aan den dag
H
De avonturen van Prof je en Struis je
Keizer Augustus
F 250.-
TWEE NICHTEN
EN TWEE NEVEN
I
lOfVfcHwnw
ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1937
POSTAGE
Koffie en melk
Met of zonder
Willem van Saftinghe
De eerste postzegel
ENCELSCH j
NAAR HET
Bescheiden, eenvoudig
en onbaatzuchtig
a
kreeg van u een aarden Rome
en ik laat u een ateenen
Romf achter"
i De boekhouder
I
I
de groote, onhandige menach aal daarbij
<1
Schets van den eersten postzegel
geweest.
e
n
e<
p
1
K
di
ai
1
Ik
„Liehte, ais gtJ wist.
re
een
1
(Wordt vervolgd)
I
i
t-
d
Toen hy overeind gekrabbeld was en op
keek, wie stond daar grinnekend bij het hek?
Het was Struisje, In eigeivpersoon, en'in zijn
gewone atjnetlng.
Rome leefde als een eenvoudig burger, ofschoon
hy niet kon verhinderen, dat in zyn omgeving,
in de naaste omgeving van zyn familie, de wuft
heid en de overdreven weelde leidden tot verval
Als groot hcerschcr. als een der weinigen, die
werkeiyk den naam van een weldoener hunner
onderdanen verdienen, zoo leeft keizer Augus
tus voort in de harten der Romeinen. Daarom
is het billyk. dat men thans niet alleen te Rome,
doch in geheel Italië, zijn tweeduizendsten ge
boortedag plechtig en feestelijk herdenkt.
h
k
b
g
n
n
te
di
sl
h:
di
di
o
r
1
1
ten van Browning! Wat zwaar op de hand,
hé?"
r
I
o
I
ei
o
b
u
F
h
ei
d
z
Ol
h
s<
VI
n
n
J
s
f
t
e
I
i
sl
d
d
d
sl
n
b
e
VI
V
d
d
P
d
1<
n
n
d
1<
b
i
1
t
3
1
1
h
b
VI
bi
di
oi
w
u
tl
e<
s
g
t
d
h
n
n
d
MJ verlies van een band,
een voet et een eo*
Legende over Liaaewege
naby Brugge
was geschied.
Men vertelt, dat vele Jaren nadien Willem
van Saftinghe In Syrië was aangekomen, en
daar In dienst trad In het leger van de Muzel
mannen, na zyn geloof afgezworen te hebben.
Hy dacht echter dat zyn oogen niet zoo
goed waren en wilde zich op zyn lastdier
ncerzetten. Dat ging echter niet. De kip liep
onder zyn beenen vandaan en de professor
viel met zyn dikke buikje In het zand.
keken ze starend
acht Ik, dat ze verwonderd en
kring opnamen,
wyze sprak
lloemhof.
„Och, waren alia manschan wijl"
(Dat is haeiemaal niet noodlg, als
achter het stuur maar ja klein
beetje beter wilden opletten, dan
konden wa al h44l tevreden zijnl)
ren twintig duizend man te verzamelen, meestal
Bruggenaren, bygestaan door talryke land
bouwers uit de 'omgeving, die allen gezworen
hadden de Franschen te verslaan.
Toen Willem dit vernomen had. verdween hy
zonder taal of teeken. Den volgenden dag was
hy niet te zien en groot was de verslagenheid
in het klooster, toen men vaststelde, dat Wil
lem met twee paarden het hazenpad had geko-
zen.^De kloosterling had onmlddeliyk den ste
ven gericht naar Brugge. Hy stelde aan den
Brugschen leider Pieter De Coninc voor, tus-
schen Kortryk en de abdy van Groeninghe
diepe grachten te leggen en ultgravingen te
laten ultvoefen. die met takken, twygen en
graszoden moesten belegd worden.
Deze verschansing boekte grooten byval.
Op den elfden Juli hadden de Vlamingen zóó
stand gehouden, dat een omsingeling ónmoge
lijk werd. By het eerste morgengloren be-
.merkte men een onafzienbare flikkering van
vyandeiyke lansen en andere wapens. Om ne
gen uur gingen de Franschen tot den aanval
over en verblind door zon en stof, stormde de
vijandeiyke rultery over haar gansche breedte
dc kunstmatige ravynen in. Het eene paard
vertrappelde In zyn val het andere, samen met
den gewapenden kryger. Op dat oogenbllk
sprongen de Bruggenaren op den man af en
konden aldus hun meerderheid in het gevecht
van man tegen man toonen. De stryd werd on
genadig en wreed. In dit bloedbad sprong een
monnik als een razende op zyn paard rond.
Boven zyn py had hy een harnas aangetrok
ken en met twee wapens tegelyk sloeg hy den
eenen Franschen Jonker na den anderen neer.
Hy deed meer dan veertig paarden steigeren en
verdelgde In een onverblddeiyk gevecht meer
dan vyftig manschappen.
Tegen den avond was het pleit voor Vlaan
deren gewonnen.
Na* dezen historischen stryd deed de oudste
zoon* van den Oraaf van Vlaanderen naar .den
dapperen kloosterling vragen, wien men zoo
veel te danken had.
