3ïrf vcbfiaal van den da$
1
De avonturen van Profje en Struisje
1
f
BLONDONA
BRUNETTA
Pygmeeën in Zuid-West-Kameroen
F 250.-
VNEE NICHTEN
■n EN TWEE NEVEN
ONDERZOEK DOOR DR.
PAUL JULIEN
VRIJDAG 17 SEPTEMBER 1937
Benijd!
1
Hj|| NAAR HET ENGELSCH~|
Expeditie met goede
resultaten
Het Belgische meisje
van Soay
i
b
De geheele
dag een matte,
wel verzorgde
teint door
k "4711”
I Matt-Creme.
1 Een
Te ooet werd circa 550 K.M. af ge
legd in een gebied van een
neerdrukkende monotonie
I Zijn vriend
James
F Benijdt U in Uw
hart Uw vriendinnen?
Gered uit de branding van den
1 wereldoorlog
9
A
I
f
een
vm
den
bötnW
^71^
■I
•e
J5en 60c*
JAMES WANDSBY
[ill]
(Nadruk verboden?
VH 68-0101
wit! Natüürlük zal ze hier gelukkig
(Wordt earwig*
Struisje dacht er niet aan zijn vaart te
verminderen. Met zijn lange pooten stapte
hü tusschen de wachtenden door en wilde
verder snellen. Doch de agent was op zijn
post. Hl) stak zijn witbehandschoende hand
uit en wilde Struisje pakken.
„Interessant," mompelde de brigadier. „X Is
anders een heele tijd, zeg, twintig jaar! En heb
ben jullie in al dien tijd niets meer van elkaar
gehoord of gezien?"
„Och, X ging met ons precies als met zoovele
anderen. In den beginne schreven we elkaar
regelmatig, maar allengs werd het minder. Na
een goed jaar was het finaal afgeloopen. Maar
als James nog in leven is. dan komt hij zeker
vanavond nog hier. X Was altijd ’n kerel uit één
WAARBORGEN VOLMAAKTE
HAARVERZORGING
uitstekende
onderlaag
voor poeder
Het tweede gedeelte van het onderzoek voer
de Dr. Julien Zuidelijk van de Lokundje uit, in
de nagenoeg onbewoonde wouden tusschen de
Boven-Lobe en de Bongola-rivier. Hoewel de
bosschen hier buitengewoon rijk zijn aan het
specifieke jachtdier der pygmeeën, den olifant,
de expeditie stuitte eiken dag op sporen van
aanzienlijke kudden bleek het aantal dwer
gen zeer gering te zijn, wat vermoedelijk samen
hangt met het feit, dat de negerbevolklng in
dit gebied door voortdurende voodselschaarschte
nauwelijks in staat is een ruilverkeer met de
dwergen te onderhouden. Dat het den leider
heel wat moeilijkheden veroorzaakte een uitge
breide dragerskaravaan in dit uiterst ijl be
volkte gebied dagelijks van het noodige voedsel
te voorzien, behoeft geen betoog. Dat, zelde Dr.
Julien, is een probleem waarbij vergeleken alle
andere vraagstukken, ook de wetenschappelijke,
kinderspel zijn.
s
brigadier maakte zijn contróle-roodjes.
zooals hij dat nu al bijkans twintig jaren
deed. Kalmpjes aan kuierde hij voort en
■peelde wat met zijn gummiknuppel. Een koude
Oostenwind, met als weinig aangename variatie
een behoorlijke plensbui, deerde hem weinig.
Diep in den kraag van zün oliejas weggedoken,
zijn pet voomaam-scheef op zijn gemoedelijk
gericht, ging hl) verder, van straat tot straat
en dan weer eens terug.
Plotseling trekt een langzaam bewegende ge
daante, ver weggedrongen in het portaal van
een groot magazijn, zijn aandacht. In zijn
spreekwoordelijke evenwichtigheid kwam de bri
gadier naderbij. De wachtende bleek een man
te zijn, die vrij sjovel gekleed was. Een sigaren
stompje, dat niet brandde, bungelde in een
mondhoek. Een flambard bedekte het magere,
hoekige gelaat, waarvan de trekken niet te on
derscheiden waren.
