<Kctc&Aaal can.den dag KNIPMUTSEN en oorijzers Nationaal inkomen De avonturen van Prof je en Struisje H EP F 750.- |lES, LIESBETH, ELISABETH der elf Sterretje 1935 een dieptepunt horn and HYPOTHESE naast VOLKSFANTASIE Het „drama” kunstbewerkingen Jpstenswaardig geschrift, waar van de bekende folklorist D. J- van der Ven de schryver is AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN ÜlTERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ZATERDAG 16 OCTOBER 1937 V1C Voor en r De heer Pinguïn gaat wandelen de ÏD, PT. Boer- overi. irgare- ook (Nadruk verboden) V< >ngere mans jon- lenr. U. In het hotel waren de menschen al op de by levenslange geneelë' ongeschiktheid tot werken door ir. ("Wordt vervolgd) 'i IM»ltl»ltF<’liT ..Siedewledewiet zei de Scheeresliep, Siedewiedewiet zei Kaatje Kaatje had een knipmuts op. Een knipmuts met een gaatje”. el ont lat ons sn, om eerlijk- >rdt bij rte van t 10 [aria. eens s ze het laar ide- ian, iter met ten en ans ais den act. blind. HU zou een schurk kunnen worden en zU zou het niet eens merken en voortgaan hem al haar teederheid te schenken. ap- dan iro- net vat ans hU ro- ae- ro- >u-. of len lük nd Pionler- vrouwen al-oude rtrui- over- or de issen; aflaat heb- ;en. Is: P. Belaste Inkomens volgens de In komstenbelasting 4367 4.206 3 657 3 157 3 042 2 828 2.656 par. P V. 4 verk. i kerk :tober- iiellng Igende aroch. Het dienstmeisje liet hen uit en bleef het grappig paartje nog even nakyken. Struisje keek af en toe on? en zwaaide met zyn vleu gel en zijn rechterpoot. Alles by elkaar geno men was het toch aardig geweest, al had hij ook een veertje moeten laten, maar dat gunde hU de burgemeestersvrouw graag. hem ia. der te leel het teeflUk- oor het t rede- x>k het Igeefster. 'eeft, als idert bij Het: °P haar liet aan i tracht aan de Houd je aan je Uzerdracht Anders word je uitgelacht. Van hetgeen de schryver over de mutsen ver- Deze maar Indruk dan de eveneens van de over deze jaren in de be lasting vallende inkomens melding is ge maakt: Kalenderjaren Geraamd nationaal Inkomen 6.740 5.400 4940 4J50 4.270 4 100 3970 vermogensbelasting M) In omlté komst van Profje en Struisje voorbereid en hun kamer was al klaar. Profje kreeg een heeriyk zacht bed en voor Struisje was op de gang een groote mand neergezet, die met wol bekleed was. Net een vogelnest In het groot. Na de vermoeienissen van den eersten dag verlangden ze beiden naar rust en wel dra klonk aan beide kanten van de deur het regelmatige ademen van de slapenden. bQ writes van een hand, een voet <rf een oog. nog eens duidelijk zien, hoezeer onze volks welvaart in de crisis is ingeteerd en hoe noodig het is, door zuinigheid en actieve welvaartspolltiek de geleden schade te her stellen. net nog h graag aksheld, ld, wel- S3—-S-— Uit het Fransch vertaald door Christine Kamp telt, clteeren wü het volgende: Hoe langer by de „floddermuts” de ttrooken *Un, hoe rijker de draagster. In de mutsen- Het leven is verder gegaan, alsof er niets ge beurd was.. Papa is teruggekomen van zijn reis, gelukkig weer thuis te zyn, maar den volgenden dag bekommerd. Mama heeft weer haar vroolljk lachje, ztf Is mooi, beminnelijk, zU is vrooiyk. Voor de anderen is zy niet anders dan als ge woonlijk, maar voor haar, die haar in stilte gadeslaat, haar gebaren, haar houding, haar blikken, is zij verschillend van vroeger. Ik heb met Jean-Pierre willen spreken over Ik vergeet. Twee maanden zyn voorbijgegaan sedert dien vreeselijken nacht. Twee maanden pas en het lUkt mij. dat het geheim, dat ik ontdekt heb. al oud is. Ik gevoel my weer zorge loos. Ik houd zooveel van het leven. lederen ochtend, als Ik myn venster open, let ik op de hoornen In onzen tuin, die beginnen uit te bot ten. Het Is April! Alles maakt