DE NATIONALE FRUITTENTOONSTELLING
50
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
I Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
HET NIEUWE PAARD
Mossels en oesters
DE ZOMER IS VOORBIJI
DONDERDAG 7 OCTOBER 1937
--
Een oud verhaal
DE V.P.D.
Ro.
met het nieuwe
vieren keken ze door het
z*n
in enkele
er
hol
i
antwoordde Henk, „die schelpjes
zijn leuk bewerkt, maar de dieren, die er
Maar of de storm ook buiten giert.
Dat kan me heusch niet schelen.
Elk jaargetij brengt andere pret.
Ik zal me niet vervelen!
ptaunuge rrunmano worct opgemaaKt voor Nationale hl
tentoonstelling, weNce Woensdag In de Apollo-hal te Amsterd
is geopend
De zomer is voorbij....
Je hoort den wind vaak huilen.
En donkere wolken jagen voort,
De hemel lijkt te pruilen.
L.l
Ki»
De zomer is voorbij.
De zon komt niet meer kijken,
Zoodat de dagen allemaal
Zoo grauw en kleurloos lijken.
Oos
aut<
reed
De zomer is voorbij....
Je ziet het aan de boomen.
Die nu in straten en plantsoen
Hun kale takken toonen.
D<
(bes
tare
Prai
de 1
de I
miiy
Ame
Boui
G<
in h
pass
Bchc
de v
•SST.
De
tasp
enke
de I
Si
m
m
tr
he
*11
h
b
t<
d
De zomer is voorbij....
Soms gieren regenvlagen,
Terwijl de bladeren in galop
Langs veld en wegen jagen.
De zomer is voorbij....
Nu sta ik voor de ruiten.
Nu is het guur en nat op straat,
En kan ik niet naar buiten.
water
zoodat
hij wilde.
Maar Prins voelde zich doodongelukkig.
Hü had heimwee.
Met diep gebogen kop stond hij te den
ken aan zijn ouden stal. Die was lang zoo
mooi niet geweest en de haver en het hooi
waren niets beter dan hier, maar hij had
er van jongsaf aan gewoond en hij wilde
daar weer naar terug.
„Als Ik de kans krijg, smeer ik ’m,” dacht
Prins, „dan loop ik terug naar mijn ouden
stal bij boer Beentjes."
Den volgenden dag moest boer Bartjes
naar de stad. De drie paarden, Dip, Don en
Dok werkten op het veld en Prins stond
alleen in den stal en dacht maar aan zijn
oude huis. Toen kwam Jan om hem naar
de wei te brengen. Hij 'hield hem bij den
halster vast, maar plots gaf Prins een ruk
en het touw schoot uit Jan's handen.
van door, het erf over, den
„Het zal hem voortaan niet zoo gemak
kelijk meer lukken,” antwoordde vader en
bond Prins stevig aan het rijtuigje.
Prins moest tegen wil en dank genoegen
nemen met zijn nieuwen stal.
Hij kreeg veel te eten, had een zacht bed
van stroo om op te slapen en iedereen was
vriendelijk Voor hem.
Soms kreeg hij suikerklontjes van Jan,
maar als hij naar de wel moest, deed vader
dat zelf.
Na een paar weken was Prins gewend en
vond hij zijn nieuwen stal en zijn nieuwe
bazen veel beter dan vroeger.
PIET BROOS
een
wijlen mevr. Esther de Boor van Rijk
b Woensdag te Amsterdam geveild.
.Kniertje', een destijds door de actrice
zeil aangekleede pop, komt onder den
hamer
steekenen toch die gaatjes in de
vln-
partij
prettig gevonden. Die gaatjes zijn namelijk
gemaakt door slakken, die eep slurfje be
zitten. Eerst spuiten zij zwavelzuur naar
De bekende voordrachtskunstenares
Charlotte Köhler werd Woensdagavond
ter gelegenheid van haar 12*/a-jarig
jubileum in _den Stadsschouwburg te
Amsterdam gehuldigd, waarbij do jubi-
laresse (links) vele gelukwenschen in
ontvangst moest nemen
om het wereld-schaak-kampioenschap, welke Woensdagavond te Den Haag werd gespeeld
„Wat zijn mossels toch rare beesten," zei
Mientje van Voorden, terwijl ze een paar
mosselschelpen oppakte.
v „Deze bijvoorbeeld moet nog leven en
toch zie je er niets aan."
„Wat zou je er aan willen zien?" vroeg
Henk, die de eene mosselschelp na de an
dere in handen nam om te zien of er ook
pareltjes in zaten. In verscheidene schel
pen waren aan de parelmoerzjjde kleine
pareltjes bevestigd. Die schelpen (Fig. 1)
verzamelde Henk in het bizonder.
