<Kctc&Aaal can.den dag
KNIPMUTSEN en oorijzers
Nationaal inkomen
De avonturen van Prof je en Struisje
H
EP
F 750.-
|lES, LIESBETH,
ELISABETH
der elf
Sterretje
1935 een dieptepunt
horn
and
HYPOTHESE naast
VOLKSFANTASIE
Het „drama”
kunstbewerkingen
Jpstenswaardig geschrift, waar
van de bekende folklorist
D. J- van der Ven de
schryver is
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN ÜlTERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
ZATERDAG 16 OCTOBER 1937
V1C
Voor
en
r
De heer Pinguïn gaat wandelen
de
ÏD, PT.
Boer-
overi.
irgare-
ook
(Nadruk verboden)
V<
>ngere
mans
jon-
lenr.
U.
In het hotel waren de menschen al op de
by levenslange geneelë' ongeschiktheid tot werken door
ir.
("Wordt vervolgd)
'i
IM»ltl»ltF<’liT
..Siedewledewiet zei de Scheeresliep,
Siedewiedewiet zei Kaatje
Kaatje had een knipmuts op. Een knipmuts
met een gaatje”.
el ont
lat ons
sn, om
eerlijk-
>rdt bij
rte van
t 10
[aria.
eens
s ze
het
laar
ide-
ian,
iter
met
ten
en
ans
ais
den
act.
blind. HU zou een schurk kunnen worden en
zU zou het niet eens merken en voortgaan hem
al haar teederheid te schenken.
ap-
dan
iro-
net
vat
ans
hU
ro-
ae-
ro-
>u-.
of
len
lük
nd
Pionler-
vrouwen
al-oude
rtrui-
over-
or de
issen;
aflaat
heb-
;en.
Is: P.
Belaste Inkomens
volgens de In
komstenbelasting
4367
4.206
3 657
3 157
3 042
2 828
2.656
par.
P V. 4
verk.
i kerk
:tober-
iiellng
Igende
aroch.
Het dienstmeisje liet hen uit en bleef het
grappig paartje nog even nakyken. Struisje
keek af en toe on? en zwaaide met zyn vleu
gel en zijn rechterpoot. Alles by elkaar geno
men was het toch aardig geweest, al had
hij ook een veertje moeten laten, maar dat
gunde hU de burgemeestersvrouw graag.
hem ia.
der te
leel het
teeflUk-
oor het
t rede-
x>k het
Igeefster.
'eeft, als
idert bij
Het:
°P haar
liet aan
i tracht
aan de
Houd je aan je Uzerdracht
Anders word je uitgelacht.
Van hetgeen de schryver over de mutsen ver-
Deze
maar
Indruk dan de
eveneens van de over deze jaren in de be
lasting vallende inkomens melding is ge
maakt:
Kalenderjaren
Geraamd
nationaal
Inkomen
6.740
5.400
4940
4J50
4.270
4 100
3970
vermogensbelasting
M) In
omlté
komst van Profje en Struisje voorbereid en
hun kamer was al klaar. Profje kreeg een
heeriyk zacht bed en voor Struisje was op
de gang een groote mand neergezet, die met
wol bekleed was. Net een vogelnest In het
groot. Na de vermoeienissen van den eersten
dag verlangden ze beiden naar rust en wel
dra klonk aan beide kanten van de deur het
regelmatige ademen van de slapenden.
bQ writes van een hand,
een voet <rf een oog.
nog eens duidelijk zien, hoezeer onze volks
welvaart in de crisis is ingeteerd en hoe
noodig het is, door zuinigheid en actieve
welvaartspolltiek de geleden schade te her
stellen.
net nog
h graag
aksheld,
ld, wel-
S3—-S-—
Uit het Fransch vertaald door Christine Kamp
telt, clteeren wü het volgende:
Hoe langer by de „floddermuts” de ttrooken
*Un, hoe rijker de draagster. In de mutsen-
Het leven is verder gegaan, alsof er niets ge
beurd was.. Papa is teruggekomen van zijn reis,
gelukkig weer thuis te zyn, maar den volgenden
dag bekommerd. Mama heeft weer haar vroolljk
lachje, ztf Is mooi, beminnelijk, zU is vrooiyk.
Voor de anderen is zy niet anders dan als ge
woonlijk, maar voor haar, die haar in stilte
gadeslaat, haar gebaren, haar houding, haar
blikken, is zij verschillend van vroeger.
