I
DE GELE ROOVERS
BLOEMBOLLENPLANTDAG TE NOORDWIJK.
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
V
V
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
Een smakelijk praatje
2
DE WIJZE KABOUTER
Hij kende geen andere manier
Het moest toch gebruikt
worden
DONDERDAG 14 OCTOBER 1937
ui
HihiiiiiiHiiiiHtitiiiiiniiiniitiiititiitHitiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniinifnTnuiinininnnininnnnTnnninnniiiiiic
Ui
bij de
vulllngstroepen der Koloniale Reserve ngar Indië vertrokken
DE V.P.D.
■T
.Den
die
trouwen
Van
prinsen
hielden
Ze
4» rprltjeiltijf
Kood.BoickL
CEDA
o
o
rt
moeder,
komst
It
Je
st
di
vordert gestadig. Do eerste
structie Is op den betonnen c.
geplaatst
„Moeder, hebt u een potlood voor me?"
„Wat moet Je met een potlood doen, jon
gen?"
,Jk wou wat schrijven moeder, met een fout
er in. want ik heb een gummetje gevonden."
„Je moet niet zoo hullen Jantje."
„Hl-hl. Niet zoo? Hl-hl. Hoe dan welt*
dl
ft
n<
ws
de
V
I
1
1
I
si
b<
rij
m
in
eii
kc
▼o
mi
op
1
i
l
I
i
i
i
a
j
1
J
1
4
1
1
1
1
oo
gr
Sti
da
he
wz
da
m<
▼a
Wï
ni»
mi
m<
ne
j
acl
Mi
de
ne
rei
▼e
ne
hl]
he
no
▼D
eei
hi
h
st
d<
sc
lo
st
m
m
qi
m
dr
til
er
ni
so
lei
1
bei
te
itfi
Op
in
we
«er
Zui
sta
vrouw van Voorden een potje cranberrie-
Jam aan Henk en Bram, dan konden die
ook eens smullen en Toos, die aan de beurt
was om een brief te schrijven, voegde er de
bizon derheden bij, die Mientje verteld bad.
ofschoon, zooals deze jonge dame opmerk
te, Henk het alles wel al lang zou weten.
A U
te ijxercon-
onderbouw
Het In de Betuwe gelegen kasteel «De Doornenburg», dateerend Mt
don tijd van Gljsbrecht van Aemstel, wordt grondig gerestaureerd. De
ruïne In do steigers
me los,”
pro-
af te
tegen
Kabouter W eeswijzer weet veel te verhalen,
Is honderd jaar oud en kent zeventien talen.
Heb je pijn in je hoofd of pijn tn je maag?
Hij kent ieder middel en helpt je ook graag.
Hij haalt uit zijn huisje wat helgroene
flesschen.
Mengt stuifmeel van dodders en paars
roods bessen.
Zoekt even een boek uit zijn bibliotheek
En zag je een half uur geleden nog bleek...
Nu wijken de pijnen in keel, neus of oor!
Weeswijzer's recepten, die helpen je hoor!
Hij kent ook verhalen, vertelt soms wel uren.
Van weerwolven, huizend tn holen en
schuren.
Van dwergen die dikwijls de menschen
verblijden.
Van heksen, die avonds op bezems
rondrijden.
Van feeën die dansend tn *f licht van de
maan.
Te zomen met elfen naar 't maneland gaan.
Van dieven en roovers met vlijmscherpe
messen,
met lieve
prinsessen.
Van reuzen die stappen met zevenmijls
laarzen.
Van pot-, wal- en bruinvisschen, snoeken
en baarzen,
Betooverde menschen tn heel verre landen,
Van schepen die zeilen naar Oostersche
stranden.
Van Sindbad den zeeman, en ’t vroolijk
gesnater
Van moeder de Gans; de vier muzikanten.
Van Tafettje-dek-fe en van Charley’s tante.
Van ’t leelijke eendje. Sneeuwwitje, Zwart
Betje,
Die o zoo jaloersch was op haar zuster
Goud Jetje.
