aan den dag H De avonturen van Prof je en Struis je Keizer Augustus F 250.- TWEE NICHTEN EN TWEE NEVEN I lOfVfcHwnw ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1937 POSTAGE Koffie en melk Met of zonder Willem van Saftinghe De eerste postzegel ENCELSCH j NAAR HET Bescheiden, eenvoudig en onbaatzuchtig a kreeg van u een aarden Rome en ik laat u een ateenen Romf achter" i De boekhouder I I de groote, onhandige menach aal daarbij <1 Schets van den eersten postzegel geweest. e n e< p 1 K di ai 1 Ik „Liehte, ais gtJ wist. re een 1 (Wordt vervolgd) I i t- d Toen hy overeind gekrabbeld was en op keek, wie stond daar grinnekend bij het hek? Het was Struisje, In eigeivpersoon, en'in zijn gewone atjnetlng. Rome leefde als een eenvoudig burger, ofschoon hy niet kon verhinderen, dat in zyn omgeving, in de naaste omgeving van zyn familie, de wuft heid en de overdreven weelde leidden tot verval Als groot hcerschcr. als een der weinigen, die werkeiyk den naam van een weldoener hunner onderdanen verdienen, zoo leeft keizer Augus tus voort in de harten der Romeinen. Daarom is het billyk. dat men thans niet alleen te Rome, doch in geheel Italië, zijn tweeduizendsten ge boortedag plechtig en feestelijk herdenkt. h k b g n n te di sl h: di di o r 1 1 ten van Browning! Wat zwaar op de hand, hé?" r I o I ei o b u F h ei d z Ol h s< VI n n J s f t e I i sl d d d sl n b e VI V d d P d 1< n n d 1< b i 1 t 3 1 1 h b VI bi di oi w u tl e< s g t d h n n d MJ verlies van een band, een voet et een eo* Legende over Liaaewege naby Brugge was geschied. Men vertelt, dat vele Jaren nadien Willem van Saftinghe In Syrië was aangekomen, en daar In dienst trad In het leger van de Muzel mannen, na zyn geloof afgezworen te hebben. Hy dacht echter dat zyn oogen niet zoo goed waren en wilde zich op zyn lastdier ncerzetten. Dat ging echter niet. De kip liep onder zyn beenen vandaan en de professor viel met zyn dikke buikje In het zand. keken ze starend acht Ik, dat ze verwonderd en kring opnamen, wyze sprak lloemhof. „Och, waren alia manschan wijl" (Dat is haeiemaal niet noodlg, als achter het stuur maar ja klein beetje beter wilden opletten, dan konden wa al h44l tevreden zijnl) ren twintig duizend man te verzamelen, meestal Bruggenaren, bygestaan door talryke land bouwers uit de 'omgeving, die allen gezworen hadden de Franschen te verslaan. Toen Willem dit vernomen had. verdween hy zonder taal of teeken. Den volgenden dag was hy niet te zien en groot was de verslagenheid in het klooster, toen men vaststelde, dat Wil lem met twee paarden het hazenpad had geko- zen.^De kloosterling had onmlddeliyk den ste ven gericht naar Brugge. Hy stelde aan den Brugschen leider Pieter De Coninc voor, tus- schen Kortryk en de abdy van Groeninghe diepe grachten te leggen en ultgravingen te laten ultvoefen. die met takken, twygen en graszoden moesten belegd worden. Deze verschansing boekte grooten byval. Op den elfden Juli hadden de Vlamingen zóó stand gehouden, dat een omsingeling ónmoge lijk werd. By het eerste morgengloren be- .merkte men een onafzienbare flikkering van vyandeiyke lansen en andere wapens. Om ne gen uur gingen de Franschen tot den aanval over en verblind door zon en stof, stormde de vijandeiyke rultery over haar gansche breedte dc kunstmatige ravynen in. Het eene paard vertrappelde In zyn val het andere, samen met den gewapenden kryger. Op dat oogenbllk sprongen de Bruggenaren op den man af en konden aldus hun meerderheid in het gevecht van man tegen man toonen. De stryd werd on genadig en wreed. In dit bloedbad sprong een monnik als een razende op zyn paard rond. Boven zyn py had hy een harnas aangetrok ken en met twee wapens tegelyk sloeg hy den eenen Franschen Jonker na den anderen neer. Hy deed meer dan veertig paarden steigeren en verdelgde In een onverblddeiyk gevecht meer dan vyftig manschappen. Tegen den avond was het pleit voor Vlaan deren gewonnen. Na* dezen historischen stryd deed de oudste zoon* van den Oraaf van Vlaanderen naar .den dapperen kloosterling vragen, wien men zoo veel te danken had. Doch Willem van Saftinghe was onmlddeliyk weer naar Llssewege teruggekeerd. De oversten waren over zyn ontvluchting niet te spreken. Verder moesten zy geen