Doch Willem van Saftinghe was onmlddeliyk
weer naar Llssewege teruggekeerd. De oversten
waren over zyn ontvluchting niet te spreken.
Verder moesten zy geen uitleg hebben. Willem,
eerst ontstemd, werd weldra verbitterd, daarna
verbolgen. De gramschap maakte zich van hem
meester. Met een ruk sleurde hy den abt tot
voor zyn* voeten, zyn hand greep reeds naar
een mes, dat In zyn bereik lag, toen de prior
binnenkwam. De abt vluchtte. Duldeiyk hoorde
Willem van Saftinghe de volgende woorden
hem achterna galmen: .De banvloek weegt op
niet de solide, godsdienstige Jongeman, dien
u zeker tot nog toe ontmoet zult hebben en dkn
heeft hy een heel lastig humeur. Als u hem
ëèns beleedlgt. hebt u voorgoed by hem afge
daan. Het zyn harde, welnlg-vergevensgezinde
lui, de Gilchrists, en geen heiligen; dat scheelt
nog al wat! Hy zal natuuriyk geen geld hebben
en hy kén niets! Dus veel vooruitzichten zyn
er niet Maar dit moet u dan zelf maar weten!”
Ze lachte weer, knikte eens en nam haar
boek op, waarmee ze dus te kennen gaf, dat ze
het onderhoud als afgeioopen beschouwde.
Op Janie had het echter een onvergelykelyken
indruk gemaakt. Als een schokkende openbaring
was het ineens over haar gekomen, dat, terwyi
ze steeds in een wereld van zonneschyn, ro
mance en hooge idealen had geleefd zy en
Rorke en Charlie samen al dien tyd
nieuwsgierige, onvriendeiyke blikken hen gade
geslagen en booze tongen hen belasterd hadden.
En, wat nog erger was; ze ging nu zelf ook
wantrouwen voelen Jegens haar neef: Was hy
wel de geschikte, om dageiyks zoo kameraad-
schappeiyk mee om te gaan?
Toch had zy zelf geen slechten wandel van
hem gemerkt. In het eerst na hun kennisma
king was hy stug en onaangenaam geweest,
maar had haar volkomen met rust gelaten. Hy
leidde geen nuttig bestaan, voor zoover zy er
over oordeelen kon; maar, och, in hoe verre
weten wy. menschen, dit van elkaar?
En toch had er van héér kant, eenige verkoe
ling plaats in de houding tegenover haar neef, graag voor my verbergen wilt. O. de gedlch-
Zy was meer zelfbewust, maar voelde zich min
der op haar gemak. Sinds Charlie's afwezigheid
hy in zyn leven nimmer had willen aanvaarden.
Hy toch was de imperator. Als menach bleef
hy altyd eenvoudig, onbaatzuchtig en beschei
den en bet is buitengewoon interessant te lezen,
hoe Keizer Augustus als oud man zyn beschei
den leven leefde. „Zyn heerschersgestalte ,was
schoon,” zoo leest men by Sueton, „om schoon
heidsmiddelen gaf hy niet;, hy verfoeide ze. zyn
kapsel zat doorgaans slecht en was nooit be
hoorlijk geknipt. Eyn baard liet hy net zoo
lang, staan, totdat het haar hem te lastig werci.
Dan nam hy het mes en schoor zich zelf." Er
gens anders leest men: „zyn gelaatsuitdrukklhg
was, of hy sprak of zweeg, zóó volkomen rustig,
dat een Gallisch hoofdman, door Augustus'
zachte uitdrukking en trouwe oogen, het mes
neersmeet, toen hy voornemens was Augustus
te dooden. Augustus' huid was zacht en glan
zend, zyn oogen waren blauw en helder, diep
en rustig en schenen door debiel te kunnen zien.
Hy was matig in spyzen en dranken Hy gaf
de voorkeur aan ouden Romeinschen kost, zwart
brood, kaas, verdunden wyn. Hy doopte by het
or.tbyt een stuk droog brood in zyn wyn ofwel
hy volstond met wat vruchten. Zyn werk- en
slaapkamer in het keizeriyk’paleis waren een
voudig en zonder opschik. De eerste burger van 1
Dezer dagen werd de grootate aller phUatells-
tlsche curiositeiten geveild, nameiyk Benjamin
iyk het werk der posteryen zeer vergemakke-
lykte
Verder<i zien wy dat de Engelschen de post
zegels zyn biyven noemen naar het stempel
(stamp) waarop Rowland HUI zinspeelde. Ons
woord „zegel" Is misschien Iets minder Juist,
maar kan gemakkelijk hierdoor verklaard wor
den dat het „stukje papier” aanvankeiyk op de
manier van een zegel achter op den brief aan
gebracht werd.
Rowland Hill ondervond zeer veel tegenwer
king. maar tenslotte werd een wetsontwerp, <f
strekkende tot uitvoering van zyn voorstellen, ia
aangenomen en In 1839 door de Koningin be
krachtigd. vyf weken lang, nameiyk van 5 De
cember 1839 tot 10 Januari 1840 was een 4-
pencetarief In werking; op laatstgenoemden da
tum werd het penny-tarief van kracht.