„Nou ja,’* Mientje moest er eigenlijk om
lachen, „een kop en een staart en pootjes
en”.Mientje proestte het opeens uit, ‘t
was ook te mail
„Neen zusje, je hebt er nog niet veel be
grip van. Een mossel onderscheidt zich
juist van een heeleboel andere dieren door
het ontbreken van een kop. Wel heeft hij
een slokdarm en een paar kleine aanhang
sels, waarmee hij het voedsel naar den
mond brengt. Dat voedsel bestaat uit heel
kleine plantjes
micro-plankton.
kieuwen dienen
vader, „hij heeft een krachtige hand noo-
dig om hem te besturen.”
„Hoe is z’n naam?” vroeg Mies.
„Prins," antwoordde vader.
„Wat een prachtnaam,” riep Mies.
„Als ie z'n naam maar eer aan doet,” zei
moeder.
„Dat zal hij zeker wel,” zei vader, „hij 14
nog verstandiger dan een mensch. Boer
Beentjes vertelde, dat zijn dochter eens
den weg kwijt was geraakt, maar Prins
bracht haar weer netjes naar huls terug.”
,Jk zal hem eens naar z’n stal brengen,”
vervolgde vader en leidde Prins aan den
halster naar z’n nieuwe tehuis.
Daar stond een zak vol haver en de ruif
was gevuld met versch hooi en een emmer
om te drinken was ook aanwezig,
hij kofi eten en drinken, wanneer
Toen vader dicht bij was, gingen ze naar
buiten om het paard te bekijken.
„Hij ziet er niet zoo mooi uit als ik hoop
te,” zei Mies, „maar hij heeft wel een lief
gezicht."
Js ie vlug?” vroeg Jan.
„‘t Is geen renpaard,” antwoordde vader
„maar hij heeft stevige hooge pooten en
loopt licht over den weg.... voor ons zal
ie allicht snel genoeg zijn.”
Js hij zoo mak, dat ik er mee om kan
gaan?” vroeg moeder.
„Dat is hij,” antwoordde vader, „het Is
een gewillig paard. Het zal niet op
slaan als er een auto voorbijkomt.”
„Daar ben ik bljj om. Dorus sprong al op
zij, als er een krant op den weg lag," zei
moeder.
„Hij is wel een beetje eigenzinnig,” zei
Prins er
straatweg op.
Net kwamen vader en Bennie uit de stad
terug en ze zagen een paard over den weg
aan komen hollen.
„Iemands paard is op hol geslagen," riep
Bennie.
Vader keek eens goed.
,Jk geloof waarachtig dat het Prins is,”
zei hij toen, Jk moet probeeren of ik hem
tegen kan gouden."
Maar dat lukte hem niet. Prins schoot
hem voorbij en ze hadden het nakijken.
„Dan zullen we eens zien of Dorus ook
nog loopen kan," zei vader. Ze klommen
schelpen, die we zoo op het strand
den?" vroeg Toos, die ook van de
was. „Kijk (Fig. 2), ze zijn zoo prachtig
rond, of zij er met een boor in gedraald
zijn,”
.Ja."
neus
met een soort van hoornen
klem en de groote teenen en enkele vingers
zijn beschermd met leeren lappen. Hij moet
namelijk met de voeten de oesters voelen
en ze dan snel plukken. In het gunst-./ste
geval kan hij in dertig tot veertig seconden
zijn mand vol hebben en na dien tijd kan
hij volkomen frlsch boven komen. Is de
plaats van den oogst minder gunstig, dan
kan hij het 50 seconden vol houden, hij
komt daarna boven en gaat na een paar
de mosselschelp, waardoor een gaatje in de
kalk van de schelp ontstaat, daarna steken
zij door bet gemaakte gaatje hun slurfje
en slurpen den heelen vachten inhoud op.
Dat zijn dus echte roofslakken.”
„Wat doe je toch met die schelpen met
pareltjes?” vroeg Toos. ,Je krijgt er lang
zamerhand een heele verzameling van.
„Och, dat is maar een aardigheid. Waar
de hebben deze parels toch niet.”
„Waarom niet?” vroeg Mientje belang
stellend.
„Wel, parels hebben alleen waarde als ze
zuiver van vorm en mooi van kleur zijn.
De grootste parelvisscherijen vindt men in
de Perzische Golf, bij Ceylon, in de Roode
Zee en bij de kust van Mexico. Een tijd ge
leden heb ik gelezen hoe het parelvlsschen
oeoefend wordt op de Bahreln-ellanden. De
parelvisschers gaan in groote booten naar
zee en blijven uit tot hun voorraad water
is uitgeput. De duiker gebruikt een steen
van ongeveer 10 K.G. zwaarte, waarop hij
staat en die aan een touw omlaag gelaten
wordt, terwijl tegelijk een lettouw naar be
neden gaat. Hij ademt een paar maal flink
in, geeft een teeken aan den helper en
glijdt omlaag. Hij beeft een mand beves
tigd aan zijn gordel. Hij heeft zijn
dichtgeklemd
flinke happen lucht weer snel omlaag. Men
heeft eens een wedstrijd georganiseerd,
waarbij bleek, dat niemand langer dan 57
seconden onder water was, behalve de osste
duiker, die het eenmaal tot 80 seconden
bracht en met een vollen mand weer boven
kwam.
