De avonturen van Prof je en Struis je
wïAaal aan den daq
De dierenplagen
H
H
F 250.-
F 750.-
TWEE NICHTEN
EN TWEE NEVEN
I
Het nieuwe
laboratorium
ZATERDAG 2 OCTOBER 1937
Herstel van evenwicht
X
ENCELSCH
NAAR HET
Generaal zonder
veldslag
I De bouwmeester 1
i i
van den dom
Prol. Debije
Van prof. Debye
(Nadruk verboden)
het geld werd vermaakt aan Master
Dus trachtte sU langs
HOOFDSTUK XVI
tot
(Wordt vervolgd)
de
Uit
Maar Prof Je jammerde, ook sg In zijn eigen
taal, dat hy niets kwaad in den zin had, en
dat hy een eerzaam man was en verder wil
de. En toen begrepen de agenten al gauw,
dat dit kereltje er niets aan had kunnen
doen, dat hij hun bevelen niet had opge
volgd, want dat hü er niets van had ver
staan Daarom werden ze al dadelijk wat
vriendelijker.
itig hart
gbaar in
rollenden
1
i
1
1
t
i
i
1
1
t
1
i
1
i
1
i
1
1
1
1
1
1
1
I
1
1
iden later stierf de meester ten-
e ziekte, welke hij zich in dien
hals gehaald had. Zijn
:ument van een nederige.
Dat hij de voltooiing van den dom niet beleven
mocht, was een zoenoffer, dat hij God bracht
in gelouterde offervaardigheid.
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
van zijn vleugel vast en Struisje mocht niet
in die vingers bijten, zei Profje, want deze
vreesde nog meer moeilijkheden. Struisje
had het anders graag gedaan en stond vraat,
zuchtig naar de handen van de agenten te
staren, trillend van verlangen om er in te
bijten. Een der agenten haalde intusschen
zijn opschrijfboekje uit zijn zak en vroeg
Profje in zijn eigen taal wie hij was en wat
hij wilde.
WH Ik eens heel hard gaan loopen? vroeg
Struisje. Dat is goed, zei Profje, en daar
ging het, uit alle macht aan den haal. Maar
dat zat hun heelemaal niet glad. De woe
dende agent blies op een fluitje en in een
ommezien waren er wel tien agenten bij el
kaar, eenlge daarvan waren voorzien van
motorfietsen en hadden het onfortulniyke
paartje al gauw. Ingehaald.
Nu hielden ze den struisvogel bij een tip
„Ludlow meent van wél.”
Minnie ging het geval nog eens bepraten met
een paar noodhulpen uit het dorp en het kón
niet anders, of ze moesten zich alle drie wel
gewichtig voelen, dat ze in een huis waren,
waar zulke gebeurtenissen voorvielen.
Na een kwartier was het 't meisje toch onmo
gelijk. om zoo te blijven zwegen en ze begon:
.Het lijkt wel, of hier de narigheid in huls niet
ophoüdt!Oude Mr. Gilchlst dood; Mrs.
George een zenuwbui en nu dit alles met dien
armen, kleinen Master Char hel Dat beduidt
niet veel goeds voor Mr. Rorke. Jammer, dat u
vannacht niet bij hem gewaakt heeft!"
Dit was juist de gedachte, waar Janie steeds
van vervuld was geweest. Met toonlooze, onvaste
stem antwoordde zij:
..Och, het kon Immers tóch gebeurd zijn? Het
was niet de schuld van Mr. Rorke."
.Hij heeft u naar bed gestuurd, is t niet?....
Dat heeft de zuster tenminste aan dokter Peil
verteld.”
„Wat had die er mee noodig?" klonk het
scherp.
.Hjj meende zeker, dat hij er wèl mee noodig
had. Ik was er niet, maar Ludlow heeft het ge
hoord. Die zei, dat de dokter heel opgewonden
was, toen hij Charlie zag. Het kind kon zich
onmogelijk zóó bewogen hebben, dat hij zich
dat leed kon hebben toegebracht. HU verklaarde
ronduit, zóó. dat ieder het hooren kon, hoe hy
niet begreep, dat Mr. Rorke bü het kind op de
kamer was gekomen en niets gemerkt had.”
„Wat denkt hü dan?”
„Wel. dat is nog al duidelijk: Mr. Gilchrist is
vanmorgen gestorven, ziet u. Gisteren had hij
den notaris bü zich, om zijn testament te maken
en het klad lag op de tafel in de kamer daar
achter, waar Mr. Rorke heeft gewacht, toen hy
naar zijn oom kwam kyken. HU moet er het
papier dus hebben zien liggen. En Ludlow zegt.
Ik weet niet, hoe lang het heeft geduurd,
eer ik aan het bed trad en merkte, dat hU zich
bewogen had en dat het naalsel van de wonde
was losgegaan."
.Maar waarom heb je toén de zuster niet ge
roepen, of Minnie naar den dokter gestuurd?"
..Dat hèb ik ook gedaan, maar dat gaf niets
meer. Zie je dan niet, dat.... hü dood is?”