Cheverton's ontwerpen dateeren van 1839. Ze
zyn slechts schetsen, geen uitgewerkte teekenln-
gen, maar de kop van de mooie jonge Koningin
is ook op de schetsen zeer fraai geteekend. De
sobere randversiering is slechts aangegeven
Evenals op de definitieve zegels is bovenaan het
woord „postage", onderaan „one penny" aange
bracht. Ook de boekletters, die de oudste En-
gelsche zegels onderscheidden, komen op het
ontwerp voor, onder andere in den linker
benedenhoek een P, en in den rechter-beneden-
hoek een B, terwyi in de bovenhoeken de be
kende sterretjes geteekend zijn.
In al haar schetsmatigheid geven de teeke-
ningen een volmaakt denkbeeld van wat kort
daarna de stamvader worden zou van de thans
zoo vele tienduizenden leden sterke internatio
nale postzegelfamllie.
De naam „Groot Brittannlë en Ierland” komt
op de gehete evenmin als op den postzegel zelf
voor. Het zou overbodig geweest zyn den naam
van het land te vermelden op een zegel die
alleen voor blnnenlandsch verkeer bestemd was.
Engeland evenwel heeft hieraan steeds vast
gehouden en op géén Engelschen postzegel is
ooit de naam van het land gedrukt in tegen
stelling tot de postzegels der Dominions en
Koloniën.
Daar begreep de arme professor heelemaal
niets meer van. Hy liep op Struisje toe, nam
zyn loupe en bekeek zyn vriend aan alle
kanten. Hy kon echter niets byzonders aan
hem ontdekken.
Is kinderen kwamen wy byna lederen
ZX Zondag, na de gebrulkelyke wandeling,
met vader en moeder in het café van
Groesbeek. Groesbeck was heel oud en byna
volslagen doof. Voor ons was er heel weinig
aan zoo n bezoek. Vader ging kaarten en moe
der praatte met andere vrouwen. Wy zagen
maar toe en verveelden ons tameiyk. Wel ken-
Cheverton's schetsen voor den eersten postzegel.
Het ontwerp werd aangenomen en aldus ont
stond de beroemde „Penny Black”, de zwarte
penny-zegel van 1840, die de eerste aller post
zegels was.
Cheverton kreeg voor zyn werk l 100 uitbe
taald van de schatkist. De schetsen dragen de
handteekenlng van Rowland Hill, den Postmees-
ter-Generaal.
Van Cheverton is weinig bekend, behalve dat
hy de ontwerper was van den eersten postzegel;
de waarde van de schetsen wordt evenwel nog
aanzieniyk verhoogd door de handteekenlng van
Sir Rowland Hill, die de pionier geweest Is
van het penny-posttarief en de uitvinder van
den postzegel.
In 1837. dus honderd Jaar geleden, verscheen
zyn beroemde brochure waarin hy voor binnen-
landsche brieven van hoogstens een half ons
een uniform port van 1 penny voorstelde. *t Is
thans byna onmogelyk zich een denkbeeld te
vormen van de revólutlonnalre beteekenls, welke
dit voorstel een eeuw geleden had. Door zyn
uitvoering onderging eerst het v blnnenlandsch
verkeer, daarna het j wereldverkeer, een hervor
ming van ingrijpenden aard. In diezelfde bro
chure bracht Rowland Hill ook postzegels ter
sprake als middel tot vooruitbetaling van port.
Tot 1840 immers.werd het port uitsluitend be
taald door den ontvanger. Het pennytarief was
alleen uitvoerbaar Indien het port vooruitbetaald
werd. Rowland Hill schreef: „Misschien zouden
de moeiiykheden eenfgszlns uit den weg geruimd
kunnen worden door gebruik te maken van een
stukje papier, juist groot genoeg om het stem
pel (stamp) te voeren en aan den achterkant
bedekt met een kleefstof, welke, door het aan
brengen van een weinig vocht, achter op den
brief bevestigd zou kunnen worden.”
1 Lykt ons thans wel een heel eenvoudige
„uitvinding", maar de man die Op hét denkbeeld
kwam was in zyn soort ongetwijfeld een genie.
Opgemerkt zy dat hy zich voorstelde dat de
zegel achter op den brief geplakt zou worden
dit geschiedde de eerste jaren dan ook byna
steeds, en ook later nog vaak tot het algemeen
gewoonte werd adres en zegel op dezelfde zyde
van den omslag aan te brengen, hetgeen natuur-
zoo In, dat hit het laatst door de deur ging Dan
zag Ut, hoe hy met den hoed in zyn hand nog
een paar woorden met mevrouw Lies wisselde.
Op een avond zei ze: ,Ja, maar ik heb slechts'
een uur den tyd.”
Mynheer Bloemhof verloor plotseling zijn
hoed, die onder een stoel rolde. Ik sprong naby
en pakte den hoed, want hy zocht met zlin
den wy langzamerhand iedereen, die er kwam, groote handen op een verkeerde plek.
Zoo zullen mevrouw Lies en de boekhouder
Bloemhof, die leeiyk en ook niet meer jong
was, dus toch' aan den wandel zyn gegaan wn
J «•-
IWMHMM
bestryding van hoofdpyn of om wakker te biy-
ven koffie drinkt, gebruikt deze by voorkeur
zonder of met zeer weinig melk.