De parelmossel levert ook parels, maar
die zijn veel kleiner. Het dier komt hoofd
zakelijk In enkele riviertjes in Saksen
voor.”
„Zijn er ook mossels, die niet nuttig,
maar schadelijk zijn?" vroeg Mientje.
,Ja, de paalworm (Flg. 3). Dat Is, een
mosselsoort, die in zee leeft en gaten
maakt in hout: houten palen, balken, stuk
ken wrakhout. Tegenwoordig. nu de zee
weringen uit beton worden gemaakt, heeft
de paalwormschade niet veel meer te be-
teekenen, maar vroeger, toen alles van
hout was, wel.”
„Hé, Ik geloof, dat het tijd wordt om naar
huls te gaan. Mijn maag zegt ten minste,
dat liet etenstijd wordt. En mtjn horloge
ook. We zullen de zee maar tot de volgende
maal vaarwel zeggen."
vlug weer in het rijtuigje en vader riep:
„Vooruit .Dorus, oude Jongen, laat zien
wat je kunt."
En Dorus met zijn stramme pooten ga
loppeerde achter Prins aan.
„Die krijgt me nooit,” dacht de vluchte
ling, „ik zal loopen en loopen, totdat hij
er bij neervalt!”
Bij een kruispunt nam Prins den llnk-
schen weg. Toen Dorus er aan kwam, was
Prins al lang uit het gezicht verdwenen.
Het oude paard hijgde naar adem.
„We zullen Dorus wat laten rusten,” zei
vader „en straks gaan we op ons gemak
naar boer Beentjes, want ik heb zoo’n ver
moeden dat hij daar naar toe is geloopen.”
En Prins liep intusschen maar en bereik
te ten laatste zijn ouden stal; die stond nog
open om uit te luchten, want de andere
paarden waren aan het werk.
Prins snoof met welbehagen de lucht op,
zocht zijn oude plaatsje aan de ruif weer
op en begon te eten. Nog nooit had het hem
zoo fijn gesmaakt.
Intusschen waren vader en Bennie met
den ouden Dorus de boerderij van boer
Beentjes genaderd.
„Wat is er aan de hand?” vroeg deze, toen
hij zijn buurman weer zag.
„Prins is er van door,” zei boer Bartjes,
„hij is uit mijn stal gebroken en we kwa
men hem tegen op den weg. Heb je hem
hier nergens gezien?"
„Ik heb niets gezien,” zei boer Beentjes,
„maar we kunnen wel eens rondkijken."
Ze vonden Prins nergens.
„Zou hij niet In zijn stal staan?" vroeg
Bennie en ze gingen daar kijken.
En jawel hoor. Daar stond Prins rustig
aan de ruif.-
„Ja, hij vindt zijn weg altijd naar huls
terug.” zei boer Beentjes, „daar heb ik je
al staaltjes van verteld.”
American Tobacco Co te Amsterdam,
die bij de ramp van de .Specht* nabij
Palembang ernstig werd gewond
r leefden eens op een boerderij vier
paarden. Dip, Don, Dok en Dorus ge-
heeten. Dorus was heel oud geWorden
en hij kon met zijn stramme pooten niet
zoo best meer vooruit.
„We hebben een ander paard noodig,”
zei boer Bartjes op zekeren morgen, „bij
boer Beentjes zijn er enkele te koop. Ik ga
<Tr eens naar kijken, misschien koop ik er
wel een.”
„Ik hoop dat u een vlug paard neemt,
vlugger dan Dorus,” zei Jan, de zoon van
boer Bartjes.
„En ik hoop, dat het er mooi uit zal
zien,” zei Mies, de dochter van den boer.
„En ik hoop, dat het een voorzichtig
paard zal zijn, een, waar ik rustig mee naar
de kerk kan rijden,” zei moeder.
„Ik zal probeeren jullie allemaal tevreden
te stellen,” zei vader, „maar voor alles moet
het paard sterk zijn, een dat zijn aandeel
in het werk goed verricht.”
Vader ging op stap naar boer Beentjes
en bleef een halven dag weg en toen Mlea
tegen etenstijd door het venster keek, zag
ze vader aankomen met een nieuw paard.
En Bennie, de jongste, kwam ook al naar
binnen gestormd en riep:
„Ha, daar Is vader
paard!”
En met
en diertjes, zoogenaamd
De groote, plaatvormige
als zeef om het kleine
voedsel van het water te schelden. Bij onze
eetbare mossels ontbreekt de voet, het
voortbewegingsorgaan bijna geheel, bij an
dere soprten Is de voet soms zoo lang ult-
gegjXMi, dat het dier er mee springen
FOTOREPORTAGE
e
F
t