I k 1 H H Na den slag bij Waterloo -jl De terugkeer van Oily Hazzard H r K.J M De begrafenis van een „beer” Lekkertjes warm Op zoek naar groot wild ZA Een duizelingwekkende tocht KORT VERHAAL De inbreker, die zichzelf verried o«n Haven uit bet ketelhui». Hst gigantijch tebaakbard onder de gaanderijen G Het nachtelijk lied van den arbeid Een stoffelijk bewijs van dank voorden Prins van Oranje Wat Nederland in 1936 verrookte Hen koleiuluu van den gasgenerator. in werking Fe^ Ns KS Aani 2 R ■nu opga „Schijndoodgeweer” dier het De smelter voor den geopenden glasoven heel bul- De pollenzetters aan den arbeid-, de „beer" komt uit den oven te voorschijn 1 een loopt Nog den Bijgeloof ia nriiM>heid««aloH t A i hier Met In Shanghai zUn eenigen tyd geleden schoon heidssalons geopend, die hun ontstaan aan bij geloof te danken hebben. Volgens een oude Chineeache overlevering bepalen de gelaats trekken van een mensch rijn lot. Er wordt bij voorbeeld beweerd, dat menachen, die een groe ten rrtond hebben, een succesvol leven zullen hebben, terwijl een groote neus rijkdom betee- kent. Nu was er In Shanghai iemand op het denkbeeld gekomen, om het lot te tarten, door namelijk door middel van een handige operatie mond en neus te vergrooten. De persoon in kwestie meende, dat hij nu werkelijk een ge lukkige toekomst tegemoet zou gaan. En of het toeval het nu zoo wilde, maar door een samen loop van omstandigheden kreeg de man Inder daad een groote som geld In handen. Dit feit werd natuurlijk spoedig alom bekend en de schoonheidssalons verheugen zich thans In een overvloedig bezoek. Het Is evenwel niet uitge sloten, dat het slechts een zeer handige truc van de schoonheidssalons Is, die van het bijge loof der menschen profijt willen trekken. Maar in leder geval heeft de geschiedenis van. den man, die met zijn vergrooten mond en neus zooveel geluk ondervonden heeft, bij de b(jge- loovige menachen groeten weerklank gevonden. 9t Maandschrift van het Cent voor de Statistiek bevatte in zijn ZU da dat De bovei werk BIUl mrtj< lettei Wik man contr letter B.*.a in a cirke •chui djge en a Briev buret voor Oevr BlUt Oe.r «eer werk kunn «ooat Bied. *0 ei halve Rijd as heel Met voort *00*4 Biedt rig vertelt van zijn arbeid en ..verbeeld Je dat le 'ns niet op tijd „blank" was!" De wagentjes amet het glasmengsel rijden af en aan. Hun Inhoud verdwijnt in de smelt kroezen, die witgloeiend staan in het verblin dend ovenvuur. itraali Buteaa zijn vwrde af levering weder een aantal cijfers betref- rookge woon ten. in eheel ander* dan van de glasfabriek is v de nachtelljtoe Indruk van het ketelhuis. Dit gebouw met zijn gigantische afme tingen en formidabele hoogte, doet aan als het van groot wild, dat hij aan dierentuinen denkt te leveren. Hl) heeft ook op dezelfde manier jacht gemaakt op gazellen en altijd dezelfde waarnemingen gedaan, als by de eerste proef. HU heeft toen, om de dieren, welke hy al eens meer onder schot gehad heeft, te herkennen, hun bepaalde teekens aan horens en staart ge geven- Na verschillende jachtpartijen op gazellen en antilopen, wilde Harris zUn chemische patro nen ook op echt grootwild probeeren en miak- te dus jacht op een rhinoceros. De dikte van decor van een toekomstfilm. Geen stofje ont siert den zwajtwtf betegelden vloer, de gladde ders”, waar de grove papierbrel tot fUne ho- mogenp paplerpap