Het genoemde ervaringsfeit is Juist, zooals
ook uit proefnemingen gebleken is. Inderdaad
vermindert de toevoeging van melk de giftig
heid der koffie. Dit feit is om meerdere rede
nen belangrijk. Niet alleen omdat het tot on-
middeliyke practische toepassing kan leiden,
magr ook omdat dus blykbaar niet alleen de
hoeveelheid cafeïne in een drank de giftigheid
bepaalt. De verschillende soorten, koffie, maar
ook de bereidlngswyze kunnen van belang zyn.
Ook is het te begrypen waarom thee en cola,
die ook cafeïne of analoge stoffen bevatten,
niet naar hun gehalte aan deze vergiften te
beoordeelen zyn.
Uit een onderzoek, door Starkenstein en Wln-
temltz in het Zwltsersch Medisch Weekblad ge
publiceerd. biykt, dat de cafeïne op zeer ver
schillende wyze aan looizuur gebonden kan zyn
en hiervan de opname in het darmkanaal af-
hankeiyk is. Het looizuur van de koffie vormt
met het melk-eiwit moeiiyk oplosbare verbin
dingen en vertraagt daardoor ook de opname
van de aan het looizuur gebonden cafeïne. Uit
dierproeven bleek, dat een zuivere cafeïne-op-
lossing door melk niet minder giftig wordt, zoo-
dat een directe Invloed van de melk op het al-
caloïd niet aan te nemen is.
Wie dus koffie drinkt met de bedoeling een
sterke werking hiervan te ondervinden, drinke
de koffie „zwart"; wie de cafeïne-werklng wil
verzwakken, voege er melk aan toe.
dat ze zyn naam wilde gaan dragen, óf ze moest
ineens voor de waarheid uitkomen, wat betreft
haar naam en haar verwantschap. En dht sou
alles bederven!
Terwyi die gedachten haar pyisnel door het
hoofd flitsten, las hy de regels, die onderlynd
waren op de open bladzyde van het boek, dat
hy in de hand hield:
was er een eind gekomen aan hun ongedwongen
omgang De verbindende schakel was uitgeval
len.
Het weer was nu ook kil en regenachtig, zoo-
dat ze elkaar buiten maar weinig ontmoetten.
Kortom, terwyi ze dien middag daar zoo verlaten
aan den oever van de rivier zat, dacht ze troos
teloos, hoe de wereld haar een paar weken te
voren toch zoo heel anders had geleeken!
Het was drukkend, want er zat onweer In de
lucht. Janle voelde zich moe en rusteloos;
had een dichtbundel van Browning (den Engel-
de Génestet) by zich; maar achteloos
„Het spyt my." zei hy weer en beet zich op
op de lip. Wees maar niet boos op my!"
Onwillekeurig maakte hy een beweging naar
haar toe, maar ze trok zich nog dichter naar
den boom terug en riep:
„Niét naderbykomenI My niét aanraken!
ben geschrokken.”
„Geschrokken van my?.... U weet toch, dat
ik geen haar op uw hoofd zou willen krenken?”
„Dat weet ik niét. Het kan wel niet in uw
bedoeling liggen, maar men weet nooit, waar
een man. zooals il, een man zonder eenige zelf-
beheersching, in drift toe overgaat! Ik zal nooit
weer zeker van u zyn!”
zy dacht er niet by. wat ze zei. Ze was ge
schrokken en wilde zoo gauw mogelyk maar
weggaan, opdat het onstuimige kloppen ran
haar hart wat bedaren zou. Ze keek niet naar
Rorke, anders had ze gezien, dat die tot In de
lippen wit was geworden.
.Dat kunt u niet meenen,” begon hy weer
met onvaste stem. „U weet, hoe ik er toe kwam."
Dat weet ik niét En Ik wil het ook niet weten.
Ik ga naar huis."
Ze ging en sloeg er ook geen acht op, of Rorke
haar volgde of niet
Dur klonk wielgeratel op den weg; dokter
Peil verscheen in zyn dogcart en opeens kreeg
ze de boosaardige Ingeving, om te seggen:
„U hoeft niet verder mee te gaan. Ik aal
vragen, of dokter Peil my naar huis rydt”
Rorke stond stil van verbazing.
,JPéll?.... Maar dat meent u toch niet?”
„Zeker, meen ik hetl”
stameld hebben,
dat hy met haar
wilde trouwen,
omdat zy toch zoo
alleen was en om
dat zy toch niet
altyd met bier
glazen te doen
wilde hebben. Hyzelf was spaarzaam
Hy zou zeer goed voor haar zyn.
Meer hééft de boekhouder Bloemhof beslist
niet gezegd, terwyi zyn hart heftig klopte. Hy
zal het overigens voor de eerste maal gezegd
hebben. En zy, de stille mevrouw Lies, heeft
misschien in zyn leeiyke gezicht gekeken, dap
per. zekér met een beetje medeiyden, heeft een
groote vraag uit de starende oogen gelezen en
heeft hem voorzichtig gezegd, dat zy niet meer
teouwen zou.