„Dood?.... Is hU dood?.... O, Charlie, Char
lie!...."
Ze knielde bü het bedje neer en verborg het
gelaat in het dek.
Rorke liet haar enkele minuten snikken. Toen
trad hU op haar toe en legde haar de hand op
den schouder, terwUl hü overredend sprak:
„Ga naar je kamer. Je kunt hier niets doen!
Dit is te veel voor je. Ga nu, dan zal ik iemand
bü Je sturen."
Janle ging naar haar kamer en wierp zich
Snikkend op haar bed.
Ze lag daar nog, toen Minnie eenlgen tUd
later binnenkwam en stil aan het voeteneinde
ging zitten.
1 blik verwachtte dat oorlog zou uitbreken tus
schen Bulgarüe destUds een vorstendom on
der nominale suzereiniteit van den Sultan en
TurkUe. Maar er kwam niets van.
Later in 1904 ging hü naar Rusland als attaché
btf de Russische legers in den Russlsch-Japan-
schen oorlog Maar hij bereikte nooit het oor-
logstooneel in MandsjoerUe.
In 1911 had hU een mooie kans iets te zien
van den eersten Balkanoorlog. Toen deze uit
brak immers bevond hU zich in Montenegro,
welks leger den aanvgl op TurkUe opende, t
Was hem evenwel niet gegund ooit in de nabij
heid van het front te komen.
In 1914, toen de groote oorlog uitbrak, was hU
attaché te Brussel. Maar de Vereenigde Staten
waren neutraal, en toen de Duitschers in België
oprukten, werd den waarnemers der onzUdige
landen verzocht de Belgische legers nfet te ver
gezellen.
In 1916 dreigde oorlog tusschen de Vereenigde
Staten en Mexico. Generaal Palis werd uit
Europa teruggeroepen, en naar de Mexlcaan-
sche grens gezonden. Daar wachtte hü zes maan
den in de tropische hitte in de hoop dat ook
voor hem de .Jour de gloire” zou aanbreken,
maar de Amerikaansch-Mexikaansche oorlog,
waarover zooveel gesproken en geschreven was,
bleef uit.
Het volgende jaar evenwel verklaarden de
Vereenigde Staten den oorlog aan Duitschland.
Op dit groote ooggi blik lag generaal Falls met
longontsteking in een ziekenhuis.
In 1918 was hü geheel hersteld. HU werd in
gedeeld bU het eerstvolgende Amerikaansche
contingent dat tegen den winter naar Europa
zou oversteken. Maar kort vóór het vertrek brak
de wapenstilstand uit.
Nu vertoefde hU sinds eenlgen tUd in Engeland
en had het plan opgevat naar China te gaan
om zooals hU zelf verklaard had op zUn
ouden dag eens te zien wat oorlog nu eigenlijk
Was. Maar ook die laatste kans miste hU, want
hU stierf onverwacht, terwUl hü toebereidselen
trof tot zUn reis naar het Verre Oosten.
et zal velen Nederlanders eenigszins ver
wonderd hebben, dat de beroemde na
tuurkundige, onze landgenoot Prof DebUe,
er de voorkeur aan gegeven heeft in Duitsch
land te blUven werken in plaats van een leer
stoel aan een onzer Unlversltelten te bezetten.
De grond voor deze keuze moet wel voor alles
gelegen zUn in het nieuwe laboratorium, dat in
BerlijnDahlem bij het gebouwencomplex van
de Kaiser Wilhelm Gesellschaft Is gebouwd en
de grootste Installatie der wereld bevat, die men
voor het zoo belangrijke onderzoek der atoom-
structuren gebouwd heeft.
De Vereeniglng ter bevordering der Weten
schappen. die dit kostbaar laboratorium aan
Prof. Deblje kon aanbieden, werd in 1911 door
Keizer Wilhelm gesticht, die daarbU een ge
dachte verwerkelijkte, die ongeveer honderd
Jaren te voren door Wilhelm von Humboldt in
zUn organisatieplan der wetenschap en van het
hooger onderwijs was neergelegd. Het was het
denkbeeld om naast de staatsuniversiteiten een
aantal volkomen onafhankelijke Instellingen
voor wetenschappelijk onderzoek to stichten,
dat in Amerika, Engeland en ook in Duitsch
land krachtig tot uitvoer is gebracht. De Kaiser
Wilhelm Gesellschaft heeft in de ruim 25 Jaren
van haar bestaan een groot aantal van de beste
laboratoria gesticht en is ook thans nog een
in zooverre onafhankelijke instelling, dat de
„gelUkschakeling” en de uitbanning van .Jilet-
ariërs” niet geheel werd uitgevoerd. Wel heeft
de Dultsche regeering het recht 14 van de 32
senaatsleden, die het hoogste bestuurslichaam
vormen, te benoemen, maar dezen beheeren de
Instellingen zelfstandig. Voorzitter van de ver-
eenlglng was vanaf de stichting tot in Juni
1930 Adolf von Hamack. HU werd opgevolgd
door den natuurkundige Max Planck. Thans be
schikt tmen over 34 wetenschappelijke institu
ten, voor een groot deel in Berlln-Dahlem ge
legen.