zich gereed tot de Wedergeboorte, de bloemen komen uit den grond te voorschyn. de vogels schijnen elkaar te roe pen. nestjes worden gebouwd en de harten der menschen gevoelen een zekere ontroering. Ik ver geet! Ja. de harten ontroeren. Moet ik bekennen, dat ik zou willen beminnen? Ik ben twintig, dat Is de leeftyd, waarop het geoorloofd is een gezel te zoeken, waarmede men zyn levensweg wil volgen. Ik ben twintig, maar om my heen zie ik niets dan hansworsten, die Ik niet zou kun nen beminnen. Lies, je hebt te veel gestu deerd. je verstand, dat zich verdiept heeft in de mooiste boeken, is critisch aangelegd, je let op, je ontleedt, je oordeelt, je wilt een volmaakt wezen beminnen, geschapen door je brein, dat verliefd is op alles, wat schoon en edel is. O, wat wantrouw je die knappe gezichten en met welken wanhoplgen hartstocht zoek Je den man, dien je je jonge hart zou willen schenken Met onvermakelijk is het „drama” der elf kunstbewerkingen, die de vrouwen hier en daar moesten verrichten om by feestelUke gelegen heden de kap op te zetten; een behandeling, welke meer dan drie kwartier „hard werken” verelschte. I. Eerst het haar plat tegen het hoofd strUken. 2 Daarna bevestiging van een wollen band (stryklint). 3. Het aandoen van een zyden strljklap om het haar weg te strijken. 4. Het opzetten van een ondermuts met zwart randje, onder de muts een bordpapieren vormp je om het haar op te vullen of neer te drukken. 9. Plaatsing van de gouden voornaald, met Juweelen rijk versierd. 6. Het aanbrengen van de precieuze krul letjes, de „fuikjes”. 7. Bevestiging van den gouden beugel en van achteren de kap met een speld vasthechten op de ondermuts, opdat het Uzer niet zakt. 8. Het vasthechten der vierkante klepjes van goud, meestal afgezet met Juweelen aan weers- zyden van het hoofd (pooten). 9. De byvoeglng van de gouden zUnaalden, die boven óp het hoofd met spelden' aan de kap worden bevestigd. 10. Het opzetten van de eigeniyke kap (gazen bol met breeden rand kant). II. Het aanleggen der gouden kapspelden met juweelen en parels, gestoken door de oor- Uzer-gaatjes en niet draadjes of spelden be vestigd. Het zeer lezenswaardig boekske besluit de schrijver met de regels van het in heel den Gelderschen en Overijselschen Achterhoek nog populaire en alleraardigste „mutsenliedeke”.; HU zet zyn muts op zy, HU werpt een oog op mü- Ga Je mee? Ga Je mee? Ga je mee? Ga je mee met my „Neen,” zelde zy. 1929 «30 1931 1932 1933 1934 1935 Ook de cyters der geven een teruggang te zien: ook hier werd in het jaar 1936 een dieptepunt bereikt sedert 1915. Het bedrag der in de vermo gensbelasting vallende vermogens bereikte het laagste punt na de in 1920 Ingetreden malaise over 1923/1924, n.l. f 12.183 millloen. Vervolgens is het bedrag dezer vermogens gestegen tot f 15.666 millloen over 1929/’3O, waarop als gevolg van de in 1929 opnieuw in getreden crisis met een kleine onder breking van 1933/1934 op 1934/1935, te dan ken aan het „generaal pardon" van mi nister Oud een sterke daling is gevolgd tot f 11.072 millloen over 1936/1937. Het be drag der vermogens is Jiierdoor f 1111 mil lloen (9 pet.) lager dan dat over 1923/1924. De vermindering van 1935/1936 tot 1936/*37 beliep f 69 millloen (0.62 pet.). Het gemiddelde vermogen per aangesla gene was van alle vergeleken jaren het laagst over 1935/1936, n.l. f 63.000, terwyi het hoogste bedrag (f 87.000) werd aange troffen voor 1917/1918. Over 1936/1937 was dit cijfer f 64.000. Opgemerkt zij, dat deze bedragen den stand van het vermogen aan geven by den aanvang van het belasting jaar op 1 Mei. Intusschen valt uit deze be lastingen fers nog minder een conclusie te trekken omtrent het nationaal vermogen dan uit die betreffende de inkomstenbe lasting. Maar de