En is die Vf eeswijzer eenmaal aan den gang.
Dan duren zijn wondre verhalen heel lang.
PIET BROOS
„Wat hebben we nu voor een heerlijke
jam'op het brood,” riep Mientje van Voor
den uit. „Zoo iets lekker frisch hebben we
in langen UJd niet gehad.” Ook Toos moest
van de lekkere jam proeven en was het met
haar zusje eens. „Weet je wat,” zei haar
„Is het vanmiddag niet bijeen-
van de Vereenlging „Plant en
Dier”?” „Ja,” antwoordde Mientje. .Maar
ik denk, dat er niet veel van komt, want
Emilie is ziek en het weer is zoo akelig,
aldoor maar motregen.” „Nu, als Rob en
Kees den moed hebben om te komen, zal
Ik ze op een lekkere beschuit met die jam
tracteeren.” „Dat was een prachtig Idee,”
vond Toos. Maar ze wilde toch graag we
ten, waar haar moeder de jam van ge
maakt had en toen mochten zij en Mientje
ook weten, waar mevrouw de bessen bewaar
de, waarvan zij de jam gekookt had. Het
waren roode bessen in een kistje, dat van
Terschelling kwam en ze heetten cranber
ries, of Amerikaansche veenbessen. Na
tuurlijk bedacht Mientje toen een leuk
plannetje en wat dat was, kwam aan den
dag, toen inderdaad op het afgesproken
uur Rob en Kees, min of meer druipend
van den regen, binnen kwamen stappen.
Natuurlijk werden zij hartelijk welkom ge-
heeten en daar zij ook wel inzagen, dat het
geen weer voor wandelen of fietsen was,
vonden zij het best een praatje te maken.
Maar waarover? Net, toen ze daar over
wilden beginnen, kwam mevrouw van
Voorden met de zoete verrassing en toen
ze elk twee beschuiten hadden, mochten
ze raden, wat er voor jam op was. Maar
geen van beiden Jü&nde de heerlijke vruch
ten. En toen kwam Mientje opeens uit den
hoek: „Wil Ik nu eens vertellen, wat jullie
gegeten hebt?” Nieuwsgierig schoven allen
een beetje naderbij. .Dat was nu jam van
cranberries, of Amerikaansche veenbes
sen,” begon Mientje. De cranberrie wordt
tegenwoordig in verschillende deelen van
ons land gekweekt, maar de meest bekende
kweekerljen zijn die van Terschelling.
Hoogstwaarschijnlijk zijn de bessen tenge
volge van een schipbreuk op het eiland
aangekomen en daar verwilderd. De plant
wordt wel lepeltjesheide genoemd. (Fig. 1).
De bloemen zijn rose, de groene blaadjes
glimmend. In heel veel duinvalleitjes van
Terschelling kun je de planten vinden,
maar plukken mag je ze niet, ze worden
allemaal door een paar groothandelaren
opgekocht en in kistjes verzonden. Een ge
deelte van den oogst gaat naar Engeland.
Van onderen zijn de blaadjes witachtig, ze
lijken wat op die van de boschbes, waar
de plant familie van Is. Ik heb mjjn plant-
Den volgenden middag vervolgde de
„City of London” kalm haar vaart. Alles
ging zoo rustig zijn gangetje, dat de kapi
tein besloot, om het er eens van te nemen
Hjj liet zich een dekstoel in de hut brengen
en na een poosje lag hij zalig te droomen
van zjjn kleine villaatje in Greenwich en
van zijn vrouw en twee kleine kindertjes,
die hem zouden opwachten bjj zijn terug-
den nu ook de officieren. „De reddingsgor-
dels aan! Allen in de sloepen!”
Het werd een gedraaf en gedrang naar
de reddingsboeien.