Trots allerlei moeilijkheden had Dr. Julien
echter de voldoening ook hier de aanwezigheid
van pygmeeën te kunnen vaststellen. De door
hem ontdekte dwergen, zeer gering in aantal
(tijdens een tocht van meer dan 250 KM. kreeg
men slechts 65 pygmeeën te zien) bleken nauw
verwant aan die der Minsola-vallel. In totaal
slaagde de onderzoeker erin, bjj meer dan 600
dwergen en bijna 900 negers bloedgroep- en
bloedfactor-bepallngen te verrichten, waartoe
3000 analyses noodig waren, die alle te velde
werden uitgevoerd. Het is wel overbodig te zeg
gen, dat ook ditmaal de sera, waarmee de ex
peditie was uitgerust, bereid waren door den
Utrechtscben seroloog Dr. A. B. F. A. Pondman,
die telken jare met de hem eigen toewijding de
moeilijke taak op zich neemt om testsera en
Struisje zette er den pas in. Ze kwamen
aan een druk kruispunt, waar de verkeers
agenten de handen vol hadden. De verkeers
agent hief juist zjjn hand op om het verkeer
uit de richting waar Struisje vandaan kwam
stop te zetten.
Hoewel de toestand niet overal even ongun
stig is, acht de onderzoekers deze Kabola-pyg-
meeën (dit is de naam dien ze zich zelf geven)
toch ten doode opgeschreven. In dit opzicht
verschillen de Bakola dus van de Bakah, waar
Dr. Julien een zeer hoog geboortecijfer kon
vaststellen, en waar ook de levensvoorwaarden
der dwergen ongetwijfeld gunstiger zjjn. Het
totaal aantal dwergen Noordelijk van de Lo-
kundje schat hij op hoogstens 8 i 900, terwijl
een voorzichtige becijfering der Bakah in het
gebied der Beukrlvier, der Boumba en der Mid-
den-Dzjah reeds 3000 pygmeeën oplevert.
bij verlies van ten hand,
een voet of een oog.
meest kleine riviertjes en moerassige kreken, die
dikwijls buitengewoon moeilijk te passeeren zijn.
Van de eenzaamheid van deze streken kan men
een denkbeeld krijgen, wanneer men weet, dat
men in deze bosschen 80 KM. en meer kan af
leggen zonder een enkel boechpad te kruisen.
Wegen ontbreken volkomen. De expeditie, in
totaal uit ca 35 zwarten bestaande, reisde te
voet. De afstand, die te voet werd afgelegd, was
iets grooter dan verleden jaar, namelijk ca. 550
Kilometer.
„Och, wét! Natuurlijk zal ze hier gelukkig
zijn! lèdereen, die maar niet de vrouw des hui
zes is, kan hier gelukkig zijn!.... Oaat u nu
maar eerst eens kijken.”
Selina ging vóór en Janie, die de dwaasheid
Inzag van verder verzet, volgde haar.
In de gang stond de kamenier even stil en
vroeg:
.Meende u dat, van dat niét willen blijven
„Natüürlük meende ik het, anders zou ik X
niet gezegd hebben I Maar mlsschiën, dat ik toch
nog wel verander van opvatting en weer blijf.”
Selina lachte even:
.Mrs. George was vanavond bijzonder bemin
nelijk; maar zoo Is zij niet altijd. U moest haar
eens zien, als ze zoo’n „zenuwbui" heeft!"
Deze mededeeling deed Janie niet aangenaam
aan, maar tóch wilde zij Selina geen vertrouwe
lijkheden ontlokken. Bovendien, wat hoefde het
eigenlijk? Ze had zelf wel duidelijk gezien, waar
in het ongeluk van deze vrouw bestond: waar
schijnlijk drónk zij.... Neen, in dit huls wilde
zij toch niet blijven. Ze moest weg; waarheen
dan ook, en wel zoo gauw mogelijk I
Selina trad naderbij, één en al voorkomend
heid.
„Zouden we niet liever het licht aansteken?"
.Maar kind, waar zou dit nu toe dienen? Ik
ben toch niet blind!....* En toen Ineens met
een blik naar Janle, die op den drempel was
blijven staan: „Hé, wit?.Voor Master Charlie
hier gekomen?.... Nu, dat zal ook wel niet lang
duren! En maar goed ook: ze is veel te knap!
Hoor eens hier, jongedame...."
Maar Janie was reeds gevlucht Ze hield niet
Tegelijkertijd haalde hij met zijn anderen
hand zjjn opschrijfboekje te voorschijn om
Profje te betreuren.' Struisje ontplooide ech
ter zjjn vleugels en vloog over de menschen
heen naar den anderen kant, terwijl de agent
misgreep.
goed te leggen. Het haar, dat zij had loshangen,
viel door die beweging over haar gelaat en tot
haar groote teleurstelling gaf het kind een gil
en hield de handen voor de oogen.
„Ik wil u zóó niet zien!" riep hij, „zóó, met
het haar voor uw gezicht!"
