van den dag H De avonturen van Prof je en Struis je I Keizer Augustus F 250.- TWEE NICHTEN O ■1 EN TWEE NEVEN ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1937 '«7 Schets van den eersten postzegel Koffie en melk Met of tonder Willem van Saftinghe rr De eerste postzegel ;l ENCELSCH NAAR HET ze (Wordt vervolgd) I Bescheiden, eenvoudig en onbaatzuchtig Legende over Llssewege naby Brugge i h I fJk kreeg van u een aarden Rome en ik laat u een steenen Rome achter” o >- I De boekhouder i ATT TT A D/^NTNTÉ’^C °p dlt blad zlJn lüEc’olge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7^0 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 btJ een on8eval mel I ,1**, AA I w IX rongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen vJVFe verlies van belde armen, belde beenen of beloe oogen vx/e dood el Ij ken afloop AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 7' dat een O I I „Liefste, als gU wist 1 I I .Toen hy overeind gekrabbeld was en op keek, wie stond daar grinnekend bü bet hek? Het was Struisje, in eigen persoon, en in zijn gewone alfcneting. i tn ■e >P ik m er LS n It te ng ‘P m, P- „Och, waren alle menschen wijs. (Dat is heel «ma al niet noodig, als xe achter het stuur maar e klein beetje beter wilden opletten, dan konden we ai héél tevreden xtfnl) hoofd waren hjj in men aan boekhouder, dat ze zijn naam wilde gaan dragen, óf ze moest Ineens voor de waarheid uitkomen, wat betreft haar naam en haar verwantschap. En dét zou alles bederven! Terwijl die gedachten haar pijlsnel door het flitsten, las hij de regels.'die onderljjnd op de open bladzijde van het boek, dat de hand hield: „Wie heeft die streep daar gezet?” .Degene, die mij het boek gegeven heeft.” „Uw neef?” ..Dat zal ik u zeggen, als u het mij teruggeeft." Janie strekte reeds de hand uit. Maar Rorke werd ineens vuurrood, hield den adem in en riep met ongeëvenaarde heftigheid. .Je -uit het boek niét terug hebben! Je hoeft mij niet te zeggen, van wien het is!” Met krachwierp hjj den dichtbundel in het water, zoodat dit naar alle kanten opspatte. Janie stond langzaam op; zij zag nu doods bleek Nog nooit van haar leven was ze zóó boos geweest! Boos en verschrikt tevens! HU zag ook bleek en keek haar aan, even eens verschrikt door zUn eigen heftigheid. „Het spüt mjj." zei hij heesch. toen zü niet sprak. ,Jk was niet van plan, dit te doen. Het ging.ineens! Maar ik zal het boek terughalen voor u.” „Neen." antwoordde ze ademloos en leunend tegen den boom achter haar. ..Laat u het daar liggen. Ik wil het niet meer hebben. U hebt het bedorven.” het afscheid richtte hU het gewoonlyk HU dacht echter dat zUn oogen niet zoo goed waren en wilde zich op zyn lastdier neerzetten. Dat ging echter niet De kip liep onder zyn beenen vandaan en de professor viel met zUn dikke buikje In het zand. iyk het werk der posterUen zeer vergemakke- lUkte. Verder zien wU dat de Engelschen de post zegels zyn blUven noemen naar het stempel (stamp) waarop Rowland HUI zinspeelde. Ons woord ..zegel" is misschien iets minder juist, maar kan gemakkelUk hierdoor verklaard woP- den dat het „stukje papier" aanvankelyk op de manier van een zegel achter op den brief aan gebracht werd. Rowland HUI ondervond zeer veel tegenwer king, maar tenslotte werd een Wetsontwerp, strekkende tot uitvoering van aU» voorstellen, aangenomen en in 1839 door de Koningin be krachtigd. VUf weken lang, namelUk van 5 De cember 1839 tot 10 Januari 1840 was een 4- pencetarlef in werking; op laatstgenoemden da tum werd het penny-tarlef van kracht. Chéyerton’s ontwerpen dateeren van 1839. Ze zün «echts schetsen, geen uitgewerkte teekenln- gen, maar de kop van de mooie jonge Koningin is ook op de schetsen zeer fraai geteekend. De sobere randversiering 13 slechts aangegeven. Evenals op de definitieve zegels Is bovenaan het woord „postage", onderaan ..one penny” aange bracht. Ook de boekletters, die de oudste En- gelsche zegels onderscheidden, komen op het ontwerp voor, onder andere in den linker benedenhoek een P, en in den rechter-beneden- hoek een B. terwUl in de bovenhoeken de be kende sterretjes geteekend zUn. In al haar schetsmatigheid geven de teeke- ningen een volmaakt denkbeeld van