De Chineezen liepen iedereen onder den
voet en maakten, dat zij in de sloepen
kwamen. De bemanning van de „City of
London” gaf den passagiers ridderlUk den
voorrang en hielp de booten te water la
ten. Toen de laatste Chinees in een overvolle
reddingsboot had plaats genomen, maakte
de bemanning heelemaal geen haast om
ook het schip te verlaten. Integendeel, de
mannen bleven kalm aan boord en de
machines lieten weer een regelmatig geluid
hooren.
Het schip lag weer recht en gleed rustig
voort, terwUl de gele roovers op de golven
ronddobberden.
Zoo hadden een beetje stoom uit de pijpen,
een paar duizend liter water gespoten in
het ruim aan bakboord, dat er weer gauw
uitgepompt kon worden, en het geroep van
den kapitein en den steward de laffe Chi
neezen op de vlucht gejaagd.
„Dat plannetje is maar fUn-gelukt, hè
kapitein,” zei de steward later, „en we heb
ben er alleen maar vier reddlngsbooten bij
verloren.”
„Het had leeUjk met ons kunnen afloo-
pen, schoorsteen, als JU niet op zoo’n schit
terend idee gekomen was!” antwoordde de
commandant.
kundeboeken er eens op nageslagen en ge
vonden, dat er nog een heele massa boech-
besachtige planten zUn. Daar heb je bij
voorbeeld behalve de gewone blauwe
boschbes de roode, die iets afwijkende
blaadjes heeft (Fig. 2), de rijsbes, die veel
zeldzamer is en de veenbes (Fig. 3) met
heel kleine blaadjes. Op die laatste Ujkt de
cranberrie het meest.” „Boschbessen wor
den ook veel In den handel gebracht," wist
Rob te vertellen. „Wij hebben vroeger in
Apeldoorn gewoond en daar kregen de
schoolkinderen vrij om boschbessen te
gaan plukken. WU gingen ze ook vaak zoe
ken, maar als je de plekjes niet wist, vond
je er nooit zoo veel. Maar iets kreeg je er
altUd van en daar was je trotsch op?’ „Wat
dan?” vroeg Mientje nieuwsgierig,
zwartblauwe tong en zwartblauwe lippen,"
lachte Rob. „En de meisjes kregen soms
een flinke knorpartij, als ze in hun witte
schort vlekken hadden gemaakt. Maar
kom, de regen Is opgehouden en de zon
schijnt. Wat dachten jullie van een loop
je?" Daar had niemand bezwaar tegen. Als
voorzorgsmaatregel werden de regenjassen
meegenomen en met Hinken pas stapte het
viertal (Toos was voor deze bUzondere ge
legenheid ook weer eens van de partij, al
was zU geen clublid meer) een half uurtje
om en was keurig op tijd voor het avond
eten. Op verzoek tan Mientje stuurde me-
door de Chineezen
dachten deze
schip meester te maken.
komst. De tweede stuurman, die wacht had
op de commandobrug, bekeek de einde-
looze blauwe vlakte en de andere officieren
zaten te kaarten in de kajuit. De matrozen
waren bezig met poetsen van het koper, of
met wasschen en verstellen van hun klee-
ren.
Opeens werd de kapitein uit zUn slaap
opgeschrikt. Toen hij zijn oogen opensper
de zag hij zich omringd door een stel Chi
neezen, die hem beetpakten en wilden bin
den.
„Wat beteekent dat? Laat
schreeuwde de commandant en hU
beerde zUn aanvallers van zich
gooien. Maar hoe kon hU alleen op
*n zestal van die gele bandieten.
.Duffe honden, ellendige zeeroovers,"
brulde hU- „Help, help onraad!"
ZUn geroep was echter vergéefsch, want
nóch de officieren, nóch de matrozen kwa
men hem ter hulp. ZU werden allemaal
de Chineezen vastgehouden. Zoo
gele roovers zich van het
de
deuren van de machinekamers bezet, zoo-
dat niemand daaruit kon ontsnappen om
de anderen ter hulp te komen. De officie
ren werden gebonden en de matrozen door
de wapens, die de Chineezen nu niet langer
onder hun kleeren verborgen hielden, in
bedwang gehouden.
