortaan uitsluitend met Bion- 1 k dona of Brunette, de moderne, alkali- vrije haarwasmiddelen. Eerst dan zult U het door U zozeer ge wenste resultaat schit- terend diepglan zend haar In 1936 constateerde Dr. Julien, dat de Bakah- pygmeeën in Zuid-Oost-Kameroen in ethno- serologisch opzicht volkomen afweken van de vroeger door hem onderzochte Efedwergen. Het bleek toen, dat deze pygmeeëngroepen verschil len in het bloedbeeld vertoonden, zoo groot als bü geen andere volken van Afrika voorkwamen. Dit feit maakte de tot nu toe algemeen gehul digde opvatting, dat althans de Afrlkaansche dwergen een onderling samenhangende groep ■ouden vormen, practlsch onhoudbaar. Verder bleek, dat de Bakah van Zuid- en Zuid-Ooat- Kameroen zich ethnoserologisch zeer nauw aansloten bU de door PUper onderzochte Bosjes mannen. Het probleem werd nog gecompliceer der door vondsten van ethnologlschen aard. Zoo constateerde Dr. Julien aan den eenen kant vergaande ethnologische overeenkomst tusschen Efe en Bakah. aan den anderen kant diep gaande verschillen. Om slechts een voorbeeld te geven: boog en pUlen, steeds als de typische pygmeeën-wapenen beschouwd, bleken aan het jagersvolk der Bakah onbekend te zUn. Het arbeidsgebied van de thans geëindigde expeditie omvatte Zuid-West-Kameroen. In deze streek, als geheel genomen uiterst dun be volkt, is het voorkomen van pygmeeën in be paalde gebieden bekend, terwUl andere in dit opzicht geheel terra-lncognlta zün. Het geheele gebied is met dichte wouden overdekt, in som mige streken bergachtig met toppen, die de 1000 meter benaderen, voor het grootste gedeelte echter vlak en. zooals Dr. Julien ons verzekerde, van een neerdrukkende monotonie. De bosschen worden doorsneden door een onnoemelijk aantal Met behulp van een dragerskaravaan werden allereerst de gemakkelüker toegankelUke bos schen der Minsola-vallel geëxploreerd, die zich aan den voet van het Ngowayang-gebergte uit strekt en alwaar zich, in het gebied van de stammen der Bakoko en Ewoezok, pygmeeën ophouden. De dwergen van dit gebied, weinig talrijk en zeer verspreid levend, verkeerden in een erbahnelUken toestand. Gedecimeerd door ziekten Dr. Julien kon vaststellen dat een pokkenepidemie in het begin van 1937 ca. een rijfde deel der nog aanwezige pygmeeën uit roeide slUten de laatste dwergen der Min- solavallei hun leven als vazallen der zwarten, in een toestand van afhankelUkheid, die nau- welUka van slavernU verschilt. terloops sprak ze ook van een banjo, die ze in haar koffer had, in de hoop, het arme kleine ventje wat loe te krUgen. Onder het praten schoof ze het doosje dichter naar zich toe en maakte van een paar vuurroode kraaltjes een ringetje voor hem; maar hU keek er niet naar en toen ze X hem aan den vinger wilde schuiven, spartelde hU tegen. ,Jk wil het niet dragen!" riep hij verschrikt „Vreemd10*!)!6?" fluisterde Minnie. .Ja. het Is zoo: hu kijkt nooit naar iets roods. U ziet wel, dat hU zelf nooit roode kralen gebruikt." „Waarom houd je niet van roode kralen, vent?” vroeg Janle. Bedeesd keek hU op en zei, met zUn vingertje naar Minnie's gelaat wUzend: „Zend hAAr weg. Ze lacht mU uit!" En toen het meisje zich dan ook teruggetrok ken had, boog hü zich wat dichter naar Janie toe en fluisterde: „Omdat die net op droppels bloed lUken.” Janle voelde zich ineens koud worden. Het was nu donker in de kamer, zoodat het bleeke gezichtje nog ééns zoo wit leek. „Zou het niet beter sün, dat je nu naar bed ging?” stelde ze hem voor. De kleine jongen keek eens naar haar. Hü vond haar heel anders dan de meisjes, die hü tot nog toe om zich heen had gehad.... Hü Het zich van zün stoel glUden en legde vertrouwelük zün handje in de hare. Samen gingen ze de trap op. Op het portaal ontmoet ten ze Rorke. Hü Het hen passeeren. maar nam in bet geheel geen notitie van sün bvoertje.lgjj Mgb owr hem heenboog. om da lakens