Ik heb met Jean-Pierre willen spreken over
Ik vergeet. Twee maanden zyn voorbijgegaan
sedert dien vreeselijken nacht. Twee maanden
pas en het lUkt mij. dat het geheim, dat ik
ontdekt heb. al oud is. Ik gevoel my weer zorge
loos. Ik houd zooveel van het leven. lederen
ochtend, als Ik myn venster open, let ik op de
hoornen In onzen tuin, die beginnen uit te bot
ten.
Het Is April! Alles maakt zich gereed tot de
Wedergeboorte, de bloemen komen uit den grond
te voorschyn. de vogels schijnen elkaar te roe
pen. nestjes worden gebouwd en de harten der
menschen gevoelen een zekere ontroering. Ik ver
geet!
Ja. de harten ontroeren. Moet ik bekennen,
dat ik zou willen beminnen? Ik ben twintig,
dat Is de leeftyd, waarop het geoorloofd is een
gezel te zoeken, waarmede men zyn levensweg
wil volgen. Ik ben twintig, maar om my heen zie
ik niets dan hansworsten, die Ik niet zou kun
nen beminnen. Lies, je hebt te veel gestu
deerd. je verstand, dat zich verdiept heeft in de
mooiste boeken, is critisch aangelegd, je let op,
je ontleedt, je oordeelt, je wilt een volmaakt
wezen beminnen, geschapen door je brein, dat
verliefd is op alles, wat schoon en edel is. O,
wat wantrouw je die knappe gezichten en met
welken wanhoplgen hartstocht zoek Je den man,
dien je je jonge hart zou willen schenken
Met onvermakelijk is het „drama” der elf
kunstbewerkingen, die de vrouwen hier en daar
moesten verrichten om by feestelUke gelegen
heden de kap op te zetten; een behandeling,
welke meer dan drie kwartier „hard werken”
verelschte.
I. Eerst het haar plat tegen het hoofd strUken.
2 Daarna bevestiging van een wollen band
(stryklint).
3. Het aandoen van een zyden strljklap om
het haar weg te strijken.
4. Het opzetten van een ondermuts met zwart
randje, onder de muts een bordpapieren vormp
je om het haar op te vullen of neer te drukken.
9. Plaatsing van de gouden voornaald, met
Juweelen rijk versierd.
6. Het aanbrengen van de precieuze krul
letjes, de „fuikjes”.
7. Bevestiging van den gouden beugel en van
achteren de kap met een speld vasthechten
op de ondermuts, opdat het Uzer niet zakt.
8. Het vasthechten der vierkante klepjes van
goud, meestal afgezet met Juweelen aan weers-
zyden van het hoofd (pooten).
9. De byvoeglng van de gouden zUnaalden,
die boven óp het hoofd met spelden' aan de
kap worden bevestigd.
10. Het opzetten van de eigeniyke kap (gazen
bol met breeden rand kant).
II. Het aanleggen der gouden kapspelden
met juweelen en parels, gestoken door de oor-
Uzer-gaatjes en niet draadjes of spelden be
vestigd.
Het zeer lezenswaardig boekske besluit de
schrijver met de regels van het in heel den
Gelderschen en Overijselschen Achterhoek nog
populaire en alleraardigste „mutsenliedeke”.;
HU zet zyn muts op zy,
HU werpt een oog op mü-
Ga Je mee? Ga Je mee? Ga je mee?
Ga je mee met my
„Neen,” zelde zy.
1929
«30
1931
1932
1933
1934
1935
Ook de cyters der
geven een teruggang te zien: ook hier werd
in het jaar 1936 een dieptepunt bereikt
sedert 1915. Het bedrag der in de vermo
gensbelasting vallende vermogens bereikte
het laagste punt na de in 1920 Ingetreden
malaise over 1923/1924, n.l. f 12.183 millloen.
Vervolgens is het bedrag dezer vermogens
gestegen tot f 15.666 millloen over 1929/’3O,
waarop als gevolg van de in 1929 opnieuw
in getreden crisis met een kleine onder
breking van 1933/1934 op 1934/1935, te dan
ken aan het „generaal pardon" van mi
nister Oud een sterke daling is gevolgd
tot f 11.072 millloen over 1936/1937. Het be
drag der vermogens is Jiierdoor f 1111 mil
lloen (9 pet.) lager dan dat over 1923/1924.
De vermindering van 1935/1936 tot 1936/*37
beliep f 69 millloen (0.62 pet.).
Het gemiddelde vermogen per aangesla
gene was van alle vergeleken jaren het
laagst over 1935/1936, n.l. f 63.000, terwyi
het hoogste bedrag (f 87.000) werd aange
troffen voor 1917/1918. Over 1936/1937 was
dit cijfer f 64.000. Opgemerkt zij, dat deze
bedragen den stand van het vermogen aan
geven by den aanvang van het belasting
jaar op 1 Mei. Intusschen valt uit deze be
lastingen fers nog minder een conclusie te
trekken omtrent het nationaal vermogen
dan uit die betreffende de inkomstenbe
lasting.