gepubliceerde cyters doen wél Den volgenden morgen waren ze al weer vroeg op. Struisje hoefde alleen maar te pakken. Het maal werd in de gelagkamer voor hen opgediend en ze lieten het zich goed smaken. Er werd ook nog een pakje gemaakt voor onderweg en na een vrien- deiyk afscheid van den waard ging het naar het stadhuis. broer, in -onze aderen stroomt hetzelfde bloed, wie zou mU nader kunnen zUn? Ik zou hem moeten liefhebben en daar ik oprecht ben. beken ik, dat ik voor hem niet de minste tee derheid gevoel. wy hebben ook geen ge- meenschappeiyke herinneringen, daar wU nlst samen zyn opgevoed. Alleen in de vacanties waren wy samen, maar wy konden absoluut niet met elkaar overweg. Als kind reeds mishaagde my zyn karakter. Hy was Udel. trotsch op zyn mooie kleeren. die mama altyd zoo elegant mogeiyk uitkoos, hy «as aanstellerig, preten tieus, te lui om te spelen. Hy was het. die ont zien werd, niet omdat hy zwak van gestel zou zyn, maar om zyn karakter. wy waren een vreemd paar; ik was de Jon gen, ik hield van gevaariyke spelletjes, dolle ren nen, sprongen, onvoorzichtige uitstapjes. Ik gaf niets om mUn uiteriyk, mijn haar zag er altyd verward uit, zy zaten netjes als ik pas onder de handen van de juf kwam, maar geen uur later leek ik een wilde, nauweiyks toonbaar. Jean- Pierre leek altyd een modeplaatje, zyn keurig nette scheiding, zyn kleeren. waarop geen efijtel vlekje was. zun geheele persoon bezorgden hem de complimentjes van onze gouvernantes. HU speelde slechts echte meisjesspelen en om hem te plagen noemde ik hem juffrouw Pierrette. HU lachte er om en daar al de meisjes hem zoch ten en vleiden, spotte hy met mfln plagerijen. Mama heeft hem altyd een toegevendheid be toond. die soms zwakheid leek, zy heeft zich naar mUn meening nooit afgevraagd, wat haar zoon eigeniyk waard was. Haar moederlijke liefde maakt haar ziende mU de maandeiyksche toelagen weigeren, dlc ik niet kan missen. Onze ouders zyn ryk, maar, helaas, wy zyn het slechts door hen. Daarom ga ik naar de fabriek, geef ik voor naar de rapporten te luisteren, by de vergaderingen maak ik notities, ik werk dus, beste meid, maar zonder het minste enthousiasme. MUn prettige tyd, myn vacantie, dat is als vader afwezig is. Gedurende dien tyd ziet men mU niet aan de fabriek, alle papieren, die my worden voorgelegd, onderteeken ik als gezien en goedgekeurd en de vergaderingen kunnen het heel goed stellen zónder myn tegenwoordigheid.” Met een zorgeloosheid, die veel weg had van stommiteit, toonde Jean-Pierre my zyn karak ter. Ik bleef bedaard en daar ik hem ten volle wilde taxeeren. vroeg ik: .Door zoo te handelen, bedrieg Je papa. Heb Je er wel eens aan gedacht, dat hy er verdriet van zou hebben, als hy wist, hoe Je je tyd doorbrengt in zyn afwezigheid?' Met een onverschillig gebaar antwoordde hy: .Dat zou een vreeselyke scène geven; hy zou voor my al de verstandige voorvaderen van onze familie laten défileeren. Maar mama is In- schlkkeiyk, zy begrypt. dat een jongeman plel- zler moet hebben. Papa zou eerst erg boos zyn, maar ten slotte zou hy naar haar luisteren. Ik heb daar al over nagedacht." .Heb je dan ook bedacht, dat mama door zoo’n scène zou lijden?” „Och, de meeste moeders moeten zoo Iets doormaken." Met die woorden is hy heengegaan en Ik heb hem niet tegengehouden. Waarom ook? Ik weet nu, wat hy waard Is. En Jean-Pierre is myn „Van Knipmutsen en Ooryzers”, zoo luidt de titel van een dezer dagen by Bosch en Keuning te Baarn uitgegeven ryk geïllustreerd boekje in de Libbellenserie; de schryver ervan la de be kende folklorist D. J. van der Ven, te Oos- terbeek. byzonders, wat hy nog nooit gezien had: een ster viel van den hemel en verdween. Of was het anders? Sprakeloos en verbaasd keek hU naar den