Janle herinnerde zich nu de .spookgeschiede
nis", die Minnie haar had verteld. Had Charlie
die ook gehoord, of had hij misschien....?
Ze wilde de vraag zelfs in gedichten niet vol
tooien.
Intusschen ging ze terug naar haar kamer;
maar het duurde lang, eer ze den slaap kon vat
ten. Ze tuurde naar de duisternis, steeds bij
zichzelf overleggend: „Wat is dit toch voor een
huls?" Het hoofd van het gezin was een hulpe-
looze, oude vrek, die waarschijnlijk allen om
gang met de buitenwereld voor zjjn familie ón
mogelijk maakte: Selina was sluw en listig; Mrs.
Gilchrist een vrouw, die zich aan den drank
overgaf: wkt was er af schuwe lijker; Rorke een
jonge man. die verdacht werd van moord!....
Zelfs het feit, dat aa nog aan elkaar verwant
waren, deed er de situatie voor Janle niet beter
op worden.
In half-wakenden, half-slapenden toestand
verbeeldde zij zich van alles. Ééns meende ze
een kreet van schrik te hooren. Ze ging rechtop
zitten en keek huiverend om zich heen. Het ven
ster stond open en fantastisch viel het maan
licht binnen en maakte het er zóó helder, dat
ze er leder voorwerp, als bij dag. kon onderschei
den. Ze had een gevoel, of er iets vlak bij haar
was.
„Wit?” riep Mrs. George verstrooid, terwijl
ze reeds begonnen was, de kaarten uit te leg
gen. „Onzin, Miss Carleton! U heeft wat heim
wee. Het is zoowaar de makkelijkste betrekking,
die u ooit zou kunnen vinden! U hoeft heel den
dag niets anders te doen dan uzelf en kleinen
Charlie te amuseeren. U kunt hem wat leeren,
als u wilt, maar daar ben ik niet eens zoo erg
op gesteld, want hoe minder een jongen weet
des te minder hij in verleiding komt, om kwaad
te doen! U zult een zitkamer hebben en uw
maaltijden kunt u alleen gebruiken. Niemand,
die zich met u bemoeien zal: ik niet en Mr. Gil
christ niet en voor Rorke hoeft u in het ge
heel niet bang te zijn! Die kijkt nooit naar een
vrouw om!" Ze lachte en wierp een veelbeteeke-
nenden blik den kant van Belina uit, die kalm
uit het venster zat to ktjken. „Slaapt u er
nog maar eens een nachtje over. Wij hebben
heelemaal geen zin. om nu weer aan het zoe
ken te gaan, is X wel, Selina?”
.Maar als Miss Carleton nu meent, dat ze
hier niet gelukkig kan zjjn?" begon de kame-
nisr.
stil, eer ze in de open hall-deur stond, waar de
avondwind haar langs het verhitte gezichtje
streek. Hoe lang zou het nu nog duren, dat ze
dit hatelijk huis verlaten kon, waar een ieder
het er op gezet scheen te hebben, om haar in
haar trots te krenken?
Minnie’s stem herinnerde er haar aan, dat ze
juist met kleinen Charlie nog geen kennis had
gemaakt.
Lusteloos volgde Janle het meisje naar de een
voudige, maar niet onaantrekkelijke kamer, die
uitkwam op een keuken en waar ze het kind in
een hoogen stoel aan de tafel vonden zitten,
verdiept in de bezigheid van kraaltjes rijgen.
Hij zag er niet bepaald verwaarloosd uit, maar
toch als een kind, wlen het aan liefderijke zorg
ontbrak. HU droeg een onfrlssche blouse, die
hem te groot was, zoodat de mouwtjes hem veel
te lang over de handen vielen, wat hem hinder-
lUk moest zün bü het rUgen. HU was klein en
teer voor zün leeftijd, had sluik, vlasblond haar
en een smal, bleek gezichtje, maar met prach-
Jlg-omkrullende, donkere wimpers, die diepteen
uitdrukking gaven aan zUn lichtblauwe oogen.
Die hield hü neergeslagen, toen de beide meisjes
binnentraden en Minnie met luider stemme af
kondigde, dat hier Miss Carleton was, de jonge
dame, die voor hem zorgen zou.
Charlie ging voort met rUgen, zonder op- of
omkUken; maar Janle zag daarin geen onver
schilligheid, eerder groote zenuwachtigheid.