Maar de gepubliceerde cyters doen wél
Den volgenden morgen waren ze al weer
vroeg op. Struisje hoefde alleen maar te
pakken. Het maal werd in de gelagkamer
voor hen opgediend en ze lieten het zich
goed smaken. Er werd ook nog een pakje
gemaakt voor onderweg en na een vrien-
deiyk afscheid van den waard ging het naar
het stadhuis.
broer, in -onze aderen stroomt hetzelfde bloed,
wie zou mU nader kunnen zUn? Ik zou hem
moeten liefhebben en daar ik oprecht ben.
beken ik, dat ik voor hem niet de minste tee
derheid gevoel. wy hebben ook geen ge-
meenschappeiyke herinneringen, daar wU nlst
samen zyn opgevoed. Alleen in de vacanties
waren wy samen, maar wy konden absoluut niet
met elkaar overweg. Als kind reeds mishaagde
my zyn karakter. Hy was Udel. trotsch op zyn
mooie kleeren. die mama altyd zoo elegant
mogeiyk uitkoos, hy «as aanstellerig, preten
tieus, te lui om te spelen. Hy was het. die ont
zien werd, niet omdat hy zwak van gestel
zou zyn, maar om zyn karakter.
wy waren een vreemd paar; ik was de Jon
gen, ik hield van gevaariyke spelletjes, dolle ren
nen, sprongen, onvoorzichtige uitstapjes. Ik gaf
niets om mUn uiteriyk, mijn haar zag er altyd
verward uit, zy zaten netjes als ik pas onder de
handen van de juf kwam, maar geen uur later
leek ik een wilde, nauweiyks toonbaar. Jean-
Pierre leek altyd een modeplaatje, zyn keurig
nette scheiding, zyn kleeren. waarop geen efijtel
vlekje was. zun geheele persoon bezorgden hem
de complimentjes van onze gouvernantes. HU
speelde slechts echte meisjesspelen en om hem
te plagen noemde ik hem juffrouw Pierrette. HU
lachte er om en daar al de meisjes hem zoch
ten en vleiden, spotte hy met mfln plagerijen.
Mama heeft hem altyd een toegevendheid be
toond. die soms zwakheid leek, zy heeft zich
naar mUn meening nooit afgevraagd, wat haar
zoon eigeniyk waard was.
Haar moederlijke liefde maakt haar ziende
mU de maandeiyksche toelagen weigeren, dlc
ik niet kan missen. Onze ouders zyn ryk, maar,
helaas, wy zyn het slechts door hen. Daarom
ga ik naar de fabriek, geef ik voor naar de
rapporten te luisteren, by de vergaderingen
maak ik notities, ik werk dus, beste meid, maar
zonder het minste enthousiasme. MUn prettige
tyd, myn vacantie, dat is als vader afwezig is.
Gedurende dien tyd ziet men mU niet aan de
fabriek, alle papieren, die my worden voorgelegd,
onderteeken ik als gezien en goedgekeurd en
de vergaderingen kunnen het heel goed stellen
zónder myn tegenwoordigheid.”
Met een zorgeloosheid, die veel weg had van
stommiteit, toonde Jean-Pierre my zyn karak
ter. Ik bleef bedaard en daar ik hem ten volle
wilde taxeeren. vroeg ik: .Door zoo te handelen,
bedrieg Je papa. Heb Je er wel eens aan gedacht,
dat hy er verdriet van zou hebben, als hy wist,
hoe Je je tyd doorbrengt in zyn afwezigheid?'
Met een onverschillig gebaar antwoordde hy:
.Dat zou een vreeselyke scène geven; hy zou
voor my al de verstandige voorvaderen van onze
familie laten défileeren. Maar mama is In-
schlkkeiyk, zy begrypt. dat een jongeman plel-
zler moet hebben. Papa zou eerst erg boos zyn,
maar ten slotte zou hy naar haar luisteren. Ik
heb daar al over nagedacht."
.Heb je dan ook bedacht, dat mama door
zoo’n scène zou lijden?”
„Och, de meeste moeders moeten zoo Iets
doormaken."