hemel. Die werd steeds grooter en helderder, zoodat Jantje heel bang werd van zooveel zil ver en blauw. Vlug kroop hy weer In zyn bed en was. door alleen maar te denken aan dat zeldzame, in een oogenbllk In slaap gevallen. En in zyn droom beleefde hy het wonder nog eens. HU stond bulten op de weide en geen boom belemmerde hem het gezicht op den nachtelUken hemel en zyn sterren. Opeens maakte zich een sterretje los, suisde door de lucht als een vurige pijl en rlel Juist op hem neer. Met zyn bloote handjes kon hy het ster retje vangen als een bal; het was heel klein, zoo klein als een ster van den Kerstboom, en zag eruit pre- et was reeds lang negen uur geweest en Jantje sliep nog steeds niet. Zelfs in den tuin was het al byna stil; een enkele vogel zong er nog en de lucht kwam zoo warm en dik vol bloemengeur het venster binnen.dat het leek, alsof ze duizend bloemenelfjes op haar vleugelen droeg. Anna had hem vanavond over elfjes verteld, een wondermooi verhaal, maar dan was ze by Jantje's moeder geroepen en nu wist Jantje niet wat er verder gebeurd was met de elfjes, toen ze uit de bloemkelken ge vlucht waren. Zachtjes kroop Jantje uit zijn bed en sloop naar het raam. Hy keek In den tulrf, maar van de elfjes was nog niets te zien. De kopjes van de groote dahlia's hingen heel slaperig en ke ken naar de aarde op de brandende zwaarden van de gladiolen en het tleele perk werd zilver achtig beschenen door de maan. Ja. de maan! Jantje's blik wandelde over de zilveren draden precies tot in het gezicht van de maan, dat heel bleek was en zoo merkwaar dig ernstig De maan was n.l. een goede vrien din van Jantje. Beiden keken elkaar dikwyis door het raam aan en als Anna een geschiede nis vertelde, hoorde ook de maan toe en glim lachte. Maar vanavond glimlachte ze niet; ze keek zoo plechtig, zoo vreemd plechtig.... Om de maan hingen vele, vele sterretjes, groote en kleine, zoo vele, dat men ze heele- maal niet tellen kon. En alle schitterden als zuiver goud en zilver en maakten den hemel heel licht. Jantje had een paar dagen geleden aan Anna gevraagd, wie de sterren eigeniyk waren, hoe het mogeiyk was, dat. nu ja. of ze aan den hemel vastgeplakt zaten of vastgebonden en zoo.... Maar Anna lachte alleen en zei. dat hU dit nog niet begreep, want de sterren waren precies zulke werelden als onze aarde en Onze Lieve Heer had ze gemaakt. Dit laatste wist Jantje ook wel. maar het andere wist Anna zelf niet, anders had ze niet zoo dom kunnen praten. Jantje stelde zich dit alles n.l.. geheel anders voor, hy wist echter zelf nog niet. noe. Na dit gesprek had Jantje zich voorgenomen, het eens aan zijn moeder te vragen, want die weet alles het beste, maar die schat was den laatsten tyd steeds lydend en had voor haar klein, weetgierig Jantje haast geen tyd. En evenmin vader, die had zooveel zorgen om moeder, als hy thuis kwam dat ook hy geen tyd had voor Jantje. Hy deed echter zoo ge heimzinnig en zei. dat men eerst op een groot, gróót geluk moest wachten; daarna zou hy hem alles vertellen, wat hU maar wilde weten. Moe der glinilachte dan steeds gelukzalig en kuste Jantje op zyn voorhoofd, maar zeggen deed zU niets. AI deze gedachten woelden nu weer door Jantje's hoofd. De warme Augustuswind speelde met zyn korte lokken en ging door de mouwen van zyn pyama. sprong dan in den tuin neer en liep naar het perk. Jantje echter was al weer boven by de sterren, vergeten waren de elfjes, en ging van de eene ster naar de ande re. maar hU kwam niet achter het gezochte geheim. En opeens zag hU iets zeldzaams, iets heel 3k ben naar binnen gegaan. Mama lag te bed i op de kanten sprei, die ik dien nacht in handen had gehad, lag de post. Naast haar een tafeltje met de gewone voorwerpen: een klein? wekker, het portret