verwerkt wordt. Weinig onderscheid Is hier tusschen het dag- en nachtaspect. Ieder doet zijn taak aan deze schijnbaar primitieve machines, die stapels paplerafval geschikt maken voor de eigenlijke papiermachine. Deze bestaat in hoofdzaak uit een. snel bewegende paplerbaan, van een tiental me ters fijn gaas, waarop de papier pap „vast" wordt en de droog- en glansapparatuur, een gecompllseerd samenstel van koperen rollen, welke culmlneeren In een cylinder met on geveer drie meter doorsnede. In razende snelheid schiet het papier zonder één kreuk of plooi door dit daverende labyrinth van glanzend koper en staal. Weer vervolgen we onzen tocht over de uitgestrekte terreinen, maken met de bewa kers, die wU aantreffen, een praatje over den kouden nacht, de Jwandweervoorzlenlngen en noodverlichting. Als gigantische zee- kasteelen in de haven groepen de gebou wen in het duister tezamen. Geen schip blijkt onbemand te zijn. Wahneer we elndelUk de fabriek verlaten, slaapt de stad nog In het bleeke maanlicht van den nacht. Over enkele uren begint de nieuwe da? Dat aan den Hertog van Wellington, die het opperbevel over de legers In den grooten veld slag. welke op 18 Juni 1815 geleverd werd, zoo uitnemend voerde, de titel van Prins van Wa terloo verleend Merd, Is den meesten ook nog Wel bekend. Maar.... van niet algemeen* be kendheid is het, dat aan dien titel ruim 3 maan den nadat' de slag by Waterloo zoon grooten omkeer liad gebracht in de historie van Europa van dien tijd," een stoffelijk bewijs van dank baarheid der natte verbonden werd. Voor ons ligt het Staatsblad der Vereenlgde Nederlanden van 29 September 1815, waarin af- gekondlgd was de „wet, waarbU aan den titel van Prins van Waterloo een dotatie wordt ver bonden." In de considerans lezen wij het vol gende: In ooé”- Alph cs Bi peten broek, God. Prol dekt* Ksth. ghets «en ei De het g denU< fint schzpi nn h to das midde gast laatst» daal dewerl propai rrsagi met t des* l vaam een k om pi tot ge geilns: Ven «en d< bet w bet ki den o kendh leer. nerkb «chrij. buiten .Voor ben oi ter gel itelUni der K noodt* van d< bet si Uit ei redene hebber eycllek vervat: dot wo et gaat natuurlijk over een Amerlkaan- sche uitvinding. Kapitein Barnett Harris Is de eerste, die op deze nieuwe manier de jacht beoefent en voor dit doel heeft hy de Jachtterreinen der Zoeloes by Kaap de Goede Hoop ultgekoaen. HU schiet op groot wild, maar hU schiet zUn bult niet dood, neen, alleen schUndood. Daarvoor gebruikt hu een geweer, dat hU zelf geconstrueerd heeft en waarvan de patroon een zwakke lading bevat en bovendien van een speciaal chemisch product voorzien Is. Het Is een soort gasjacht, die de Amerikaan- sche kapitein georganiseerd heeft. De chemische kogel, waarmee Harris schiet, heeft aan den voorkant een zeer sterk jüaghoedje", dat bU de geringste aanraking automatisch de chemi sche stof uit de patroon doet springen. Het eerste slachtoffer der jacht was niet bui tengewoon gevaarlijk. Mister Harris koos als proefobject voor dit nieuwe gasgeweer een ouden Afrlkaanschen stier. HU vertelt het resultaat van zyn eerste proefschot als volgt: ,Jk hield het geweer in den aanslag en schoot. Duldeiyk zag ik het lichtende projectiel door de lucht suizen en het dier aan de dU van een der ach- terpooten treffen. Een oogenbllk stond het dier als vastgenageld en wendde zich