weer Oorlogen brengen wijziging teweeg in het lot van ontelbare duizenden, niet alleen in dat van de strüders. die blootgesteld zün aan den dood, verwonding en krijgsgevangenschap, maar ook In dat der burgers, wier haardsteden over weldigd, en die over vele landen verstrooid worden. Kinderen, te jong om ook maar iets te beseffen van wat gebeurt, verliezen hun vader, vaak hun beide ouders; de plaats waar zü hun kinderjaren doorgebracht zouden heb ben, en waar zü wellicht oud geworden zou den zün, wordt ontruimd, misschien verwoest. Velen keeren weer, anderen niet. En jaren en jaren na het eind van den oorlog veel meer jaren zelfs dan ons thans reeds van 1918 achel- den, wonen alom ter wereld vreemdelingen, die eenmaal vluchtelingen en kinderen van vluch telingen waren, en zelfs in het laatste kwar taal onzer eeuw zullen er alom In Europa en Amerika oude mannen en wouwen zün. inge- burgerde vreemdelingen, die vertellen hoe, heel lang geleden, langer dan hun eigen herinne ring reikt, hun ouders het land van doocpen verwoesting ontvloden, kinderen meevoerend, opgenomen uit de wieg. En eenigen zullen er zün, die zelfs hun ouders nooit gekend hebben, noch den naam hunner ouders. Zü werden door soldaten gered uit de puinen van brandende dorpen en toevertrouwd aan de zorgen van on bekenden. Het kleine eilandje Soay, op een mül afstands ran het groote eiland Skye. nabü Schotlands westelüke fjordenkust, telt zestig inwoners. Zü allen zün daar geboren. ZU allen zün kinde ren van de Hebridische orkanen: stoer, moe dig, eenvoudig en vroom. Soay is büna afge sloten van de buitenwereld. Het heeft geen te lefoon en geen der visschers zou er aan denken zich een zoo dulvelsch Instrument als een radio aan te schaffen. Eens per week steekt Sandy Campbell, die de bootsman van het eiland is, over naar Mallaig. op het eiland Skye, om de poet voor de kleine gemeenschap te halen. Sandy Campbell had een broeder, Kenneth, die met de Britsche troepen vocht in België. In 1918 kwam Kenneth met verlof thuis. Hü bracht een meisje mee, een baby. Zü was het eenlge lid van een Belgisch gezin, dat er het leven afgebracht had toen het huls door een granaat vernield werd. Kenneth had het kind kunnen overgeven aan de Belgische of Engel- sche autoriteiten, maar de soldaten die het ru we leven in de loopgraven leidden, en steeds dood en verwoesting om zich heen zagen, had den een zwak hart voor Jonge kinderen, die het leven en een betere toekomst belichaam den, en Kenneth nam het kleine meisje mee naar zün eenzaam eiland. HU zelf vertrok spoedig weer naar het too- neel van den strüd en sneuvelde weinige maan den later, maar zün moeder verzorgde X kind als een grootmoeder. Niemand wist hoe het heette, maar men gaf het een naam: Janet Blacklln. ZU groeide op als een kind der Hebriden. Zoover haar geheugen reikt, heeft zü op het kleine eiland gewoond. Toen haar pleegmoeder stierf, beval deze het kind aan in de zorgen van haar zoon Sandy, den bootsman, die ge huwd was, en vü? kinderen had. Voor het zes de kind was plaats, aan tafel en aan haard, en in het hart der pleegouders. Zoo woont te midden van de hoogblonde vis- schersbevolking van het afgelegen eiland één donker meisje, levendiger van oog en levendi ger van gebaar. Men noemt haar .het Bel gische meisje”. Zü kent haar land niet, en zü kent haar naam niet, maar haar wereld is het kleine eiland Soay, waarvan zü de taal spreekt als een inboorllnge, waarvan zU de gewoonten en gebruiken heeft, en op welks kust zü één- en-twlntlg Jaren geleden geworpen werd door de branding van den wereldoorlog. a w w w-« a DrAMKTÜ1 op blad z^n ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen p bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 een ongeval met I /X t»t. Ji Al I xi r1^ ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A OVF» verlies van belde armen, beide boenen