van papa, een rulkerifie viooltjes, alles zooals ik het lederen morgen had gezien. Een oogenbllk vroeg ik my af, of ik niet de speelbal was geweest van een akellgen droom, maar de sprei, die ik onwillekeurig In mUn angst gescheurd bad. vertelde my. dat ik wakker was geweest en dat geen nachtmerrie «ny gekweld had. Met angstige oogen heb ik mama aange keken en gevraagd: .Hoe gaat het met u, is u uitgerust?" Een vermoeide stem antwoordde my: ,Jk heb een slechten nacht gehad en ben erg moe." Hoe komt het, dat Ik de armen heb uitgesto ken, waarom heeft mama haar hoofd daarin verborgen, waarom leek het my, dat haar ver driet zoo groot was, dat zy steun trachtte te vinden by myn Jonge kracht? Zy fluisterde: ■Myn lieve Liesje!” Dan is zy zoo eenige secon den in myn armen gebleven. Ik durfde my niet taal gezegd: „Wie het breed heeft, laat het breed hangen,” of, zooals de Achterhoeksche zegt: „Wie het lank hef. lot 't lank hange.” Nog thans geven drieërlei soorten van Gel- dersche mutsen den stand aan. waartoe de draagster zich rekent. Daar is allereerst de „gladde" muts. waarbU de voorstrook glad gestreken en de achterstrook flauw geplooid is. Dat is da hoofdtooi van de arbeidersvrouw. Een voorname muts was de „plöikes'-muts, die weliswaar geen kant of zyde vertoonde, maar in de drie geplooide strookjes boven el kaar toch reeds van een zekeren welstand ge tuigde. En de IngewUden taxeerden in de „plooitjes"- muts de waarde van het boerenbedryf. De echtgenoot van een ,j>looltjes"-muts-draagster was meestal een drie tal koeien, en half dozyn varkens en een paard ryk, dat hy als zyn le vende have waardeerde, terwyi hij met een aankomend knechtje of met „eigen volk” het bedryf uitoefende. Tenslotte is er de. ook thans nog het meest gedragen, derde muts, welke algemeen in Hol land bekend staat als .jieepjes"-muts en voor zien Is van een ry styve plooitjes langs het voorhoofd met meer of minder lang over den rug neerhangende streppels. Dat is de waar dige matronendracht van deftige Scholten- boerinnen. De schryver herinnert dan aan de groote be- teekenls, welke de muts heeft voor ons platte- landsche volksleven, hetgeen biykt uit talryke typische volksuitdrukkingen (,zU is niet goed gemutst” of „zU heeft er de muts niet naar staan”) en hij memoreert bet liedje: A I I 17 A D/*\1\TNT17 ’C °P dit blad zyn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen E* 7^0 a blJ levenslange geheeld ongeschiktheid tot werken door 17 7^*0 een ongeval met T7 7^0 «I «r, N in r. ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen VkVF» verlies van belde armen, beidé beenen of beloe oogen doodelljken afloop fcJVFVFe cles als een spie- gel. Aan de j eene zUde was i het blank en glad als een spiegel van voren; aan den andereh kant echter was het donker en glazig blauw als een spiegel van achteren, alleen was de glimmende kant van zuiver goud. En aan den hemel bo ven was een klein helder gat. waaruit een en geltje keek. „Jantje”, riep dit hy sloeg zyn oogen op en Anna zei Juist nog een keer: „Jantje, opstaan!” Slaperig en peinzend keek Jantje het lachen de meisje aan, doch dit liet hem geen tyd. ..Kom vlug, mammie wil Je zien." En ze glim lachte hem geheimzinnig toe. Toen hy aangekleed was, bracht Anna hem by zUn moeder. Ach, wat was ze nu bleek; heel wit lag ze in het kussen, maar haar oogen glin sterden als die van den engel uit zUn droom. Op zyn teenen kwam Jantje naar haar toe, maar plotseling stond hy stil, want naast moeder bewoog zich lets. Iets kleins, rozigs. „Onze Lieve Heer heeft een zusje voor je gebracht”, zei moeder, en vader voegde er ver legen aan toe; .Je moet veel van haar gaan houden!” Jantje slikte en staarde voor zich uit; de schellen vielen hem van de oogen. HU pakte de