van den dag
H
De avonturen van Prof je en Struis je
I
Keizer Augustus
F 250.-
TWEE NICHTEN O
■1 EN TWEE NEVEN
ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1937
'«7
Schets van den eersten postzegel
Koffie en melk
Met of tonder
Willem van Saftinghe
rr
De eerste postzegel
;l
ENCELSCH
NAAR HET
ze
(Wordt vervolgd)
I
Bescheiden, eenvoudig
en onbaatzuchtig
Legende over Llssewege
naby Brugge
i
h
I
fJk kreeg van u een aarden Rome
en ik laat u een steenen
Rome achter”
o
>- I De boekhouder i
ATT TT A D/^NTNTÉ’^C °p dlt blad zlJn lüEc’olge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7^0 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 btJ een on8eval mel
I ,1**, AA I w IX rongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen vJVFe verlies van belde armen, belde beenen of beloe oogen vx/e dood el Ij ken afloop
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
7'
dat
een
O
I
I
„Liefste, als gU wist
1
I
I
.Toen hy overeind gekrabbeld was en op
keek, wie stond daar grinnekend bü bet hek?
Het was Struisje, in eigen persoon, en in zijn
gewone alfcneting.
i
tn
■e
>P
ik
m
er
LS
n
It
te
ng
‘P
m,
P-
„Och, waren alle menschen wijs.
(Dat is heel «ma al niet noodig, als
xe achter het stuur maar e klein
beetje beter wilden opletten, dan
konden we ai héél tevreden xtfnl)
hoofd
waren
hjj in
men aan
boekhouder,
dat ze zijn naam wilde gaan dragen, óf ze moest
Ineens voor de waarheid uitkomen, wat betreft
haar naam en haar verwantschap. En dét zou
alles bederven!
Terwijl die gedachten haar pijlsnel door het
flitsten, las hij de regels.'die onderljjnd
op de open bladzijde van het boek, dat
de hand hield:
„Wie heeft die streep daar gezet?”
.Degene, die mij het boek gegeven heeft.”
„Uw neef?”
..Dat zal ik u zeggen, als u het mij teruggeeft."
Janie strekte reeds de hand uit. Maar Rorke
werd ineens vuurrood, hield den adem in en
riep met ongeëvenaarde heftigheid.
.Je -uit het boek niét terug hebben! Je hoeft
mij niet te zeggen, van wien het is!”
Met krachwierp hjj den dichtbundel in het
water, zoodat dit naar alle kanten opspatte.
Janie stond langzaam op; zij zag nu doods
bleek Nog nooit van haar leven was ze zóó
boos geweest! Boos en verschrikt tevens!
HU zag ook bleek en keek haar aan, even
eens verschrikt door zUn eigen heftigheid.
„Het spüt mjj." zei hij heesch. toen zü niet
sprak. ,Jk was niet van plan, dit te doen. Het
ging.ineens! Maar ik zal het boek terughalen
voor u.”
„Neen." antwoordde ze ademloos en leunend
tegen den boom achter haar. ..Laat u het
daar liggen. Ik wil het niet meer hebben. U hebt
het bedorven.”
het afscheid richtte hU het gewoonlyk
HU dacht echter dat zUn oogen niet zoo
goed waren en wilde zich op zyn lastdier
neerzetten. Dat ging echter niet De kip liep
onder zyn beenen vandaan en de professor
viel met zUn dikke buikje In het zand.
iyk het werk der posterUen zeer vergemakke-
lUkte.
Verder zien wU dat de Engelschen de post
zegels zyn blUven noemen naar het stempel
(stamp) waarop Rowland HUI zinspeelde. Ons
woord ..zegel" is misschien iets minder juist,
maar kan gemakkelUk hierdoor verklaard woP-
den dat het „stukje papier" aanvankelyk op de
manier van een zegel achter op den brief aan
gebracht werd.
Rowland HUI ondervond zeer veel tegenwer
king, maar tenslotte werd een Wetsontwerp,
strekkende tot uitvoering van aU» voorstellen,
aangenomen en in 1839 door de Koningin be
krachtigd. VUf weken lang, namelUk van 5 De
cember 1839 tot 10 Januari 1840 was een 4-
pencetarlef in werking; op laatstgenoemden da
tum werd het penny-tarlef van kracht.
Chéyerton’s ontwerpen dateeren van 1839. Ze
zün «echts schetsen, geen uitgewerkte teekenln-
gen, maar de kop van de mooie jonge Koningin
is ook op de schetsen zeer fraai geteekend. De
sobere randversiering 13 slechts aangegeven.
Evenals op de definitieve zegels Is bovenaan het
woord „postage", onderaan ..one penny” aange
bracht. Ook de boekletters, die de oudste En-
gelsche zegels onderscheidden, komen op het
ontwerp voor, onder andere in den linker
benedenhoek een P, en in den rechter-beneden-
hoek een B. terwUl in de bovenhoeken de be
kende sterretjes geteekend zUn.
In al haar schetsmatigheid geven de teeke-
ningen een volmaakt denkbeeld van wat kort
daarna de stamvader worden zou van de thans
zoo vele tienduizenden leden sterke internatio
nale postzegelfamDie.