toen woedend In de richting van eenlge boomen, die hU ech- o,DeJ Voor de huid dezer dieren vormde wel de grootste moellUkheid. Harris vertelt, hoe de drUvers hem de na- bUheid van twee neushorens aankondlgden. Het was een vrouweiyk dier met haar jong. Met de grootste omzichtigheid kwam het na der. Maar het moederdier rook hem direct en stelde zich beschermend op voor haar jong. Met opgeheven kop keek het met de kleine oogen voortdurend In de richting, waaruit de Jager naderde. Het was onmogelUk zoo op het dier te kunnen schieten. Na lang wachten gelukte het den jager elndelUk zUn schot op de flank van het geweldige dier te richten. DuldelUk zag men, waar het projectiel de huid binnen gedrongen was. Al heeft men tot nu toe altijd beweerd, dat het onmogelUk is, met zoo’n che mische patroon jacht te maken op den neus hoorn, Harris heeft nu het tegenovergestelde trachten te bewijzen. Het succes was voor hem verzekerd en vervulde hem, naar hU zegt, met buitengewone vreugde. HU wilde onverwijld het vluchtende moederdier gaan achtervolgen, maar de leider wees er op, dat het doelmatiger was, eerst het Jonge dier te vangen, wat ook weldra gelukte. Toen zU dan de achtervolging van den ouden neushoorn begonnen, vonden zU, dat reeds na 200 meter het spoor onzeker werd en zich daarna met de sporen van een groote kudde dieren vermengde, zoodat het spoor van den neushoorn niet terug te vinden was. „Verlangende den Prlnse van Waterloo. Her tog van Wellington, een blUk te geven van de nationale erkentelijkheid wegens de uitstekende diensten, door hem In de onvergetelUke dagen van den IBden, 17den en 18den Juni j.l. aan ons Rijk beweaen, als In welke zUn wys beleid en kalme onverschrokkenheid, onder het op perbestuur der Goddelijke Voorzienigheid, zoo veel hebben toegebragt tot het afweren van den algemeenen vUand en Jiet schragen van Ons pas gevestigd staatsgebouw", waarna de verschillende artikelen van deze wiet volgden. Art. 1 luidde, dat aan den titel van Prins van Waterloo een dotatie werd gehecht van een JaarlUksch inkomen van omtrent 20.000 Hol- landsche guldens, om door den Prins van Wa terloo en deszelfs wettige nakomelingen onher- roepeiyk te worden bezeten. De vorenbedoelde schenking -werd .geaffeo- teerd" door het afstaan van „drie partyen do- manlale bosSchen, gelegen tusschen Itlvelles «n Quatre-Bras, aan belde zUden van den weg van Nlvelles op Namen, en te samen metende on geveer duizend drie en tachtig hectares of twaalf honderd en zeventig morgen." Hieronder vielen de bosschen van Nlvelles. la Bruyere, Faux. Hazols. grand et petit Forriet, Bossut, petit Boesut en Pierpont. De vorengenoemde bosschen moeten, volgens art. 3 der bovengenoemde wet, „worden over gedragen aan den Prins van Waterloo, met re missie van alle regten van registratie, doch onder gehoudenis van zich te onderworpen aan zoodanige bepalingen, als nader door Ons be- trekkeiijk het registreren van dotatlën of ma joraten mogten worden gemaakt. Zullende het genot der inkomsten van welgemelde dotatie aan den Prins van‘Waterloo worden gegeven van den dag zUner verheffing tot genoemde waardigheid." Het Staatsblad, waarin deze wtet werd afge- kondlgd, was onderteekend Willem, waarna volgde „vanwege den Konldg. A. R. Wiek nder de nlet-tairijke episodes uit oo» (J vaderlamdsche geschiedenis, welke ook na de schooljaren in het