uitleg hebben. Willem, eerst ontstemd, werd weldra verbitterd, daarna verbolgen. De gramschap maakte zich van hem meester. Met een ruk sleurde hy den abt tot voor zyn* voeten, zyn hand greep reeds naar een mes, dat In zyn bereik lag, toen de prior binnenkwam. De abt vluchtte. Duldeiyk hoorde Willem van Saftinghe de volgende woorden hem achterna galmen: .De banvloek weegt op niet de solide, godsdienstige Jongeman, dien u zeker tot nog toe ontmoet zult hebben en dkn heeft hy een heel lastig humeur. Als u hem ëèns beleedlgt. hebt u voorgoed by hem afge daan. Het zyn harde, welnlg-vergevensgezinde lui, de Gilchrists, en geen heiligen; dat scheelt nog al wat! Hy zal natuuriyk geen geld hebben en hy kén niets! Dus veel vooruitzichten zyn er niet Maar dit moet u dan zelf maar weten!” Ze lachte weer, knikte eens en nam haar boek op, waarmee ze dus te kennen gaf, dat ze het onderhoud als afgeioopen beschouwde. Op Janie had het echter een onvergelykelyken indruk gemaakt. Als een schokkende openbaring was het ineens over haar gekomen, dat, terwyi ze steeds in een wereld van zonneschyn, ro mance en hooge idealen had geleefd zy en Rorke en Charlie samen al dien tyd nieuwsgierige, onvriendeiyke blikken hen gade geslagen en booze tongen hen belasterd hadden. En, wat nog erger was; ze ging nu zelf ook wantrouwen voelen Jegens haar neef: Was hy wel de geschikte, om dageiyks zoo kameraad- schappeiyk mee om te gaan? Toch had zy zelf geen slechten wandel van hem gemerkt. In het eerst na hun kennisma king was hy stug en onaangenaam geweest, maar had haar volkomen met rust gelaten. Hy leidde geen nuttig bestaan, voor zoover zy er over oordeelen kon; maar, och, in hoe verre weten wy. menschen, dit van elkaar? En toch had er van héér kant, eenige verkoe ling plaats in de houding tegenover haar neef, graag voor my verbergen wilt. O. de gedlch- Zy was meer zelfbewust, maar voelde zich min der op haar gemak. Sinds Charlie's afwezigheid hy in zyn leven nimmer had willen aanvaarden. Hy toch was de imperator. Als menach bleef hy altyd eenvoudig, onbaatzuchtig en beschei den en bet is buitengewoon interessant te lezen, hoe Keizer Augustus als oud man zyn beschei den leven leefde. „Zyn heerschersgestalte ,was schoon,” zoo leest men by Sueton, „om schoon heidsmiddelen gaf hy niet;, hy verfoeide ze. zyn kapsel zat doorgaans slecht en was nooit be hoorlijk geknipt. Eyn baard liet hy net zoo lang, staan, totdat het haar hem te lastig werci. Dan nam hy het mes en schoor zich zelf." Er gens anders leest men: „zyn gelaatsuitdrukklhg was, of hy sprak of zweeg, zóó volkomen rustig, dat een Gallisch hoofdman, door Augustus' zachte uitdrukking en trouwe oogen, het mes neersmeet, toen hy voornemens was Augustus te dooden. Augustus' huid was zacht en glan zend, zyn oogen waren blauw en helder, diep en rustig en schenen door debiel te kunnen zien. Hy was matig in spyzen en dranken Hy gaf de voorkeur aan ouden Romeinschen kost, zwart brood, kaas, verdunden wyn. Hy doopte by het or.tbyt een stuk droog brood in zyn wyn ofwel hy volstond met wat vruchten. Zyn werk- en slaapkamer in het keizeriyk’paleis waren een voudig en zonder opschik. De eerste burger van 1 Dezer dagen werd de grootate aller phUatells- tlsche curiositeiten geveild, nameiyk Benjamin iyk het werk der posteryen zeer vergemakke- lykte Verder<i zien wy dat de Engelschen de post zegels zyn biyven noemen naar het stempel (stamp) waarop Rowland HUI zinspeelde. Ons woord „zegel" Is misschien Iets minder Juist, maar kan gemakkelijk hierdoor verklaard wor den dat het „stukje papier” aanvankeiyk op de manier van een zegel achter op den brief aan gebracht werd. Rowland Hill ondervond zeer veel tegenwer king. maar tenslotte werd een wetsontwerp, <f strekkende tot uitvoering van zyn voorstellen, ia aangenomen en In 1839 door de Koningin be krachtigd. vyf weken lang, nameiyk van 5 De cember 1839 tot 10 Januari 1840 was een 4- pencetarief In werking; op laatstgenoemden da tum werd het penny-tarief van kracht. Cheverton's ontwerpen dateeren van 1839. Ze zyn slechts schetsen, geen uitgewerkte teekenln- gen, maar de kop van de mooie jonge Koningin is ook op de schetsen zeer fraai geteekend. De sobere randversiering is slechts