Dicht bü het laboratorium voor onderzoekin
gen bU lage temperaturen staat thans een 20
meter hooge en ongeveer even brtede toren,
zonder vensters. Achter de meterdikke muren
bevinden zich de geweldige hoogspannlngszui-
len, waarin door een systeem van condensatoren
en gelükrichters een wisselstroom van 200.000
volt spanning in gelUkstroom getransformeerd
wor<y en’ tot het 8-voudlge van spanning wordt
opgevoezd. De beide zuilen te zamen kunnen
zoo een spanning van 3000.000 volt leveren.
Hierdoor- beschikt men, zooals Dr. L. KUhle In
de UmscTiau mededeelt,' over een gelUkstroom
van deze groote spanning, terwUl men tot nu
toe z.g. stootgeneratoren gebruikte, waarmede
men wetestroomen van meerdere mlUloenen volt
verkreegj«maar telkens slechts bü een korte ont
lading.
De argraraten, waarover Prof. DebUe thans
beschikt izUn de beste, die er ter wereld bestaan,
voor het vromen van proeven over het uiteen
vallen van atomen. In een soort Röntgenbuls
van 9 meter lengte kunnen door de beschikbare
hooge spanning de zeer harde doordringend;
stralen opgewekt worden. z.g. gammastralen.
die bU een spanning boven 1 millloen volt in
electronen, dus materiedeeltjes, veranderen.
De bouw is zoodanig, dat geen electrische
storingen in de omgeving wordeif veroorzaakt
en de onderzoekers zëlven tegen de doordringen
de stralen beschermd zyn.
BU alle critiek, die in ons land op Duitsch
land wordt uitgeoefend, mag zeker wel eens ge
wezen worden op de enorme geldmiddelen die
er ook voor zuiver theoretische onderzoekingen
beschikbaar worden gesteld en waardoor het
zeer wel te begrUpen is, dat Prof. Debije niet
naar ons land gekomen is.
Rorke soms mocht tegenkomen. Het eenlge, wat
hem redden kon, als de waarheid uitkwam, wis,
dat hü niet had afgeweten van hun verwant
schap. Ze konden wel geen geloof slaan aan zUn
onwetendheid in deze, maar hü kon er toch een
eed op doen, maar als zy hem nu sprak,
dan zou ze het zeker niet voor hem verborgen
kunnen houden. En als ze nu samen gezien
werden.... J**-'
Later op den dag trok een onweerstaanbaar
verlangen haar naar Charlie’s kamer. Zy was
eerst stilletjes in den tuin gegaan en had daar
enkele bloemen geplukt, want ze kon den
armen, kleinen doode daar toch niet zóó laten
liggen, zonder eenlge vriendeiyké gedachte van
haar.
Met trillende handen en half-verblind door
tranen, strooide zü zacht-geurende viooltjes,
zyn lievelingsbloemen, op het dek.
Met de donkere oogharen op het wasbleeke
gezichtje was Charlie veel mooier, dan hü ooit
bU zün leven geweest was. HU lag daar zoo
rustig en vreedzaam. e
.HU zal zeker nü gelukkiger zyn,” was haar
eenige vertroostende gedachte.
jjp de gang ontmoette ze Rorke. Gedurende
een oogenblik stonden ze elkaar aan te kyken.
Haar gelaat was kleurloos. Ze had diepe, blauwe
kringen onder de behuilde oogen. Rorke was ook
zeer bleek en betrokken.
.Janle!" riep hU. .Je bent ziek!”
„Neenof ja, eigenlUk wèl.... Maar laat
mü gaan, Rorke, spreek niet tegen mU!"
Ze voelde immers een vreeseiyken angst, dat
de menschen hen samen zouden zien en hen
dat al
Charlie.”
Janle ging recht overeind zitten in bed.
„Beduidt dit, dat Mr. Rorke zyn broertje zou
gedood hebben voor dat geld?.... Dat hy hem
met opzet verlegd zou hebben, nadat hU toch
zoo goed voor hem was geweest en alles had ge
daan, om hem in het leven te houden, toen hy
hem zoo gemakkelyk had kunnen laten dood
gaan?"
„Dat heb ik er ook tegen ingebracht, maar
toen zei Ludlow weer, dat het toch niet geheel
zeker was, dat Master Charlie de erfgenaam van
zUn oom zou wezen. In leder geval beweer ik
niet dat Mr. Rorke het gedaan heeft; ik zeg
enkel maar, dat het er niet mooi voorstaat voor
hem. U moet denken: de menschen hebben dien
dood van Master Alfred nog niet vergeten.
Daarom ziet dit geval er niet best voor hem uit."