Met die woorden is hy heengegaan en Ik heb
hem niet tegengehouden. Waarom ook? Ik weet
nu, wat hy waard Is. En Jean-Pierre is myn
„Van Knipmutsen en Ooryzers”, zoo luidt de
titel van een dezer dagen by Bosch en Keuning
te Baarn uitgegeven ryk geïllustreerd boekje in
de Libbellenserie; de schryver ervan la de be
kende folklorist D. J. van der Ven, te Oos-
terbeek.
byzonders, wat hy nog nooit gezien had: een
ster viel van den hemel en verdween. Of was
het anders?
Sprakeloos en verbaasd keek hU naar den
hemel. Die werd steeds grooter en helderder,
zoodat Jantje heel bang werd van zooveel zil
ver en blauw. Vlug kroop hy weer In zyn bed
en was. door alleen maar te denken aan dat
zeldzame, in een oogenbllk In slaap gevallen.
En in zyn droom beleefde hy het wonder nog
eens. HU stond bulten op de weide en geen
boom belemmerde hem het gezicht op den
nachtelUken hemel en zyn sterren. Opeens
maakte zich een sterretje los, suisde door de
lucht als een vurige pijl en rlel Juist op hem
neer. Met zyn bloote handjes kon hy het ster
retje vangen als een bal; het was heel klein,
zoo klein als een ster van den Kerstboom, en
zag eruit pre-
et was reeds lang negen uur geweest en
Jantje sliep nog steeds niet. Zelfs in den
tuin was het al byna stil; een enkele
vogel zong er nog en de lucht kwam zoo warm
en dik vol bloemengeur het venster binnen.dat
het leek, alsof ze duizend bloemenelfjes op haar
vleugelen droeg. Anna had hem vanavond over
elfjes verteld, een wondermooi verhaal, maar
dan was ze by Jantje's moeder geroepen en nu
wist Jantje niet wat er verder gebeurd was
met de elfjes, toen ze uit de bloemkelken ge
vlucht waren.
Zachtjes kroop Jantje uit zijn bed en sloop
naar het raam. Hy keek In den tulrf, maar van
de elfjes was nog niets te zien. De kopjes van
de groote dahlia's hingen heel slaperig en ke
ken naar de aarde op de brandende zwaarden
van de gladiolen en het tleele perk werd zilver
achtig beschenen door de maan.
Ja. de maan! Jantje's blik wandelde over de
zilveren draden precies tot in het gezicht van
de maan, dat heel bleek was en zoo merkwaar
dig ernstig De maan was n.l. een goede vrien
din van Jantje. Beiden keken elkaar dikwyis
door het raam aan en als Anna een geschiede
nis vertelde, hoorde ook de maan toe en glim
lachte. Maar vanavond glimlachte ze niet; ze
keek zoo plechtig, zoo vreemd plechtig....
Om de maan hingen vele, vele sterretjes,
groote en kleine, zoo vele, dat men ze heele-
maal niet tellen kon. En alle schitterden als
zuiver goud en zilver en maakten den hemel
heel licht.
Jantje had een paar dagen geleden aan
Anna gevraagd, wie de sterren eigeniyk waren,
hoe het mogeiyk was, dat. nu ja. of ze aan
den hemel vastgeplakt zaten of vastgebonden
en zoo.... Maar Anna lachte alleen en zei. dat
hU dit nog niet begreep, want de sterren waren
precies zulke werelden als onze aarde en Onze
Lieve Heer had ze gemaakt. Dit laatste wist
Jantje ook wel. maar het andere wist Anna
zelf niet, anders had ze niet zoo dom kunnen
praten. Jantje stelde zich dit alles n.l.. geheel
anders voor, hy wist echter zelf nog niet. noe.
Na dit gesprek had Jantje zich voorgenomen,
het eens aan zijn moeder te vragen, want die
weet alles het beste, maar die schat was den
laatsten tyd steeds lydend en had voor haar
klein, weetgierig Jantje haast geen tyd. En
evenmin vader, die had zooveel zorgen om
moeder, als hy thuis kwam dat ook hy geen
tyd had voor Jantje. Hy deed echter zoo ge
heimzinnig en zei. dat men eerst op een groot,
gróót geluk moest wachten; daarna zou hy hem
alles vertellen, wat hU maar wilde weten. Moe
der glinilachte dan steeds gelukzalig en kuste
Jantje op zyn voorhoofd, maar zeggen deed zU
niets.
AI deze gedachten woelden nu weer door
Jantje's hoofd. De warme Augustuswind speelde
met zyn korte lokken en ging door de mouwen
van zyn pyama. sprong dan in den tuin neer
en liep naar het perk. Jantje echter was al
weer boven by de sterren, vergeten waren de
elfjes, en ging van de eene ster naar de ande
re. maar hU kwam niet achter het gezochte
geheim.