TerwUl Janle naast hem ging zitten aan de
tafel, stelde ze .zichzelf nog eens voor als een
vriendin, die bU hem was gekomen, om met
hem te spelen en verhaaltjes te vertellen en zoo
„Goed volk. Inspecteur," presenteerde de man
zich zelf, terwUl hü een stap nader kwam. ,Jk
wacht hier op een vriend. Een afspraakje, ziet
u. Maar al meer dan twintig jaren oud! X Klinkt
wel een beetje raar, vindt u zelf ook niet? Maar
ik zal trachten het u zoo duideluk mogelijk uit
te leggen. Indertijd was hier een café van Joe
Whist....”
„Dat stond hier vier jaren geleden nog." in
terrumpeerde de politieman. „De roode haan
heeft hem weggekraaid.”
De vreemdeling knikte begrüpend en stak zün
sigareneindje aan. Een oogenblik was zün vaal
gelaat, met vooruitstekende jukbeenderen en
onrustige donkere’ oogen zichtbaar. Iets, dat op
een litteeken geleek, was op zjjn rechterslaap.
„Vandaag precies twintig Jaar geleden heb ik
hier met mün boezemvriend James Wandsby
gegeten. Als broers gingen we met elkaar om.
Waar James was, kon men mü ook vinden; we
verlieten elkaar niet. Maar toen we zoo op
den leeftUd kwamen, dat we onzen eigen weg
door het leven moesten zoeken, liep het mis. Ik
besloot naar het Westen te gaan, om daar mün
geluk te beproeven. James daarentegen wilde
New-York niet verlaten. Veel en lang hebben
we er over gesproken, maar we bleven ieder op
ons eigen standpunt. Toen besloten we, dat we
elkaar na twintig jaren hier weer zouden ont
moeten. onverschillig waar ter wereld we ons
zouden bevinden."
Jimmy!
Ik was precies om 10 uur op de afgesproken
plek; het café van Joe Whist. Hoe blU ik was
jou daar ook te treffen, kan ik nu niet schrij
ven. Maar mün vreugde werd even later be-
hoorlUk getemperd. Toen je n.l. je sigaar op
stak. had ik eerst gelegenheid je gezicht een
beetje nauwkeuriger op te nemen en toen bleek
JU degene te zijn, naar wlen de polltie van Chi
cago met ongekende ambitie zocht. Ik ben toen
maar weg gegaan en heb een collega gevraag*
je te arrestee ren; voor'mü persoonluk was het
wat te pijnlijk.
Charlie klemde zich vast aan haar hand.... Ja,
het was een bUzonder zenuwachtig kind, dacht
zU- HU zeurde echter niet, of ze nog bü hem
bleef, toen het ultkleeden achter den rug was,
maar, toen zé zich omkeerde, om weg te gaan,
keek hU haar toch zoo innig-deerniswaardig na,
ipet de groote, droeve oogen van een hond, dat
ze onwillekeurig terugkeerde, om hem nog een
zoen te geven.
„U gaat toch niet weg?" vroeg hU smeekend.
„Niet vóór je in slaap bent, vent!”
„Neen, mt^pr ik bedoelniet wég, hier uit huis?
Zult u hier altüd blüven?”
„Dat kan ik niet beloven, Charlie.... Maar ik
zal nog wel een tUd blüven.”
Eigenlijk had zü het zich heel anders voorge
nomen. maar toen ze dat angstig beroep op zich
hoorde, kon ze onmogelUk boudweg weigeren.
Een paar uur later keerde zij naar haar eigen
kamer terug; maar, och, wat leek haar die nu
somber!
Ze vond het er nog ééns zoo .griezelig." Een
rilling liep haar door de leden, als se in de verte
een deur hoorde toeslaan; en ze schrikte over
matig, toen de haarborstel In haar mouw bleef
haken en ineens met een harden slag viel.
Charlie sliep in de kamer daarnaast en de
tusschendeur stond open. Het diende niet, om
haar kalmer te stemmen, dat hü af en toe
kreunde, of zelfs een onderdrukten kreet liet
hooren in den slaap.
Toen ze eens bü hem ging kijken, zag ze, dat
hu de lakens over het hoofdje getrokken had.
HU schrikte, toen hU haar hoorde aankomen en
Plotseling
Hoe vaak hebt U het levendige, diep-
glanzende haar van Uw vriendinnen niet
bewonderd en zich afgevraagd: waarom
heb ik niet zulk mooi haar? Benijd haar niet
langer I Doe als zij en stap eens af van do
ouderwetse haarwasmethoden I Verzorg
Uw haar voortaan uitsluitend met Bion- 1
k dona of Brunette, de moderne, alkali-
vrije haarwasmiddelen. Eerst dan
zult U het door U zozeer ge
wenste resultaat schit-
terend diepglan
zend haar
In 1936 constateerde Dr. Julien, dat de Bakah-
pygmeeën in Zuid-Oost-Kameroen in ethno-
serologisch opzicht volkomen afweken van de
vroeger door hem onderzochte Efedwergen. Het
bleek toen, dat deze pygmeeëngroepen verschil
len in het bloedbeeld vertoonden, zoo groot als
bü geen andere volken van Afrika voorkwamen.