aangegeven Evenals op de definitieve zegels is bovenaan het woord „postage", onderaan „one penny" aange bracht. Ook de boekletters, die de oudste En- gelsche zegels onderscheidden, komen op het ontwerp voor, onder andere in den linker benedenhoek een P, en in den rechter-beneden- hoek een B, terwyi in de bovenhoeken de be kende sterretjes geteekend zijn. In al haar schetsmatigheid geven de teeke- ningen een volmaakt denkbeeld van wat kort daarna de stamvader worden zou van de thans zoo vele tienduizenden leden sterke internatio nale postzegelfamllie. De naam „Groot Brittannlë en Ierland” komt op de gehete evenmin als op den postzegel zelf voor. Het zou overbodig geweest zyn den naam van het land te vermelden op een zegel die alleen voor blnnenlandsch verkeer bestemd was. Engeland evenwel heeft hieraan steeds vast gehouden en op géén Engelschen postzegel is ooit de naam van het land gedrukt in tegen stelling tot de postzegels der Dominions en Koloniën. Daar begreep de arme professor heelemaal niets meer van. Hy liep op Struisje toe, nam zyn loupe en bekeek zyn vriend aan alle kanten. Hy kon echter niets byzonders aan hem ontdekken. Is kinderen kwamen wy byna lederen ZX Zondag, na de gebrulkelyke wandeling, met vader en moeder in het café van Groesbeek. Groesbeck was heel oud en byna volslagen doof. Voor ons was er heel weinig aan zoo n bezoek. Vader ging kaarten en moe der praatte met andere vrouwen. Wy zagen maar toe en verveelden ons tameiyk. Wel ken- Cheverton's schetsen voor den eersten postzegel. Het ontwerp werd aangenomen en aldus ont stond de beroemde „Penny Black”, de zwarte penny-zegel van 1840, die de eerste aller post zegels was. Cheverton kreeg voor zyn werk l 100 uitbe taald van de schatkist. De schetsen dragen de handteekenlng van Rowland Hill, den Postmees- ter-Generaal. Van Cheverton is weinig bekend, behalve dat hy de ontwerper was van den eersten postzegel; de waarde van de schetsen wordt evenwel nog aanzieniyk verhoogd door de handteekenlng van Sir Rowland Hill, die de pionier geweest Is van het penny-posttarief en de uitvinder van den postzegel. In 1837. dus honderd Jaar geleden, verscheen zyn beroemde brochure waarin hy voor binnen- landsche brieven van hoogstens een half ons een uniform port van 1 penny voorstelde. *t Is thans byna onmogelyk zich een denkbeeld te vormen van de revólutlonnalre beteekenls, welke dit voorstel een eeuw geleden had. Door zyn uitvoering onderging eerst het v blnnenlandsch verkeer, daarna het j wereldverkeer, een hervor ming van ingrijpenden aard. In diezelfde bro chure bracht Rowland Hill ook postzegels ter sprake als middel tot vooruitbetaling van port. Tot 1840 immers.werd het port uitsluitend be taald door den ontvanger. Het pennytarief was alleen uitvoerbaar Indien het port vooruitbetaald werd. Rowland Hill schreef: „Misschien zouden de moeiiykheden eenfgszlns uit den weg geruimd kunnen worden door gebruik te maken van een stukje papier, juist groot genoeg om het stem pel (stamp) te voeren en aan den achterkant bedekt met een kleefstof, welke, door het aan brengen van een weinig vocht, achter op den brief bevestigd zou kunnen worden.” 1 Lykt ons thans wel een heel eenvoudige „uitvinding", maar de man die Op hét denkbeeld kwam was in zyn soort ongetwijfeld een genie. Opgemerkt zy dat hy zich voorstelde dat de zegel achter op den brief geplakt zou worden dit geschiedde de eerste jaren dan ook byna steeds, en ook later nog vaak tot het algemeen gewoonte werd adres en zegel op dezelfde zyde van den omslag aan te brengen, hetgeen natuur- zoo In, dat hit het laatst door de deur ging Dan zag Ut, hoe hy met den hoed in zyn hand nog een paar woorden met mevrouw Lies wisselde. Op een avond zei ze: ,Ja, maar ik heb slechts' een uur den tyd.” Mynheer Bloemhof verloor plotseling zijn hoed, die onder een stoel rolde. Ik sprong naby en pakte den hoed, want hy zocht met zlin den wy langzamerhand iedereen, die er kwam, groote handen op een verkeerde plek. Zoo zullen mevrouw Lies en de boekhouder Bloemhof, die leeiyk en ook niet meer jong was, dus toch' aan den wandel zyn gegaan wn J «•- IWMHMM bestryding van hoofdpyn of om wakker te biy- ven koffie drinkt, gebruikt deze by voorkeur zonder of