wat kort daarna de stamvader worden zou van de thans zoo vele tienduizenden leden sterke internatio nale postzegelfamDie. De naam „Groot Brittannlë en Ierland" komt op de schets evenmin als op den postzegel zelf voor. Het zou overbodig geweest zyn den naam van het land te vermelden op een zegel die alleen voor binnenlandsch verkeer bestemd was. Engeland evenwel heeft hieraan steeds vast gehouden en op géén Engelschen postzegel is ooit de naam van het land gedrukt in tegen- stoning toC dé pnstjygelM der Dominions <n Koloniën. Daar begreep de arme professor heelemaal niets meer van. HU liep op Struisje toe, nam zUn loupe en bekeek zUn vriend aan alle kanten. HU kon echter niets byzonders aan hem ontdekken. bier- glazen te doen wUde hebben. Hijzelf was spaarzaam geweest. HU zou zeer goed voor haar zyn. Meer heeft de boekhouder Bloemhof beslist niet gezegd, terwUl zUn hart heftig klopte. HU zal het overigens voor de eerste maal gezegd hebben. En zU, de stUle mevrouw Lies, heeft misschien in zyn leeiyke gezicht gekeken, dap per. zeker met een beetje medelUden. heeft een groote vraag uit de starende oogen gelezen en heeft hem voorzichtig gezegd, dat zU niet meer trouwen zou. In ieder geval is Bloemhof nooit meer bU Groesbeek geweest. Mevrouw Lies heeft er bijna niet over gesproken, hoewel de dames natuur- lyk heel nieuwsgierig waren. Ik ontmoette den heer Bloemhof lederen dag, als ik naar school ging, groette hem. vriende lijker dan andere menschen, en hU nam heel diep zyn hoed af. als voor een volwassene. Aan de stamtafel werd niet meer ovjer hem gespro ken. Alleen ongeveer een jaar later, toen me vrouw Lies in een naburige stad in het huwelijk was getreden, zei de belastingambtenaar tot mUn vader, dat men Bloemhof, dezen welis waar niet moolen. maar toch buitengewoon netten man. dronken had gezien. Een paar dagen lang zag ik den heer Bloem hof niet op weg naar school; dan ontmoette ik hem weer geregeld, als hü naar zün kantoor ging. Jarenlang ontmoette ik hem op ongeveer dezelfde plek. Dan verliet ik de stad en kwam nog maar zelden in mün geboorteplaats. Eens. tydens de vacantle, ontmoette ik hem op een wandeling. Ik wilde op hem toegaan, hem ultnoodlgen. een glas bier met me te drinken, ik wilde met hem praten. HU groette al voor hü bü me waa Ik zag weer zUn doode oogen achter de dikke glazen; zijn slapen waren nu grijs. Ik wilde bU den groet zün naam noemen, maar hU was al voorbU en maakte bewegingen met de hand alsof hU daar mee te kennen wilde geven, dat ik hem alleen moest laten. Nooit meer heb ik den boekhouder gezien. (Nadruk verboden) „Het spüt mü.” «el hU weer en beet zich op op de lip. Wees maar niet boos op mü!" Onwillekeurig maakte hu een beweging naar haar toe. maar ze trok zich nog dichter naar den boom terug en riep: „Niét naderbUkomenI MU niét aanraken! ben geschrokken „Geschrokken van mU?.... U weet toch, dat ik geen haar op uw hoofd sou willen krenken?” „Dat weet ik niét. Het kan wel niet in uw bedoeling liggen, maar men weet nooit, waar een man, zooals li, een man zonder eenige zelf- beheersching. in drift toe overgaat! Ik zal nooit weer zeker van u zUn!" ZU dacht ér niet bU. wat ze zei. Ze was ge schrokken en wilde zoo gauw mogeiyk maar weggaan, opdat het onstuimige kloppen /an haar hart wat bedaren zou. Ze keek niet naar Rorke, anders had ze gezien, dat die tot in de lippen wit was geworden. „Dat kunt u niet' meenen.” begon hij weer met onvaste stem. „U Weet, hoe ik er toe kwam.” .Dat weet ik niét. En ik wil het ook niet weten. Ik ga naar huls.” Ze ging en sloeg er ook geen acht op. of Rorke haar volgde of niet Daar klonk wlelgeratel op den weg; dokter Peil verscheen in zUn dogcart en opeens kreeg ze de boosaardige ingeving, om te zeggen: „U hoeft niet verder mee te gaan. Ik zal vragen, of dokter Peil mü naar huis rijdt.” Rorke stond stil van verbazing. .JPèll?.... Maar dat meent u toch niet?” ..Zeker, meen ik het!” 13 Mrs. George lachte weer: •Dat zal u anders nooit lukken! Maar als Rorke er beter zUn doel mee bereiken kan, dan wil hu misschien wel voorgeven, dat hü belang stelt in zUn broertje. Ik herinner mü nog den dag. dat zün vader zoo dlkwyis met hëm kwam spelen en ons beiden