„Ik kan niet aannemen, dat de menschen zóó
wreed en zóó dom zouden zyn!" riep Janle, met
een stem, trillende van verontwaardiging. ,Het
was om der wille van Charlie zelf, dat hy er
op stond, dat ik vannacht naar bed zou gaan,
omdat hy meende, dat ik anders te moe zou
zyn, om goed op het patiëntje te letten. Er was
ons geen van beiden gezegd, dat het noodzake-
iyk was, den heelen nacht op te zitten. Althans
dokter Peil heeft het niét gezegd."
Minnie ging naar de deur met de woorden:
Jiu, het is te hopen, dat het u lukken zal,
hen daarvan te overtuigen, als u verhoord
wordt!"
Janle hief een doodsbleek gezichtje op:
.Komt er dan een verhoor?"
dan zouden verdenken,
hem te gaan.
„Zóó hoefde je er toch niet uit te zien! Is
er niemand, die eens wat voor je doen kan?"
.Neen, niemand! O. het is verschrikkeiykl"
„Hield je dan.... zóóveel van hem?”
.Dat weet je wel!.... Alsof hy myn eigen
broertje was!”
.Het was mün broertje!’ zei hy bitter. „Weet
je, waar Peil op zinspeelt en anderen? Ik
geloof zelfs, dat Ze het ronduit zeggen...."
.Ja, Minnie sei zoo iets.ZU meende, dat er
een verhoor zou plaats hebben?”
.Ja, dat zal er zeker!”
„Zal ik óók getuigen moeten?”
„Vindt Je het «zoo naar?.... Je hebt immers
niets slechts te zeggen, voor niemand? Je kon
zelfs een goed woordje doen voor myi Je kon
zeggen, dat, terwUl ik meer dan eens in de ge
legenheid was geweest, mijn broertje het leven
te benemen, ik juist myn best heb gedaan, hem
te sparen."
Janle stond er roerloos bU en zei enkel:
.Rorke, ik kin het niet!”
„Wit kan je niet? Kan Je geen goéd woordje
voor mU floen?”
,Neen, dat spyt mU zoo! Ik meen, dat ik geen
getuigenis zal kunnen afleggen. Ik zou er enkel
maar kwaad mee doen. Ik wil niet verschijnen
op het verhoor. Er moet maar gesegd worden,
dat ik ziek ben, dan kan ik vanzelf niet komen.
Minnie, of een van de anderen kan dan wel
vertellen, wat ik weet. Maar ik moet niet ge
tuigen.”
et zich voortdurend uitbreidende biolo
gisch onderzoek heeft zich in de laatste
jaren ook steeds meer beziggehouden met
den samenhang tusschen verschillende organis
men onderling. Men heeft daardoor beter lee-
ren begrUpen dat de planten- en dierenwe
reld in een bepaalde streek steeds een eenheid
vormt, een „levensgemeenschap" of biocoenose
waarin elke soort een bepaalde taak vervult, en
allen te zamen aan allen het leven mogeiyk
maken. Vanzelf doet zich hier de vergelijking
aan de hand met een goedgeordende samenle
ving. en zelfs met een enkel organisme Som
mige auteurs hebben op dit éénheldskarakter
der levensgemeenschappen zeer sterk den na
druk gelegd, en als het ware den Indruk wil
len wekken, dat. zooals in het lichaam van
één dier, de deelen hier volkomen onderge
schikt zouden zyn aan het geheel Men zou
kunnen zeggen: het beginsel van den totall-
talren staat, toegepast op de blocoenosen! Deze
opvatting is echter niet met de werkelUkheid
In overeenstemming. Wel is er in de levende
natuur een bepaalde onderlinge afhankelijk
heid en samenwerking tusschen de aanwezige
planten en dieren waar te nemen, maar dit
neemt niet weg dat ook hier de individuen de
elgenlyke eenheden vormen. Wel hebben dez.»
hun .sociale eigenschappen”, maar daardoor
kan toch lang niet die innige eenheid ontstaan
welke de organen in één lichaam samenbindt
Dit blUkt reeds duidelUk uit den .struggle for
life”, den strijd om het bestaan welke alom
in de levende natuur wordt aangetroffen.
Deze strijd om het bestaan is een niet te loo
chenen feit. Wel vormt zij niet, zooals Darwin
meende, als het ware de grondwet eener na
tuurlijke ontwikkeling der soorten; ook deze
„Marxistische" visie op de natuur lUdt aan een
verregaande kortzichtigheid en eenzydigheid
Maar zeker is het dat in de natuur lang niet
alles „pais en vree” is, dat er een vaak wreede
strijd heerscht om het aanwezige voedsel, dat de
sterke den zwakkere overwint en verslindt. Ten
slotte hangt dit alles samen met de wetten
der stof, die slechts een beperkte doelmatigheid
toelaten. En ons daarnaast toch ook toestaar,
om de harmonie te bewonderen welke deson
danks zich in de natuur zoo heeriyk openbaart.