De naam „Groot Brittannlë en Ierland" komt
op de schets evenmin als op den postzegel zelf
voor. Het zou overbodig geweest zyn den naam
van het land te vermelden op een zegel die
alleen voor binnenlandsch verkeer bestemd was.
Engeland evenwel heeft hieraan steeds vast
gehouden en op géén Engelschen postzegel is
ooit de naam van het land gedrukt in tegen-
stoning toC dé pnstjygelM der Dominions <n
Koloniën.
Daar begreep de arme professor heelemaal
niets meer van. HU liep op Struisje toe, nam
zUn loupe en bekeek zUn vriend aan alle
kanten. HU kon echter niets byzonders aan
hem ontdekken.
bier-
glazen te doen
wUde hebben. Hijzelf was spaarzaam geweest.
HU zou zeer goed voor haar zyn.
Meer heeft de boekhouder Bloemhof beslist
niet gezegd, terwUl zUn hart heftig klopte. HU
zal het overigens voor de eerste maal gezegd
hebben. En zU, de stUle mevrouw Lies, heeft
misschien in zyn leeiyke gezicht gekeken, dap
per. zeker met een beetje medelUden. heeft een
groote vraag uit de starende oogen gelezen en
heeft hem voorzichtig gezegd, dat zU niet meer
trouwen zou.
In ieder geval is Bloemhof nooit meer bU
Groesbeek geweest. Mevrouw Lies heeft er bijna
niet over gesproken, hoewel de dames natuur-
lyk heel nieuwsgierig waren.
Ik ontmoette den heer Bloemhof lederen dag,
als ik naar school ging, groette hem. vriende
lijker dan andere menschen, en hU nam heel
diep zyn hoed af. als voor een volwassene. Aan
de stamtafel werd niet meer ovjer hem gespro
ken. Alleen ongeveer een jaar later, toen me
vrouw Lies in een naburige stad in het huwelijk
was getreden, zei de belastingambtenaar tot
mUn vader, dat men Bloemhof, dezen welis
waar niet moolen. maar toch buitengewoon
netten man. dronken had gezien.
Een paar dagen lang zag ik den heer Bloem
hof niet op weg naar school; dan ontmoette ik
hem weer geregeld, als hü naar zün kantoor
ging. Jarenlang ontmoette ik hem op ongeveer
dezelfde plek.
Dan verliet ik de stad en kwam nog maar
zelden in mün geboorteplaats. Eens. tydens de
vacantle, ontmoette ik hem op een wandeling.
Ik wilde op hem toegaan, hem ultnoodlgen. een
glas bier met me te drinken, ik wilde met hem
praten.
HU groette al voor hü bü me waa Ik zag weer
zUn doode oogen achter de dikke glazen; zijn
slapen waren nu grijs. Ik wilde bU den groet zün
naam noemen, maar hU was al voorbU en
maakte bewegingen met de hand alsof hU daar
mee te kennen wilde geven, dat ik hem alleen
moest laten.
Nooit meer heb ik den boekhouder gezien.
(Nadruk verboden)
„Het spüt mü.” «el hU weer en beet zich op
op de lip. Wees maar niet boos op mü!"
Onwillekeurig maakte hu een beweging naar
haar toe. maar ze trok zich nog dichter naar
den boom terug en riep:
„Niét naderbUkomenI MU niét aanraken!
ben geschrokken
„Geschrokken van mU?.... U weet toch, dat
ik geen haar op uw hoofd sou willen krenken?”
„Dat weet ik niét. Het kan wel niet in uw
bedoeling liggen, maar men weet nooit, waar
een man, zooals li, een man zonder eenige zelf-
beheersching. in drift toe overgaat! Ik zal nooit
weer zeker van u zUn!"
ZU dacht ér niet bU. wat ze zei. Ze was ge
schrokken en wilde zoo gauw mogeiyk maar
weggaan, opdat het onstuimige kloppen /an
haar hart wat bedaren zou. Ze keek niet naar
Rorke, anders had ze gezien, dat die tot in de
lippen wit was geworden.
„Dat kunt u niet' meenen.” begon hij weer
met onvaste stem. „U Weet, hoe ik er toe kwam.”
.Dat weet ik niét. En ik wil het ook niet weten.
Ik ga naar huls.”
Ze ging en sloeg er ook geen acht op. of Rorke
haar volgde of niet
Daar klonk wlelgeratel op den weg; dokter
Peil verscheen in zUn dogcart en opeens kreeg
ze de boosaardige ingeving, om te zeggen:
„U hoeft niet verder mee te gaan. Ik zal
vragen, of dokter Peil mü naar huis rijdt.”
Rorke stond stil van verbazing.
.JPèll?.... Maar dat meent u toch niet?”
..Zeker, meen ik het!”