mee uit ryden nam. Dit was de eenige tUd, dat hU naar den Jongen om keek en Rorke was een ongezeglUk. ongema nierd kind, dat nooit eens: .Dank u!" zei tegen een van ons beiden. Charlie is heel anders. HU •chUnt dol op u!” Janle wilde iets beginnen te zeggen, maar be dacht zich toen weer, waarop Mrs. George vroeg: „U hoort mU zeker niet graag op deze wUze «preken, hé? Ik denk, dat dit niet strookt met uw begrippen van ..fatsoen"; maar ik verzeker u. Miss Carleton, dat ik een vriendin van u ben! Velen in mün geval zouden u al lang wegge- stuurd hebben. Selina heeft daar ook genoeg op aangedrongen Maar mijn stelregel is een maal: leven en laten leven.” Als u Rorke wilt hebben, kunt u hem krUgen; ofschoon het keen groote aanwinst zal zijn! Vooreerst Is hy hU In zün leven nimmer had willen aanvaarden. HU toch was de Imperator. Als mensch bleef hU altUd eenvoudig, onbaatzuchtig en beschei den en het Is buitengewoon Interessant te lezen, hoe Keizer Augustus als oud man zün beschei den leven leefde. „ZUn heerschersgestalte was schoon,” zoo leest men bU Sueton, „om schoon heidsmiddelen gaf hu niet; hij verfoeide ze. ZUn kapsel zat doorgaans slecht en was nooit be hoorlijk gekniot. ZUn baard liet hü net zoo lang staan, totdat het haar hem te lastig werd. Dan nam hy het mes en schoor zich zelf." Er gens anders leest men: ..ZUn gelaatsuitdrukking was, of hU sprak of zweeg, zóó volkomen rustig, Gallisch hoofdman, door Augustus zachte uitdrukking en trouwe oogen. het mes neersmeet, toen hü voornemens was Augustus te dooden. Augustus' huid was zacht en glan zend. zUn oogen waren blauw en helder, diep en rustig en schenen door de ziel te kunnen zien. HU was matig in spüzen en dranken HU gal de voorkeur aan ouden Romelnschen kost, zwart brood, kaas, verdunden wUn. HU doopte by het ontbyt een stuk droog brood In zUn wUn ofwel hy volstond met wat vruchten. ZUn werk- en slaapkamer in het keizerUjk paleis waren een voudig en zonder opschik De eerste burger van Rome leefde als een eenvoudig burger, ofschoon hy niet kon verhinderen, dat in zijn omgeving, In de naaste omgeving van zyn familie, de wuft heid en de overdreven weelde leidden tot verval Als groot heerscher, als een der weinigen, die werkeiyk den naam van een weldoener hunner onderdanen verdienen, zoo leeft keizer Augus tus voort in de harten der Romeinen. Daarom is het blllUk. dat men thans niet alleen te Rome, doch in geheel Italië, zUn tweeduizendsten ge boortedag plechtig en feestelük herdenkt. zoo in. dat hU het laatst door de deur ging. Dan zag ik, hoe hU met den hoed in zün hand nog een paar woorden met mevrouw Lies wisselde. Op een avond zei ze: «Ja, maar ik heb slechts een uur den tijd.” MUnheer Bloemhof verloor plotseling zün hoed, die onder een stoel rolde. Ik sprong nabU en pakte den hoed, want hU zocht met zyn groote handen op een verkeerde plek. Zoo zullen mevrouw Lies en de boekhouder Bloemhof, die leelUk en ook niet meer jong was, dus toch aan den wandel zyn gegaan En de groote. onhandige mensch zal daarbU ge stameld hebben, dat hU met haar wilde trouwen, omdat zy toch zoo alleen was en om dat zU toch niet altyd met te btj verlies van een band, een voet of een oog y—y p Donderdag 23 September herdenkt Rome f 1 den geboortedag van zün eersten keizer, Augustus, in wiens persoon alle eigen schappen die den roem, den glans en de groot te van het antiek imperium uitmaakten, ver- eenigd zyn. Het is dan twee duizend jaar gele den. dat hü het levenslicht zag. Augustus, eigenlUk genaamd Gajus Julius Caesar Octavianus, zag het levenslicht te Rome, den 23sten September van het jaar 63 vóór Christus' Geboorte. HU was een zoon van Octa vius en Atia. een zusterskind van Julius Caesar. Door dezen werd hy (toen nog Octaviüs gehee- ten) geadopteerd en ter studie naar Apollonia. in Epirus, gezonden. By Caesar’s dood bleek hU diens erfgenaam. HU ging naar Rome, noemde zich Julius Caesar, kreeg den bynaam van Oc tavianus en trad op als Caesar's wreker. HU werd door Antonius, die zich als Caesar's opvolger gedroeg, met verachting behandeld. Octavianus echter verbond zich met den Se naat, wierf met behulp van zUn vrienden Agrip pa en Maecenas een leger, verwierf de