De genoemde strijd om het bestaan komt wel
zeer duidelijk tot uiting in het optreden van
dierenplagen Men denke aan het vernielende
werk van nonvllnder, processlerups, rlngelrups.
treksprinkhanen en zoovele andere Insecten, of
aan de schade die grootere dieren zooals ko-
nynen soms kunnen aanrichten. Maar waarom
spreekt men hier elgeniyk van plagen, die in
sommige jaren duidelyk zichtbaar worden, ter-
wyi dit in andere jaren niet het geval is of
schoon genoemde diersoorten dan nog vol
strekt niet uitgestorven zyn? Omdat deze die
ren beschikken over eigenschappen, waardoor
zU het evenwicht in een levensgemeenschap
kunnen verstoren. ZU treden een tydlang op als
„uitbuiters”, die van het aanwezige voedsel
een onevenredig groot aandeel voor zich op-
elschen Wat dan weer tot gevolg heeft een
vermindering van het aantal of van de levens
kracht der planten en dieren, die hun tot voed
sel dienen. Waardoor teysiotte de „uitbuitende"
soort zelf weer haar eigen voortbestaan be
dreigd ziet en dus haar Invloed binnen redelij
ker grenzen wordt beperkt. Reeds het spel der
voedlngsvoorwaarden is dus in staat om te zor
gen voor een zekere regulatie of automatische
regeling, die al te sterke evenwichtsverschul-
vlngen voorkomt. Ook hier laat zich een ver-
gelUking met maatschappelUke verschynselen
trekken.
Hiermee is reeds één der factoren aange
duid die er op gericht zyn om het natuurlUk
evenwient te herstellen. Er zyn er echter meer
dere waaronder sommige een zeer krachtigen
Invloed kunnen uitoefenen. Om een duidelijk
voorbeeld te noemen: een bepaalde streek wordt
geteisterd door een nonvlinderplaag. Alom wor
den de dennebosschen kaalgevreten -door de
rupsen, en het hjkt er op of de bootnen alle
ten doode zün opgeschreven. Maar nu komt
geleldeiyk het „afweerleger" in actie. Meezen,
kraaien, koekoeken en spechten verzamelen
zich in de bosschen en houden een geduchte
opruiming. Op den bodem zyn boschmleren en
loopkevers bezig met het dooden en verslin
den der rupsen: één flink mierennest neemt
mlUloenen dezer dieren voor zyn rekening! En
toch zouden de genoemde dieren de plaag nog
niet bedwingen kunnen, omdat de voortplan
tingssnelheid der nonvllnders al te groot is. Er
verschynen evenwel spoedig kleiner, maar mach-
tlger vyanden van de vraatzuchtige rupsen op
het tooneel.
Kleine, donkergekleurde wespen vliegen rond
en zoeken rupsen op. Met een fyne legboor zet
ten zy hun eieren in den romp dezer dieren
af. en al spoedig ontwikkelen zich daaruit
vraatzuchtige larven die de rups langzaam uit
vreten. Als de gastheer gestorven is verpopt
zich de slulpwespmade en na eenlgen $yd ko
men nieuwe sluipwespen te voorschUn.
Er zyn vele soorten van sluipwespen, en ook
vllegsoorten, waarvan sommige de rupsen als
‘prooi uitklezen, andere de vlinders, eieren ot
poppen. Als nu bet aantal dezer parasieten
sneller toeneemt dan dat der nonvllnders, is
het lot der laatste bezegeld. Het hangt dus at
van de voortplantingssnelheid of „loopsnelheid"
der wespen of vUegen vergeleken ‘met die van
den nonvllnder, hoe vlug of de laatste de ne
derlaag zal moeten lyden. En de loopsnelheid
der wespen Is weer afhankelyk van het aantal
eieren dat elk dier legt, alsmede van het aan
tal generaties dat in den tyd van een jaar
optreedt. Maar in elk geval is het meestal slechts
eneramls, die nooit een veldslag gezien
f hebben, zyn misschien niet zoo heel zeld-
zaam. Vóór 1914 moeten er zeer velen ge
weest zyn, en ook thans zUn er nog verschei
dene dozijnen in die landen die het geluk ge
had hebben bulten den wereldoorlog te Myven.
De in een Londensch hotel op 73-Jarigen leef-
tyd gestorven Amerikaansche brigade-generaal
De Witt Clinton Falls evenwel heeft de gele
genheid gehad acht oorlogen óf te zien, óf actief
mee te maken, maar het was zUn noodlot dat.
de gelegenheid hem steeds op het laatste oogen
blik ontsnapite.
Generaal Falls heeft een diensttijd van 53
jaren gehad in het Amerikaansche leger en de
Nationale Garde.
In 1898, tijdens den Amerikaansch-Spaanschen
oorlog, ging hU naar Porto Rico, in West-Inoic.
De verdedigers verwelkomden hem met „The
Star-Spangled Banner”, het Amerikaansche
volkslied. Maar nog vóór hy het tooneel van
den strUd bereikt had, was de oorlog afge-
loopen.
De‘tweede maal was het de oorlog zélf die
uitbleef. Dat was in 1904. De generaal vertoefde
by het Turksche leger, toen men leder oogen-
a -V"
A I I F A op lUn 1?Keyol«e <1« verzekerlngsvoorwaarden tegen p 7^0 bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^G Ni een ongeval met
Jl O on<evallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen O We verlies van belde armen, belde boenen oï belde oogen iJVJe- doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVA'
met witten baard zien zitten,
daar, ongevoelig voor
Het is laat in den nacht als de meester zich
voor een korten slaap ter ruste legt. In de
kamer heerscht een zonderlinge onrust, die
hem onbewust bevangt.