geheugen blyven geprent, neemt de slag by Waterloo een voor name plaats In. Zelfs degenen die geen uitblin kers of kranen waren, weten zich nog tal van bUzonderheden uit dien historlschen veldslag te herinneren en de namen van BlUcher, Grouchy, maar toch zeker i*l bovenal dien van den Her- tpg van Wellington zullen zU niet zoo licht vergeten. fende de Nederlandsche vormen wellicht het eenlge onderdeel publicaties van onze statistische centrale, vrijwel lederen Nederlander Interesseert, hartstochteiyke rooker leest er telken jare met voldoening uit, dat hU met zijn duur en onge zond gescholden hobby althans niet alleen staat. En ook den tegenstander van sigaar, sigaret en tabak schryft „De R K Werkgever" bly ven zU leder jaar boeien, al zyn zU hem ook een constante ergernis vanwege de voortdurend* toeneming van het gebruik en is het ham niet eens gegeven, „to smoke a pipe over it." T5ch zlt er dlt jaar In de cUfers een troost voor hem. De schadelUkste vorm van tabaks genot, het gebruik van sigaretten, nam af. In 1935 werden er gerookt 4.008 972.000 en in 1938 .Slechts" 3968 7*5 000, een vermindering du* met ruim 40 mlllioen. Deae stgarettenrookers gingen biykbaar tot de pUp over. De pyptabak althans, waarvan in 1935 10 569 000 K G verrookt werd, maakte ror- derfngen: in 1936 werd 386.000 K G. méér ver kocht. Ook de sigaar al gaat men tot de goed- koopere soorten over mag zich in een toe nemende belangstelling verheugen. In 1935 gingen er 1 *28 770 000 In- rook op en in 1938 bUna 31 mlllioen meer of 1459 439.000! Wat de verrookte waarde betreft, het grootste deel daarvan komt voor rekening van de sigaar. Daaraan ging een bedrag van niet minder dan f 66 581000 heen. De sigaret volgt met 43.215 000— en de tabak Is de minste met 19.406 000— Van de 100, in 1936 verrookte sigaren waren er 25 goedkooper dan 3 of duurder dan 6 cent. Van de overige 75 procent kostten er 39 drie cent, 14 vier cent, 6 vUf cent en 16 zes cent. Het kleins drie cents sigaartje was dus het populairste. ter niet meer wist te bereiken; hu begon te wankelen cn stortte toen als dood op den grond. De Inboorlingen, die kapitein Harris verge zelden. hadden hun messen In de hand, en wil den op den bult los trekken, teneinde den stier het vel over de ooren te trekken. HU hield hen echter terug en ging zelf heel voorzichtig naar den stier, om een touw aan zUn horens te bin den. Twee Negers hielden het andere eind van het touw vast. De verbaasde Kaffers sagen nu toe, hoe de jager den stier den kogel uit de on diepe wond haalde, daarna het liggende fotografeerde en het touw weer van de horens verwUderde. Op eenigen afstand, verborgen achter struik gewas. wachtte hU nu het verloop der dingen af. Er verliepen 25 minuten. Daar hief de wil de stier den kop omhoog en opende tot ont zetting der negers weer de oogen. Na enkele oogenbllkken stond hU met veel moeite op de pooten, verdraaide de oogen en scheen in het begin de Jagers niet te merken. Zoodra hU hen tn de gaten kreeg, keerde de stier zich bangelijk verdween zoo gauw mogeljjk in slechts hier en daar een flauw schynsel gloeit. Ook het gedreun der machine* en suizen In de geweldige pUpleidingen heeft een geheel an deren klank gekregen. Er is leven.... maar het fluistert „met den vinger op den mond." In vele takken van het moderne grootbe- drUf is nachtarbeid een noodzakelijkheid, al