Dit feit maakte de tot nu toe algemeen gehul
digde opvatting, dat althans de Afrlkaansche
dwergen een onderling samenhangende groep
■ouden vormen, practlsch onhoudbaar. Verder
bleek, dat de Bakah van Zuid- en Zuid-Ooat-
Kameroen zich ethnoserologisch zeer nauw
aansloten bU de door PUper onderzochte Bosjes
mannen. Het probleem werd nog gecompliceer
der door vondsten van ethnologlschen aard. Zoo
constateerde Dr. Julien aan den eenen kant
vergaande ethnologische overeenkomst tusschen
Efe en Bakah. aan den anderen kant diep
gaande verschillen. Om slechts een voorbeeld te
geven: boog en pUlen, steeds als de typische
pygmeeën-wapenen beschouwd, bleken aan het
jagersvolk der Bakah onbekend te zUn.
Het arbeidsgebied van de thans geëindigde
expeditie omvatte Zuid-West-Kameroen. In
deze streek, als geheel genomen uiterst dun be
volkt, is het voorkomen van pygmeeën in be
paalde gebieden bekend, terwUl andere in dit
opzicht geheel terra-lncognlta zün. Het geheele
gebied is met dichte wouden overdekt, in som
mige streken bergachtig met toppen, die de 1000
meter benaderen, voor het grootste gedeelte
echter vlak en. zooals Dr. Julien ons verzekerde,
van een neerdrukkende monotonie. De bosschen
worden doorsneden door een onnoemelijk aantal
Met behulp van een dragerskaravaan werden
allereerst de gemakkelüker toegankelUke bos
schen der Minsola-vallel geëxploreerd, die zich
aan den voet van het Ngowayang-gebergte uit
strekt en alwaar zich, in het gebied van de
stammen der Bakoko en Ewoezok, pygmeeën
ophouden. De dwergen van dit gebied, weinig
talrijk en zeer verspreid levend, verkeerden in
een erbahnelUken toestand. Gedecimeerd door
ziekten Dr. Julien kon vaststellen dat een
pokkenepidemie in het begin van 1937 ca. een
rijfde deel der nog aanwezige pygmeeën uit
roeide slUten de laatste dwergen der Min-
solavallei hun leven als vazallen der zwarten,
in een toestand van afhankelUkheid, die nau-
welUka van slavernU verschilt.
terloops sprak ze ook van een banjo, die ze in
haar koffer had, in de hoop, het arme kleine
ventje wat loe te krUgen.
Onder het praten schoof ze het doosje dichter
naar zich toe en maakte van een paar vuurroode
kraaltjes een ringetje voor hem; maar hU keek
er niet naar en toen ze X hem aan den vinger
wilde schuiven, spartelde hU tegen.
,Jk wil het niet dragen!" riep hij verschrikt
„Vreemd10*!)!6?" fluisterde Minnie. .Ja. het Is
zoo: hu kijkt nooit naar iets roods. U ziet wel,
dat hU zelf nooit roode kralen gebruikt."
„Waarom houd je niet van roode kralen,
vent?” vroeg Janle.
Bedeesd keek hU op en zei, met zUn vingertje
naar Minnie's gelaat wUzend:
„Zend hAAr weg. Ze lacht mU uit!"
En toen het meisje zich dan ook teruggetrok
ken had, boog hü zich wat dichter naar Janie
toe en fluisterde:
„Omdat die net op droppels bloed lUken.”
Janle voelde zich ineens koud worden. Het
was nu donker in de kamer, zoodat het bleeke
gezichtje nog ééns zoo wit leek.
„Zou het niet beter sün, dat je nu naar bed
ging?” stelde ze hem voor.
De kleine jongen keek eens naar haar. Hü
vond haar heel anders dan de meisjes, die hü
tot nog toe om zich heen had gehad....