13
Mrs. George lachte weer:
•Dat zal u anders nooit lukken! Maar als
Rorke er beter zUn doel mee bereiken kan, dan
wil hu misschien wel voorgeven, dat hü belang
stelt in zUn broertje. Ik herinner mü nog den
dag. dat zün vader zoo dlkwyis met hëm kwam
spelen en ons beiden mee uit ryden nam. Dit
was de eenige tUd, dat hU naar den Jongen om
keek en Rorke was een ongezeglUk. ongema
nierd kind, dat nooit eens: .Dank u!" zei tegen
een van ons beiden. Charlie is heel anders. HU
•chUnt dol op u!”
Janle wilde iets beginnen te zeggen, maar be
dacht zich toen weer, waarop Mrs. George vroeg:
„U hoort mU zeker niet graag op deze wUze
«preken, hé? Ik denk, dat dit niet strookt met
uw begrippen van ..fatsoen"; maar ik verzeker
u. Miss Carleton, dat ik een vriendin van u ben!
Velen in mün geval zouden u al lang wegge-
stuurd hebben. Selina heeft daar ook genoeg
op aangedrongen Maar mijn stelregel is een
maal: leven en laten leven.” Als u Rorke wilt
hebben, kunt u hem krUgen; ofschoon het
keen groote aanwinst zal zijn! Vooreerst Is hy
hU In zün leven nimmer had willen aanvaarden.
HU toch was de Imperator. Als mensch bleef
hU altUd eenvoudig, onbaatzuchtig en beschei
den en het Is buitengewoon Interessant te lezen,
hoe Keizer Augustus als oud man zün beschei
den leven leefde. „ZUn heerschersgestalte was
schoon,” zoo leest men bU Sueton, „om schoon
heidsmiddelen gaf hu niet; hij verfoeide ze. ZUn
kapsel zat doorgaans slecht en was nooit be
hoorlijk gekniot. ZUn baard liet hü net zoo
lang staan, totdat het haar hem te lastig werd.
Dan nam hy het mes en schoor zich zelf." Er
gens anders leest men: ..ZUn gelaatsuitdrukking
was, of hU sprak of zweeg, zóó volkomen rustig,
Gallisch hoofdman, door Augustus
zachte uitdrukking en trouwe oogen. het mes
neersmeet, toen hü voornemens was Augustus
te dooden. Augustus' huid was zacht en glan
zend. zUn oogen waren blauw en helder, diep
en rustig en schenen door de ziel te kunnen zien.
HU was matig in spüzen en dranken HU gal
de voorkeur aan ouden Romelnschen kost, zwart
brood, kaas, verdunden wUn. HU doopte by het
ontbyt een stuk droog brood In zUn wUn ofwel
hy volstond met wat vruchten. ZUn werk- en
slaapkamer in het keizerUjk paleis waren een
voudig en zonder opschik De eerste burger van
Rome leefde als een eenvoudig burger, ofschoon
hy niet kon verhinderen, dat in zijn omgeving,
In de naaste omgeving van zyn familie, de wuft
heid en de overdreven weelde leidden tot verval
Als groot heerscher, als een der weinigen, die
werkeiyk den naam van een weldoener hunner
onderdanen verdienen, zoo leeft keizer Augus
tus voort in de harten der Romeinen. Daarom
is het blllUk. dat men thans niet alleen te Rome,
doch in geheel Italië, zUn tweeduizendsten ge
boortedag plechtig en feestelük herdenkt.
zoo in. dat hU het laatst door de deur ging. Dan
zag ik, hoe hU met den hoed in zün hand nog
een paar woorden met mevrouw Lies wisselde.
Op een avond zei ze: «Ja, maar ik heb slechts
een uur den tijd.”
MUnheer Bloemhof verloor plotseling zün
hoed, die onder een stoel rolde. Ik sprong nabU
en pakte den hoed, want hU zocht met zyn
groote handen op een verkeerde plek.
Zoo zullen mevrouw Lies en de boekhouder
Bloemhof, die leelUk en ook niet meer jong
was, dus toch aan den wandel zyn gegaan En
de groote. onhandige mensch zal daarbU ge
stameld hebben,
dat hU met haar
wilde trouwen,
omdat zy toch zoo
alleen was en om
dat zU toch niet
altyd met
te
btj verlies van een band,
een voet of een oog
y—y p Donderdag 23 September herdenkt Rome
f 1 den geboortedag van zün eersten keizer,
Augustus, in wiens persoon alle eigen
schappen die den roem, den glans en de groot
te van het antiek imperium uitmaakten, ver-
eenigd zyn. Het is dan twee duizend jaar gele
den. dat hü het levenslicht zag.
Augustus, eigenlUk genaamd Gajus Julius
Caesar Octavianus, zag het levenslicht te Rome,
den 23sten September van het jaar 63 vóór
Christus' Geboorte. HU was een zoon van Octa
vius en Atia. een zusterskind van Julius Caesar.
Door dezen werd hy (toen nog Octaviüs gehee-
ten) geadopteerd en ter studie naar Apollonia.
in Epirus, gezonden. By Caesar’s dood bleek hU
diens erfgenaam. HU ging naar Rome, noemde
zich Julius Caesar, kreeg den bynaam van Oc
tavianus en trad op als Caesar's wreker.
HU werd door Antonius, die zich als Caesar's
opvolger gedroeg, met verachting behandeld.
Octavianus echter verbond zich met den Se
naat, wierf met behulp van zUn vrienden Agrip
pa en Maecenas een leger, verwierf de volks
gunst door de uitbetaling der legaten van Cae
sar aan het volk op zich te nemen en kreeg
zoodoende van den Senaat, met de consuls
Aulus Hirtius en Gaius Vibius Pansa, het bevel
in den oorlog tegen Antonius. die wegens ver
denking naar de alleenheerschappü te streven
door den Senaat, vooral door het drUven van
Cicero, tot vUand des vaderlands was verklaard.
Antonius werd verslagen, doch de triumph
voor Octavianus bleef uit. Toen sloot hü met
Antonius en Lepidus, stadhouder van Spanje,
een driemanschap, waarby Octavianus Afrika en
Sicilië verkreeg Het driemanschap werd erkend
en vaardigde een vervolging uit, waarby ook
Cicero den dood vond. De veteranen kregen
landgoederen in Italië. Na zUn roemvollen veld
tocht tegen de heerschers in Rome, huwde Oc
tavianus met Scribonia, welk huweUjk niet zeer
gelukkig bleek; Octavianus scheidde van naar
en trad later in het huwelyk met Livla, vrouw
van Tiberius Claudius Nero, die twee zonen had,
Drusus en Tiberius.
Toen Octavianus op het toppunt van zyn
macht en roem stond, was hy pas 36 jaar oud
De macht, die hij bezat, misbruikte hy niet.
HU wilde niet eens monarch zün en verbood zyn
goddelyke vereering in Italië. Dit kon echter
niet verhinderen, dat men hem, gelyk ook
vroeger aan alle machthebbers, alle mogeiyke
eer bewees. Hij bestreed uit zün rijkdom het
bestuur van dep Senaat en het geheele leger;
hy had de censuur; het consulaat verloor voort
durend meer aan macht; hy beval candidaten
aan voor de ambten, die natuuriyk benoemd
werden, en stelde nieuwe ambten in, waarover
hy zelf dg beschikking had. Octavianus’ leger
bestond uit legioenen van Romeinsche burgen,
die twintig jaren dienden^ en hulptroepen van
bondgenooten. Daarnaast vormde deze macht
hebber een garde in Rome en Italië. De vloot
werd gestationneerd in Msenum, Ravenna en
Forum Julll (Zuld-Gallië). De provincies en
legers werden geleld door gouverneurs en offi
cieren van den senaJjoröigtaudfiSJPtg UJa o^gr, <Je Frangche
werd besMirVdoog ven rieacfw$us iMt- dan rid- zeL4« -vsTteUea.-liktei
derstand, en geen sehMor tnoeh» ër twng blij-
ven. uit vrees, dat dit land door een ander in
bezit zou worden genomen. De lagere ambten
en de rechtspraak werden aan de ridders op
gedragen, die zich tot een nieuwen en zeer
machtigen ambtenarenstand ontwikkelden. Ook
vrijgelatenen kregen als administrateurs der
keizerlyke goederen veel invloed. Voor een mild
bestuur in de provincies droeg de keizer zooveel
mogelUk zorg; ook hierin was hij de schepper
van een wereldrijk.
In zyn consulaat begroette hem de Senaat,
het leger der ridders en het geheele Romein
sche volk als den „Vader des Vaderlands". Augus
tus zelf gevoelde zich over zyn heerschersleven
niet tevreden; op zUn sterfbed sprak hy tot
zyn vrienden„Ik kreeg van U een aarden
Rome en ik laat U een steenen Rome achter!”
In rijn tachtig jaren lang leven heeft keizer
Augustus van Rome oneindig veel tot stand ge
bracht. Rome was onder zyn heerschappü een
wereldstad geworden, Rome gaf den toon aan.
Rome was hét middelpunt van een rijk, dat
zich over drie oude continenten uitstrekte en
dat de geheele wereld van toen in zUn ban
hield. Augustus’ legioenen waren niet te ver
slaan en hun vermaardheid was bekend over de
geheele wereld. Roma Aetema! Eeuwig Rome!
Zoo jubelde het Romeinsche volk, wanneer het
zyn keizer huldigde.
Inderdaad, eeuwig Rome! Rome heeft de
stormen der eeuwen getrotseerd. Sterk, machtig,
moedig en zelfbewust is Rome nóg of weer op
nieuw. Augustus' staatsvorm heeft eeuwen stand
gehouden. Alles, wat goed in het oude Rome
gebleven was, werd door Augustus beschermd
en tot nieuw leven gewekt; alles, wat verpes
tend was voor het volk, werd met wortel en
tak uitgeroeld. Is het dan niet begrypelUk, dat
het huidige Rome met dankbaarheid en vreug
de zUn eersten, grooten keizer herdenkt, nu het
binnenkort tweeduizend jaar geleden zal zün.
dat deze machtige man het levenslicht zag?
Na Augustus' dood besloot de Romeinsche
Senaat hem de goddelyke eer te geven, welke
•w yvor West-Vlaanderen en de kuststreek
staat Llssewege thans in het middelpunt
van de belangstelling, zoo vertelt het
weekblad .De Zweep." Want deze aloude ge
meente, die voor enkele tientallen jaren ver
brokkeld werd, staat op het punt geheel opge
slorpt te worden door de stad Brugge.
Door de omstandigheid, dat hier over Llsse
wege gesproken wordt, herinnert men aan een
legende, welke rechtstreeks verband houdt met
het oude dorp. In de onmlddeliyke nabUheld
van den grooten, massalen kerktoren van Llsse
wege, woonde in het begin van de dertiende
eeuw een kloosterling, die zyn cel had liggen
tusschen de hokken en loodsen van de abdy,
thans nog genaamd „Ter Doeet.” Voor Iedereen
was het duldeiyk. dat die man zich een ult-
zonderiyk strenge boetedoening opgelegd had.
Doch over zyn waar verleden wist niemand iets
te vertellen. De man sprak weinig. De enkele
malen, dat hy zich openlijk Het zien, was bU
de eetmalen of op de Godsdienstoefeningen,
waarbü hU steeds scheen verzonken te zün in
verre droomen en gedachten. Het was daarbU
onmogelUk hem aan het spreken te krijgen. HU
meed alle gezelschap en alleen was van hem
bekend, dat hy Willem van Saftinghe heette.
Over Vlaanderen kwam al met eens de tra
gische mare, dat Rpbert van Artois, die het
bevel voerde over een leger van zestig duizend
man. naar Kortryk kwam afgezakt, om het
land van de Vlamingen in zyn groei te vernie
tigen. Te Llssewege waren de kloosterlingen
plotseling met vrees geslagen. Alleen de zwyg-
zame Willem scheen plots te herleven; hy hing
voortdurend aan de lippen van al degenen, die
legerscharen en hun op-
iten.
De abt Sone) eevppaar boden naar Brugge op
nieuws uit. Deze kwamen mededeelen, dat Pie
ter De Coninc en Jan Breidel erin geslaagd wa-
Is kinderen kwamen wy bijna lederen
ZX Zondag, na de gebruikelUke wandeling.
met vader en moeder In het café van
Groesbeek. Groesbeek was heel oud en bijna
Volslagen doof. Voor ons was er heel weinig
aan zoo'n bezoek. Vader ging kaarten en moe
der praatte met andere vrouwen. Wy zagen
maar toe en verveelden ons tamelyk. Wel ken
den wy langzamerhand Iedereen, die er kwam,
en de omgeving namen wy in ons op.
pp zekeren dag was Anna verdwenen. Anna
stond achter het buffet. Verder wisten wy niets
van haar. Anna had gestolen, deelde Groes
beek mede; maar de heeren behoefden niet
zelf hun bier aan het buffet te halen, want
een jong familielid had hU gewaarschuwd en
dit zou by hem in huls komen. Haar man was
een half jaar geleden gestorven. Vandaag zou
hyzelf de klanten bedienen, den volgenden
Zondag zou zy er al zyn.
Mevrouw wed. Lies Stevens kwam dus. Wy,
kinderen, kenden haar meer uit gesprekken
van onze ouders dan eigeniyk van onszelf. ZU
lachte dikwyis naar ons, als zy hier of daar
bier aan een tafeltje bracht. Haar lachen was
droevig, want haar oogen lachten niet mee.
WU hoorden, dat zy drie weken getrouwd was,
toen haar man aan longontsteking kwam te
sterven. En vanaf dit oogenbllk had mevrouw
Lies zoo werd zU genoemd zulke treurige
oogen. had Moeder thuis verteld. ZU zag er nog
uit als een meisje. De mannen waren altyd be
leefd en vrisndelyk tegen haar. Haar glimlach
was gedeelteiyk dankbaarheid, gedeelteiyk pUn.
Dat merkten de anderen niet op,
In dezen tyd zat er geregeld een man aan
tafel, die eigeniyk niet tot de vaste bezoekers
behoorde. HU was tydens de laatste weken
meermalen by Groesbeek verschenen, had rich
echter afzydlg gehouden, tot
Dezer dagen werd de grootste aller phllatelis-
tische curiositeiten geveild, namelük Benjamin
Cheverton’s schetsen voor den eersten postzegel.
Het ontwerp werd aangenomen en aldus ont
stond de beroemde „Penny Black", de zwarte
penny-zegt^iarije^f! die de eerste aller post-
wfts
Cheverton kreeg voor zijn werk 100 uitbe
taald van de schatkist. De schetsen dragen de
handteekening van Rowland Hill, den Postmees-
ter-Generaal.
Van Cheverton is weinig bekend, behalve dat
hü de ontwerper was van den eersten postzegel
de waarde van de schetsen wordt evenwel nog
aanzleniyk verhoogd door de handteekening van
Sir Rowland HUI, die de pionier geweest is
van het penny-posttarief en de uitvinder van
den postzegel.
In 1837, dus honderd jaar geleden, verscheen
zyn beroemde brochure waarin hU voor blnnen-
landsche brieven van hoogstens een half ons
een uniform port van 1 penny voorstelde, t Is
thans byna onmogelUk zich een denkbeeld te
vormen van de revolutlonnalre beteekenis, welke
dit voorstel een eeuw geleden had. Door zyn
uitvoering onderging eerst het binnenlandsch
verkeer, daarna het wereldverkeer, een hervor
ming van ingrüpenden aard. In diezelfde bro
chure bracht Rowland Hill ook postzegels ter
sprake als middel tot vooruitbetaling van port.
Tot 1840 Immers werd het port uitsluitend be
taald door den ontvanger. Het pennytarlef was
alleen uitvoerbaar indien het port vooruitbetaald
werd. Rowland HUI schreef „Misschien zouden
de moeiiykheden eenfgszins uit den weg geruimd
kunnen woraen door gebruik te maken van een
stukje papier. Juist groot genoeg om het stem
pel (stamp) te voeren en aan den achterkant
bedekt met een kleefstof, welke, door het aan-
brengen van een weinig vocht, achter op den
brief bevestigd zou kunnen worden.”
t Lykt ons thans wel een heel eenvoudige
„uitvinding”, maar de man die op het denkbeeld
kwam was in zyn soort ongetwijfeld een genie.
Opgemerkt zy dat hy zich voorstelde dat de
zegel achter op den brief geplakt zou worden;
dft geschiedde de eerste jaren dan ook büna
steeds, en ook later nog vaak tot het algemeen
gewoonte werd adres en zegel op dezelfde zyde
van den omslag aan te brengen, hetgeen natuur-
niet de solide, godsdienstige jongeman, dien
u zeker tot nog toe ontmoet zult hebben en dén
heeft hy een heel lastig humeur. Als u hem
ééns beleedlgt, hebt u voorgoed bU hem afge
daan. Het zyn harde, weinig-vergevensgezlnde
lui. de Gilchrists, en geen heiligen; dat scheelt
nog al wat! HU zal natuuriyk geen geld hebben
en hy kén niets! Dus veel vooruitzichten zyn
er niet. Maar dit moet u dan zelf maar weten!”
Ze lachte weer, knikte eens en nam haar
boek op, waarmee ze dus te kennen gaf, dat ze
het onderhoud als afgeloopen beschouwde.
Op Janie had het echter een onvergeiykeiyken
indruk gemaakt. Als een schokkende openbaring
was het ineens over haar gekomen, dat, terwyi
ze steeds in een wereld van zonneschyn, ro
mance en hooge idealen had geleefd zy en
Rorke en Charlie samen al dien tyd
nieuwsgierige, onvriendeiyke blikken hen gade
geslagen en booze tongen hen belasterd hadden.
En, wat nog erger was: ze ging nu zelf ook
wantrouwen voelen Jegens haar neef: Was hy
wel de geschikte, om dageiyks zoo kameraad-
schappeiyk mee om te gaan?
Toch ha^ zU zelf geen slechten wandel van
hem gemarkt In het eerst na hun kennisma
king mis hy stug en onaangenaam geweest,
maar had haar volkomen met rust gelaten. Hü
leidde geen nuttig bestaan, voor zoover zU er
over oordeelen kon; maar, och, in hoe verre
weten wy. menschen, dit van elkaar?
En toch had ex van héér kant, eenige verkoe
ling plaats in de houding tegenover haar neef.
ZU was meer zelfbewust maar voelde zich min
der op haar gemak, .ginds Charlie’s afwezigheid
bü het naar
steeds de’ hand.) ZUn gezicht was
leeiyk’ alles erin leek te groot, ook de oogen.
Achter dikke brilleglazen keken ze starend
rond; dlkwyis dacht ik. dat ze verwonderd en
vreesachtig den kring opnamen.
MerkwaardlgerwUze sprak men aan tafel,
voor de heer Bloemhof, een boekhouder, er
kwam, meer over hem dan later met hem. En
uit deze gesprekken vernam ik, dat hy eigen-
lyk alleen by Groesbeek zyn bier dronk, omdat
mevrouw Lies het hem bracht.
Mevrouw Lies sprak alleen met hem, wanneer
hy het juiste woord tot haar richtte, ze sprak
rustig als anders, met leder ander. Toen me
vrouw Lies voor het eerst na zyn komst aan de
tafel kwam, stond hy met veel lawaai op en
maakte een buiging. Vervolgens zat hU weer
rustig op zUn stoel. Maar onrustig dwaalden
zyn halfblinde oogen van den een naar den
ander; zün blik bleef gevestigd op dengene, die
juist aan het woord was.
BU 1— --
ren twintig duizend man te verzamelen, meestal
Bruggenaren. bijgestaan door talrüke land
bouwers uit de omgeving, die allen gezworen
hadden de Franschen te verslaan.
Toen Willem dit vernomen had, verdween hy
zonder taal of teeken. Den volgenden dag was
hy niet te zien en groot was de verslagenheid
in het klooster, toen men vaststelde, dat Wil
lem met twee paarden het hazenpad had geko
zen. De kloosterling had onmiddeliyk den ste
ven gericht naar Brugge. HU stelde aan den
Brugschen leider Pieter De Coninc voor, tus
schen Kortrijk en de abdü van Groenlnghe
diepe grachten te leggen en ultgravlngen te
laten uitvoeren, die met takken, twygen en
graszoden moesten belegd worden.
Deze verschansing boekte grooten byval.
Op den elfden Juli hadden de Vlamingen zóó
stand gehouden, dat een omsingeling onmoge
lUk werd. BU het eerste morgengloren be
merkte men een onafzienbare flikkering van
vyandeiyke lansen en andere wapens. Om ne
gen uur gingen de Franschen tot den aanval
over en verblind door zon en stof, stormde de
vyandelyke ruiterij over haar gansche breedte
de kunstmatige ravynen in. Het eene paard
vertrappelde in zyn val het kndere, samen met
den gewapenden krijger Op dat oogenbllk
sprongen de Bruggenaren op den man af en
konden aldus hun meerderheid in het gevecht
van man tegen man toonen. De strijd werd on
genadig en wreed. In dit bloedbad sprong een
monnik als een razende op zyn paard rond.
Boven zUn py had hy een harnas aangetrok
ken en met twee wapens tegelyk sloeg hy den
eenen Franschen jonker na den anderen neer.
Hy deed meer dan veertig paarden steigeren en
verdelgde in een onverbiddeiyk gevecht meer
dan vyftlg manschappen.
Tegen den avond was het pleit voor Vlaan
deren gewonnen.
Na dezen hlstorischen stryd deed de oudste
zoon van den Graaf van Vlaanderen naar den
dapperen kloosterling vragen, wien men zoo
veel te danken had.
Doch Willem van Saftinghe was onmiddeliyk
weer naar Llssewege teruggekeerd. De oversten
waren over zyn ontvluchting niet te spreken.
Verder moesten zy geen uitleg hebben. Willem,
eerst ontstemd, werd weldra verbitterd, daarna
verbolgen. De gramschap maakte rich van hem
meester. Met een ruk sleurde hy den abt tot
voor zyn voeten. ZUn hand greep reeds naar
een mes. dat in zyn bereik lag. toen de prior
binnenkwam. De abt vluchtte. Duideiyk hoorde
Willem van Saftinghe de volgende woorden
hem achterna galmen: ,De banvloek weegt op
u. Herinner u Kerstdag van voor zes jaar!....”
Bü, deze woorden was Saftinghe bulten zich
zelf van woede. Met één slag sloeg hy den prior
dood voor zyn voeten neer en achtervolgde toen
den abt.
Doch tydens zyn achtervolging werd hy zich
van zyn otunenscheiyke daad bewust. HU
vluchtte rechtstreeks naar den vierkanten to
ren, die naast zün cel ten hemel rees. HU bar-
rikadeerde de poort en voor niemand sou hU
deze nog openen.
Gezien den hardnekklgen tegenstand, dien
Van Saftinghe bood, toen men hem gevangen
wilde nemen, besloot de abt hulp te vragen van
Brugge. Jan Breidel en Pieter De Coninc waren
erg onder den indruk van den manslag door
den dapperen kloosterling gepleegd. De Brug-
sche aanvoerders kwamen gewillig naar Llsse
wege mee.
Het waren de soldaten, die aan de züde van
Willem gestreden hadden, die hem verzochten
mede naar Brugge te gaan om zün lot aan het
oordeel over te laten van GwUde van Vlaande
ren.
Men sloot hem op in de toenmalige gevange
nis Het Steen." Doch den volgenden dag. toen
men hem wilde bezoeken, was Saftinghe ver
dwenen.
Nooit heeft men geweten, hoe of door wiens
bemiddeling die opzienbarende ontvluchting
„was geschied.
Men veztelt, dat vele jaren nadien Willem t
van Saftinghe in Syrië was aangekomen, en i
daar in diénst trad in het leger van de Muzel-
mannen, na zyn geloof afgezworen te hebben, i
echter afzydlg gehouden, tot een belasting
ambtenaar, die hem kende, hem naar de stam
tafel riep.
naar zat de man nu. HU stak boven allen uit
en had reuzen-handen, die zeer koud aanvoel
den (wU. kinderen, gaven hem
huis gaan ---
was er een eind gekomen aan hun ongedwongen
omgang. De verbindende schakel was uitgeval
len.
Het weer was nu ook kil en regenachtig, zoo
dat ze elkaar buiten maar weinig ontmoetten.
Kortom, terwyi ze dien middag daar zoo verlaten
aan den oever van de rivier zat. dacht ze troos
teloos, hoe de wereld haar een paar weken te
voren toch zoo heel anders had geleeken!
Het was drukkend, want er zat onweer in de
lucht. Janle voelde zich moe en rusteloos;
had een dichtbundel van Browning (den Engel
schen de Génestet) bü zich; maar achteloos
sloeg ze slechts nu en dan een blad om.
Midden onder haar overpeinzingen stond
ineens Rorke vóór haar. Met een erge kleur
liet ze het boek vallen.
„Verschrikte ik u?.... Dat spüt mü. Ik dacht,
dat u mü wel gehoord had!”
.Hoe zou dat nu kunnen, terwyi u zoo dood
stil aangeslopen kwam?”
,Jk slóóp niet!MUn voetstappen verschrik
ten zelfs de visschen! Wat deed u, dat u mü niet
hoorde?”
,Jk las."
Ze boog zich, om het boek op te rapen, maar
haar neef was haar reeds vóór geweest
„Laat eens zien, wat u las? u was er dan wel
zeer in verdiept, dat u zoo doof was!”
Janle strekte de hand uit en zei gebiedend:
„Geef -t mü. als t u blieft!"
„Wacht even. Ik moet eens zien, wat u zoo
graag voor mü verbergen wilt O. de gedich
ten van Browning! Wat zwaar opJRe hand,
hé?" JF
oewel in ons land gelukkig niet in die
mate als in Duitschland de angst voor
het .hartglft", de cafeïne, verbreid is, be
staat er toch een ruime belangstelling voor de
vraag omtrent een mogelüke schadelijke wer
king van het koffiegebruik.
Soms vindt deze belangstelling haar oor
sprong in de vraag of men kinderen koffie
mag geven, soms ook in de ervaring omtrent
slapeloosheid na het gebruik van koffie, hart
kloppingen, enz. De meeningen in medische
kringen zyn ook ten aanzien van de schadeiyke
werking der cafeïne wel verdeeld, maar fana
tieke bestrüders zün toch zeldzaam en een ma
tig gebruik wordt in het algemeen niet ontra
den.
Het is nu een bekende ervaring, dat door toe
voeging van melk aan fle koffie de werkzaam
heid ervan wordt verminderd en iemand die ter
bestrüdlng van hoofdpün of om wakker te blU
ven koffie drinkt, gebruikt deze bU voorkeur
zonder of met zeer weinig melk.
Het genoemde ervaringsfeit is Juist, zooals
ook uit proefnemingen gebleken is. Inderdaad
vermindert de toevoeging van melk de giftig
heid der koffie. Dit feit is om meerdere rede
nen belangrük. Niet alleen omdat bet tot on-
middeliyke practische toepassing kan leiden,
maar ook omdat dus biykbaar niet alleen de
hoeveelheid cafeïne in een drank de giftigheid
bepaalt. De verschillende soorten koffie, maar
ook de bereldlngswyze kunnen van belang zün.
Ook is het te begrypen waarom thee en cola,
die ook cafeïne of analoge stoffen bevatten,
niet naar hun gehalte aan deze vergiften te
beoordeelen zün.
Uit een onderzoek, door Starkenstein en Win-
temltz in het Zwitsersch Medisch Weekblad ge
publiceerd, blükt, dat de cafeïne op zeer ver
schillende wUze aan looizuur gebonden kan zün
en hiervan de opname in het darmkanaal af-
hankelUk is. Het -looizuur van de koffie vormt
met het melk-eiwit moeiiyk oplosbare verbin
dingen en vertraagt daardoor ook de opname
van de aan het looizuur gebonden cafeïne. Uit
dierproeven bleek, dat een zuivere cafeïne-op-
losslng door melk niet minder giftig wordt, zoo
dat een directe invloed van de melk op het al-
caloïd niet aan te nemen is.
t Wie dus koffie drinkt met de bedogling een
sterke werking hiervan te ondervinden, drinkt
de koffie „zwart”; wie de cafelne-werking wil
verzwakken, voege er melk aan toe.
„Geef mü het boek! Het gaat u niets aan, wat
ik lees!”
„Maar, Janle, je bent toch niet boos op mü?
En om niets?”
„Neen, natuurlük niet. Ofschoon het eigeniyk
net zoo goed kon. Want u is ook zoo dlkwyis
boos op mü voor niets!”
„Ja, soms. Zoo even bü voorbeeld. Ik wilde
u Juist zeggen, dat het my speet.... Kunt u het
mü vergeven?"
,Ja, maar geef mü nu mün boek."
„Wat is er toch met datdioek. dat ik het niet
mag aanraken? Was het een cadeau van hem?”
,Jk weet niet, welken „hem" u bedoelt?”
„Van dien bewusten neef?”
Janle zweeg en trok wat grashalmen af van
den heuvel, daar ze eigeniyk niet wist, wat ze
zeggen moest. Ze zag in. dat ze heel dwaas had
gedaan, met zyn nieuwsgierigheid te wekken,
wat betreft het boek. Ze kon hem wel heel een
voudig hebben geantwoord: .Het was een ge
schenk van myn jongste nichtje Irene,” een
meisje van vyftlen Jaar. die haar ééns aanbeden
had met al de overdrevenheid van een bak-
vlschje. Had zy Rorke het boek nu maar laten
zien en ook de inscriptie op het schutblad:
„Voor myn liefste Janie, van Rene”, dan had
hij- er uit kunnen opmaken, wat hy wilde. Maar
eens had zy op datzelfde blad haar handteeke
ning gezet op verschillende wyzen: „Jane
Gilchrist; Jamie Gilchrist; Jane Carleton
Gilchrist”.
Wat sou Rorke nu wel denken, als hy die
namen allemaal zag?.... Of hy zou diezelfde
achterdocht gaan koesteren als zün moeder,