En opeens zag hU iets zeldzaams, iets heel
3k ben naar binnen gegaan. Mama lag te bed
i op de kanten sprei, die ik dien nacht in
handen had gehad, lag de post. Naast haar een
tafeltje met de gewone voorwerpen: een klein?
wekker, het portret van papa, een rulkerifie
viooltjes, alles zooals ik het lederen morgen had
gezien. Een oogenbllk vroeg ik my af, of ik
niet de speelbal was geweest van een akellgen
droom, maar de sprei, die ik onwillekeurig In
mUn angst gescheurd bad. vertelde my. dat ik
wakker was geweest en dat geen nachtmerrie
«ny gekweld had.
Met angstige oogen heb ik mama aange
keken en gevraagd: .Hoe gaat het met u, is u
uitgerust?"
Een vermoeide stem antwoordde my: ,Jk heb
een slechten nacht gehad en ben erg moe."
Hoe komt het, dat Ik de armen heb uitgesto
ken, waarom heeft mama haar hoofd daarin
verborgen, waarom leek het my, dat haar ver
driet zoo groot was, dat zy steun trachtte te
vinden by myn Jonge kracht? Zy fluisterde:
■Myn lieve Liesje!” Dan is zy zoo eenige secon
den in myn armen gebleven. Ik durfde my niet
taal gezegd: „Wie het breed heeft, laat het
breed hangen,” of, zooals de Achterhoeksche
zegt: „Wie het lank hef. lot 't lank hange.”
Nog thans geven drieërlei soorten van Gel-
dersche mutsen den stand aan. waartoe de
draagster zich rekent.
Daar is allereerst de „gladde" muts. waarbU
de voorstrook glad gestreken en de achterstrook
flauw geplooid is. Dat is da hoofdtooi van de
arbeidersvrouw.
Een voorname muts was de „plöikes'-muts,
die weliswaar geen kant of zyde vertoonde,
maar in de drie geplooide strookjes boven el
kaar toch reeds van een zekeren welstand ge
tuigde.
En de IngewUden taxeerden in de „plooitjes"-
muts de waarde van het boerenbedryf. De
echtgenoot van een ,j>looltjes"-muts-draagster
was meestal een drie tal koeien, en half dozyn
varkens en een paard ryk, dat hy als zyn le
vende have waardeerde, terwyi hij met een
aankomend knechtje of met „eigen volk” het
bedryf uitoefende.
Tenslotte is er de. ook thans nog het meest
gedragen, derde muts, welke algemeen in Hol
land bekend staat als .jieepjes"-muts en voor
zien Is van een ry styve plooitjes langs het
voorhoofd met meer of minder lang over den
rug neerhangende streppels. Dat is de waar
dige matronendracht van deftige Scholten-
boerinnen.
De schryver herinnert dan aan de groote be-
teekenls, welke de muts heeft voor ons platte-
landsche volksleven, hetgeen biykt uit talryke
typische volksuitdrukkingen (,zU is niet goed
gemutst” of „zU heeft er de muts niet naar
staan”) en hij memoreert bet liedje:
A I I 17 A D/*\1\TNT17 ’C °P dit blad zyn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen E* 7^0 a blJ levenslange geheeld ongeschiktheid tot werken door 17 7^*0 een ongeval met T7 7^0
«I «r, N in r. ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen VkVF» verlies van belde armen, beidé beenen of beloe oogen doodelljken afloop fcJVFVFe
cles als een spie-
gel. Aan de j
eene zUde was i
het blank en glad
als een spiegel
van voren; aan
den andereh kant
echter was het donker en glazig blauw als een
spiegel van achteren, alleen was de glimmende
kant van zuiver goud. En aan den hemel bo
ven was een klein helder gat. waaruit een en
geltje keek. „Jantje”, riep dit hy sloeg zyn
oogen op en Anna zei Juist nog een keer:
„Jantje, opstaan!”
Slaperig en peinzend keek Jantje het lachen
de meisje aan, doch dit liet hem geen tyd.
..Kom vlug, mammie wil Je zien." En ze glim
lachte hem geheimzinnig toe.
Toen hy aangekleed was, bracht Anna hem
by zUn moeder. Ach, wat was ze nu bleek; heel
wit lag ze in het kussen, maar haar oogen glin
sterden als die van den engel uit zUn droom.
Op zyn teenen kwam Jantje naar haar toe,
maar plotseling stond hy stil, want naast
moeder bewoog zich lets. Iets kleins, rozigs.
„Onze Lieve Heer heeft een zusje voor je
gebracht”, zei moeder, en vader voegde er ver
legen aan toe; .Je moet veel van haar gaan
houden!”
Jantje slikte en staarde voor zich uit; de
schellen vielen hem van de oogen. HU pakte
de hand van zyn moeder, brak zich het hoofd
met denken en trachtte verband te zoeken
tiusschen de werkeiykheid en zyn droom.
Ja. die ster gisteren, die neer viel, dacht hy.
die was dus geen echte ster, maar hy dacht
aan zyn droom een stukje van den hemel
koepel. want in den hemel is alles goud. wan
neer het op aarde nacht Is, kan men dit door
de sterren zien en de sterren zelf zyn niets
dan kleine raampjes, waaruit de Engelbewaar
ders omlaag kyken, en zoo dikwyis er een
kindje op de wereld komt, ontstaat een nieuw
klein racmpje, zooals ook gisteren gebeurd is..
„Hoe zullen we zusje noemen.?” riep vader
hem uit zyn overpeinzingen wakker.
„Sterretje,” Juichte Jantje, en hoewel het
zusje Maria gedoopt werd, voor Jantje bleef
ze het sterretje.
Het geschrift bevat veel wetenswaardlgs over
deze oude kleederdracht, in vele streken van
ons land nog heden ten dage bestaande. Van der
Ven merkt op een der eerste bladzyden op, dat
hlf zich In dit boekje zal beperken tot den
hoofdtooi van knipmutsen en ooryzers; aan de
Brsbantsche mutS in haar vele variaties en aan
de Hollandsche „hul” wydt hU dus niet zooveel
aandacht. 4
De „knipmutse” sou voor de Veluwe en den
Gelderschen Achterhoek, alsmede voor Salland
en Twenthe de „Saksische boerinnenhoofdtooi’’
genoemd mogen worden, terwU! de verschynlng
van het zilveren of gouden ooryzer als een spe
cifiek Friesch raskenmerk in de bevolking te
gignaleeren is.
Over het oorijzer vertelt de schryver o.m.:
De oudste vorm van het ooryzer zal een tee-
nen ring zyn geweest, die om het hoofd sloot en
bet hoofdhaar verhinderde voor de oogen en
langs het gelaat neer te vallen. Zoowel de man
nen, die als vrUe Germanen hun haar lieten
groeien, als de vrouwen, zullen dergelyke haar-
ringen hebben gedragen, welke later doorge
sneden werden en zich dan metamorphoseerden
tot een veerkrachtigen, zich naar den schedel
voegenden beugel, die gemakkelUk op- en afge-
set kon worden, waarvan de uiteinden steeds
meer afgeplat en ryker versierd werden, terwyi
bet geheele samenstel zich vooral in de 19e eeuw
in onze Frlesche gewesten heeft vervormd tot
de z.g. gouden Frlesche „kap”.
Naast deze hypothese, steunend op cultuur
historische en ethnologische feiten, heeft ook de
volksfantasie in oude legenden aanknooplngs-
punten gezocht voor het bntstaan van het
Frlesche ooryzer.
In 1929 ontving de schryver van een geloo-
vlgen Roomschen Fries, zooals hy mededeelt,
nog een brief, waarin op naïeve wyze het ont
staan van de Frlesche „kap” gedateerd werd
in den strijd tusschen de heidensche Friezen en
de cyfjsten-predlkers St. Willibrord en SL
;lus.
heidene, als gewone lieden verkleede
:en, werkten toen in Friesland, waar zU
hetfnieuwe geloof verbreidden en velen ertoe
braihten zich in het geheim te laten doopen.
Ontdekten de heidensche Friezen echter een
vrouw, die het nieuwe geloof omhelsde, dan werd
haar een kap van dun Uzer op het hoofd gezet,
welke ter hoogte van de slapen twee naar bin
nen gerichte yzeren punten bezat, die in het
hoofd drongen en natuuriyk den dood ten ge
volge hadden.
.Nu geviel het, dat een Jonge vrouw, wier moe
der als martelares door het opzetten van de
gepinde ooryzerkap ter dood was gebracht, ver
zocht, het doodsyzer als aandenken te mogen
bezitten. Het werd haar toegestaan en het eer
ste wat zy deed, was de scherpe punten er at
te vylen, waarna zy het oorijzer op haar hoofd
plaatste, ter nagedachtenis aan haar voor het
geloof gestorven moeder. Haar voorbeeld vond
by de Christen-Friezinnen algemeene navol
ging, die de kap beschouwden als een symbool
van het triomfeerende nieuwe geloof. En zoo
zou, volgens deze legende, het ooryzer in zyn
oorsprong een confessioneel onderscheidings-
teeken zyn.
Niettegenstaande de opmerking van den
briefschrUver ,Dit schryven is geschiedkundig,
daaraan behoeft U niet te twyfelen,” merkt de
heer Van der Ven toch op, dat Juist zyn twU-
fel aan de geschiedkundige onfeilbaarheid dezer
verklaring zeer groot is.
Uitvoerig beschryft hU den „oorUzer-oorlog"
in de provincie Groningen, in het Oldambt, in
de zestiger Jaren der vorige eeuw (volgens den
emeritus Ev. Luth. predikant J. J. Bange te
Sappe meer). 1856 is een jaartal, dat in de ge
schiedenis van het ooryzer een groote rol
«Peelt; toen begon de anti-ooryzerbeweging, dië
haar kerngebied vond in het Oldambt, waar de
tot grooten rykdom gekomen boerinnen zich
emancipeerden door „naar de Fransche mode
te gaan,” en het haar los te dragen,
«ters hierin waren de „Mouders” of
der kofkapiteins. En bekend is het
zympje:
bewegen. geen woord hebben wy gesproken,
maar onze harten hadden zich op een geheim
zinnige wyze vereenigd. Beiden voelden wy, dat
wy troost noodig hadden, maar geen van ons
durfde dit bekennen.
Mama heeft zlch^iet eerste opgericht. „Ga,
liefjel Ik heb allerlei te bedisselen. Binnen drie
dagen is je vader er weer."
Heftig, zooals ik soms kan wezen heb ik met
harde stem geantwoord: „Ik ben er biy om
voor u en voor Jean-Pierre, die 'profiteert van
de afwezigheid van papa om thuis te komen op
een uur, waarop fatsoenlyke menschen al lang
te bed liggen.”
Mama heeft my aangekeken en streng ge
zegd: „Elisabeth, er zyn dingen, die een jong
meisje niet moet begrijpen, noch zien. Je ver
geet Jezelf al te dikwyis.”
Toen kwam de kamenier binnen en ik ben
heengegaan zonder er een wóórd aan toe te
voegen. Ik ben naar de kerk gegaan, maar of Ik
gebeden heb, weet ik niet. Ik kon slechts her
halen: .Mama, mama, wat heeft uw klein meisje
een verdriet!”
ot de statistische cijfers, die het
publiek het meest interesseeren,
behoort zeker het bedrag van het
nationaal inkomen: het bedrag dat het
Nederlandsche volk in een bepaald jaar
verdient. Als men dan ook nog wist hoeveel
dat volk in datzelfde jaar verteert,* heeft
men een goeden Indruk van den vóór- of
achteruitgang in dat Jaar, tenminste wat
het economische, het materleele betreft. Wil
er van eenigen vooruitgang sprake zijn, dan
pioet de vertering kleiner zijn dan het zui
ver Inkomen, omdat er ook een bedrag moet
overschieten voor vernieuwing en uitbrei
ding van het productle-apparaat.
Helaas laat de statistiek ons op deze
punten vrijwel geheel in den steek. Over
den omvang van de „nationale vertering”
weten wjj niets, over het „nationaal inko
men” slechts weinig. Bij de vraag, of we in
een bepaald jaar voor- of achteruit zijn
gegaan, kunnen we hoogstens op ons ge
voel afgaan we kunnen vermoeden en
gissen, maar concrete cijfers staan ons niet
ten dienste. Er ligt voor het statistisch
onderzoek nog een groot gebied open en het
is te hopen, dat ooit eens een apparaat in
het leven wordt geroepen dat ons van ge
gevens betreffende inkomen en vertering
kan voorzien. Eerst dan wordt het mogelijk,
precies te weten hoe het met onze natie
gesteld is.
Intusschen behelpen we ons met surro
gaten. Op den stand van het nationaal in
komen werpen b.v. de cijfers der inkom
stenbelasting eenig licht. Natuurlijk kan
men niet zeggen dat het bedrag, dat door
mama. Ik heb hem zachtjes verweten, dat hy
zoo laat thuis komt; ik word er eiken nacht
wakker door en het zal ook wel den zoo lichten
slaap van mama storen.
„Aha,” zegt hU. .als JU wakker wordt, zullen
anderen my ook wel hooren.”
,Ja, mama!”
„Dat heeft niets te beteekenen, maar papa is
zoo ouderwetse!), zoo patriarchaal, dat moger.
wy wel zeggen. Hy zou het niet kunnen begrij
pen, dat ik de ontspanning zoek, die de Jeugd
noodig heeft”
.Mooie ontspanningen, je bent wel toegevend
voor jezelf!’