Opeens schrikt een zucht van zün vrouw hem
uit den zachten sluimer.
„Wat is er, Anna?”
HU krygt geen antwoord.
De wind, die den heelen dag sliep, is ont
waakt, doet de ruiten rinkelen en slingert er
hagelkorrels tegen, zoodat het als een tromge
roffel klinkt.
Een verhoor!.... Nieuwe verschrikkingen
doemden op voor Janle! Het was niet alleen haar
meisjesachtige schrik, om voor bet eerst met
de yzeren hand van de wet te moeten kennis
maken, maar als zU onder eede getuigen
moest, dan zou zy ook haar vollen naam moeten
geven. En ze was zoo bang, dat haar heele ge
schiedenis dan ook bekend zou worden.
Toch kon het wezen, dat hür getuigenis on
misbaar was voor Rorke's onschuld. Als men nu
ineens tot de ontdekking kwam, dat zy een
nichtje van hem wk en onder hetzelfde dak
woonde, zou dit dan niet een biyvende smet
werpen op haar goeden naam?
Dokter Peil zou kunnen spreken van haar
speciale vriendschap met Rorke: zU kón niet
ontkennen, dat er af en toe romantische ge
sprekken tusschen hen gevoerd waren. Verbeeld
je, dat er eens gedacht werd, dat zU beiden in
het kwade hadden samengespannen! Het was
afschuweiyk!.... Maar niets leek ham'nu meer
te verachrikkeiyk voor achterdochtlgen.
Koortsachtig stond zy op en begon heen en
weer te loopen, in ware wanhoop.
Nog uren lang bleef «y op haar kamer; durfde
zich niet naar buiten,wagen, uit vrees, dat ze
„Wat rgéen al dia menschen ge
vaarlijk vandaag", dacht u Immers
vanmiddag achtar het stuur. (Hoe
zegt men dat ook weer van diae
sphnter, dien balk ea »rwoeg?..J y
Een nevelachtige gestalte staat plotseling in
de kamer, een gedaante, die den meester vaag
aan zyn jongste dochter herinnert.
„Ben jy daar, Mechtllde?" vraagt hy ver
wonderd. In plaats van eenlg antwoord wyst
de venchyning want dat ia het zeker, denkt
hy naar bulten. De meester begrypt direct
de beteekenls van het korte gebaar. Haastig
staat hy op en gaat naar het venster. Ginds
staat de dom in een schemering, die mat in
grys de strenge pellers omspeelt. Op den grond,
bU het hooge portaal, op de duizelingwekkende
stellingen wemelt het van menschen.' waarin
de meester terstond zyn arbeiders herkent
Weer staat hy verbaasd.
„Waarom werken zy in dit nachteiyk uur?
Niemand heeft
het hun bevolen.'
zegt hy en keert
zich om, maar de
gestalte is ver
dwenen. Hoofd
schuddend kUkt
hy naar den dom,
^naar - - - - -o—
door een schrik, die hem als een Uzlge huive
ring langs hoofd en hart vaart.
Boven de nyvere schaar van zyn arbeiders
ontdekt hy een leger vage, spookachtige we
zens die bezig zyn den dom te vernielen. 2»
nikken met toornige gebaren de steenen los en?
slingeren ze in dé diepte. Met ruwe vuisten
vernielen ze de teere sculpturen, de torentjes,
rozetten, steenen bloemen, al deze mathema
tische, meesterlijk doordachte figuren en vor
men. Als een stormwind overvallen deze tal-
looze handen zyn werk en vernielen het stuk
voor stuk. In ademlooze stilte.
De meester drukt het aschvale gezicht tegen
de ruit en kykt met zonderling verlamden wil
naar het vernielzuchtig gedoe. Is er d*n nie
mand die halt gebiedt aan deze nuende af.
braak?
Daar rukt de meester het venster open en
zUn stem, hoog en schril van vertwyfeling,
dringt over het schemerige plein.
.Houdt op! Wie gy ook zyt, die myn werk
vernielt, houdt op!” En daar hy geen antwoord
krijgt niets dan de helle echo van zyn eigen
stem klinkt terug verheft hy telkens en tel
kens weer zyn stem, tot hy, met zweet bedekt,
by het venster nederzlnkt en slechts stom de
handen wringt.
Op dit moment echter dringt het besef met
de helderheid van den bliksem tot hem door.
Een stem, die van bulten komt en tegeiykertyd
in zyn binnenste klinkt, spreekt tot hem:
.Hoe kan dit huls, dat God toegewUd is, den
Hemel welgevallig zUn, waar hoogmoed het
bouwde? Niet tot lof en roem van den Heer
hebt gy het ontworpen, maar om uw eerzucht
te voldoen. Daarom is het goed, dat de Enge
len hef vernielen, dit werk van Lucifer, die in
U woont.”