Hü Het zich van zün stoel glUden en legde
vertrouwelük zün handje in de hare. Samen
gingen ze de trap op. Op het portaal ontmoet
ten ze Rorke. Hü Het hen passeeren. maar nam
in bet geheel geen notitie van sün bvoertje.lgjj Mgb owr hem heenboog. om da lakens weer
Oorlogen brengen wijziging teweeg in het lot
van ontelbare duizenden, niet alleen in dat
van de strüders. die blootgesteld zün aan den
dood, verwonding en krijgsgevangenschap, maar
ook In dat der burgers, wier haardsteden over
weldigd, en die over vele landen verstrooid
worden. Kinderen, te jong om ook maar iets
te beseffen van wat gebeurt, verliezen hun
vader, vaak hun beide ouders; de plaats waar
zü hun kinderjaren doorgebracht zouden heb
ben, en waar zü wellicht oud geworden zou
den zün, wordt ontruimd, misschien verwoest.
Velen keeren weer, anderen niet. En jaren en
jaren na het eind van den oorlog veel meer
jaren zelfs dan ons thans reeds van 1918 achel-
den, wonen alom ter wereld vreemdelingen, die
eenmaal vluchtelingen en kinderen van vluch
telingen waren, en zelfs in het laatste kwar
taal onzer eeuw zullen er alom In Europa en
Amerika oude mannen en wouwen zün. inge-
burgerde vreemdelingen, die vertellen hoe, heel
lang geleden, langer dan hun eigen herinne
ring reikt, hun ouders het land van doocpen
verwoesting ontvloden, kinderen meevoerend,
opgenomen uit de wieg. En eenigen zullen er
zün, die zelfs hun ouders nooit gekend hebben,
noch den naam hunner ouders. Zü werden door
soldaten gered uit de puinen van brandende
dorpen en toevertrouwd aan de zorgen van on
bekenden.
Het kleine eilandje Soay, op een mül afstands
ran het groote eiland Skye. nabü Schotlands
westelüke fjordenkust, telt zestig inwoners. Zü
allen zün daar geboren. ZU allen zün kinde
ren van de Hebridische orkanen: stoer, moe
dig, eenvoudig en vroom. Soay is büna afge
sloten van de buitenwereld. Het heeft geen te
lefoon en geen der visschers zou er aan denken
zich een zoo dulvelsch Instrument als een radio
aan te schaffen. Eens per week steekt Sandy
Campbell, die de bootsman van het eiland is,
over naar Mallaig. op het eiland Skye, om de
poet voor de kleine gemeenschap te halen.
Sandy Campbell had een broeder, Kenneth,
die met de Britsche troepen vocht in België.
In 1918 kwam Kenneth met verlof thuis. Hü
bracht een meisje mee, een baby. Zü was het
eenlge lid van een Belgisch gezin, dat er het
leven afgebracht had toen het huls door een
granaat vernield werd. Kenneth had het kind
kunnen overgeven aan de Belgische of Engel-
sche autoriteiten, maar de soldaten die het ru
we leven in de loopgraven leidden, en steeds
dood en verwoesting om zich heen zagen, had
den een zwak hart voor Jonge kinderen, die
het leven en een betere toekomst belichaam
den, en Kenneth nam het kleine meisje mee
naar zün eenzaam eiland.
HU zelf vertrok spoedig weer naar het too-
neel van den strüd en sneuvelde weinige maan
den later, maar zün moeder verzorgde X kind
als een grootmoeder. Niemand wist hoe het
heette, maar men gaf het een naam: Janet
Blacklln.
ZU groeide op als een kind der Hebriden.
Zoover haar geheugen reikt, heeft zü op het
kleine eiland gewoond. Toen haar pleegmoeder
stierf, beval deze het kind aan in de zorgen
van haar zoon Sandy, den bootsman, die ge
huwd was, en vü? kinderen had. Voor het zes
de kind was plaats, aan tafel en aan
haard, en in het hart der pleegouders.
Zoo woont te midden van de hoogblonde vis-
schersbevolking van het afgelegen eiland één
donker meisje, levendiger van oog en levendi
ger van gebaar. Men noemt haar .het Bel
gische meisje”. Zü kent haar land niet, en zü
kent haar naam niet, maar haar wereld is het
kleine eiland Soay, waarvan zü de taal spreekt
als een inboorllnge, waarvan zU de gewoonten
en gebruiken heeft, en op welks kust zü één-
en-twlntlg Jaren geleden geworpen werd door
de branding van den wereldoorlog.
a w w w-« a DrAMKTÜ1 op blad z^n ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen p bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 een ongeval met
I /X t»t. Ji Al I xi r1^ ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A OVF» verlies van belde armen, beide boenen of belde oogen vrVFe™ doodeljjken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
■tuk.” De vreemdeling haalde een horloge tac
voorzchün; de radium wijzers wezen drie mlnu-4
ten voor 10. „X Was precies 10 uur toen we vad|
elkaar weggingen," verklaarde hü nog.