met zeer weinig melk. Het genoemde ervaringsfeit is Juist, zooals ook uit proefnemingen gebleken is. Inderdaad vermindert de toevoeging van melk de giftig heid der koffie. Dit feit is om meerdere rede nen belangrijk. Niet alleen omdat het tot on- middeliyke practische toepassing kan leiden, magr ook omdat dus blykbaar niet alleen de hoeveelheid cafeïne in een drank de giftigheid bepaalt. De verschillende soorten, koffie, maar ook de bereidlngswyze kunnen van belang zyn. Ook is het te begrypen waarom thee en cola, die ook cafeïne of analoge stoffen bevatten, niet naar hun gehalte aan deze vergiften te beoordeelen zyn. Uit een onderzoek, door Starkenstein en Wln- temltz in het Zwltsersch Medisch Weekblad ge publiceerd. biykt, dat de cafeïne op zeer ver schillende wyze aan looizuur gebonden kan zyn en hiervan de opname in het darmkanaal af- hankeiyk is. Het looizuur van de koffie vormt met het melk-eiwit moeiiyk oplosbare verbin dingen en vertraagt daardoor ook de opname van de aan het looizuur gebonden cafeïne. Uit dierproeven bleek, dat een zuivere cafeïne-op- lossing door melk niet minder giftig wordt, zoo- dat een directe Invloed van de melk op het al- caloïd niet aan te nemen is. Wie dus koffie drinkt met de bedoeling een sterke werking hiervan te ondervinden, drinke de koffie „zwart"; wie de cafeïne-werklng wil verzwakken, voege er melk aan toe. dat ze zyn naam wilde gaan dragen, óf ze moest ineens voor de waarheid uitkomen, wat betreft haar naam en haar verwantschap. En dht sou alles bederven! Terwyi die gedachten haar pyisnel door het hoofd flitsten, las hy de regels, die onderlynd waren op de open bladzyde van het boek, dat hy in de hand hield: was er een eind gekomen aan hun ongedwongen omgang De verbindende schakel was uitgeval len. Het weer was nu ook kil en regenachtig, zoo- dat ze elkaar buiten maar weinig ontmoetten. Kortom, terwyi ze dien middag daar zoo verlaten aan den oever van de rivier zat, dacht ze troos teloos, hoe de wereld haar een paar weken te voren toch zoo heel anders had geleeken! Het was drukkend, want er zat onweer In de lucht. Janle voelde zich moe en rusteloos; had een dichtbundel van Browning (den Engel- de Génestet) by zich; maar achteloos „Het spyt my." zei hy weer en beet zich op op de lip. Wees maar niet boos op my!" Onwillekeurig maakte hy een beweging naar haar toe, maar ze trok zich nog dichter naar den boom terug en riep: „Niét naderbykomenI My niét aanraken! ben geschrokken.” „Geschrokken van my?.... U weet toch, dat ik geen haar op uw hoofd zou willen krenken?” „Dat weet ik niét. Het kan wel niet in uw bedoeling liggen, maar men weet nooit, waar een man. zooals il, een man zonder eenige zelf- beheersching, in drift toe overgaat! Ik zal nooit weer zeker van u zyn!” zy dacht er niet by. wat ze zei. Ze was ge schrokken en wilde zoo gauw mogelyk maar weggaan, opdat het onstuimige kloppen ran haar hart wat bedaren zou. Ze keek niet naar Rorke, anders had ze gezien, dat die tot In de lippen wit was geworden. .Dat kunt u niet meenen,” begon hy weer met onvaste stem. „U weet, hoe ik er toe kwam." Dat weet ik niét En Ik wil het ook niet weten. Ik ga naar huis." Ze ging en sloeg er ook geen acht op, of Rorke haar volgde of niet Dur klonk wielgeratel op den weg; dokter Peil verscheen in zyn dogcart en opeens kreeg ze de boosaardige Ingeving, om te seggen: „U hoeft niet verder mee te gaan. Ik aal vragen, of dokter Peil my naar huis rydt” Rorke stond stil van verbazing. ,JPéll?.... Maar dat meent u toch niet?” „Zeker, meen ik hetl” stameld hebben, dat hy met haar wilde trouwen, omdat zy toch zoo alleen was en om dat zy toch niet altyd met bier glazen te doen wilde hebben. Hyzelf was spaarzaam Hy zou zeer goed voor haar zyn. Meer hééft de boekhouder Bloemhof beslist niet gezegd, terwyi zyn hart heftig klopte. Hy zal het overigens voor de eerste maal gezegd hebben. En zy, de stille mevrouw Lies, heeft misschien in zyn leeiyke gezicht gekeken, dap per. zekér met een beetje medeiyden, heeft een groote vraag uit de starende oogen gelezen en heeft hem voorzichtig gezegd, dat zy niet meer teouwen zou. T In ieder geval is Bloemhof nooit meer by Groesbeek geweest. Mevrouw Lies heeft er byna niet over