Steunend, door den arm van God getroffen,
verneemt de meester deze woorden. En als hy
den blik verheft, stoot hy een kreet van ont
zetting uit. Op de plaats, waar de Dom zich
machtig, heerlijk verhief, stapelen zich nu de
ruïnes op.... een grUze chaotische berg van
vernielend gesteente.
Door zUn eigen kreet ontwaakt de meester.
HU vliegt van zyn legerstede -omhoog, buiten
zichzelf van ontzetting. En zóó fel was de wer
kelUkheid van zUn droom, dat hy opspringt en
door het venster naar bulten staart, of de dom
er nog staat in zyn moeizaam uitgedachte en
gevormde grootschheid. Een zucht van verlich
ting ontsnapt zUn borst, als hy het werk onbe
schadigd voor zlcft ziet.
Een lichte hand raakt hem aan. ZUn vrouw
staat achter hem en kykt hem angstig be
zorgd aan.
„Wat scheelt er aan, Berthold?” vraagt zU
zacht.
De meester ziet verward In het kommervolle
gezicht en stamelt: ,Jk droomde, dat de dom
vernietigd was.... «en nachtmerrie.... God
mag weten, hoe ik daar aan kom....”
bent overwerkt, Berthold” zegt de vrouw.
En op haar zachte, nederige wyze maakt zU
hem verwyten en smeekt hem, zich te ontzien.
De meester strijkt afwezig over het voorhoofd
en mompelt: „Dat is het niet, Anna.... neen,
dat is het niet,” herhaalt hy luid en ernstig,
ontsteld door de waarheid, die hem onweer
staanbaar aangegrepen heeft, pan kleedt hU
zich aan en verlaat het huis. ZUn vrouw ziet
vanuit het raam, hoe hy het totaal verlaten
plein passeert en in het hooge jportaal van den
dom verdwynt.
Wat de meester in het Godshuis dacht en
voelde, toen hU. eenzame boeteling, nederig
voor het hoogaltaar knielde, heeft nooit iemand
vernomen. Toen hü in het schemerend mor
genuur terugkeerde, was hy een ander mensch.
ZUn oogen stonden koortsachtighy had
's nachts «en kou gevat. HU moest het bed
houden en was daar dankbaar voor, want hü
gruwde thans voor het feest, dat dezen dag te
zijner eer gevierd zou worden.
Toen .het uur naderde, waarop men hem in
de schitterende feestvergadering wachtte, zond
hü een van zün zoons met de boodschap, dat
de meester ziek was en zich liet verontschul
digen. Ook voelde hü rich onwaardig, deze eer
te aanvaarden voor een werk, waarvoor God
alleen alle eer en dank toekwam.
Eenige jna
gevolge van
droomnacht op d
testament was het
op dit moment wordt hy aangegrepen
een kwestie van enkele Jaren, die noodig zijn
om een rupsenplaag haar natuuriyken dood te
doen sterven. IVi dien tyd kan evenwel reeds
groote schade zyn aangericht, zoodat de mensch
meestal zelf reeds eerder ingrijpt om deze zoo
veel mogeiyk te beperken.
Verder is gebleken dat het verloop van een
dierenplaag sterk afhankelyk is van uitwendi
ge omstandigheden, zooals de temperatuur, den
vochtigheidstoestand en de bodemgesteldheid.
Zoo heeft het koolwitje in Noord-Eurojm per
Jaar twee generaties, in het warmere Italië
daarentegen zes generaties per jaar. De zwarte
boonënbladluis treedt bü droog weer in mas
sale hoeveelheden op; zoodra" het echter gaat
regenen ontwikkelen rich schimmelsoorten die
op deze dieren leven, zoodat de plaag spoedig
bedwongen is.
Ook het optreden van de Afrikaansche trek-
sprlnkhaan Is duidelyk afhankelyk van de
weersgesteldheid. Bü zonnig weer zullen de mees
te eieren verdrogen. terwUl In natte jaren de
beruchte zwermen in groot aantal verschünen
en alles kaalvreten, waar zü op neervallen.
Daarnaast heeft men leeren inzien dat de
mensch zelf niet zelden het evenwicht In de
natuur heeft verstoord en aldus het optreden
van plagen bevorderde. In de vrüe natuur
groeien steeds vele plantensoorten door elkaar
heen, zoodat een bepaalde parasiet, die op een
bepaalde plant leeft, vanzelf al in zün verbrei
ding wordt beperkt. De mensch echter schiep
door het aanleggen van monoculturen zooals
dennebosschen. graanvelden, aardappelvelden
e d. echte kweekplaatsen voor bepaalde
soorten van parasieten. Vandaar dan ook dat
men in den boschbouw reeds hierom er meer
en meer toe overgaat om alle eenzüdige be
planting te vermüden, en gemengd bosch met
onderhout aan te planten. Onze Oosterburen,
die terecht trotsch op hun prachtige bosschen
zyn. hebben reeds door een wetgeving er voor
gezorgd, dat de natuuriyke verhoudingen in
de bosschen weer zooveel mogelük worden her
steld. En dit zal zeker zoowel aan de houtop-
brengst als aan het natuurschoon ten goede
komen!