hand van zyn moeder, brak zich het hoofd met denken en trachtte verband te zoeken tiusschen de werkeiykheid en zyn droom. Ja. die ster gisteren, die neer viel, dacht hy. die was dus geen echte ster, maar hy dacht aan zyn droom een stukje van den hemel koepel. want in den hemel is alles goud. wan neer het op aarde nacht Is, kan men dit door de sterren zien en de sterren zelf zyn niets dan kleine raampjes, waaruit de Engelbewaar ders omlaag kyken, en zoo dikwyis er een kindje op de wereld komt, ontstaat een nieuw klein racmpje, zooals ook gisteren gebeurd is.. „Hoe zullen we zusje noemen.?” riep vader hem uit zyn overpeinzingen wakker. „Sterretje,” Juichte Jantje, en hoewel het zusje Maria gedoopt werd, voor Jantje bleef ze het sterretje. Het geschrift bevat veel wetenswaardlgs over deze oude kleederdracht, in vele streken van ons land nog heden ten dage bestaande. Van der Ven merkt op een der eerste bladzyden op, dat hlf zich In dit boekje zal beperken tot den hoofdtooi van knipmutsen en ooryzers; aan de Brsbantsche mutS in haar vele variaties en aan de Hollandsche „hul” wydt hU dus niet zooveel aandacht. 4 De „knipmutse” sou voor de Veluwe en den Gelderschen Achterhoek, alsmede voor Salland en Twenthe de „Saksische boerinnenhoofdtooi’’ genoemd mogen worden, terwU! de verschynlng van het zilveren of gouden ooryzer als een spe cifiek Friesch raskenmerk in de bevolking te gignaleeren is. Over het oorijzer vertelt de schryver o.m.: De oudste vorm van het ooryzer zal een tee- nen ring zyn geweest, die om het hoofd sloot en bet hoofdhaar verhinderde voor de oogen en langs het gelaat neer te vallen. Zoowel de man nen, die als vrUe Germanen hun haar lieten groeien, als de vrouwen, zullen dergelyke haar- ringen hebben gedragen, welke later doorge sneden werden en zich dan metamorphoseerden tot een veerkrachtigen, zich naar den schedel voegenden beugel, die gemakkelUk op- en afge- set kon worden, waarvan de uiteinden steeds meer afgeplat en ryker versierd werden, terwyi bet geheele samenstel zich vooral in de 19e eeuw in onze Frlesche gewesten heeft vervormd tot de z.g. gouden Frlesche „kap”. Naast deze hypothese, steunend op cultuur historische en ethnologische feiten, heeft ook de volksfantasie in oude legenden aanknooplngs- punten gezocht voor het bntstaan van het Frlesche ooryzer. In 1929 ontving de schryver van een geloo- vlgen Roomschen Fries, zooals hy mededeelt, nog een brief, waarin op naïeve wyze het ont staan van de Frlesche „kap” gedateerd werd in den strijd tusschen de heidensche Friezen en de cyfjsten-predlkers St. Willibrord en SL ;lus. heidene, als gewone lieden verkleede :en, werkten toen in Friesland, waar zU hetfnieuwe geloof verbreidden en velen ertoe braihten zich in het geheim te laten doopen. Ontdekten de heidensche Friezen echter een vrouw, die het nieuwe geloof omhelsde, dan werd haar een kap van dun Uzer op het hoofd gezet, welke ter hoogte van de slapen twee naar bin nen gerichte yzeren punten bezat, die in het hoofd drongen en natuuriyk den dood ten ge volge hadden. .Nu geviel het, dat een Jonge vrouw, wier moe der als martelares door het opzetten van de gepinde ooryzerkap ter dood was gebracht, ver zocht, het doodsyzer als aandenken te mogen bezitten. Het werd haar toegestaan en het eer ste wat zy deed, was de scherpe punten er at te vylen, waarna zy het oorijzer op haar hoofd plaatste, ter nagedachtenis aan haar voor het geloof gestorven moeder. Haar voorbeeld vond by de Christen-Friezinnen algemeene navol ging, die de kap beschouwden als een symbool van het triomfeerende nieuwe geloof. En zoo zou, volgens deze legende, het ooryzer in zyn oorsprong een confessioneel onderscheidings- teeken zyn. Niettegenstaande de opmerking van den briefschrUver ,Dit schryven is geschiedkundig, daaraan behoeft U niet te twyfelen,” merkt de heer Van der Ven toch op, dat Juist zyn twU- fel aan de geschiedkundige onfeilbaarheid dezer verklaring zeer groot is. Uitvoerig beschryft hU den „oorUzer-oorlog" in de provincie Groningen, in het Oldambt, in de zestiger Jaren der vorige eeuw (volgens den emeritus Ev. Luth. predikant J. J. Bange te Sappe meer). 