volks gunst door de uitbetaling der legaten van Cae sar aan het volk op zich te nemen en kreeg zoodoende van den Senaat, met de consuls Aulus Hirtius en Gaius Vibius Pansa, het bevel in den oorlog tegen Antonius. die wegens ver denking naar de alleenheerschappü te streven door den Senaat, vooral door het drUven van Cicero, tot vUand des vaderlands was verklaard. Antonius werd verslagen, doch de triumph voor Octavianus bleef uit. Toen sloot hü met Antonius en Lepidus, stadhouder van Spanje, een driemanschap, waarby Octavianus Afrika en Sicilië verkreeg Het driemanschap werd erkend en vaardigde een vervolging uit, waarby ook Cicero den dood vond. De veteranen kregen landgoederen in Italië. Na zUn roemvollen veld tocht tegen de heerschers in Rome, huwde Oc tavianus met Scribonia, welk huweUjk niet zeer gelukkig bleek; Octavianus scheidde van naar en trad later in het huwelyk met Livla, vrouw van Tiberius Claudius Nero, die twee zonen had, Drusus en Tiberius. Toen Octavianus op het toppunt van zyn macht en roem stond, was hy pas 36 jaar oud De macht, die hij bezat, misbruikte hy niet. HU wilde niet eens monarch zün en verbood zyn goddelyke vereering in Italië. Dit kon echter niet verhinderen, dat men hem, gelyk ook vroeger aan alle machthebbers, alle mogeiyke eer bewees. Hij bestreed uit zün rijkdom het bestuur van dep Senaat en het geheele leger; hy had de censuur; het consulaat verloor voort durend meer aan macht; hy beval candidaten aan voor de ambten, die natuuriyk benoemd werden, en stelde nieuwe ambten in, waarover hy zelf dg beschikking had. Octavianus’ leger bestond uit legioenen van Romeinsche burgen, die twintig jaren dienden^ en hulptroepen van bondgenooten. Daarnaast vormde deze macht hebber een garde in Rome en Italië. De vloot werd gestationneerd in Msenum, Ravenna en Forum Julll (Zuld-Gallië). De provincies en legers werden geleld door gouverneurs en offi cieren van den senaJjoröigtaudfiSJPtg UJa o^gr, <Je Frangche werd besMirVdoog ven rieacfw$us iMt- dan rid- zeL4« -vsTteUea.-liktei derstand, en geen sehMor tnoeh» ër twng blij- ven. uit vrees, dat dit land door een ander in bezit zou worden genomen. De lagere ambten en de rechtspraak werden aan de ridders op gedragen, die zich tot een nieuwen en zeer machtigen ambtenarenstand ontwikkelden. Ook vrijgelatenen kregen als administrateurs der keizerlyke goederen veel invloed. Voor een mild bestuur in de provincies droeg de keizer zooveel mogelUk zorg; ook hierin was hij de schepper van een wereldrijk. In zyn consulaat begroette hem de Senaat, het leger der ridders en het geheele Romein sche volk als den „Vader des Vaderlands". Augus tus zelf gevoelde zich over zyn heerschersleven niet tevreden; op zUn sterfbed sprak hy tot zyn vrienden„Ik kreeg van U een aarden Rome en ik laat U een steenen Rome achter!” In rijn tachtig jaren lang leven heeft keizer Augustus van Rome oneindig veel tot stand ge bracht. Rome was onder zyn heerschappü een wereldstad geworden, Rome gaf den toon aan. Rome was hét middelpunt van een rijk, dat zich over drie oude continenten uitstrekte en dat de geheele wereld van toen in zUn ban hield. Augustus’ legioenen waren niet te ver slaan en hun vermaardheid was bekend over de geheele wereld. Roma Aetema! Eeuwig Rome! Zoo jubelde het Romeinsche volk, wanneer het zyn keizer huldigde. Inderdaad, eeuwig Rome! Rome heeft de stormen der eeuwen getrotseerd. Sterk, machtig, moedig en zelfbewust is Rome nóg of weer op nieuw. Augustus' staatsvorm heeft eeuwen stand gehouden. Alles, wat goed in het oude Rome gebleven was, werd door Augustus beschermd en tot nieuw leven gewekt; alles, wat verpes tend was voor het volk, werd met wortel en tak uitgeroeld. Is het dan niet begrypelUk, dat het huidige Rome met dankbaarheid en vreug de zUn eersten, grooten keizer herdenkt, nu het binnenkort tweeduizend jaar geleden zal zün. dat deze machtige man het levenslicht zag? Na Augustus' dood besloot de Romeinsche Senaat hem de goddelyke eer te geven, welke •w yvor West-Vlaanderen en de kuststreek staat Llssewege thans in het middelpunt van de belangstelling, zoo vertelt het weekblad .De Zweep." Want deze aloude ge meente, die voor enkele tientallen