T In ieder geval is Bloemhof nooit meer by
Groesbeek geweest. Mevrouw Lies heeft er byna
niet over gesproken, hoewel de dames natuur
iyk heel nieuwsgierig waren.
Ik ontmoette den heer Bloemhof lederen dag,
als ik naar school ging, groette hem, vriende-
lyker dan andog, menschen, en hy nam heel
diep zyn hoed af, 'als voor een volwassene. Aan
de stamtafel werd niet meer over hem gespro
ken. Alleen ongeveer een Jaar latex, toen me
vrouw Lies in een naburige stad in het huwelyk
was getreden, zei de belastingambtenaar tot
myn vader, dat men Bloemhof, dezen welis
waar niet mooien, maar toch buitengewoon
netten man, dronken had gezien.
Een paar dagen lang zag ik den heer Bloem
hof niet op weg naar school; dan ontmoette ik
hem weer geregeld, als hy naar zyn kantoor
ging. Jarenlang ontmoette ik hem op ongeveer
dezelfde plek.
Dan verliet ik de stad en kwam nog maar
zelden In myn geboorteplaats. Eens, tydens de
vacantle, ontmoette Ik hem op een wandeling.
Ik wilde op hem toegaan, hem uitnoodlgen, een
glas bier met me te drinken. Ik wilde met hem
praten.
Hy groette al voor hy by me was. Ik zag weer
zyn doode oogen achter de dikke glazen; zyn
slapen waren nu grys. Ik wilde by den groet zyn
naam noemen, maar hy was al voorby en
maakte bewegingen met de hand alsof hy daar
mee te kennen wilde geven, dat Ik hem alleen
moest laten.
Nooit meer heb ik den boekhouder gezien.
(Nadruk verboden)
-r y-oor West-Vlaanderen en de kuststreek
staat Llssewege thans in het middelpunt
van de belangstelling, zoo vertelt het
weekblad .De Zweep." Want deze aloude ge
meente, die voor enkele tientallen Jaren ver
brokkeld werd, staat op het punt geheel opge
slorpt te worden door de stad Brugge.
Door de omstandigheid, dat hier over Llsse
wege gesproken wordt, herinnert men aan een
legende, welke rechtstreeks verband houdt met
het oude dorp. In de onmiddeliyke nabyheld
van den grooten, missalen kerktoren van Llsse
wege, woonde in het begin van de dertiende
eeuw een kloosterling, die zyn cel had liggen
tusschen de hokken en loodsen van de abdy.
thans nog genaamd ..Ter Doest." Voor iedereen
was het duldeiyk. dat die man zich een uit-
zonderiyk strenge boetedoening opgelegd had.
Doch over zyn waar verleden wist niemand iets
te vertellen. De man sprak weinig. De enkele
malen, dat hy zich openiyk Het zien, was by
de eetmalen of op de Godsdienstoefeningen,
waarby hy steeds scheen verzonken te zyn In
verre droomen en gedachten. Het was daarby
onmogelyk hem aan het spreken te krygen. Hy
meed alle gezelschap en alleen was van hem
bekend, dat hy Willem van Saftinghe heette.
Over Vlaanderen kwam al met eens de tra
gische mare, dat Robert van Artois, die het
'bevel voerde over een leger van zestig duizend
man, naar Kortryk kwam afgezakt, om het
land van de Vlamingen In zyn groei te vernie
tigen. Te Llssewege waren de kloosterlingen
plotseling met vreeé*geslagen. Alleen de zwyg-
zame Willem scheen plots te herleven; hy hing
voortdurend aan de lippen van al degenen, die
iets over de Fransche legerscliaren en hun op
zet te vertellen wisten.
De abt zond een paar boden naar Brugge op
nieuws uit. Deze kwamen mededeelen, dat Pie
ter De Coninc en Jan Breidel erin geslaagd wa-
p Donderdag 23 September herdenkt Rome
f I den geboortedag van zyn eersten keizer.
Augustus, in wiens persoon alle eigen
schappen die den roem, den glans en de groot
te van het antiek imperium uitmaakten, ver-
eenlgd zyn Het Is dan twee duizend jaar gele
den, dat hy het levenslicht zag.
Augustus, elgeniyk genaamd Gajus Julius
Caesar Octavianus, zag het levenslicht te Rome,
den 23sten September van het jaar 63 vóór
Christus' Geboorte. Hy was een zoon van Octa
vius en Atia. een zusterskind van Julius Caesar.
Door dezen werd hy (toen nog Octavius gehee-
ten) geadopteerd en ter studie naar ApoUonia,
in Epirus, gezonden.“By Caesar's dood bleek hit
diens erfgenaam. Hy ging naar Rome, noemde
zich Julius Caesar, kreeg den bynaam van Oc
tavianus en trad op als Caesar's wreker.
Hij werd door Antonlus. die zich als Caesar's
opvolger gedroeg, met verachting behandeld.