„Is het Westen je bevallen?” informeerde de^
brigadier.
„En of! Als het James hier in New-York half?
zoo goed gegaan is als mü, dan heeft hü nleta’
te mopperen. Ik houd van dat vrije, avontuur—"
lüke buitenleven. X Is er heel wat beter, daiM
in zoo’n enorme menschen-gevangenls, als NeW-
York toch eigenlük is!”
De brigadier speelde wat met zün gummistok.,
en maakte aanstalten rijn avondwandeling t®*
vervolgen.
„Ik ga maar weer eens verder op. Een man
van de klok schünt die vriend van je anders
niet te zün!"
,Met hangt niet op een minuut, brigadier. Tk>
geef hem gerust een half uurtje extra. Komenr
doet ie toch! Goeden avond.”
Dr. Paul Julien, de Utrechtsche specialist op
het gebied der dwergvolken, die ter voortzetting
van zün pygmeeënonderzoekingen in West-
Equatoriaal Afrika vertoefde, is na beëindigden
arbeid te Utrecht teruggekeerd. Het thans vol
tooide onderzoek vormde de directe voortzett-ng
van den door Dr. Julien in 1933 aangevangen
arbeid onder de pygmeeën van het ïtoerlwoud
in Belgisch Congo en die van de Midden-
Dzjah-rivler, in het grensgebied van Kameroen
en Mlddel-Congo. De voorlaatste expeditie in
West-Equatoriaal Afrika had resultaten opge
leverd. die een geheel nieuw licht op het vraag
stuk van den samenhang der verschillende
dwerggroepen in Afrika wierpen, waardoor de
bestudeering der Westelüke Kameroen-pyg-
meeën tot een gebiedende noodzakelükheid
werd.
immuunsera te bereiden, die onder de uiterst
ongunstige klimaatscondltles van het equato
riale woud houdbaar moeten zün. Verleden jaar
slaagde Dr. Julien erin, de sera gedurende een
groot gedeelte van de reis bü 0 graden Celsius
te bewaren, waartoe groote hoeveelheden U»
noodig waren, waarvan alleen reeds het vervoer
per dragerskaravaan een probleem opleverde. In
het dit Jaar onderzochte gebied was het onmo
gelUk zich voldoende U» te verschaffen, wat den
onderzoeker dus tot snel handelen dwong, wilde
hü niet het risico loopen de activiteit der sera
tüdens den arbeid te zien terugloopen. Doch de
door Dr. Pondman bereide sera doorstonden de
proef schitterend en tot het einde der reis bleef
hun activiteit behouden. Laat men dat in het
buitenland Pondman eens nadoen, zelde Dr.
Julien.
De aanrienlüke hoeveelheden menschelük
bloed, noodig voor de bereiding der sera, konden
ook ditmaal bUeengebracht worden door spon
tane medewerking van een groot aantal parti
culieren te Utrecht, hoofdzakelük studenten der
chemie etx pharmacie, die ten behoeve van het
onderzoek bloed afstonden.
Als voorloopig resultaat der bloedstudles
bleek, dat de Baolka practlsch identiek zün aan
de Bakah. WaarschünlU^ zün het twee takken
van één groep. Echter volgt uit verschillende,
voomamelük linguïstische gegevens, dat beide
groepen al in een zeer ver verleden moeten ge
scheiden Zün. Tijdens de expeditie van 1936 kon
vastgesteld worden dat de Bakah, hoewel aan
alle züden door Bantoevolken omgeven, een
niet-Bantoe-taal spreken. De Noordelüke Ba
kola echter spreken een Bantoetaal, nauw ver
want aan de Ng^emba Eb Mabea-talen en ook
de door Dr. Julien ontdekte Zuldelüke Bakola,
die niet met Ngoemba-volken in contact leven,
bleken dezelfde taal te spreken. Wanneer de
onderzoeker hen in de Bakahtaal toesprak, ble
ken zü er geen woord van te begrijpen. Ook
andere verschünselen van ethnologlschen aard
wezen op een reeds zeer lange isolatie. Wat de
verdere resultaten van deze expeditie betreft,
kan vermeld worden, dat bü ongeveer 1000 in
dividuen de phenylthioureum-reactie werd be
studeerd, waardoor het eerste onderzoek op dit
gebied in Afrika op Nederlandschen naam werd
gebracht. Eenlge duizenden metingen werden
uitgevoerd, terwUl ten behoeve van een onder
zoek van Dr. Dankmeyer te Lelden een 2400-tal
vingerafdrukken verzameld werden. Van het
dageiüksch leven der dwergen, hun jachtge-
woonten e.d„ werd een uitvoerige film vervaar
digd. terwUl In ruim duizend fotografische op
namen een uitgebreide documentatie, land en
volk betreffende, werd vastgelegd. Vooruitloo-
pend op de definitieve publicatie van zün ge
gevens stelt Dr. Jullen zich voor, om in lerin
gen en fllmvoordrachten over de resultaten van
zün expeditie te berichten.