jaren ver brokkeld werd, staat op het punt geheel opge slorpt te worden door de stad Brugge. Door de omstandigheid, dat hier over Llsse wege gesproken wordt, herinnert men aan een legende, welke rechtstreeks verband houdt met het oude dorp. In de onmlddeliyke nabUheld van den grooten, massalen kerktoren van Llsse wege, woonde in het begin van de dertiende eeuw een kloosterling, die zyn cel had liggen tusschen de hokken en loodsen van de abdy, thans nog genaamd „Ter Doeet.” Voor Iedereen was het duldeiyk. dat die man zich een ult- zonderiyk strenge boetedoening opgelegd had. Doch over zyn waar verleden wist niemand iets te vertellen. De man sprak weinig. De enkele malen, dat hy zich openlijk Het zien, was bU de eetmalen of op de Godsdienstoefeningen, waarbü hU steeds scheen verzonken te zün in verre droomen en gedachten. Het was daarbU onmogelUk hem aan het spreken te krijgen. HU meed alle gezelschap en alleen was van hem bekend, dat hy Willem van Saftinghe heette. Over Vlaanderen kwam al met eens de tra gische mare, dat Rpbert van Artois, die het bevel voerde over een leger van zestig duizend man. naar Kortryk kwam afgezakt, om het land van de Vlamingen in zyn groei te vernie tigen. Te Llssewege waren de kloosterlingen plotseling met vrees geslagen. Alleen de zwyg- zame Willem scheen plots te herleven; hy hing voortdurend aan de lippen van al degenen, die legerscharen en hun op- iten. De abt Sone) eevppaar boden naar Brugge op nieuws uit. Deze kwamen mededeelen, dat Pie ter De Coninc en Jan Breidel erin geslaagd wa- Is kinderen kwamen wy bijna lederen ZX Zondag, na de gebruikelUke wandeling. met vader en moeder In het café van Groesbeek. Groesbeek was heel oud en bijna Volslagen doof. Voor ons was er heel weinig aan zoo'n bezoek. Vader ging kaarten en moe der praatte met andere vrouwen. Wy zagen maar toe en verveelden ons tamelyk. Wel ken den wy langzamerhand Iedereen, die er kwam, en de omgeving namen wy in ons op. pp zekeren dag was Anna verdwenen. Anna stond achter het buffet. Verder wisten wy niets van haar. Anna had gestolen, deelde Groes beek mede; maar de heeren behoefden niet zelf hun bier aan het buffet te halen, want een jong familielid had hU gewaarschuwd en dit zou by hem in huls komen. Haar man was een half jaar geleden gestorven. Vandaag zou hyzelf de klanten bedienen, den volgenden Zondag zou zy er al zyn. Mevrouw wed. Lies Stevens kwam dus. Wy, kinderen, kenden haar meer uit gesprekken van onze ouders dan eigeniyk van onszelf. ZU lachte dikwyis naar ons, als zy hier of daar bier aan een tafeltje bracht. Haar lachen was droevig, want haar oogen lachten niet mee. WU hoorden, dat zy drie weken getrouwd was, toen haar man aan longontsteking kwam te sterven. En vanaf dit oogenbllk had mevrouw Lies zoo werd zU genoemd zulke treurige oogen. had Moeder thuis verteld. ZU zag er nog uit als een meisje. De mannen waren altyd be leefd en vrisndelyk tegen haar. Haar glimlach was gedeelteiyk dankbaarheid, gedeelteiyk pUn. Dat merkten de anderen niet op, In dezen tyd zat er geregeld een man aan tafel, die eigeniyk niet tot de vaste bezoekers behoorde. HU was tydens de laatste weken meermalen by Groesbeek verschenen, had rich echter afzydlg gehouden, tot Dezer dagen werd de grootste aller phllatelis- tische curiositeiten geveild, namelük Benjamin Cheverton’s schetsen voor den eersten postzegel. Het ontwerp werd aangenomen en aldus ont stond de beroemde „Penny Black", de zwarte penny-zegt^iarije^f! die de eerste aller post- wfts Cheverton kreeg voor zijn werk 100 uitbe taald van de schatkist. De schetsen dragen de handteekening van Rowland Hill, den Postmees- ter-Generaal. Van Cheverton is weinig bekend, behalve dat hü de ontwerper was van den eersten postzegel de waarde van de schetsen wordt evenwel nog aanzleniyk verhoogd door de handteekening van Sir Rowland HUI, die de pionier geweest is van het penny-posttarief en de uitvinder van den postzegel. In 1837, dus honderd jaar geleden, verscheen zyn beroemde brochure waarin hU voor blnnen- landsche brieven van hoogstens een half ons een uniform port van 1 penny voorstelde, t Is thans byna onmogelUk zich een denkbeeld te vormen van de revolutlonnalre