Is die dan ook tot een minimum beperkt. Slechts door een doeltreffende organisatie en door bysondere maatregelen, deels ook van techniachen aud, is het ook In de groote Phl- UpsbedrUven mogelUk gebleken met een Op vallend gering aantal nachtarbeiders te vol- staan. len langs verzadigbare ketelvuren gevoed. Droomfabriek bU nacht. Het loopt tegen tweeën. De sterren priemen door een dakventl- lator. em en bosch. Kapitein Harris heeft deze manier van ja gen uitgevonden, omdat hU er zich bUzondere voordeelen van voorstelt, vooral voor de vangst y-- eeds een jaar of S had de oude zeekapitein John Toddyhlgh zich van de gipote vaart teruggetrokken en dreef nu met succes een handel in vlsch en in allerlei vlsscherU-arUke- len. HU woonde echter buiten „de zaak”. Op een morgen bU t openen van zUn winkel, was één blik voldoende, om hem een kreet van verbazing te ontlokken. Snel keek h(J den stof- flgen weg af, die naar de pier leidde en langs de lege huisjes lan^s de haven, maar hU zag nie mand dan Phil, die daar Jsezig was met s’n oester*. John Toddyhlgh stapte z’n winkel binnen, ge volgd door *'n trouwen hond, een bull-terrier. HU wierp nog een onderzoekenden blik In alle richtingen, sloot de winkeldeur zorgvuldig ach ter zich dicht, schoof van binnen de grendels er voor en trok de rolgordUnen der belde vensters niet op. De oude U*eren brandkast was opengebroken en het geld In de winkellade was verdwenen. De indringer was blUkbasr door een klein z(J- raampje binnen gekomen. John vermoedde, dat de man op elk voorwerp, dat z’n handen hadden aangeraakt, vingerafdrukken had achtergela ten. HU bleef echter kalm en zette alles weer op z’n plaats. Zorgvuldig bo[g hU de papieren, die op den grond verspreid lagen, weer iu de brandkast en sloot de deur dicht. „X Was niet moeliuk, om dat oude ding open te krUgen," mompelde hU. Peinzend keek hU naar de telefoon, terwUI z’n vingers In z’n grijzen baard woelden. „Neen, Ik doe het niet; wat zeg JU er van, Vlco? We zullen er de politie niet bU halen. Er heeft, voor zoover ik weet, hier In 't dorp nog nooit een diefstal plaats gehad. Neen, geen po litie, Vlco. Z’n heele bult te niet meer dan 60 dollar* geweest, en ik *al «r geen stuk t>rood minder om eten." Vlco scheen z’n baas te verstaan, z’n oogen g.lnsterden en hU kwispelde met z’n staart. Nadat de oude kapitein zorgvuldig alle sporen van den diefstal had opgeruimd, trok hU de rol- gcrdUnen voor de venstens op, sprenkelde wat water op den vloer en maakte de winkeldeur open. Kort daarop kwam de eerste kjsnt bln- Zoo gingen de dagen als gewrxmlUk voorbU. xn oen zomer kwim op Zaterdagavond na 10 uur X heele dorp op t plein bjjeen om een 8 praatje te maken, 's Winters gebeurde dat In de dorpsherberg. Kapitein Toddyhlgh glimlachte bU de ge dachte, wat een kabaal 't zou geven, als hu z’n dorpagenooten zou vertellen van de inbraak in z’n winkel, te meer daar diefstal iets w»s, wat nooit In t dorp voorkwam. Maar hU zweeg. „We houden'onzen mond. Vlco,” zei hU tegen z’n hond, toen hy dien avond tegen middernacht z’n huisje binnen ging. Zelfs met z’n huishoudster, de oude tante Rosy, sprak de kapitein met geen woord over 't geval. Op den avond van den diefstal had de oude vrouw echter zelf •en belangrijke i mededeeling te doen. „Tom Sajisey zei," sprak ze tot den kapitein, „dat u vandaag van die nieuwe