gesproken, hoewel de dames natuur iyk heel nieuwsgierig waren. Ik ontmoette den heer Bloemhof lederen dag, als ik naar school ging, groette hem, vriende- lyker dan andog, menschen, en hy nam heel diep zyn hoed af, 'als voor een volwassene. Aan de stamtafel werd niet meer over hem gespro ken. Alleen ongeveer een Jaar latex, toen me vrouw Lies in een naburige stad in het huwelyk was getreden, zei de belastingambtenaar tot myn vader, dat men Bloemhof, dezen welis waar niet mooien, maar toch buitengewoon netten man, dronken had gezien. Een paar dagen lang zag ik den heer Bloem hof niet op weg naar school; dan ontmoette ik hem weer geregeld, als hy naar zyn kantoor ging. Jarenlang ontmoette ik hem op ongeveer dezelfde plek. Dan verliet ik de stad en kwam nog maar zelden In myn geboorteplaats. Eens, tydens de vacantle, ontmoette Ik hem op een wandeling. Ik wilde op hem toegaan, hem uitnoodlgen, een glas bier met me te drinken. Ik wilde met hem praten. Hy groette al voor hy by me was. Ik zag weer zyn doode oogen achter de dikke glazen; zyn slapen waren nu grys. Ik wilde by den groet zyn naam noemen, maar hy was al voorby en maakte bewegingen met de hand alsof hy daar mee te kennen wilde geven, dat Ik hem alleen moest laten. Nooit meer heb ik den boekhouder gezien. (Nadruk verboden) -r y-oor West-Vlaanderen en de kuststreek staat Llssewege thans in het middelpunt van de belangstelling, zoo vertelt het weekblad .De Zweep." Want deze aloude ge meente, die voor enkele tientallen Jaren ver brokkeld werd, staat op het punt geheel opge slorpt te worden door de stad Brugge. Door de omstandigheid, dat hier over Llsse wege gesproken wordt, herinnert men aan een legende, welke rechtstreeks verband houdt met het oude dorp. In de onmiddeliyke nabyheld van den grooten, missalen kerktoren van Llsse wege, woonde in het begin van de dertiende eeuw een kloosterling, die zyn cel had liggen tusschen de hokken en loodsen van de abdy. thans nog genaamd ..Ter Doest." Voor iedereen was het duldeiyk. dat die man zich een uit- zonderiyk strenge boetedoening opgelegd had. Doch over zyn waar verleden wist niemand iets te vertellen. De man sprak weinig. De enkele malen, dat hy zich openiyk Het zien, was by de eetmalen of op de Godsdienstoefeningen, waarby hy steeds scheen verzonken te zyn In verre droomen en gedachten. Het was daarby onmogelyk hem aan het spreken te krygen. Hy meed alle gezelschap en alleen was van hem bekend, dat hy Willem van Saftinghe heette. Over Vlaanderen kwam al met eens de tra gische mare, dat Robert van Artois, die het 'bevel voerde over een leger van zestig duizend man, naar Kortryk kwam afgezakt, om het land van de Vlamingen In zyn groei te vernie tigen. Te Llssewege waren de kloosterlingen plotseling met vreeé*geslagen. Alleen de zwyg- zame Willem scheen plots te herleven; hy hing voortdurend aan de lippen van al degenen, die iets over de Fransche legerscliaren en hun op zet te vertellen wisten. De abt zond een paar boden naar Brugge op nieuws uit. Deze kwamen mededeelen, dat Pie ter De Coninc en Jan Breidel erin geslaagd wa- p Donderdag 23 September herdenkt Rome f I den geboortedag van zyn eersten keizer. Augustus, in wiens persoon alle eigen schappen die den roem, den glans en de groot te van het antiek imperium uitmaakten, ver- eenlgd zyn Het Is dan twee duizend jaar gele den, dat hy het levenslicht zag. Augustus, elgeniyk genaamd Gajus Julius Caesar Octavianus, zag het levenslicht te Rome, den 23sten September van het jaar 63 vóór Christus' Geboorte. Hy was een zoon van Octa vius en Atia. een zusterskind van Julius Caesar. Door dezen werd hy (toen nog Octavius gehee- ten) geadopteerd en ter studie naar ApoUonia, in Epirus, gezonden.