Octgvianus echter verbond zich met den Se
naat. wierf met behulp van zyn vrienden Agrip
pa en Maecenas een leger, verwlerf.de volks
gunst door de uitbetaling der legaten van Cae
sar aan het volk op zich te nemen en kreeg
zoodoende van den Senaat, met de consuls
Aulus Hirtlua en Gaius Vibiua Pansa, het bevel
in den oorlog tegen Antonlus. die wegens ver
denking naar de alleenheerschappy te streven
door den Senaat, vooral door het dryven van
Cicero, tot vyand des vaderlands was verklaard.
Antonlus werd verslagen, doch de triumph
voor Octavianus bleef uit. Toen sloot hy met
Antonlus en Lepidus, stadhouder van Spanje,
een driemanschap, waarby Octavianus Afrika en
Sicilië verkreeg. Het driemanschap werd erkend
en vaardigde een vervolging uit, waarby ook
Cicero den dood vond. De veteranen kregen
landgoederen in Italië. Na zyn roemvollen veld
tocht tegen de heerschers in Rome, huwde Oc
tavianus met Scribonla. welk /luweiyk niet zeer
gelukkig bleek; Octavianus scheidde van haar
en trad later in het huwelyk met Livla, vrouw
van Tiberius Claudius Nero, die twee zonen had,
Drusus en Tiberius.
Toen Octavianus op het toppunt van zyn
•nacht en roem stond, was hy pas 36 Jaar oud.
De macht, die hy bezat, misbruikte hy niet.
Hy wilde niet eens monarch zyn en verbood zijn
goddelijke vereerlng in Italië. Dit kon echter
niet verhinderen, dat men hem, geiyk ook
vroeger aan aUe machthebbers, alle mogeiyke
eer bewees. Hy bestreed lilt zfjp rykdom het
bestuur van den Senaat en heC'geheele leger;
hy had de censuur; het consulaat verloor voort
durend meer aan macht; hy beval candldaten
ann voor de ambten, die natuuriyk benoemd
werden, en stelde nieuwe ambten in, waarover
hy zelf de beschikking had. Octavianus' leger
bestond uit legioenen van Romelnsche burgers,
die twintig jaren dienden, en hulptroepen van
bondgenooten. Daarnaast vormde deze macht
hebber een garde in Rome en Italië. De vloot
werd gestatlonneerd in Maenum, Ravenna en
Forum Julil (Zuld-Galllë). De provincies en
legers werden geleid door gouverneurs en offl-
eieren van den senatorenstand; alleen Egypte
werd bestuurd door een praefectus uit den nd- i
derstand. en geen senator mocht er lang biy-
ven, uit vrees, dat dit land door een ander in
bezit zou worden genomen. De lagere ambten i
en de rechtspraak werden aan de ridders op
gedragen, die zich tot een nieuwen en zeer 1
machtigen ambtenarenstand ontwikkelden. Ook
vrygelatenen kregen als administrateurs der
kelzeriyke goederen veel Invloed. Voor een mild
bestuur In de provincies droeg de keizer zooveel
inogeiyk zorg; ook hierin was hy de schepper
van een wereldryk.
In zyn consulaat begroette hem de Senaat,
het leger der ridders en het geheele Romeln
sche volk als den „Vader des Vaderlands”. Augus
tus zelf gevoelde zich over zyn heersctiersleven
niet tevreden; op zyn sterfbed sprak hy tot
zijn vrienden: „Ik kreeg van U een aarden
Rome en Ik laat U een steenen Rome achter!”
In zijn tachtig jaren lang leven heeft keizer
Augustus van Rome oneindig veel tot stand ge
bracht. Rome was onder zyn heerschappy een
wereldstad geworden, Rome gaf den toon aan.
Rome was hét middelpunt van een rtjk. dat
zich over drie oude continenten uitstrekte en
dat de geheele wereld van toen in zyn ban
hield. Augustus' legioenen waren niet te ver
slaan en hun vermaardheid was bekend over de
geheele wereld. Roma Aeterna! Eeuwig Rome!
Zoo jubelde het Romelnsche volk, wanneer het
zyn keizer huldigde.
Inderdaad, eeuwig Rome! Rome heeft de
stormen der eeuwen getrotseerd. Sterk, machtig,
moedig en zelfbewust is Rome nóg of weer op
nieuw. Augustus' staatsvorm heeft eeuwen stand
gehouden. Alles, wat goed In het oude Rome
gebleven was, werd door Augustus beschermd
en tot nieuw leven gewekt; alles, wat verpes
tend was voor het volk, werd met wortel en
tak uitgeroeid. Is het dan niet begrypelyk, dat
bet huidige Rome met dankbaarheid en vreug
de zyn eersten, grooten keizer herdenkt, nu het
binnenkort tweeduizend Jaar geleden zal zyn,
dat deze machtige man net levenslicht zag?
Na Augustus’ dood besloot de Romelnsche
Senaat hem de goddeiyke eer te geven, welke
„Geef my het boek! Het gaat u niets aan, wat
ik lees!"
„Maar, Janle. Je bent toch niet boos op my?
En om niets?"
„Neen, natuuriyk niet. Ofschoon het elgeniyk
net zoo goed kon. Want u is ook zoo dlkwyis
boos op my voor niets!"
„Ja, soms. Zoo even by voorbeeld. Ik wilde
u juist zeggen, dat het my speet.... Kunt u het
my vergeven?"