stads- mensclien In den winkel gehad hebt en dst ze een massa gekocht hebben." „Als Torn Sapsey dat zegt, tante Rosy, dan zal ’t wel waar zyn. Die schUnt alles te weten.” „Ja, die. Tom Is erg nieuwsgierig naar ’t geen tlzoo In de wereld voorvalt." ,JEn in ieder huls ook. Zoolang Tom Sapsey hier in ’t dorp biyft, hebben we geen krant noo- cig HU is een complete mannelUke babbelkous." En kapitein John lachte als hU aan de sensatie dacht, die bij den nieuwsgierigen Tom zou te weeg gebracht worden, ais deze zou vernemen, wat er In »'n winkel geschied was. Zoo kwamen de Zaterdagen en gingen ze voorbU. Zoo leefden de dorpelingen hun zelfde, rustige leventje, zoo kwamen de zelfde zomer gasten weer In ’t eenlge hotel. Maar altUd bleef Tom Sapaey zich bemoeien met en druk maken over alles, wat er In ’t dorp gebeurde. Op een Zaterdagmiddag kwam deze dorps- n.crkwaardighcid opgewonden den winkel van den kapitein binnen. t „Ik wed, dat u nog niet eens weet, kapitein,” *oo viel hU met de deur in hul*, „dat Olly Baz- zard terug Is. Ik heb hem gezien in een prach tige uniform; hy kwam van LenviUe in Dur- dells’ motorboot.” oude vrUster, die op dit oogenbllk inkoopen bU den kapitein deed en ze trok verachtelyk haar wipneus op, „uniform? Zeker een gestreepte, van de Singh-Bingh?” Tom Bapecy lachte. „Neen, waarachtig niet, gfen gevangenis-uniform, maar een mooie, don kergroen met zilveren knoopen. Hy zegt, dat hU douane-meester is geworden." „Met dit al. Is hU nog geen sieraad voor ons dorp geworden,” meende juffrouw Datchery. Nog dienselfden avond kwam OUy Bazzard In de dorpsherberg. HU schudde al de aanwezigen nartelUk de hand. „Lang wet geweest, OUy," *el de oude Pip- chin. „Een Jaar ongeveer,” antwoordde Olly'luchtig „in Mooie boel hier, niets voor mU. Alles even saai en vervelend. Er gebeurt hier nooit iets. Ik houd van drukte en beweging Inr groote plaat sen, zooals NeW York en Cincinnati. Verleden jaar, op m'n laatste reis, ben Ik nog even hier geweest.” Op dit oogenbllk stapte John Toddyhlgh de herberg binnen, die dadelUk luidruchtig door Olly Bazzard werd begroet. „Daar heb jë kapitein John," riep hy. „Dag OUy,” groette de oude zeeman terug. „Hoe gaat t er mee?” hernam Bazzard. „O, Ja, aat is waar Ook, kapitein, bent u er sd achter gekomen, wie uw winkel bestolen heeft?” Al de aanwezigen draalden zich verwonderd naar den spreker om, en Tom Bapsey’s mond ging zoo wUd open als een schuurdeur. Kapitein Toddyhlgh keek OUy doordringend aan en antwoordde: „Zeker OUy, weet ik datl" „Zoo. wie dan?" „Wel OUy. daar m’n hond Vlco het nog niet zoover heeft gebracht, dat hU met Iemand spre ken kan, en hU en ik de eenigen waren, die van óen diefstal afwisten, kan het wel niet anders, of JU, OUy, moet den diefstal zelf hebben ge pleegd.” „JU.... JU.... oude dwaas,” stotterde de an dere, en werd zoo bleek als een doek. Maar de oude zeeman had In een oogwenk met z’n gespierde handen de polsen van Olly als In een Useren greep vast, terwUI ook Pierce Mel ton, de veldwachter, direct toeschoot en zei: „Op die reizen van jou, Olly, die z.g. reizen, heb je aeker alleen den buitenkant van de ge- "angenis gezien. Nu zal je ook in de gelegenheid gesteld worden met de inwendige inrichting kennis te maken. Kom maar mee.” Als een pyi uit den boog vloog Tom Bapsey de - herberg uit, om In '1 dorp het groote nieuws te „UnKorm, zeg