“By Caesar's dood bleek hit diens erfgenaam. Hy ging naar Rome, noemde zich Julius Caesar, kreeg den bynaam van Oc tavianus en trad op als Caesar's wreker. Hij werd door Antonlus. die zich als Caesar's opvolger gedroeg, met verachting behandeld. Octgvianus echter verbond zich met den Se naat. wierf met behulp van zyn vrienden Agrip pa en Maecenas een leger, verwlerf.de volks gunst door de uitbetaling der legaten van Cae sar aan het volk op zich te nemen en kreeg zoodoende van den Senaat, met de consuls Aulus Hirtlua en Gaius Vibiua Pansa, het bevel in den oorlog tegen Antonlus. die wegens ver denking naar de alleenheerschappy te streven door den Senaat, vooral door het dryven van Cicero, tot vyand des vaderlands was verklaard. Antonlus werd verslagen, doch de triumph voor Octavianus bleef uit. Toen sloot hy met Antonlus en Lepidus, stadhouder van Spanje, een driemanschap, waarby Octavianus Afrika en Sicilië verkreeg. Het driemanschap werd erkend en vaardigde een vervolging uit, waarby ook Cicero den dood vond. De veteranen kregen landgoederen in Italië. Na zyn roemvollen veld tocht tegen de heerschers in Rome, huwde Oc tavianus met Scribonla. welk /luweiyk niet zeer gelukkig bleek; Octavianus scheidde van haar en trad later in het huwelyk met Livla, vrouw van Tiberius Claudius Nero, die twee zonen had, Drusus en Tiberius. Toen Octavianus op het toppunt van zyn •nacht en roem stond, was hy pas 36 Jaar oud. De macht, die hy bezat, misbruikte hy niet. Hy wilde niet eens monarch zyn en verbood zijn goddelijke vereerlng in Italië. Dit kon echter niet verhinderen, dat men hem, geiyk ook vroeger aan aUe machthebbers, alle mogeiyke eer bewees. Hy bestreed lilt zfjp rykdom het bestuur van den Senaat en heC'geheele leger; hy had de censuur; het consulaat verloor voort durend meer aan macht; hy beval candldaten ann voor de ambten, die natuuriyk benoemd werden, en stelde nieuwe ambten in, waarover hy zelf de beschikking had. Octavianus' leger bestond uit legioenen van Romelnsche burgers, die twintig jaren dienden, en hulptroepen van bondgenooten. Daarnaast vormde deze macht hebber een garde in Rome en Italië. De vloot werd gestatlonneerd in Maenum, Ravenna en Forum Julil (Zuld-Galllë). De provincies en legers werden geleid door gouverneurs en offl- eieren van den senatorenstand; alleen Egypte werd bestuurd door een praefectus uit den nd- i derstand. en geen senator mocht er lang biy- ven, uit vrees, dat dit land door een ander in bezit zou worden genomen. De lagere ambten i en de rechtspraak werden aan de ridders op gedragen, die zich tot een nieuwen en zeer 1 machtigen ambtenarenstand ontwikkelden. Ook vrygelatenen kregen als administrateurs der kelzeriyke goederen veel Invloed. Voor een mild bestuur In de provincies droeg de keizer zooveel inogeiyk zorg; ook hierin was hy de schepper van een wereldryk. In zyn consulaat begroette hem de Senaat, het leger der ridders en het geheele Romeln sche volk als den „Vader des Vaderlands”. Augus tus zelf gevoelde zich over zyn heersctiersleven niet tevreden; op zyn sterfbed sprak hy tot zijn vrienden: „Ik kreeg van U een aarden Rome en Ik laat U een steenen Rome achter!” In zijn tachtig jaren lang leven heeft keizer Augustus van Rome oneindig veel tot stand ge bracht. Rome was onder zyn heerschappy een wereldstad geworden, Rome gaf den toon aan. Rome was hét middelpunt van een rtjk. dat zich over drie oude continenten uitstrekte en dat de geheele wereld van toen in zyn ban hield. Augustus' legioenen waren niet te ver slaan en hun vermaardheid was bekend over de geheele wereld. Roma Aeterna! Eeuwig Rome! Zoo jubelde het Romelnsche volk, wanneer het zyn keizer huldigde. Inderdaad, eeuwig Rome! Rome heeft de stormen der eeuwen getrotseerd. Sterk, machtig, moedig en zelfbewust is Rome nóg of weer op nieuw. Augustus' staatsvorm heeft eeuwen stand gehouden. Alles, wat goed In het oude Rome gebleven was, werd door Augustus beschermd en tot nieuw leven gewekt; alles, wat verpes tend was voor het volk, werd met wortel en tak uitgeroeid. Is het dan niet begrypelyk, dat bet huidige Rome met dankbaarheid en vreug de zyn eersten, grooten keizer herdenkt, nu het binnenkort tweeduizend Jaar geleden zal zyn, dat deze machtige man net levenslicht zag? Na Augustus’ dood besloot de Romelnsche Senaat hem de goddeiyke eer te geven, welke „Geef my het boek! Het gaat u niets aan, wat ik lees!" „Maar, Janle. Je bent toch niet boos op my? En om niets?" „Neen, natuuriyk niet. Ofschoon het elgeniyk net zoo goed kon. Want u is ook zoo dlkwyis boos op my voor niets!" „Ja, soms. Zoo even by voorbeeld. Ik wilde u juist zeggen, dat het my speet.... Kunt u het my vergeven?" .Ja. maar geef my nu myn boek.” „Wat Is er toch met dat