beteekenis, welke dit voorstel een eeuw geleden had. Door zyn uitvoering onderging eerst het binnenlandsch verkeer, daarna het wereldverkeer, een hervor ming van ingrüpenden aard. In diezelfde bro chure bracht Rowland Hill ook postzegels ter sprake als middel tot vooruitbetaling van port. Tot 1840 Immers werd het port uitsluitend be taald door den ontvanger. Het pennytarlef was alleen uitvoerbaar indien het port vooruitbetaald werd. Rowland HUI schreef „Misschien zouden de moeiiykheden eenfgszins uit den weg geruimd kunnen woraen door gebruik te maken van een stukje papier. Juist groot genoeg om het stem pel (stamp) te voeren en aan den achterkant bedekt met een kleefstof, welke, door het aan- brengen van een weinig vocht, achter op den brief bevestigd zou kunnen worden.” t Lykt ons thans wel een heel eenvoudige „uitvinding”, maar de man die op het denkbeeld kwam was in zyn soort ongetwijfeld een genie. Opgemerkt zy dat hy zich voorstelde dat de zegel achter op den brief geplakt zou worden; dft geschiedde de eerste jaren dan ook büna steeds, en ook later nog vaak tot het algemeen gewoonte werd adres en zegel op dezelfde zyde van den omslag aan te brengen, hetgeen natuur- niet de solide, godsdienstige jongeman, dien u zeker tot nog toe ontmoet zult hebben en dén heeft hy een heel lastig humeur. Als u hem ééns beleedlgt, hebt u voorgoed bU hem afge daan. Het zyn harde, weinig-vergevensgezlnde lui. de Gilchrists, en geen heiligen; dat scheelt nog al wat! HU zal natuuriyk geen geld hebben en hy kén niets! Dus veel vooruitzichten zyn er niet. Maar dit moet u dan zelf maar weten!” Ze lachte weer, knikte eens en nam haar boek op, waarmee ze dus te kennen gaf, dat ze het onderhoud als afgeloopen beschouwde. Op Janie had het echter een onvergeiykeiyken indruk gemaakt. Als een schokkende openbaring was het ineens over haar gekomen, dat, terwyi ze steeds in een wereld van zonneschyn, ro mance en hooge idealen had geleefd zy en Rorke en Charlie samen al dien tyd nieuwsgierige, onvriendeiyke blikken hen gade geslagen en booze tongen hen belasterd hadden. En, wat nog erger was: ze ging nu zelf ook wantrouwen voelen Jegens haar neef: Was hy wel de geschikte, om dageiyks zoo kameraad- schappeiyk mee om te gaan? Toch ha^ zU zelf geen slechten wandel van hem gemarkt In het eerst na hun kennisma king mis hy stug en onaangenaam geweest, maar had haar volkomen met rust gelaten. Hü leidde geen nuttig bestaan, voor zoover zU er over oordeelen kon; maar, och, in hoe verre weten wy. menschen, dit van elkaar? En toch had ex van héér kant, eenige verkoe ling plaats in de houding tegenover haar neef. ZU was meer zelfbewust maar voelde zich min der op haar gemak, .ginds Charlie’s afwezigheid bü het naar steeds de’ hand.) ZUn gezicht was leeiyk’ alles erin leek te groot, ook de oogen. Achter dikke brilleglazen keken ze starend rond; dlkwyis dacht ik. dat ze verwonderd en vreesachtig den kring opnamen. MerkwaardlgerwUze sprak men aan tafel, voor de heer Bloemhof, een boekhouder, er kwam, meer over hem dan later met hem. En uit deze gesprekken vernam ik, dat hy eigen- lyk alleen by Groesbeek zyn bier dronk, omdat mevrouw Lies het hem bracht. Mevrouw Lies sprak alleen met hem, wanneer hy het juiste woord tot haar richtte, ze sprak rustig als anders, met leder ander. Toen me vrouw Lies voor het eerst na zyn komst aan de tafel kwam, stond hy met veel lawaai op en maakte een buiging. Vervolgens zat hU weer rustig op zUn stoel. Maar onrustig dwaalden zyn halfblinde oogen van den een naar den ander; zün blik bleef gevestigd op dengene, die juist aan het woord was. BU 1— -- ren twintig duizend man te verzamelen, meestal Bruggenaren. bijgestaan door talrüke land bouwers uit de omgeving, die allen gezworen hadden de Franschen te verslaan. Toen Willem dit vernomen had, verdween hy zonder taal of teeken. Den volgenden dag was hy niet te zien en groot was de verslagenheid in het klooster, toen men vaststelde, dat Wil lem met twee paarden het hazenpad had geko zen. De kloosterling had onmiddeliyk den ste ven gericht naar Brugge. HU stelde aan den Brugschen leider Pieter De Coninc voor, tus schen Kortrijk en de abdü van Groenlnghe diepe grachten te