Reeds was een troepje bandieten bezig
het schip te doorzoeken, omdat ze wisten,
dat er goud vervoerd werd, toen een gewel
dige knal hen allen deed beven. Meteen
sloeg er een dichte witte rookzuil uit de
stoompUp en liet de sirene haar noodsig
naal hooren.
„Er is een ketel gesprongen,” riep een
stem vanuit de machinekamer.
„Een ketel gesprongen!” schreeuwde de
kapitein, die nog steeds door de Chineezen
werd bewaakt. „Laat me los. Ik moet zien,
wat er gaande is. want er gebeurt een on
geluk
De Chineezen keken elkaar angstig aan,
maar nog lieten ze den kapitein niet los.
Pas toen het schip aan bakboord begon
over te hellen, werden ze bleek om hun
neus en lieten den kapitein vrU-
„Het schip zinkt!” gilde de commandant
opgewonden.
„Het schip zinkt, we verdrinken I" brul-
Vele autoriteiten waren Woensdag te Den Haag tegenwoordig
teraardebestelling van hot stoffelijk overschot ven wijlen jhr. G.
Affing ven Geusau, In leven eed minister ven Oorlog. V.r.n.l. t minister
J. J. C. van Dijk, minister-president dr. H. Colijn, oud-minister A. Kónig.
generaal b.d. T. Muller Massis en oud-minister mr. dr. L N. Deckers
„Luistert u es een oogenbllkje, kapitein?”
„Wat is er, schoorsteen?”
„Ik wou u iets zeggen.”
„Nu, spreek op.”
.Deen, niet hier, kapitein, waar iedereen
ons kan hooren.”
„Nu, ga mee naar mUn hut,” zei de ka
pitein tot den ouden steward van het En-
gelsche stoomschip „City of London”.
John Rovers, die door de geheele beman
ning „schoorsteen” genoemd werd, omdat
hU voortdurend een oude pUp in zUn mond
had. waarin hU telkens de gemeenste soort
tabak stopte, volgde den commandant.
„Nu stort je hart uit, schoorsteen!” moe
digde de kapitein aan.
„Hebt u goed onze passagiers opgeno
men, .kapitein?”
„Jawel, maar ik heb er nu niet bepaald
een studie van gemaakt.”
„Ik wou maar zeggen, dat de gele snui
ten van die Chineezen mU niet aanstaan.”
,MU ook niet, maar ik heb me ook niet
voorgenomen om enkel eerste klas schoon
heden aan boord te nemen."
.Dat bedoel ik niet, kapitein,” zei de
schoorsteen lachend, „maar ik heb opge
merkt, dat zU dikwijl» bUeenkomsten hou
den. dat zU zoo’n beetje achterbaks de in-
deeling van de boot opnemen en dat ze el
kaar geheimzinnige teekens geven.”
„Chineezen zUn stille en fUne opmerken,
dat weet je. En wat de teekens betreft, dat
schUnt zoo’n soort aanvulling van hun taal
te zUn."
„Als ze maar niet het een of ander In
het schild voeren, commandant. Mag ik u
in ieder geval een voorstel doen?”
Daar de kapitein goed geluimd was, luis
terde hU aandachtig naar het plan van
den steward in geval van een overval.
.Daten we hopen, dat we niet tot zooiets
behoeven over te gaan schoorsteen en
goedennacht.”
FOTOREPORTAGE
wi
m
Te Noördwijk werd Woensdag ter nagedachtenis aan wijlen H. M. de
Koningin-Moeder een bloembollenplantdag gehouden, waarbij In het
duin tienduizenden bloembollen werden geplant
Met den aanleg van den nieuwen
rijksweg Sneek Heerenveen
vordert men slechts langzaam,
daar'de bodem, welke uit veen
grond bestaat, over de geheele
lengte (23 K.M.) tot 4 meter diep
moet worden uitgegraven