boek, dat ik het niet mag aanraken? Was het een cadeau van hem?" „Ik weet niet, welken „hem" u bedoelt?" „Van dien bewusten neef?” Janle zweeg en trok wat grashalmen af van den heuvel, daar ze elgeniyk niet wist, wat re zeggen moest. Ze zag In, dat ze heel dwaas had gedaan, met zyn nieuwsgierigheid te wekken, wat betreft het boek. Ze kon hem wel heel een voudig hebben geantwoord: „Het was een ge schenk van myn jongste nichtje Irene,” een meisje van vyftlen jaar. die haar ééns aanbeden had met al de overdrevenheid van een bak- vlschje. Had zy Rorke het boek nu maar laten zien en ook de Inscriptie op het schutblad: „Voor myn liefste Janle, van Rene", dan had hy er uit kunnen opmaken, wat hy wilde. Maar sens had zy op datzelfde blad haar handteeke nlng gezet op verschillende wyzen: ,Jane Gilchrist; Jante Gilchrist; Jane Carleton Gilchrist.”. Wat zou Rorke nu wel denken, als hy die namen allemaal zag?.... Of hy zou diezelfde achterdocht gaan koesteren als zyn moeder, t w oewel in ons land gelukkig niet in die mate als In Duitschland de angst voor het .Jiartglft”, de cafeïne, verbreid Is, be staat er toch een ruime belangstelling voor de vraag omtrent een mogeiyke schadeiyke wer king van het kofflegebruik. Soms vindt deze belangstelling haar oor sprong in de vraag of men kinderen koffie mag geven, soms ook In de ervaring omtrent slapeloosheid na het gebruik van koffie, hart kloppingen, enz. De meenlngen tai medische kringen zyn ook ten aanzien van de schadeiyke werking der cafeïne wel verdeeld, maar fana tieke bestryders zyn toch zeldzaam en een ma tig gebruik wordt in het algemeen niet ontra den. Het Is nu een bekende ervaring, dat door toe- voeging van melk aan de koffie de werkzaam- u. Herinner u Kerstdag van voor zes jaarr.*.held ervan wordt verminderd en iemand die ter schen sloeg ze slechts nu en dan een blad om. Midden onder haar overpeinzingen stond Ineens Rorke vóór haar. Met een erge kleur liet ze het boek vallen. „Verschrikte Ik u?.Dat spyt my. Ik dacht, dat u my wel gehoord had!” „Hoe zou dat nu kunnen, terwyi u zoo dood stil aangeslopen kwam?” „Ik slóóp niet!.. Myn voetstappen verschrik ten z«lfs de visschen! Wat deed u, dat u my niet hoorde?" „Ik las." Ze boog zich, om het boek op te rapen, maar haar neef was haar reeds vóór geweest. „Laat eens zien, wat u las? U was er dan we! zeer In verdiept, dat u zoo doof was!” Janle strekte de hand uit en zei gebiedend: „Geef 't my, als t u blieft!” „Wacht even. Ik moet eens zien, wat u zoo 13 Mrs. George lachte weer: „Dat zal u anders nooit lukken! Maar als Rorke er beter zyn doel mee bereiken kan. dan wil hy misschien wel voorgeven, dat hy belang stelt In zyn broertje. Ik herinn^- my nog den dag. dat zyn vader zoo dlkwyis met hém kwam spelen en ons beiden mee uit ryden nam. Dit was de eertlge tyd, dat hy naar den Jongen om keek en Rorke was een ongezeglyk. ongema nierd kind, dat gooit eens: .Dank ui” zei tegen een van ons beiden. Charlie is heel anders. Hy achynt dol op ui" Janle wilde iets beginnen te zeggen, maar be dacht zich toen weer, waarop Mrs. George vroeg: JO hoort my zeker niet graag op deze wyze •preken, hé? Ik denk, dat dit niet strookt met •w begrippen van fatsoen"; maar Ik verzeker u, Miss Carleton, dat ik een vriendin van u ben! Velen in myn geval zouden u al lang wegge stuurd hebben. Selina heeft daar ook genoeg op aangedrongen. Maar myn stelregel is een maal: leven en laten leven." Als u Rorke wilt hebben, kunt u hem krygen; ofschoon het geen groote aanwinst zal zyn! Vooreerst is hy By deze woorden was Saftinghe bulten zich zelf van woede. Met één slag sloeg hy den prior dood voor zyn voeten neer en achtervolgde toen den abt. Doch tydens zyn achtervolging werd hy zich van zyn onmenscheiyke daad bewust. Hy vluchtte rechtstreeks naar den vierkanten to ren. die naast zyn qel ten hemel rees. Hy bar- rikadeerde de poort en voor niemand zou hy deze nog openen. Gezien den hardnekklgen tegenstand, dien Van Saftinghe bood, toen men hem gevangen wilde nemen, besloot de abt hulp te vragen van Brugge. Jan Breidel en Pieter De Coninc waren erg onder den Indruk van den manslag door den dapperen kloosterling gepleegd. De Brug- sche aanvoerders kwamen gewillig naar Llsse wege