Ten slqtte nog een enkel woord over de
merkwaardige onderzoekingen van den Italiaan
Volterra betreffende de wetmatigheden, die het
optreden en verdwünen van dierenplagen ken
merken. Deze heeft namriük langs zuiver ma-
thematlsch-theoretischen weg een aantal ver-
gelükingon opgesteld, die het verloop daarvan
nader mpeten uitdrukken. En het biykt dat In
derdaad deze vergelükingen. en de daarop ge
baseerd»! curven, vaak zeer wel overeenstemmen
met Wat In de practyk wordt waargenomen
Een der meest voorkomende curven is de zoo
genaamde S curve van Oostwald, welke op
treedt als 'n groeiproces, dat zichzelf (door uit
putting van voedsel of door andere oorzaken)
grenzen stelt. Wü vermelden In het büzonder
deze curve, omdat deze de uitdrukking vormt
voor het verloop van meerdere biologische pro
cessen. zy geldt bijvoorbeeld zoowel voor voe-
dingsprocessen, als voor groei en voortplanting
eener cultuur van gistcellen. Daarom meent
byvoorbeeld Kövessi dat deze curve een uit
drukking bevat voor „de meest algemeene wet
matigheid van het organische." Vaak zou dan
de vorm der curve wyzen op de aanwezigheid
van een büzondere „blomotoriache" energie, die
geremd zou worden door een weerstand, welke
Zün oorsprong in de constitutie der cellen
vindt.
Het zou ons veel te ver voeren als wy op deze
vragen nader ingingen. Maar in elk geval zal
het wel duidelyk zyn geworden dat met het
onderwerp „dierenplagen" velerlei problemen in
verband staan.
w w v- ie tegen den avond, bü het vallen der
y/y schemering, over het plein der oude
T stad wandelt, dat weergalmt van het
hameren en zingen der arbeiders van den
dom, kan «kan het venster van een spitsgëvelig
huis in. de Raadsheerenstraat een mager man
Onbeweegiyk
rit hü daar, ongevoelig voor nieuwsgierige
oogen, den blik onafgewend op zün werk ge
richt, dat vóór hem met bogen, torens en ge
welven oprijst den Gothlschen dom,
roemrykste schepping van den meester,
fundamenten, waarin het woord „eeuwig" ge
graveerd staat. uit den rotsigen schoot der
stad rijst dit machtig bouwwerk omhoog. Nog
is de hooge toren, de kroon van het werk niet
gebouwd, maar de onvoltooide romp, hit zand
steen gevoegd, doet reeds verrassend aan.
Wat ’s meekers hart verlangde. wat zün
geest in Jaren^nge visioenen uitdacht, wat
zün handen op perkament
hier vorm aangenomen.
De meester zit aan het venster van zyn
werkkamer, zyn blauwe oogen, waarin ver
borgen vuur straalt, zUn op den ryzigen dom
gevestigd, die in de schemering als een lichte
ark heen en weer deint. Het lawaai, de stem
men der werklieden, alles is verstomd. De
avond verlost de nyvere handen van houweel
en kalk, van gesteente, dat zich lydelük naar
het beeld van den geest voegt. Het plein ver
zinkt in het donker. Als vonken van een ver
wereldvuur stralen de sterren in de geweldige
schaduw van den dom.
,Mün werk,” dacht de eenzame oude man
en «yn borst zwelt van rechtmatlgen trots.
Had men hem niet uitgelachen en medeiy-
dend de schouders opgehaald, toen hü inder-
tyd zün geweldig plan ontvouwde? Had men
hem geen dwazen droomer genoemd? Ja. maar
hü had ze allen overweldigd, hü alleen!
De jaren verliepen. zün werk groeide en
groeide naar den hemel en naarmate het zich
ontplooide, erkende de Wtereld zün verheven
heid. die een weerspiegeling was van hem, die
er zwügend. grüzend achter stond. Hü had
vrouw en kinderen vergeten. Hü was doof ge
worden voor alles wat bulten zün schepping
stond. Hy leefde voor het oogenblik. het eenlge
uur. waarin hü, triomfator, wiens roem in
onvergankeluke steen gehouwen was, van
aangezicht tot aangezicht tegenover zyn schep
ping zou staan, omjubeld door de menschen,
met den lauwerkrans getooid.
Een golf van smarteiyk genot doet den
mensch aan het raam beven. Hü denkt aan
het feest, dat de stad morgen ter eere van zün
geboortedag viert en een intense tevreden
heid maakt zich van zün roemzui
meester. Dezen honger, die onverzai
hem woedt, dezen koortsachtlgen 1
demon vermoedt niemand in de borst van den
stillen ascetischen meester. Achter het mas
ker van den harden werker verbergt hü zün
innerlük.
:rs hart verlangde,
.nge visioenen
toekenden, heeft