„Elisabeth, tracht niet te begrUpen, wat Je
toch niet vatten kunt Er bestaat tusschen een
jong meisje, zelfs zoo’n geëmancipeerde als JU
en een jongeman van mijn leefyd zoo’n verschil
van mentaliteit, dat wy daarover niet moeten
gaan twisten. Het kalme familieleven behaagt
je, ik word er kapot van. Ik verlang er heele-
maal niet naar een model-n)an te worden, zoo
als vader is. Ik geef de voorkeur aan een leven
van pleizier boven een leven van werken.”
„Wat een treurig ideaal!"
„Dat kan zyn, maar men leeft maar eens.”
„Denk je dan nooit aan je plicht jegens
God?”
„Och, dat komt later, als de jonkheid voorbfy
is.”
„Onze ouders kennen je niet, zy hebben illu
sies.”
,Jk verzoek Je, die niet te verstoren. Ik heb
geld noodig, veel geld en als ik niet tegenover
papa comcdie speel van hard werken, zou hy
alle belastingplichtigen te zamen als inko
men wordt aangegeven, ons nationaal in
komen is. Want buiten de belasting vallen
b.v. alle Inkomens onder de f 800. verder
de winsten van naamlooze vennootschappen
voor zoover deze niet uitgekeerd, doch ge
reserveerd worden, en voorts de bedragen
die de belastingplichtigen in mindering van
hun Inkomen mogen brengen wegens ver
liezen, geleden in vóórgaande jaren. Om van
belasting-ontduikingen maar niet eens te
spreken. Maar toch geven deze cijfers
eenigen indruk van voor- of achteruitgang.
Indien men ziet, dat het belastbaar inko
men terugloopt, mag men ook aannemen
dat het totaal-inkomen van het volk ge
ringer wordt.
De negende aflevering van het Maand
schrift van het Centraal Bureau voor de
Statistiek bevat voorloopige totaalcijfers
over de Inkomsten- en de Vermogensbelas
ting in het belastingjaar 1936'37, verge
leken met die uit vorige jaren. Uit deze
gegevens blijkt, dat het zuiver belastbaar
inkomen vóór den kinderaftrek in dat be
lastingjaar bedroeg f 2656 millloen. De aan
dacht zij er terstond op gevestigd, dat het
bedrag der inkomens in het algemeen be
trekking heeft op de Inkomsten, genoten in
het voorgaande kalenderjaar, zoodat boven
genoemd bedrag van f 2656 millloen de in
komsten betreft over het kalenderjaar 1935
De belastingstatlstiek heeft dus, behalve
haar onzuiverheid, het nadeel dat zij be
trekkelijk achteraf komt. Hoe is de toestand
sedert 1935 niet veranderd!
Intusschen was 1935 een recordjaar in den
slechten zin van het woord. Uit de verge
lijkende cijfers blijkt, dat het laagste be
drag der zuivere Inkomens voor den kin
deraftrek na de in 1920 ingetreden malaise
werd bereikt over 1924/1925, nJ. f 3761 mll-
lioen. In verband met de verbetering van
den algemeenen economischen toestand is
daarop een stijging gevolgd tot f 4367 mil-
lioen over 1930/1931, waarop als gevolg van
de in 1929 opnieuw ingetreden crisis een
teruggang is gevolgd tot f 2656 millloen
over 1936/1937. Het totaal der Inkomens
over laatstgenoemd jaar is dus nog f 1105
millloen (29 pet.) lager dan over 1924/1925.
De vermindering van 1935/1936 tot 1936/’37
beliep f 172 millloen (6 pet.). Het gemid
delde inkomen per aangeslagene bedroeg
over 1936/1937 f 2068 en bereikte hierdoor
over dit jaar het laagste punt van alle sinds
1915 verstreken jaren. Het hoogst gemid
delde inkomen werd aangetroffen over de
jaren 1917/1918 en 1920/1921 en beliep
f 2659.
Het Maandschrift publiceert ook nog
schattingen van het nationale Inkomen, die
gebaseerd zijn op de hierboven genoemde
belastlngcljfers, maar waarbij men zoo goed
en kwaad als het kon getracht heeft be
kende onjuistheden te corrigeeren.
cijfers geven dus wel geen nieuwe,
toch een betrouwbaarder
voorafgaande.
Sinds 1929 worden deze schattingen voor
het nationale inkomen verricht door dr. O.
Bakker, accountant van het Centraal Bu
reau voor de Statistiek. De resultaten van
deze schattingen volgen hieronder, waarbU
I