of belde oogen vrVFe™ doodeljjken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ■tuk.” De vreemdeling haalde een horloge tac voorzchün; de radium wijzers wezen drie mlnu-4 ten voor 10. „X Was precies 10 uur toen we vad| elkaar weggingen," verklaarde hü nog. „Is het Westen je bevallen?” informeerde de^ brigadier. „En of! Als het James hier in New-York half? zoo goed gegaan is als mü, dan heeft hü nleta’ te mopperen. Ik houd van dat vrije, avontuur—" lüke buitenleven. X Is er heel wat beter, daiM in zoo’n enorme menschen-gevangenls, als NeW- York toch eigenlük is!” De brigadier speelde wat met zün gummistok., en maakte aanstalten rijn avondwandeling t®* vervolgen. „Ik ga maar weer eens verder op. Een man van de klok schünt die vriend van je anders niet te zün!" ,Met hangt niet op een minuut, brigadier. Tk> geef hem gerust een half uurtje extra. Komenr doet ie toch! Goeden avond.” Dr. Paul Julien, de Utrechtsche specialist op het gebied der dwergvolken, die ter voortzetting van zün pygmeeënonderzoekingen in West- Equatoriaal Afrika vertoefde, is na beëindigden arbeid te Utrecht teruggekeerd. Het thans vol tooide onderzoek vormde de directe voortzett-ng van den door Dr. Julien in 1933 aangevangen arbeid onder de pygmeeën van het ïtoerlwoud in Belgisch Congo en die van de Midden- Dzjah-rivler, in het grensgebied van Kameroen en Mlddel-Congo. De voorlaatste expeditie in West-Equatoriaal Afrika had resultaten opge leverd. die een geheel nieuw licht op het vraag stuk van den samenhang der verschillende dwerggroepen in Afrika wierpen, waardoor de bestudeering der Westelüke Kameroen-pyg- meeën tot een gebiedende noodzakelükheid werd. immuunsera te bereiden, die onder de uiterst ongunstige klimaatscondltles van het equato riale woud houdbaar moeten zün. Verleden jaar slaagde Dr. Julien erin, de sera gedurende een groot gedeelte van de reis bü 0 graden Celsius te bewaren, waartoe groote hoeveelheden U» noodig waren, waarvan alleen reeds het vervoer per dragerskaravaan een probleem opleverde. In het dit Jaar onderzochte gebied was het onmo gelUk zich voldoende U» te verschaffen, wat den onderzoeker dus tot snel handelen dwong, wilde hü niet het risico loopen de activiteit der sera tüdens den arbeid te zien terugloopen. Doch de door Dr. Pondman bereide sera doorstonden de proef schitterend en tot het einde der reis bleef hun activiteit behouden. Laat men dat in het buitenland Pondman eens nadoen, zelde Dr. Julien. De aanrienlüke hoeveelheden menschelük bloed, noodig voor de bereiding der sera, konden ook ditmaal bUeengebracht worden door spon tane medewerking van een groot aantal parti culieren te Utrecht, hoofdzakelük studenten der chemie etx pharmacie, die ten behoeve van het onderzoek bloed afstonden. Als voorloopig resultaat der bloedstudles bleek, dat de Baolka practlsch identiek zün aan de Bakah. WaarschünlU^ zün het twee takken van één groep. Echter volgt uit verschillende, voomamelük linguïstische gegevens, dat beide groepen al in een zeer ver verleden moeten ge scheiden Zün. Tijdens de expeditie van 1936 kon vastgesteld worden dat de Bakah, hoewel aan alle züden door Bantoevolken omgeven, een niet-Bantoe-taal spreken. De Noordelüke Ba kola echter spreken een Bantoetaal, nauw ver want aan de Ng^emba Eb Mabea-talen en ook de door Dr. Julien ontdekte Zuldelüke Bakola, die niet met Ngoemba-volken in contact leven, bleken dezelfde taal te spreken. Wanneer de onderzoeker hen in de Bakahtaal toesprak, ble ken zü er geen woord van te begrijpen. Ook andere verschünselen van ethnologlschen aard wezen op een reeds zeer lange isolatie. Wat de verdere resultaten van deze expeditie betreft, kan vermeld worden, dat bü ongeveer 1000 in dividuen de phenylthioureum-reactie werd be studeerd, waardoor het eerste onderzoek op dit gebied in Afrika op Nederlandschen naam werd gebracht. Eenlge duizenden