leggen en ultgravlngen te laten uitvoeren, die met takken, twygen en graszoden moesten belegd worden. Deze verschansing boekte grooten byval. Op den elfden Juli hadden de Vlamingen zóó stand gehouden, dat een omsingeling onmoge lUk werd. BU het eerste morgengloren be merkte men een onafzienbare flikkering van vyandeiyke lansen en andere wapens. Om ne gen uur gingen de Franschen tot den aanval over en verblind door zon en stof, stormde de vyandelyke ruiterij over haar gansche breedte de kunstmatige ravynen in. Het eene paard vertrappelde in zyn val het kndere, samen met den gewapenden krijger Op dat oogenbllk sprongen de Bruggenaren op den man af en konden aldus hun meerderheid in het gevecht van man tegen man toonen. De strijd werd on genadig en wreed. In dit bloedbad sprong een monnik als een razende op zyn paard rond. Boven zUn py had hy een harnas aangetrok ken en met twee wapens tegelyk sloeg hy den eenen Franschen jonker na den anderen neer. Hy deed meer dan veertig paarden steigeren en verdelgde in een onverbiddeiyk gevecht meer dan vyftlg manschappen. Tegen den avond was het pleit voor Vlaan deren gewonnen. Na dezen hlstorischen stryd deed de oudste zoon van den Graaf van Vlaanderen naar den dapperen kloosterling vragen, wien men zoo veel te danken had. Doch Willem van Saftinghe was onmiddeliyk weer naar Llssewege teruggekeerd. De oversten waren over zyn ontvluchting niet te spreken. Verder moesten zy geen uitleg hebben. Willem, eerst ontstemd, werd weldra verbitterd, daarna verbolgen. De gramschap maakte rich van hem meester. Met een ruk sleurde hy den abt tot voor zyn voeten. ZUn hand greep reeds naar een mes. dat in zyn bereik lag. toen de prior binnenkwam. De abt vluchtte. Duideiyk hoorde Willem van Saftinghe de volgende woorden hem achterna galmen: ,De banvloek weegt op u. Herinner u Kerstdag van voor zes jaar!....” Bü, deze woorden was Saftinghe bulten zich zelf van woede. Met één slag sloeg hy den prior dood voor zyn voeten neer en achtervolgde toen den abt. Doch tydens zyn achtervolging werd hy zich van zyn otunenscheiyke daad bewust. HU vluchtte rechtstreeks naar den vierkanten to ren, die naast zün cel ten hemel rees. HU bar- rikadeerde de poort en voor niemand sou hU deze nog openen. Gezien den hardnekklgen tegenstand, dien Van Saftinghe bood, toen men hem gevangen wilde nemen, besloot de abt hulp te vragen van Brugge. Jan Breidel en Pieter De Coninc waren erg onder den indruk van den manslag door den dapperen kloosterling gepleegd. De Brug- sche aanvoerders kwamen gewillig naar Llsse wege mee. Het waren de soldaten, die aan de züde van Willem gestreden hadden, die hem verzochten mede naar Brugge te gaan om zün lot aan het oordeel over te laten van GwUde van Vlaande ren. Men sloot hem op in de toenmalige gevange nis Het Steen." Doch den volgenden dag. toen men hem wilde bezoeken, was Saftinghe ver dwenen. Nooit heeft men geweten, hoe of door wiens bemiddeling die opzienbarende ontvluchting „was geschied. Men veztelt, dat vele jaren nadien Willem t van Saftinghe in Syrië was aangekomen, en i daar in diénst trad in het leger van de Muzel- mannen, na zyn geloof afgezworen te hebben, i echter afzydlg gehouden, tot een belasting ambtenaar, die hem kende, hem naar de stam tafel riep. naar zat de man nu. HU stak boven allen uit en had reuzen-handen, die zeer koud aanvoel den (wU. kinderen, gaven hem huis gaan --- was er een eind gekomen aan hun ongedwongen omgang. De verbindende schakel was uitgeval len. Het weer was nu ook kil en regenachtig, zoo dat ze elkaar buiten maar weinig ontmoetten. Kortom, terwyi ze dien middag daar zoo verlaten aan den oever van de rivier zat. dacht ze troos teloos, hoe de wereld haar een paar weken te voren toch zoo heel anders had geleeken! Het was drukkend, want er zat onweer in de lucht. Janle voelde zich moe en rusteloos; had een dichtbundel van Browning (den Engel schen de Génestet) bü zich; maar achteloos sloeg ze slechts nu en dan een blad om. Midden onder haar overpeinzingen stond ineens Rorke vóór haar. Met een erge kleur liet ze het boek vallen. „Verschrikte ik u?.... Dat spüt mü. Ik dacht, dat u mü wel gehoord had!” .Hoe zou dat nu kunnen, terwyi u