1856 is een jaartal, dat in de ge schiedenis van het ooryzer een groote rol «Peelt; toen begon de anti-ooryzerbeweging, dië haar kerngebied vond in het Oldambt, waar de tot grooten rykdom gekomen boerinnen zich emancipeerden door „naar de Fransche mode te gaan,” en het haar los te dragen, «ters hierin waren de „Mouders” of der kofkapiteins. En bekend is het zympje: bewegen. geen woord hebben wy gesproken, maar onze harten hadden zich op een geheim zinnige wyze vereenigd. Beiden voelden wy, dat wy troost noodig hadden, maar geen van ons durfde dit bekennen. Mama heeft zlch^iet eerste opgericht. „Ga, liefjel Ik heb allerlei te bedisselen. Binnen drie dagen is je vader er weer." Heftig, zooals ik soms kan wezen heb ik met harde stem geantwoord: „Ik ben er biy om voor u en voor Jean-Pierre, die 'profiteert van de afwezigheid van papa om thuis te komen op een uur, waarop fatsoenlyke menschen al lang te bed liggen.” Mama heeft my aangekeken en streng ge zegd: „Elisabeth, er zyn dingen, die een jong meisje niet moet begrijpen, noch zien. Je ver geet Jezelf al te dikwyis.” Toen kwam de kamenier binnen en ik ben heengegaan zonder er een wóórd aan toe te voegen. Ik ben naar de kerk gegaan, maar of Ik gebeden heb, weet ik niet. Ik kon slechts her halen: .Mama, mama, wat heeft uw klein meisje een verdriet!” ot de statistische cijfers, die het publiek het meest interesseeren, behoort zeker het bedrag van het nationaal inkomen: het bedrag dat het Nederlandsche volk in een bepaald jaar verdient. Als men dan ook nog wist hoeveel dat volk in datzelfde jaar verteert,* heeft men een goeden Indruk van den vóór- of achteruitgang in dat Jaar, tenminste wat het economische, het materleele betreft. Wil er van eenigen vooruitgang sprake zijn, dan pioet de vertering kleiner zijn dan het zui ver Inkomen, omdat er ook een bedrag moet overschieten voor vernieuwing en uitbrei ding van het productle-apparaat. Helaas laat de statistiek ons op deze punten vrijwel geheel in den steek. Over den omvang van de „nationale vertering” weten wjj niets, over het „nationaal inko men” slechts weinig. Bij de vraag, of we in een bepaald jaar voor- of achteruit zijn gegaan, kunnen we hoogstens op ons ge voel afgaan we kunnen vermoeden en gissen, maar concrete cijfers staan ons niet ten dienste. Er ligt voor het statistisch onderzoek nog een groot gebied open en het is te hopen, dat ooit eens een apparaat in het leven wordt geroepen dat ons van ge gevens betreffende inkomen en vertering kan voorzien. Eerst dan wordt het mogelijk, precies te weten hoe het met onze natie gesteld is. Intusschen behelpen we ons met surro gaten. Op den stand van het nationaal in komen werpen b.v. de cijfers der inkom stenbelasting eenig licht. Natuurlijk kan men niet zeggen dat het bedrag, dat door mama. Ik heb hem zachtjes verweten, dat hy zoo laat thuis komt; ik word er eiken nacht wakker door en het zal ook wel den zoo lichten slaap van mama storen. „Aha,” zegt hU. .als JU wakker wordt, zullen anderen my ook wel hooren.” ,Ja, mama!” „Dat heeft niets te beteekenen, maar papa is zoo ouderwetse!), zoo patriarchaal, dat moger. wy wel zeggen. Hy zou het niet kunnen begrij pen, dat ik de ontspanning zoek, die de Jeugd noodig heeft” .Mooie ontspanningen, je bent wel toegevend voor jezelf!’ „Elisabeth, tracht niet te begrUpen, wat Je toch niet vatten kunt Er bestaat tusschen een jong meisje, zelfs zoo’n geëmancipeerde als JU en een jongeman van mijn leefyd zoo’n verschil van mentaliteit, dat wy daarover niet moeten gaan twisten. Het kalme familieleven behaagt je, ik word er kapot van. Ik verlang er heele- maal niet naar een model-n)an te worden, zoo als vader is. Ik geef de voorkeur aan een leven van pleizier boven een leven van werken.” „Wat een treurig ideaal!" „Dat kan zyn, maar men leeft maar eens.” „Denk je dan nooit aan je plicht jegens God?” „Och, dat komt later, als de jonkheid voorbfy is.” „Onze ouders kennen je niet, zy hebben illu sies.” ,Jk verzoek Je, die niet te verstoren. Ik heb geld noodig, veel geld en als ik niet tegenover papa comcdie speel van hard werken, zou hy alle belastingplichtigen te zamen als inko men wordt aangegeven, ons nationaal in komen is. Want buiten de belasting vallen b.v. alle Inkomens onder de f 800. verder de winsten van naamlooze vennootschappen voor zoover deze niet uitgekeerd, doch ge reserveerd worden, en voorts de bedragen die de belastingplichtigen in mindering van hun Inkomen mogen brengen wegens ver liezen, geleden in vóórgaande jaren. Om van belasting-ontduikingen maar niet eens te spreken. Maar toch geven deze cijfers eenigen indruk van voor- of achteruitgang. Indien men ziet, dat het belastbaar inko men terugloopt, mag men ook aannemen dat het totaal-inkomen van het volk ge ringer wordt. De negende aflevering van het Maand schrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek bevat voorloopige totaalcijfers over de Inkomsten- en de Vermogensbelas ting in het belastingjaar 1936'37, verge leken met die uit vorige jaren. Uit deze gegevens blijkt, dat het zuiver belastbaar inkomen vóór den kinderaftrek in dat be lastingjaar bedroeg f 2656 millloen. De aan dacht zij er terstond op gevestigd, dat het bedrag der inkomens in het algemeen be trekking heeft op de Inkomsten, genoten in het voorgaande kalenderjaar, zoodat boven genoemd bedrag van f 2656 millloen de in komsten betreft over het kalenderjaar 1935 De belastingstatlstiek heeft dus, behalve haar onzuiverheid, het nadeel dat zij be trekkelijk achteraf komt. Hoe is de toestand sedert 1935 niet veranderd! Intusschen was 1935 een recordjaar in den slechten zin van het woord. Uit de verge lijkende cijfers blijkt, dat het laagste be drag der zuivere Inkomens voor den kin deraftrek na de in 1920 ingetreden malaise werd bereikt over 1924/1925, nJ. f 3761 mll- lioen. In verband met de verbetering van den algemeenen economischen toestand is daarop een stijging gevolgd tot f 4367 mil- lioen over 1930/1931, waarop als gevolg van de in 1929 opnieuw ingetreden crisis een teruggang is gevolgd tot f 2656 millloen over 1936/1937. Het totaal der Inkomens over laatstgenoemd jaar is dus nog f 1105 millloen (29 pet.) lager dan over 1924/1925. De vermindering van 1935/1936 tot 1936/’37 beliep f 172 millloen (6 pet.). Het gemid delde inkomen per aangeslagene bedroeg over 1936/1937 f 2068 en bereikte hierdoor over dit jaar het laagste punt van alle sinds 1915 verstreken jaren. Het hoogst gemid delde inkomen werd aangetroffen over de jaren 1917/1918 en 1920/1921 en beliep f 2659. Het Maandschrift publiceert ook nog schattingen van het nationale Inkomen, die gebaseerd zijn op de hierboven genoemde belastlngcljfers, maar waarbij men zoo goed en kwaad als het kon getracht heeft be kende onjuistheden te corrigeeren. cijfers geven dus wel geen nieuwe, toch een betrouwbaarder voorafgaande. Sinds 1929 worden deze schattingen voor het nationale inkomen verricht door dr. O. Bakker, accountant van het Centraal Bu reau voor de Statistiek. De resultaten van deze schattingen volgen hieronder, waarbU I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 23