.Ja. maar geef my nu myn boek.”
„Wat Is er toch met dat boek, dat ik het niet
mag aanraken? Was het een cadeau van hem?"
„Ik weet niet, welken „hem" u bedoelt?"
„Van dien bewusten neef?”
Janle zweeg en trok wat grashalmen af van
den heuvel, daar ze elgeniyk niet wist, wat re
zeggen moest. Ze zag In, dat ze heel dwaas had
gedaan, met zyn nieuwsgierigheid te wekken,
wat betreft het boek. Ze kon hem wel heel een
voudig hebben geantwoord: „Het was een ge
schenk van myn jongste nichtje Irene,” een
meisje van vyftlen jaar. die haar ééns aanbeden
had met al de overdrevenheid van een bak-
vlschje. Had zy Rorke het boek nu maar laten
zien en ook de Inscriptie op het schutblad:
„Voor myn liefste Janle, van Rene", dan had
hy er uit kunnen opmaken, wat hy wilde. Maar
sens had zy op datzelfde blad haar handteeke
nlng gezet op verschillende wyzen: ,Jane
Gilchrist; Jante Gilchrist; Jane Carleton
Gilchrist.”.
Wat zou Rorke nu wel denken, als hy die
namen allemaal zag?.... Of hy zou diezelfde
achterdocht gaan koesteren als zyn moeder,
t
w
oewel in ons land gelukkig niet in die
mate als In Duitschland de angst voor
het .Jiartglft”, de cafeïne, verbreid Is, be
staat er toch een ruime belangstelling voor de
vraag omtrent een mogeiyke schadeiyke wer
king van het kofflegebruik.
Soms vindt deze belangstelling haar oor
sprong in de vraag of men kinderen koffie
mag geven, soms ook In de ervaring omtrent
slapeloosheid na het gebruik van koffie, hart
kloppingen, enz. De meenlngen tai medische
kringen zyn ook ten aanzien van de schadeiyke
werking der cafeïne wel verdeeld, maar fana
tieke bestryders zyn toch zeldzaam en een ma
tig gebruik wordt in het algemeen niet ontra
den.
Het Is nu een bekende ervaring, dat door toe-
voeging van melk aan de koffie de werkzaam-
u. Herinner u Kerstdag van voor zes jaarr.*.held ervan wordt verminderd en iemand die ter
schen
sloeg ze slechts nu en dan een blad om.
Midden onder haar overpeinzingen stond
Ineens Rorke vóór haar. Met een erge kleur
liet ze het boek vallen.
„Verschrikte Ik u?.Dat spyt my. Ik dacht,
dat u my wel gehoord had!”
„Hoe zou dat nu kunnen, terwyi u zoo dood
stil aangeslopen kwam?”
„Ik slóóp niet!.. Myn voetstappen verschrik
ten z«lfs de visschen! Wat deed u, dat u my niet
hoorde?"
„Ik las."
Ze boog zich, om het boek op te rapen, maar
haar neef was haar reeds vóór geweest.
„Laat eens zien, wat u las? U was er dan we!
zeer In verdiept, dat u zoo doof was!”
Janle strekte de hand uit en zei gebiedend:
„Geef 't my, als t u blieft!”
„Wacht even. Ik moet eens zien, wat u zoo
13
Mrs. George lachte weer:
„Dat zal u anders nooit lukken! Maar als
Rorke er beter zyn doel mee bereiken kan. dan
wil hy misschien wel voorgeven, dat hy belang
stelt In zyn broertje. Ik herinn^- my nog den
dag. dat zyn vader zoo dlkwyis met hém kwam
spelen en ons beiden mee uit ryden nam. Dit
was de eertlge tyd, dat hy naar den Jongen om
keek en Rorke was een ongezeglyk. ongema
nierd kind, dat gooit eens: .Dank ui” zei tegen
een van ons beiden. Charlie is heel anders. Hy
achynt dol op ui"
Janle wilde iets beginnen te zeggen, maar be
dacht zich toen weer, waarop Mrs. George vroeg:
JO hoort my zeker niet graag op deze wyze
•preken, hé? Ik denk, dat dit niet strookt met
•w begrippen van fatsoen"; maar Ik verzeker
u, Miss Carleton, dat ik een vriendin van u ben!
Velen in myn geval zouden u al lang wegge
stuurd hebben. Selina heeft daar ook genoeg
op aangedrongen. Maar myn stelregel is een
maal: leven en laten leven." Als u Rorke wilt
hebben, kunt u hem krygen; ofschoon het
geen groote aanwinst zal zyn! Vooreerst is hy
By deze woorden was Saftinghe bulten zich
zelf van woede. Met één slag sloeg hy den prior
dood voor zyn voeten neer en achtervolgde toen
den abt.
Doch tydens zyn achtervolging werd hy zich
van zyn onmenscheiyke daad bewust. Hy
vluchtte rechtstreeks naar den vierkanten to
ren. die naast zyn qel ten hemel rees. Hy bar-
rikadeerde de poort en voor niemand zou hy
deze nog openen.