„Goeden avond.” In denzelfden tred ging dB-
brigadier naar het einde van de straat terug.
Een fUne regen, voortgezwiept door een steeds
sterker wordenden Oostenwind, verdreef de laat-
■te voetgangers van de straten. Af en toe sller-J
de een taxi spetterend door de straat, het vuile-
water rond zich sproeiend. In bet portaal van.
het warenhuis wachtte de vreemdeling.... Te
vergeefs? De klok had al half elf geslagen, maar
van James
Wandsby was nog
niets te bekennen.
Af en toe lichtte
het rigarenpuntje
even, dan was
het in het por
tiek weer even
donker en stil als kort te voren. 1
stak een lange gestalte, diep weggedoken in
een wüde cape het glimmende asfalt over.
.Ben Jü het, Jimmy?” hügend bleef hü voor
in het portaal staan.
„Ben JU James Wandsby?" was de opgewon
den wedervraag.
„Dus toch!" Krachtig drukten de beide i
nen elkaar de hand. „Ik heb er geen ooge
aan getwüfeld, dat je onze afspraak sou
gelen X Eenigste. wat me wel eens deed twü-*
felen was de gedachte, of je nog tot het rijk
der levenden behoorde. Een heele tUd anders,
hé, twintig jaren! Het oude café is met zoo
vele andere dingen ook verdwenen. Als het er>
nog stond, tracteerde ik op dit gelukkig weer
zien! Hoe is het Jou in het Westen gegaan, ouwe
Jongen?"
„Ik kan niet anders zeggen dan buitengewoon!
Natuurlük heb ik ook wel met tegenslagen te
kampen gehad, maar over het algemeen ben ik
meer dan tevreden. Jü bent anders veel ver
anderd, James!"
,^oo? Langer geworden, bedoel je zeker?
Tja, jong, wat ik in mün jongensjaren te weinig
gegroeid ben, heb ik na mün twintigste jaar
ruimschoots ingehaald."
,Bn hoe heb Jü het in New-York gemaakt?”
„Nou. dat gaat nogal. Ik heb een vaste be
trekking. dat is waar. Maar je weet, vast geld,
vaste armoe! Maar laten we een stukje op-
loopen, hier is ook zooveel niet te beleven!”
De man uit het Westen schilderde in felle
kleuren tallooze gebeurtenissen, waaraan zün»
verblüf in het Westen zoo rijk was geweest. Do»
interesse, waarmede de ander hem beluisterde.,
was telkens een nieuwe aansporing om meer te1
vertellen over die heerlüke streken.
Op den hoek van de straat was een café, dat»
door een overdaad van licht trachtte, de wei-,
nlge voorbügangers naar binnen te lokken. In
het helle schünsel van de lampen gekomen, ble
ven de mannen eensklaps staan en keken el
kaar aan.
De man uit het Westen deed een stap terug,
zün oogen vernauwden zteh W smalle spleten.
Dan siste bü zün metgezel toe:
,JÜ beht James Wandsby niet In twintig jaar
kan et veel veranderen. Maar een beetje
scheeve neus kon onmogelük tot zoo’n ravenbek
groeien!"
„X Gebeurt ook,’" was het rustige antwoord
„dat eerlüke menschen in zoo’n periode in ware,
booswichten veranderen. Jimmy Crook! Houd
je gemak alsjeblieft X zal je toch weinig baten.
Ik houd je gerust wel in de gaten, mannetje.
Zoo goed als het je in het Westen blükbaar ver
gaan is, zoo slecht tref je het hier! Uit Chicago
kregen we vanmiddag bericht, dat ze graag eens
met je wilden praten. Hun vermoeden, dat je
naar New-York was gevlucht, blükt maar al te
waar. Rustig blUven. alsjeblieft! Maar voor we
den politiepost binnenstappen, heb ik nog iets
voor je, dat je bepaald zal interesseeren. Lees
maar eens!”
BU het schünsel van een lantaarn ontvouwd»
Jimmy Crook den brief en las: