De avonturen van Prof je en Struis je wïAaal aan den daq De dierenplagen H H F 250.- F 750.- TWEE NICHTEN EN TWEE NEVEN I Het nieuwe laboratorium ZATERDAG 2 OCTOBER 1937 Herstel van evenwicht X ENCELSCH NAAR HET Generaal zonder veldslag I De bouwmeester 1 i i van den dom Prol. Debije Van prof. Debye (Nadruk verboden) het geld werd vermaakt aan Master Dus trachtte sU langs HOOFDSTUK XVI tot (Wordt vervolgd) de Uit Maar Prof Je jammerde, ook sg In zijn eigen taal, dat hy niets kwaad in den zin had, en dat hy een eerzaam man was en verder wil de. En toen begrepen de agenten al gauw, dat dit kereltje er niets aan had kunnen doen, dat hij hun bevelen niet had opge volgd, want dat hü er niets van had ver staan Daarom werden ze al dadelijk wat vriendelijker. itig hart gbaar in rollenden 1 i 1 1 t i i 1 1 t 1 i 1 i 1 i 1 1 1 1 1 1 1 I 1 1 iden later stierf de meester ten- e ziekte, welke hij zich in dien hals gehaald had. Zijn :ument van een nederige. Dat hij de voltooiing van den dom niet beleven mocht, was een zoenoffer, dat hij God bracht in gelouterde offervaardigheid. bij verlies van een hand, een voet of een oog. van zijn vleugel vast en Struisje mocht niet in die vingers bijten, zei Profje, want deze vreesde nog meer moeilijkheden. Struisje had het anders graag gedaan en stond vraat, zuchtig naar de handen van de agenten te staren, trillend van verlangen om er in te bijten. Een der agenten haalde intusschen zijn opschrijfboekje uit zijn zak en vroeg Profje in zijn eigen taal wie hij was en wat hij wilde. WH Ik eens heel hard gaan loopen? vroeg Struisje. Dat is goed, zei Profje, en daar ging het, uit alle macht aan den haal. Maar dat zat hun heelemaal niet glad. De woe dende agent blies op een fluitje en in een ommezien waren er wel tien agenten bij el kaar, eenlge daarvan waren voorzien van motorfietsen en hadden het onfortulniyke paartje al gauw. Ingehaald. Nu hielden ze den struisvogel bij een tip „Ludlow meent van wél.” Minnie ging het geval nog eens bepraten met een paar noodhulpen uit het dorp en het kón niet anders, of ze moesten zich alle drie wel gewichtig voelen, dat ze in een huis waren, waar zulke gebeurtenissen voorvielen. Na een kwartier was het 't meisje toch onmo gelijk. om zoo te blijven zwegen en ze begon: .Het lijkt wel, of hier de narigheid in huls niet ophoüdt!Oude Mr. Gilchlst dood; Mrs. George een zenuwbui en nu dit alles met dien armen, kleinen Master Char hel Dat beduidt niet veel goeds voor Mr. Rorke. Jammer, dat u vannacht niet bij hem gewaakt heeft!" Dit was juist de gedachte, waar Janie steeds van vervuld was geweest. Met toonlooze, onvaste stem antwoordde zij: ..Och, het kon Immers tóch gebeurd zijn? Het was niet de schuld van Mr. Rorke." .Hij heeft u naar bed gestuurd, is t niet?.... Dat heeft de zuster tenminste aan dokter Peil verteld.” „Wat had die er mee noodig?" klonk het scherp. .Hjj meende zeker, dat hij er wèl mee noodig had. Ik was er niet, maar Ludlow heeft het ge hoord. Die zei, dat de dokter heel opgewonden was, toen hij Charlie zag. Het kind kon zich onmogelijk zóó bewogen hebben, dat hij zich dat leed kon hebben toegebracht. HU verklaarde ronduit, zóó. dat ieder het hooren kon, hoe hy niet begreep, dat Mr. Rorke bü het kind op de kamer was gekomen en niets gemerkt had.” „Wat denkt hü dan?” „Wel. dat is nog al duidelijk: Mr. Gilchrist is vanmorgen gestorven, ziet u. Gisteren had hij den notaris bü zich, om zijn testament te maken en het klad lag op de tafel in de kamer daar achter, waar Mr. Rorke heeft gewacht, toen hy naar zijn oom kwam kyken. HU moet er het papier dus hebben zien liggen. En Ludlow zegt. Ik weet niet, hoe lang het heeft geduurd, eer ik aan het bed trad en merkte, dat hU zich bewogen had en dat het naalsel van de wonde was losgegaan." .Maar waarom heb je toén de zuster niet ge roepen, of Minnie naar den dokter gestuurd?" ..Dat hèb ik ook gedaan, maar dat gaf niets meer. Zie je dan niet, dat.... hü dood is?” „Dood?.... Is hU dood?.... O, Charlie, Char lie!...." Ze knielde bü het bedje neer en verborg het gelaat in het dek. Rorke liet haar enkele minuten snikken. Toen trad hU op haar toe en legde haar de hand op den schouder, terwUl hü overredend sprak: „Ga naar je kamer. Je kunt hier niets doen! Dit is te veel voor je. Ga nu, dan zal ik iemand bü Je sturen." Janle ging naar haar kamer en wierp zich Snikkend op haar bed. Ze lag daar nog, toen Minnie eenlgen tUd later binnenkwam en stil aan het voeteneinde ging zitten. 1 blik verwachtte dat oorlog zou uitbreken tus schen Bulgarüe destUds een vorstendom on der nominale suzereiniteit van den Sultan en TurkUe. Maar er kwam niets van. Later in 1904 ging hü naar Rusland als attaché btf de Russische legers in den Russlsch-Japan- schen oorlog Maar hij bereikte nooit het oor- logstooneel in MandsjoerUe. In 1911 had hU een mooie kans iets te zien van den eersten Balkanoorlog. Toen deze uit brak immers bevond hU zich in Montenegro, welks leger den aanvgl op TurkUe opende, t Was hem evenwel niet gegund ooit in de nabij heid van het front te komen. In 1914, toen de groote oorlog uitbrak, was hU attaché te Brussel. Maar de Vereenigde Staten waren neutraal, en toen de Duitschers in België oprukten, werd den waarnemers der onzUdige landen verzocht de Belgische legers nfet te ver gezellen. In 1916 dreigde oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Mexico. Generaal Palis werd uit Europa teruggeroepen, en naar de Mexlcaan- sche grens gezonden. Daar wachtte hü zes maan den in de tropische hitte in de hoop dat ook voor hem de .Jour de gloire” zou aanbreken, maar de Amerikaansch-Mexikaansche oorlog, waarover zooveel gesproken en geschreven was, bleef uit. Het volgende jaar evenwel verklaarden de Vereenigde Staten den oorlog aan Duitschland. Op dit groote ooggi blik lag generaal Falls met longontsteking in een ziekenhuis. In 1918 was hü geheel hersteld. HU werd in gedeeld bU het eerstvolgende Amerikaansche contingent dat tegen den winter naar Europa zou oversteken. Maar kort vóór het vertrek brak de wapenstilstand uit. Nu vertoefde hU sinds eenlgen tUd in Engeland en had het plan opgevat naar China te gaan om zooals hU zelf verklaard had op zUn ouden dag eens te zien wat oorlog nu eigenlijk Was. Maar ook die laatste kans miste hU, want hU stierf onverwacht, terwUl hü toebereidselen trof tot zUn reis naar het Verre Oosten. et zal velen Nederlanders eenigszins ver wonderd hebben, dat de beroemde na tuurkundige, onze landgenoot Prof DebUe, er de voorkeur aan gegeven heeft in Duitsch land te blUven werken in plaats van een leer stoel aan een onzer Unlversltelten te bezetten. De grond voor deze keuze moet wel voor alles gelegen zUn in het nieuwe laboratorium, dat in BerlijnDahlem bij het gebouwencomplex van de Kaiser Wilhelm Gesellschaft Is gebouwd en de grootste Installatie der wereld bevat, die men voor het zoo belangrijke onderzoek der atoom- structuren gebouwd heeft. De Vereeniglng ter bevordering der Weten schappen. die dit kostbaar laboratorium aan Prof. Deblje kon aanbieden, werd in 1911 door Keizer Wilhelm gesticht, die daarbU een ge dachte verwerkelijkte, die ongeveer honderd Jaren te voren door Wilhelm von Humboldt in zUn organisatieplan der wetenschap en van het hooger onderwijs was neergelegd. Het was het denkbeeld om naast de staatsuniversiteiten een aantal volkomen onafhankelijke Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek to stichten, dat in Amerika, Engeland en ook in Duitsch land krachtig tot uitvoer is gebracht. De Kaiser Wilhelm Gesellschaft heeft in de ruim 25 Jaren van haar bestaan een groot aantal van de beste laboratoria gesticht en is ook thans nog een in zooverre onafhankelijke instelling, dat de „gelUkschakeling” en de uitbanning van .Jilet- ariërs” niet geheel werd uitgevoerd. Wel heeft de Dultsche regeering het recht 14 van de 32 senaatsleden, die het hoogste bestuurslichaam vormen, te benoemen, maar dezen beheeren de Instellingen zelfstandig. Voorzitter van de ver- eenlglng was vanaf de stichting tot in Juni 1930 Adolf von Hamack. HU werd opgevolgd door den natuurkundige Max Planck. Thans be schikt tmen over 34 wetenschappelijke institu ten, voor een groot deel in Berlln-Dahlem ge legen. Dicht bü het laboratorium voor onderzoekin gen bU lage temperaturen staat thans een 20 meter hooge en ongeveer even brtede toren, zonder vensters. Achter de meterdikke muren bevinden zich de geweldige hoogspannlngszui- len, waarin door een systeem van condensatoren en gelükrichters een wisselstroom van 200.000 volt spanning in gelUkstroom getransformeerd wor<y en’ tot het 8-voudlge van spanning wordt opgevoezd. De beide zuilen te zamen kunnen zoo een spanning van 3000.000 volt leveren. Hierdoor- beschikt men, zooals Dr. L. KUhle In de UmscTiau mededeelt,' over een gelUkstroom van deze groote spanning, terwUl men tot nu toe z.g. stootgeneratoren gebruikte, waarmede men wetestroomen van meerdere mlUloenen volt verkreegj«maar telkens slechts bü een korte ont lading. De argraraten, waarover Prof. DebUe thans beschikt izUn de beste, die er ter wereld bestaan, voor het vromen van proeven over het uiteen vallen van atomen. In een soort Röntgenbuls van 9 meter lengte kunnen door de beschikbare hooge spanning de zeer harde doordringend; stralen opgewekt worden. z.g. gammastralen. die bU een spanning boven 1 millloen volt in electronen, dus materiedeeltjes, veranderen. De bouw is zoodanig, dat geen electrische storingen in de omgeving wordeif veroorzaakt en de onderzoekers zëlven tegen de doordringen de stralen beschermd zyn. BU alle critiek, die in ons land op Duitsch land wordt uitgeoefend, mag zeker wel eens ge wezen worden op de enorme geldmiddelen die er ook voor zuiver theoretische onderzoekingen beschikbaar worden gesteld en waardoor het zeer wel te begrUpen is, dat Prof. Debije niet naar ons land gekomen is. Rorke soms mocht tegenkomen. Het eenlge, wat hem redden kon, als de waarheid uitkwam, wis, dat hü niet had afgeweten van hun verwant schap. Ze konden wel geen geloof slaan aan zUn onwetendheid in deze, maar hü kon er toch een eed op doen, maar als zy hem nu sprak, dan zou ze het zeker niet voor hem verborgen kunnen houden. En als ze nu samen gezien werden.... J**-' Later op den dag trok een onweerstaanbaar verlangen haar naar Charlie’s kamer. Zy was eerst stilletjes in den tuin gegaan en had daar enkele bloemen geplukt, want ze kon den armen, kleinen doode daar toch niet zóó laten liggen, zonder eenlge vriendeiyké gedachte van haar. Met trillende handen en half-verblind door tranen, strooide zü zacht-geurende viooltjes, zyn lievelingsbloemen, op het dek. Met de donkere oogharen op het wasbleeke gezichtje was Charlie veel mooier, dan hü ooit bU zün leven geweest was. HU lag daar zoo rustig en vreedzaam. e .HU zal zeker nü gelukkiger zyn,” was haar eenige vertroostende gedachte. jjp de gang ontmoette ze Rorke. Gedurende een oogenblik stonden ze elkaar aan te kyken. Haar gelaat was kleurloos. Ze had diepe, blauwe kringen onder de behuilde oogen. Rorke was ook zeer bleek en betrokken. .Janle!" riep hU. .Je bent ziek!” „Neenof ja, eigenlUk wèl.... Maar laat mü gaan, Rorke, spreek niet tegen mU!" Ze voelde immers een vreeseiyken angst, dat de menschen hen samen zouden zien en hen dat al Charlie.” Janle ging recht overeind zitten in bed. „Beduidt dit, dat Mr. Rorke zyn broertje zou gedood hebben voor dat geld?.... Dat hy hem met opzet verlegd zou hebben, nadat hU toch zoo goed voor hem was geweest en alles had ge daan, om hem in het leven te houden, toen hy hem zoo gemakkelyk had kunnen laten dood gaan?" „Dat heb ik er ook tegen ingebracht, maar toen zei Ludlow weer, dat het toch niet geheel zeker was, dat Master Charlie de erfgenaam van zUn oom zou wezen. In leder geval beweer ik niet dat Mr. Rorke het gedaan heeft; ik zeg enkel maar, dat het er niet mooi voorstaat voor hem. U moet denken: de menschen hebben dien dood van Master Alfred nog niet vergeten. Daarom ziet dit geval er niet best voor hem uit." „Ik kan niet aannemen, dat de menschen zóó wreed en zóó dom zouden zyn!" riep Janle, met een stem, trillende van verontwaardiging. ,Het was om der wille van Charlie zelf, dat hy er op stond, dat ik vannacht naar bed zou gaan, omdat hy meende, dat ik anders te moe zou zyn, om goed op het patiëntje te letten. Er was ons geen van beiden gezegd, dat het noodzake- iyk was, den heelen nacht op te zitten. Althans dokter Peil heeft het niét gezegd." Minnie ging naar de deur met de woorden: Jiu, het is te hopen, dat het u lukken zal, hen daarvan te overtuigen, als u verhoord wordt!" Janle hief een doodsbleek gezichtje op: .Komt er dan een verhoor?" dan zouden verdenken, hem te gaan. „Zóó hoefde je er toch niet uit te zien! Is er niemand, die eens wat voor je doen kan?" .Neen, niemand! O. het is verschrikkeiykl" „Hield je dan.... zóóveel van hem?” .Dat weet je wel!.... Alsof hy myn eigen broertje was!” .Het was mün broertje!’ zei hy bitter. „Weet je, waar Peil op zinspeelt en anderen? Ik geloof zelfs, dat Ze het ronduit zeggen...." .Ja, Minnie sei zoo iets.ZU meende, dat er een verhoor zou plaats hebben?” .Ja, dat zal er zeker!” „Zal ik óók getuigen moeten?” „Vindt Je het «zoo naar?.... Je hebt immers niets slechts te zeggen, voor niemand? Je kon zelfs een goed woordje doen voor myi Je kon zeggen, dat, terwUl ik meer dan eens in de ge legenheid was geweest, mijn broertje het leven te benemen, ik juist myn best heb gedaan, hem te sparen." Janle stond er roerloos bU en zei enkel: .Rorke, ik kin het niet!” „Wit kan je niet? Kan Je geen goéd woordje voor mU floen?” ,Neen, dat spyt mU zoo! Ik meen, dat ik geen getuigenis zal kunnen afleggen. Ik zou er enkel maar kwaad mee doen. Ik wil niet verschijnen op het verhoor. Er moet maar gesegd worden, dat ik ziek ben, dan kan ik vanzelf niet komen. Minnie, of een van de anderen kan dan wel vertellen, wat ik weet. Maar ik moet niet ge tuigen.” et zich voortdurend uitbreidende biolo gisch onderzoek heeft zich in de laatste jaren ook steeds meer beziggehouden met den samenhang tusschen verschillende organis men onderling. Men heeft daardoor beter lee- ren begrUpen dat de planten- en dierenwe reld in een bepaalde streek steeds een eenheid vormt, een „levensgemeenschap" of biocoenose waarin elke soort een bepaalde taak vervult, en allen te zamen aan allen het leven mogeiyk maken. Vanzelf doet zich hier de vergelijking aan de hand met een goedgeordende samenle ving. en zelfs met een enkel organisme Som mige auteurs hebben op dit éénheldskarakter der levensgemeenschappen zeer sterk den na druk gelegd, en als het ware den Indruk wil len wekken, dat. zooals in het lichaam van één dier, de deelen hier volkomen onderge schikt zouden zyn aan het geheel Men zou kunnen zeggen: het beginsel van den totall- talren staat, toegepast op de blocoenosen! Deze opvatting is echter niet met de werkelUkheid In overeenstemming. Wel is er in de levende natuur een bepaalde onderlinge afhankelijk heid en samenwerking tusschen de aanwezige planten en dieren waar te nemen, maar dit neemt niet weg dat ook hier de individuen de elgenlyke eenheden vormen. Wel hebben dez.» hun .sociale eigenschappen”, maar daardoor kan toch lang niet die innige eenheid ontstaan welke de organen in één lichaam samenbindt Dit blUkt reeds duidelUk uit den .struggle for life”, den strijd om het bestaan welke alom in de levende natuur wordt aangetroffen. Deze strijd om het bestaan is een niet te loo chenen feit. Wel vormt zij niet, zooals Darwin meende, als het ware de grondwet eener na tuurlijke ontwikkeling der soorten; ook deze „Marxistische" visie op de natuur lUdt aan een verregaande kortzichtigheid en eenzydigheid Maar zeker is het dat in de natuur lang niet alles „pais en vree” is, dat er een vaak wreede strijd heerscht om het aanwezige voedsel, dat de sterke den zwakkere overwint en verslindt. Ten slotte hangt dit alles samen met de wetten der stof, die slechts een beperkte doelmatigheid toelaten. En ons daarnaast toch ook toestaar, om de harmonie te bewonderen welke deson danks zich in de natuur zoo heeriyk openbaart. De genoemde strijd om het bestaan komt wel zeer duidelijk tot uiting in het optreden van dierenplagen Men denke aan het vernielende werk van nonvllnder, processlerups, rlngelrups. treksprinkhanen en zoovele andere Insecten, of aan de schade die grootere dieren zooals ko- nynen soms kunnen aanrichten. Maar waarom spreekt men hier elgeniyk van plagen, die in sommige jaren duidelyk zichtbaar worden, ter- wyi dit in andere jaren niet het geval is of schoon genoemde diersoorten dan nog vol strekt niet uitgestorven zyn? Omdat deze die ren beschikken over eigenschappen, waardoor zU het evenwicht in een levensgemeenschap kunnen verstoren. ZU treden een tydlang op als „uitbuiters”, die van het aanwezige voedsel een onevenredig groot aandeel voor zich op- elschen Wat dan weer tot gevolg heeft een vermindering van het aantal of van de levens kracht der planten en dieren, die hun tot voed sel dienen. Waardoor teysiotte de „uitbuitende" soort zelf weer haar eigen voortbestaan be dreigd ziet en dus haar Invloed binnen redelij ker grenzen wordt beperkt. Reeds het spel der voedlngsvoorwaarden is dus in staat om te zor gen voor een zekere regulatie of automatische regeling, die al te sterke evenwichtsverschul- vlngen voorkomt. Ook hier laat zich een ver- gelUking met maatschappelUke verschynselen trekken. Hiermee is reeds één der factoren aange duid die er op gericht zyn om het natuurlUk evenwient te herstellen. Er zyn er echter meer dere waaronder sommige een zeer krachtigen Invloed kunnen uitoefenen. Om een duidelijk voorbeeld te noemen: een bepaalde streek wordt geteisterd door een nonvlinderplaag. Alom wor den de dennebosschen kaalgevreten -door de rupsen, en het hjkt er op of de bootnen alle ten doode zün opgeschreven. Maar nu komt geleldeiyk het „afweerleger" in actie. Meezen, kraaien, koekoeken en spechten verzamelen zich in de bosschen en houden een geduchte opruiming. Op den bodem zyn boschmleren en loopkevers bezig met het dooden en verslin den der rupsen: één flink mierennest neemt mlUloenen dezer dieren voor zyn rekening! En toch zouden de genoemde dieren de plaag nog niet bedwingen kunnen, omdat de voortplan tingssnelheid der nonvllnders al te groot is. Er verschynen evenwel spoedig kleiner, maar mach- tlger vyanden van de vraatzuchtige rupsen op het tooneel. Kleine, donkergekleurde wespen vliegen rond en zoeken rupsen op. Met een fyne legboor zet ten zy hun eieren in den romp dezer dieren af. en al spoedig ontwikkelen zich daaruit vraatzuchtige larven die de rups langzaam uit vreten. Als de gastheer gestorven is verpopt zich de slulpwespmade en na eenlgen $yd ko men nieuwe sluipwespen te voorschUn. Er zyn vele soorten van sluipwespen, en ook vllegsoorten, waarvan sommige de rupsen als ‘prooi uitklezen, andere de vlinders, eieren ot poppen. Als nu bet aantal dezer parasieten sneller toeneemt dan dat der nonvllnders, is het lot der laatste bezegeld. Het hangt dus at van de voortplantingssnelheid of „loopsnelheid" der wespen of vUegen vergeleken ‘met die van den nonvllnder, hoe vlug of de laatste de ne derlaag zal moeten lyden. En de loopsnelheid der wespen Is weer afhankelyk van het aantal eieren dat elk dier legt, alsmede van het aan tal generaties dat in den tyd van een jaar optreedt. Maar in elk geval is het meestal slechts eneramls, die nooit een veldslag gezien f hebben, zyn misschien niet zoo heel zeld- zaam. Vóór 1914 moeten er zeer velen ge weest zyn, en ook thans zUn er nog verschei dene dozijnen in die landen die het geluk ge had hebben bulten den wereldoorlog te Myven. De in een Londensch hotel op 73-Jarigen leef- tyd gestorven Amerikaansche brigade-generaal De Witt Clinton Falls evenwel heeft de gele genheid gehad acht oorlogen óf te zien, óf actief mee te maken, maar het was zUn noodlot dat. de gelegenheid hem steeds op het laatste oogen blik ontsnapite. Generaal Falls heeft een diensttijd van 53 jaren gehad in het Amerikaansche leger en de Nationale Garde. In 1898, tijdens den Amerikaansch-Spaanschen oorlog, ging hU naar Porto Rico, in West-Inoic. De verdedigers verwelkomden hem met „The Star-Spangled Banner”, het Amerikaansche volkslied. Maar nog vóór hy het tooneel van den strUd bereikt had, was de oorlog afge- loopen. De‘tweede maal was het de oorlog zélf die uitbleef. Dat was in 1904. De generaal vertoefde by het Turksche leger, toen men leder oogen- a -V" A I I F A op lUn 1?Keyol«e <1« verzekerlngsvoorwaarden tegen p 7^0 bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^G Ni een ongeval met Jl O on<evallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen O We verlies van belde armen, belde boenen oï belde oogen iJVJe- doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVA' met witten baard zien zitten, daar, ongevoelig voor Het is laat in den nacht als de meester zich voor een korten slaap ter ruste legt. In de kamer heerscht een zonderlinge onrust, die hem onbewust bevangt. Opeens schrikt een zucht van zün vrouw hem uit den zachten sluimer. „Wat is er, Anna?” HU krygt geen antwoord. De wind, die den heelen dag sliep, is ont waakt, doet de ruiten rinkelen en slingert er hagelkorrels tegen, zoodat het als een tromge roffel klinkt. Een verhoor!.... Nieuwe verschrikkingen doemden op voor Janle! Het was niet alleen haar meisjesachtige schrik, om voor bet eerst met de yzeren hand van de wet te moeten kennis maken, maar als zU onder eede getuigen moest, dan zou zy ook haar vollen naam moeten geven. En ze was zoo bang, dat haar heele ge schiedenis dan ook bekend zou worden. Toch kon het wezen, dat hür getuigenis on misbaar was voor Rorke's onschuld. Als men nu ineens tot de ontdekking kwam, dat zy een nichtje van hem wk en onder hetzelfde dak woonde, zou dit dan niet een biyvende smet werpen op haar goeden naam? Dokter Peil zou kunnen spreken van haar speciale vriendschap met Rorke: zU kón niet ontkennen, dat er af en toe romantische ge sprekken tusschen hen gevoerd waren. Verbeeld je, dat er eens gedacht werd, dat zU beiden in het kwade hadden samengespannen! Het was afschuweiyk!.... Maar niets leek ham'nu meer te verachrikkeiyk voor achterdochtlgen. Koortsachtig stond zy op en begon heen en weer te loopen, in ware wanhoop. Nog uren lang bleef «y op haar kamer; durfde zich niet naar buiten,wagen, uit vrees, dat ze „Wat rgéen al dia menschen ge vaarlijk vandaag", dacht u Immers vanmiddag achtar het stuur. (Hoe zegt men dat ook weer van diae sphnter, dien balk ea »rwoeg?..J y Een nevelachtige gestalte staat plotseling in de kamer, een gedaante, die den meester vaag aan zyn jongste dochter herinnert. „Ben jy daar, Mechtllde?" vraagt hy ver wonderd. In plaats van eenlg antwoord wyst de venchyning want dat ia het zeker, denkt hy naar bulten. De meester begrypt direct de beteekenls van het korte gebaar. Haastig staat hy op en gaat naar het venster. Ginds staat de dom in een schemering, die mat in grys de strenge pellers omspeelt. Op den grond, bU het hooge portaal, op de duizelingwekkende stellingen wemelt het van menschen.' waarin de meester terstond zyn arbeiders herkent Weer staat hy verbaasd. „Waarom werken zy in dit nachteiyk uur? Niemand heeft het hun bevolen.' zegt hy en keert zich om, maar de gestalte is ver dwenen. Hoofd schuddend kUkt hy naar den dom, ^naar - - - - -o— door een schrik, die hem als een Uzlge huive ring langs hoofd en hart vaart. Boven de nyvere schaar van zyn arbeiders ontdekt hy een leger vage, spookachtige we zens die bezig zyn den dom te vernielen. 2» nikken met toornige gebaren de steenen los en? slingeren ze in dé diepte. Met ruwe vuisten vernielen ze de teere sculpturen, de torentjes, rozetten, steenen bloemen, al deze mathema tische, meesterlijk doordachte figuren en vor men. Als een stormwind overvallen deze tal- looze handen zyn werk en vernielen het stuk voor stuk. In ademlooze stilte. De meester drukt het aschvale gezicht tegen de ruit en kykt met zonderling verlamden wil naar het vernielzuchtig gedoe. Is er d*n nie mand die halt gebiedt aan deze nuende af. braak? Daar rukt de meester het venster open en zUn stem, hoog en schril van vertwyfeling, dringt over het schemerige plein. .Houdt op! Wie gy ook zyt, die myn werk vernielt, houdt op!” En daar hy geen antwoord krijgt niets dan de helle echo van zyn eigen stem klinkt terug verheft hy telkens en tel kens weer zyn stem, tot hy, met zweet bedekt, by het venster nederzlnkt en slechts stom de handen wringt. Op dit moment echter dringt het besef met de helderheid van den bliksem tot hem door. Een stem, die van bulten komt en tegeiykertyd in zyn binnenste klinkt, spreekt tot hem: .Hoe kan dit huls, dat God toegewUd is, den Hemel welgevallig zUn, waar hoogmoed het bouwde? Niet tot lof en roem van den Heer hebt gy het ontworpen, maar om uw eerzucht te voldoen. Daarom is het goed, dat de Enge len hef vernielen, dit werk van Lucifer, die in U woont.” Steunend, door den arm van God getroffen, verneemt de meester deze woorden. En als hy den blik verheft, stoot hy een kreet van ont zetting uit. Op de plaats, waar de Dom zich machtig, heerlijk verhief, stapelen zich nu de ruïnes op.... een grUze chaotische berg van vernielend gesteente. Door zUn eigen kreet ontwaakt de meester. HU vliegt van zyn legerstede -omhoog, buiten zichzelf van ontzetting. En zóó fel was de wer kelUkheid van zUn droom, dat hy opspringt en door het venster naar bulten staart, of de dom er nog staat in zyn moeizaam uitgedachte en gevormde grootschheid. Een zucht van verlich ting ontsnapt zUn borst, als hy het werk onbe schadigd voor zlcft ziet. Een lichte hand raakt hem aan. ZUn vrouw staat achter hem en kykt hem angstig be zorgd aan. „Wat scheelt er aan, Berthold?” vraagt zU zacht. De meester ziet verward In het kommervolle gezicht en stamelt: ,Jk droomde, dat de dom vernietigd was.... «en nachtmerrie.... God mag weten, hoe ik daar aan kom....” bent overwerkt, Berthold” zegt de vrouw. En op haar zachte, nederige wyze maakt zU hem verwyten en smeekt hem, zich te ontzien. De meester strijkt afwezig over het voorhoofd en mompelt: „Dat is het niet, Anna.... neen, dat is het niet,” herhaalt hy luid en ernstig, ontsteld door de waarheid, die hem onweer staanbaar aangegrepen heeft, pan kleedt hU zich aan en verlaat het huis. ZUn vrouw ziet vanuit het raam, hoe hy het totaal verlaten plein passeert en in het hooge jportaal van den dom verdwynt. Wat de meester in het Godshuis dacht en voelde, toen hU. eenzame boeteling, nederig voor het hoogaltaar knielde, heeft nooit iemand vernomen. Toen hü in het schemerend mor genuur terugkeerde, was hy een ander mensch. ZUn oogen stonden koortsachtighy had 's nachts «en kou gevat. HU moest het bed houden en was daar dankbaar voor, want hü gruwde thans voor het feest, dat dezen dag te zijner eer gevierd zou worden. Toen .het uur naderde, waarop men hem in de schitterende feestvergadering wachtte, zond hü een van zün zoons met de boodschap, dat de meester ziek was en zich liet verontschul digen. Ook voelde hü rich onwaardig, deze eer te aanvaarden voor een werk, waarvoor God alleen alle eer en dank toekwam. Eenige jna gevolge van droomnacht op d testament was het op dit moment wordt hy aangegrepen een kwestie van enkele Jaren, die noodig zijn om een rupsenplaag haar natuuriyken dood te doen sterven. IVi dien tyd kan evenwel reeds groote schade zyn aangericht, zoodat de mensch meestal zelf reeds eerder ingrijpt om deze zoo veel mogeiyk te beperken. Verder is gebleken dat het verloop van een dierenplaag sterk afhankelyk is van uitwendi ge omstandigheden, zooals de temperatuur, den vochtigheidstoestand en de bodemgesteldheid. Zoo heeft het koolwitje in Noord-Eurojm per Jaar twee generaties, in het warmere Italië daarentegen zes generaties per jaar. De zwarte boonënbladluis treedt bü droog weer in mas sale hoeveelheden op; zoodra" het echter gaat regenen ontwikkelen rich schimmelsoorten die op deze dieren leven, zoodat de plaag spoedig bedwongen is. Ook het optreden van de Afrikaansche trek- sprlnkhaan Is duidelyk afhankelyk van de weersgesteldheid. Bü zonnig weer zullen de mees te eieren verdrogen. terwUl In natte jaren de beruchte zwermen in groot aantal verschünen en alles kaalvreten, waar zü op neervallen. Daarnaast heeft men leeren inzien dat de mensch zelf niet zelden het evenwicht In de natuur heeft verstoord en aldus het optreden van plagen bevorderde. In de vrüe natuur groeien steeds vele plantensoorten door elkaar heen, zoodat een bepaalde parasiet, die op een bepaalde plant leeft, vanzelf al in zün verbrei ding wordt beperkt. De mensch echter schiep door het aanleggen van monoculturen zooals dennebosschen. graanvelden, aardappelvelden e d. echte kweekplaatsen voor bepaalde soorten van parasieten. Vandaar dan ook dat men in den boschbouw reeds hierom er meer en meer toe overgaat om alle eenzüdige be planting te vermüden, en gemengd bosch met onderhout aan te planten. Onze Oosterburen, die terecht trotsch op hun prachtige bosschen zyn. hebben reeds door een wetgeving er voor gezorgd, dat de natuuriyke verhoudingen in de bosschen weer zooveel mogelük worden her steld. En dit zal zeker zoowel aan de houtop- brengst als aan het natuurschoon ten goede komen! Ten slqtte nog een enkel woord over de merkwaardige onderzoekingen van den Italiaan Volterra betreffende de wetmatigheden, die het optreden en verdwünen van dierenplagen ken merken. Deze heeft namriük langs zuiver ma- thematlsch-theoretischen weg een aantal ver- gelükingon opgesteld, die het verloop daarvan nader mpeten uitdrukken. En het biykt dat In derdaad deze vergelükingen. en de daarop ge baseerd»! curven, vaak zeer wel overeenstemmen met Wat In de practyk wordt waargenomen Een der meest voorkomende curven is de zoo genaamde S curve van Oostwald, welke op treedt als 'n groeiproces, dat zichzelf (door uit putting van voedsel of door andere oorzaken) grenzen stelt. Wü vermelden In het büzonder deze curve, omdat deze de uitdrukking vormt voor het verloop van meerdere biologische pro cessen. zy geldt bijvoorbeeld zoowel voor voe- dingsprocessen, als voor groei en voortplanting eener cultuur van gistcellen. Daarom meent byvoorbeeld Kövessi dat deze curve een uit drukking bevat voor „de meest algemeene wet matigheid van het organische." Vaak zou dan de vorm der curve wyzen op de aanwezigheid van een büzondere „blomotoriache" energie, die geremd zou worden door een weerstand, welke Zün oorsprong in de constitutie der cellen vindt. Het zou ons veel te ver voeren als wy op deze vragen nader ingingen. Maar in elk geval zal het wel duidelyk zyn geworden dat met het onderwerp „dierenplagen" velerlei problemen in verband staan. w w v- ie tegen den avond, bü het vallen der y/y schemering, over het plein der oude T stad wandelt, dat weergalmt van het hameren en zingen der arbeiders van den dom, kan «kan het venster van een spitsgëvelig huis in. de Raadsheerenstraat een mager man Onbeweegiyk rit hü daar, ongevoelig voor nieuwsgierige oogen, den blik onafgewend op zün werk ge richt, dat vóór hem met bogen, torens en ge welven oprijst den Gothlschen dom, roemrykste schepping van den meester, fundamenten, waarin het woord „eeuwig" ge graveerd staat. uit den rotsigen schoot der stad rijst dit machtig bouwwerk omhoog. Nog is de hooge toren, de kroon van het werk niet gebouwd, maar de onvoltooide romp, hit zand steen gevoegd, doet reeds verrassend aan. Wat ’s meekers hart verlangde. wat zün geest in Jaren^nge visioenen uitdacht, wat zün handen op perkament hier vorm aangenomen. De meester zit aan het venster van zyn werkkamer, zyn blauwe oogen, waarin ver borgen vuur straalt, zUn op den ryzigen dom gevestigd, die in de schemering als een lichte ark heen en weer deint. Het lawaai, de stem men der werklieden, alles is verstomd. De avond verlost de nyvere handen van houweel en kalk, van gesteente, dat zich lydelük naar het beeld van den geest voegt. Het plein ver zinkt in het donker. Als vonken van een ver wereldvuur stralen de sterren in de geweldige schaduw van den dom. ,Mün werk,” dacht de eenzame oude man en «yn borst zwelt van rechtmatlgen trots. Had men hem niet uitgelachen en medeiy- dend de schouders opgehaald, toen hü inder- tyd zün geweldig plan ontvouwde? Had men hem geen dwazen droomer genoemd? Ja. maar hü had ze allen overweldigd, hü alleen! De jaren verliepen. zün werk groeide en groeide naar den hemel en naarmate het zich ontplooide, erkende de Wtereld zün verheven heid. die een weerspiegeling was van hem, die er zwügend. grüzend achter stond. Hü had vrouw en kinderen vergeten. Hü was doof ge worden voor alles wat bulten zün schepping stond. Hy leefde voor het oogenblik. het eenlge uur. waarin hü, triomfator, wiens roem in onvergankeluke steen gehouwen was, van aangezicht tot aangezicht tegenover zyn schep ping zou staan, omjubeld door de menschen, met den lauwerkrans getooid. Een golf van smarteiyk genot doet den mensch aan het raam beven. Hü denkt aan het feest, dat de stad morgen ter eere van zün geboortedag viert en een intense tevreden heid maakt zich van zün roemzui meester. Dezen honger, die onverzai hem woedt, dezen koortsachtlgen 1 demon vermoedt niemand in de borst van den stillen ascetischen meester. Achter het mas ker van den harden werker verbergt hü zün innerlük. :rs hart verlangde, .nge visioenen toekenden, heeft

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 10