metingen werden uitgevoerd, terwUl ten behoeve van een onder zoek van Dr. Dankmeyer te Lelden een 2400-tal vingerafdrukken verzameld werden. Van het dageiüksch leven der dwergen, hun jachtge- woonten e.d„ werd een uitvoerige film vervaar digd. terwUl In ruim duizend fotografische op namen een uitgebreide documentatie, land en volk betreffende, werd vastgelegd. Vooruitloo- pend op de definitieve publicatie van zün ge gevens stelt Dr. Jullen zich voor, om in lerin gen en fllmvoordrachten over de resultaten van zün expeditie te berichten. „Goeden avond.” In denzelfden tred ging dB- brigadier naar het einde van de straat terug. Een fUne regen, voortgezwiept door een steeds sterker wordenden Oostenwind, verdreef de laat- ■te voetgangers van de straten. Af en toe sller-J de een taxi spetterend door de straat, het vuile- water rond zich sproeiend. In bet portaal van. het warenhuis wachtte de vreemdeling.... Te vergeefs? De klok had al half elf geslagen, maar van James Wandsby was nog niets te bekennen. Af en toe lichtte het rigarenpuntje even, dan was het in het por tiek weer even donker en stil als kort te voren. 1 stak een lange gestalte, diep weggedoken in een wüde cape het glimmende asfalt over. .Ben Jü het, Jimmy?” hügend bleef hü voor in het portaal staan. „Ben JU James Wandsby?" was de opgewon den wedervraag. „Dus toch!" Krachtig drukten de beide i nen elkaar de hand. „Ik heb er geen ooge aan getwüfeld, dat je onze afspraak sou gelen X Eenigste. wat me wel eens deed twü-* felen was de gedachte, of je nog tot het rijk der levenden behoorde. Een heele tUd anders, hé, twintig jaren! Het oude café is met zoo vele andere dingen ook verdwenen. Als het er> nog stond, tracteerde ik op dit gelukkig weer zien! Hoe is het Jou in het Westen gegaan, ouwe Jongen?" „Ik kan niet anders zeggen dan buitengewoon! Natuurlük heb ik ook wel met tegenslagen te kampen gehad, maar over het algemeen ben ik meer dan tevreden. Jü bent anders veel ver anderd, James!" ,^oo? Langer geworden, bedoel je zeker? Tja, jong, wat ik in mün jongensjaren te weinig gegroeid ben, heb ik na mün twintigste jaar ruimschoots ingehaald." ,Bn hoe heb Jü het in New-York gemaakt?” „Nou. dat gaat nogal. Ik heb een vaste be trekking. dat is waar. Maar je weet, vast geld, vaste armoe! Maar laten we een stukje op- loopen, hier is ook zooveel niet te beleven!” De man uit het Westen schilderde in felle kleuren tallooze gebeurtenissen, waaraan zün» verblüf in het Westen zoo rijk was geweest. Do» interesse, waarmede de ander hem beluisterde., was telkens een nieuwe aansporing om meer te1 vertellen over die heerlüke streken. Op den hoek van de straat was een café, dat» door een overdaad van licht trachtte, de wei-, nlge voorbügangers naar binnen te lokken. In het helle schünsel van de lampen gekomen, ble ven de mannen eensklaps staan en keken el kaar aan. De man uit het Westen deed een stap terug, zün oogen vernauwden zteh W smalle spleten. Dan siste bü zün metgezel toe: ,JÜ beht James Wandsby niet In twintig jaar kan et veel veranderen. Maar een beetje scheeve neus kon onmogelük tot zoo’n ravenbek groeien!" „X Gebeurt ook,’" was het rustige antwoord „dat eerlüke menschen in zoo’n periode in ware, booswichten veranderen. Jimmy Crook! Houd je gemak alsjeblieft X zal je toch weinig baten. Ik houd je gerust wel in de gaten, mannetje. Zoo goed als het je in het Westen blükbaar ver gaan is, zoo slecht tref je het hier! Uit Chicago kregen we vanmiddag bericht, dat ze graag eens met je wilden praten. Hun vermoeden, dat je naar New-York was gevlucht, blükt maar al te waar. Rustig blUven. alsjeblieft! Maar voor we den politiepost binnenstappen, heb ik nog iets voor je, dat je bepaald zal interesseeren. Lees maar eens!” BU het schünsel van een lantaarn ontvouwd» Jimmy Crook den brief en las:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 9