zoo dood stil aangeslopen kwam?” ,Jk slóóp niet!MUn voetstappen verschrik ten zelfs de visschen! Wat deed u, dat u mü niet hoorde?” ,Jk las." Ze boog zich, om het boek op te rapen, maar haar neef was haar reeds vóór geweest „Laat eens zien, wat u las? u was er dan wel zeer in verdiept, dat u zoo doof was!” Janle strekte de hand uit en zei gebiedend: „Geef -t mü. als t u blieft!" „Wacht even. Ik moet eens zien, wat u zoo graag voor mü verbergen wilt O. de gedich ten van Browning! Wat zwaar opJRe hand, hé?" JF oewel in ons land gelukkig niet in die mate als in Duitschland de angst voor het .hartglft", de cafeïne, verbreid is, be staat er toch een ruime belangstelling voor de vraag omtrent een mogelüke schadelijke wer king van het koffiegebruik. Soms vindt deze belangstelling haar oor sprong in de vraag of men kinderen koffie mag geven, soms ook in de ervaring omtrent slapeloosheid na het gebruik van koffie, hart kloppingen, enz. De meeningen in medische kringen zyn ook ten aanzien van de schadeiyke werking der cafeïne wel verdeeld, maar fana tieke bestrüders zün toch zeldzaam en een ma tig gebruik wordt in het algemeen niet ontra den. Het is nu een bekende ervaring, dat door toe voeging van melk aan fle koffie de werkzaam heid ervan wordt verminderd en iemand die ter bestrüdlng van hoofdpün of om wakker te blU ven koffie drinkt, gebruikt deze bU voorkeur zonder of met zeer weinig melk. Het genoemde ervaringsfeit is Juist, zooals ook uit proefnemingen gebleken is. Inderdaad vermindert de toevoeging van melk de giftig heid der koffie. Dit feit is om meerdere rede nen belangrük. Niet alleen omdat bet tot on- middeliyke practische toepassing kan leiden, maar ook omdat dus biykbaar niet alleen de hoeveelheid cafeïne in een drank de giftigheid bepaalt. De verschillende soorten koffie, maar ook de bereldlngswyze kunnen van belang zün. Ook is het te begrypen waarom thee en cola, die ook cafeïne of analoge stoffen bevatten, niet naar hun gehalte aan deze vergiften te beoordeelen zün. Uit een onderzoek, door Starkenstein en Win- temltz in het Zwitsersch Medisch Weekblad ge publiceerd, blükt, dat de cafeïne op zeer ver schillende wUze aan looizuur gebonden kan zün en hiervan de opname in het darmkanaal af- hankelUk is. Het -looizuur van de koffie vormt met het melk-eiwit moeiiyk oplosbare verbin dingen en vertraagt daardoor ook de opname van de aan het looizuur gebonden cafeïne. Uit dierproeven bleek, dat een zuivere cafeïne-op- losslng door melk niet minder giftig wordt, zoo dat een directe invloed van de melk op het al- caloïd niet aan te nemen is. t Wie dus koffie drinkt met de bedogling een sterke werking hiervan te ondervinden, drinkt de koffie „zwart”; wie de cafelne-werking wil verzwakken, voege er melk aan toe. „Geef mü het boek! Het gaat u niets aan, wat ik lees!” „Maar, Janle, je bent toch niet boos op mü? En om niets?” „Neen, natuurlük niet. Ofschoon het eigeniyk net zoo goed kon. Want u is ook zoo dlkwyis boos op mü voor niets!” „Ja, soms. Zoo even bü voorbeeld. Ik wilde u Juist zeggen, dat het my speet.... Kunt u het mü vergeven?" ,Ja, maar geef mü nu mün boek." „Wat is er toch met datdioek. dat ik het niet mag aanraken? Was het een cadeau van hem?” ,Jk weet niet, welken „hem" u bedoelt?” „Van dien bewusten neef?” Janle zweeg en trok wat grashalmen af van den heuvel, daar ze eigeniyk niet wist, wat ze zeggen moest. Ze zag in. dat ze heel dwaas had gedaan, met zyn nieuwsgierigheid te wekken, wat betreft het boek. Ze kon hem wel heel een voudig hebben geantwoord: .Het was een ge schenk van myn jongste nichtje Irene,” een meisje van vyftlen Jaar. die haar ééns aanbeden had met al de overdrevenheid van een bak- vlschje. Had zy Rorke het boek nu maar laten zien en ook de inscriptie op het schutblad: „Voor myn liefste Janie, van Rene”, dan had hij- er uit kunnen opmaken, wat hy wilde. Maar eens had zy op datzelfde blad haar handteeke ning gezet op verschillende wyzen: „Jane Gilchrist; Jamie Gilchrist; Jane Carleton Gilchrist”. Wat sou Rorke nu wel denken, als hy die namen allemaal zag?.... Of hy zou diezelfde achterdocht gaan koesteren als zün moeder,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 7