Gezien den hardnekklgen tegenstand, dien
Van Saftinghe bood, toen men hem gevangen
wilde nemen, besloot de abt hulp te vragen van
Brugge. Jan Breidel en Pieter De Coninc waren
erg onder den Indruk van den manslag door
den dapperen kloosterling gepleegd. De Brug-
sche aanvoerders kwamen gewillig naar Llsse
wege mee.
Het waren de soldaten, die aan de zyde van
Willem gestreden hadden, die hem verzochten
mede naar Brugge te gaan om zyn lot aan het
oordeel over te laten van Gwyde van Vlaande
ren.
Men sloot hem op in de toenmalige gevange
nis „Het Steen.” Doch den volgenden dag, toen
men hem wilde bezoeken, was Saftinghe ver
dwenen.
Nooit heeft men geweten, hoe of door wiens
bemiddeling die opzienbarende ontvluchting
en de omgeving namen wy in ons op.
Op zekeren dag was Anna verdwenen. Anna
stond achter het buffet. Verder wisten wy niets
van haar. Anna had gestolen, deelde Groes
beek mede; maar de heeren behoefden niet
zelf hun bier aan het buffet te halen, want
een jong familielid had hy gewaarschuwd en
dit zou by hem in huls komen. Haar man was
een half Jaar geleden gestorven. Vandaag zou
hyzelf de klanten bedienen, den volgenden
Zondag zou zy er al zijn.
Mevrouw wed. Lies Stevens kwam dus. wy,
kinderen, kenden haar meer uit gesprekken
van onze ouders dan elgeniyk van onszelf. Zy
lachte dlkwyis naar ons, als zy hier of daar
bier aan een tafeltje bracht. Haar lachen was
droevig, want haar oogen lachten niet mee.
Wy hoorden, dat zy drie weken getrouwd was,
toen haar man aan longontsteking kwam te
sterven. En vanaf dit oogenbllk had mevrouw
Lies zoo werd zy genoemd zulke treurige
bogen, had Moeder thuis verteld, zy zag er nog
uit als een meisje. De mannen waren altyd be
leefd en vriendeiyk tegen haar. Haar glimlach
was gedeelteiyk dankbaarheid, gedeeltelijk pyn.
Dat merkten de anderen niet op.
In dezen tyd zat er geregeld een man aan
tafel, die elgeniyk niet tot de vaste bezoekers
behoorde. Hy was tydens de laatste weken
meermalen by Groesbeek verschenen,'had zich
echter afzydig gehouden, tot een belasting
ambtenaar, die hem kende, hem naar de stam
tafel riep.
Daar zat de man nu. Hy stak boven allen uit
en had reuzen-handen, die zeer koud aanvoel
den (wy, kinderen, gaven hem by het naar
huis gaan steeds de hand.) Zyn gezicht was
leelyk; alles erin leek te groot, ook de oogen.
Achter dikke brllleglazen
rond; dlkwyis 1
vreesachtig denL
Merkwaardlg^yze sprak men aan tafel,
voor de heer Bloemhof, een boekhouder, er
kwam, meer over hem dan later met hem. En
uit deze gesprekken vernam ik. dat hy eigen-
lyk alleen by Groesbeek zyn bier dronk, omdat
mevrouw Lies het hem bracht.
Mevrouw Lies sprak alleen met hem. wanneer
hy het Juiste woord tot haar richtte, ze sprak
rustig als anders, met leder ander. Toen me
vrouw Lies voor het eerst na zyn komst aan de
tafel kwam, stond hy met veel lawaai op en
maakte een buiging. Vervolgens zat hy weer
rustig op zyn stoel. Maar onrustig dwaalden
zyn halfblinde oogen van den een naar den
ander; zyn blik bleef gevestigd op dengene, die
Juist aan het woord was.
By het afscheid richtte hy het gewooniyk
„Wie heeft die streep daar gezet?"
.Degene, die my het boek gegeven heeft.”
„Uw neef?"
„Dat zal ik u zeggen, als u het my teruggeeft."
Janle strekte reeds de hand uit. Maar Rorke
werd Ineens vuurrood, hield den adem in en
riep met ongeëvenaarde heftigheid.
,Je zult het boek niét terug hebben 1 Je hoeft
my niet te zeggen, van wien het isl”
Met kracht wierp hy den dichtbundel in het
water, zoodat dit naar alle kanten opspatte.
Janle stond langzaam op; zy zag nu doods
bleek.... Nog nooit van haar leven was ze zóó
boos geweest! Boos endrerachrikt tevens!
Hy zag ook bleek er/keek haar aan, even
eens verschrikt door eigen heftigheid.
.Het spyt my," zei hy heesch. toen zy niet
sprak. „Ik was niet van plan, dit te doen. Het
ging Ineens! Maar ik zal het boek terughalen
voor u."
„Neen." antwoordde ze ademloos en leunend
tegen den boom achter haar. .Laat u het
daar liggen. Ik wil het niet meer hebben. U hebt
het bedorven.”
ATT E* A <ut blad de Terzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 levenslange geneele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bM een ongeval met
/At al <l - IL O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen WWe“ verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen <JVFe“ doode lij ken afloop
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERL1JK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
"ir” ---ii'ii-