mee. Het waren de soldaten, die aan de zyde van Willem gestreden hadden, die hem verzochten mede naar Brugge te gaan om zyn lot aan het oordeel over te laten van Gwyde van Vlaande ren. Men sloot hem op in de toenmalige gevange nis „Het Steen.” Doch den volgenden dag, toen men hem wilde bezoeken, was Saftinghe ver dwenen. Nooit heeft men geweten, hoe of door wiens bemiddeling die opzienbarende ontvluchting en de omgeving namen wy in ons op. Op zekeren dag was Anna verdwenen. Anna stond achter het buffet. Verder wisten wy niets van haar. Anna had gestolen, deelde Groes beek mede; maar de heeren behoefden niet zelf hun bier aan het buffet te halen, want een jong familielid had hy gewaarschuwd en dit zou by hem in huls komen. Haar man was een half Jaar geleden gestorven. Vandaag zou hyzelf de klanten bedienen, den volgenden Zondag zou zy er al zijn. Mevrouw wed. Lies Stevens kwam dus. wy, kinderen, kenden haar meer uit gesprekken van onze ouders dan elgeniyk van onszelf. Zy lachte dlkwyis naar ons, als zy hier of daar bier aan een tafeltje bracht. Haar lachen was droevig, want haar oogen lachten niet mee. Wy hoorden, dat zy drie weken getrouwd was, toen haar man aan longontsteking kwam te sterven. En vanaf dit oogenbllk had mevrouw Lies zoo werd zy genoemd zulke treurige bogen, had Moeder thuis verteld, zy zag er nog uit als een meisje. De mannen waren altyd be leefd en vriendeiyk tegen haar. Haar glimlach was gedeelteiyk dankbaarheid, gedeeltelijk pyn. Dat merkten de anderen niet op. In dezen tyd zat er geregeld een man aan tafel, die elgeniyk niet tot de vaste bezoekers behoorde. Hy was tydens de laatste weken meermalen by Groesbeek verschenen,'had zich echter afzydig gehouden, tot een belasting ambtenaar, die hem kende, hem naar de stam tafel riep. Daar zat de man nu. Hy stak boven allen uit en had reuzen-handen, die zeer koud aanvoel den (wy, kinderen, gaven hem by het naar huis gaan steeds de hand.) Zyn gezicht was leelyk; alles erin leek te groot, ook de oogen. Achter dikke brllleglazen rond; dlkwyis 1 vreesachtig denL Merkwaardlg^yze sprak men aan tafel, voor de heer Bloemhof, een boekhouder, er kwam, meer over hem dan later met hem. En uit deze gesprekken vernam ik. dat hy eigen- lyk alleen by Groesbeek zyn bier dronk, omdat mevrouw Lies het hem bracht. Mevrouw Lies sprak alleen met hem. wanneer hy het Juiste woord tot haar richtte, ze sprak rustig als anders, met leder ander. Toen me vrouw Lies voor het eerst na zyn komst aan de tafel kwam, stond hy met veel lawaai op en maakte een buiging. Vervolgens zat hy weer rustig op zyn stoel. Maar onrustig dwaalden zyn halfblinde oogen van den een naar den ander; zyn blik bleef gevestigd op dengene, die Juist aan het woord was. By het afscheid richtte hy het gewooniyk „Wie heeft die streep daar gezet?" .Degene, die my het boek gegeven heeft.” „Uw neef?" „Dat zal ik u zeggen, als u het my teruggeeft." Janle strekte reeds de hand uit. Maar Rorke werd Ineens vuurrood, hield den adem in en riep met ongeëvenaarde heftigheid. ,Je zult het boek niét terug hebben 1 Je hoeft my niet te zeggen, van wien het isl” Met kracht wierp hy den dichtbundel in het water, zoodat dit naar alle kanten opspatte. Janle stond langzaam op; zy zag nu doods bleek.... Nog nooit van haar leven was ze zóó boos geweest! Boos endrerachrikt tevens! Hy zag ook bleek er/keek haar aan, even eens verschrikt door eigen heftigheid. .Het spyt my," zei hy heesch. toen zy niet sprak. „Ik was niet van plan, dit te doen. Het ging Ineens! Maar ik zal het boek terughalen voor u." „Neen." antwoordde ze ademloos en leunend tegen den boom achter haar. .Laat u het daar liggen. Ik wil het niet meer hebben. U hebt het bedorven.” ATT E* A <ut blad de Terzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 levenslange geneele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bM een ongeval met /At al <l - IL O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen WWe“ verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen <JVFe“ doode lij ken afloop AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERL1JK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL "ir” ---ii'ii-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 24