je, aei Juffrouw Datcbeiy, een 1 vertellen^, J muren zUn smetteloos wit en de hoog oprUzen- de raamvlakken geven de ruimte het aanzien van een tempel, waar als reusachtige offer- vaten de vier keteltorens oprijzen, gave har monieuze constructies van grijsgroen geverfd plaatUzer, balken en buizen, waartusschen de trappen en gaanderUen In elegante lUnen gen. Ondanks de grootsche Installaties zUn slechts enkele mannen aan den arbeid, een blauwen brU turen we In de ketelvuren, maar ondanks hun laaiende kracht blijft deze hal ons voor alles verbazen door zUn smet teloosheid en rust. WU bcMlmmen de trappen, dwalen de gaanderUen over, op zoek naar het vreemde geheim van deze fabriek. Ook tot op de ketels, een dertigtal meters boven den be- ganen grond, strekt zich onze onderzoekings tocht uit. De automatische lift stopt op de hoogste gaanderUen, Het duizelt ons even als wU plot seling in het halfduister voor een dertig meter diepen afgrond staan, terwUI het reuzen schaakbord van de wlt-zwarte betegeling over al zichtbaar la door de looproosters van de hooge gaanderU. Een gevoel van ie zweven bevangt ons.... WU blUven verwonderd, want ook hier zelfs heerscht die stilte, die eigenaar dige bewegingloosheid: niet eens een water druppel die ergens voorzichtig weglekt, geen pluimpje stoom, dat haastig weet te ontsnap pen. Toch koken onder onze voeten 70.000 liter water, branden er 7500 K.Q. kolen en worden hier per uur meer dan 60.000 liter water bU een vuurhltte van 1400 gr. In stoom aangezet en onder een spanning van 21 atmosfeer ge dreven door de 3.5 K.M. lange stoomleidlng. De automatische transportinrichting voert als reusachtige baggermolen onafgebroken de ko- boven aan. Gestadig worden de on- et PhilipsbedrUf heeft eigen carton- nage- en papierfabrieken. Ook hier elscht de machina van den mensch continue werkzaamheden, welke slecht* door den Zondag onderbroken warden. Wanneer Iemand voor het eerst de fabrleks- rulmte der kollergangen betreed» waar In een zestal bakken manshooge .molensteenen’’ paarsgewUze ronddraaien, dan denkt hu onge twijfeld in een eigenaardig circus of op een kermis beland te zUn. Als tamme olifanten, die gewillig hun logge draai bewegingen uitvoeren, zoo wentelen de grauwe steenen in kleine bo gen twee aan twee rondl tezamen een aspect van zwaar dreunend rhythmlsch bewegen. De kollergangen drasden, werpen dansende schaduwen op vloer en muur en wrijven het oude papier tot een grove brei. Voortdurend werpen de bedlenlngsmannen nieuwen voor raad in de bakken, die voller en voller worden en het materiaal leveren voor de z.g. .Jiollan- •w r ooi vuurtje, meneer” zegt de stoker, eer. kerel met witte tsmden In zyn «lachend kolenzwart gezicht. ,JGJk, op dat klok je kun je zien, hoeveel graden ie nou heeft, 1300 byna. Daar komen tegen den ochtend nog wel een 200 graden bU!" De stookplaatsen van de glasfabriek zyn süs catacomben, vol kolen, witgekalkte ,jnyn- gangen" met rails voor de kipwagentjes. Het trapje naar de vuurdeur opgaande, mer ken we pas wat warmte is. En nu de schop in de kolen! „Dat hoopje moet er in!" „Alle duivels!” Toch zelf eens probeeren. Na zes schoppen voel je je aangebrand, je heele gezicht geschroeid. Een .sauve qul peut" volgt. Waarom ook niet.... Maar een stoker vindt het „lekkertjes warm!” Na een slok wa ter of koude thee lacht hy nogmaals, doch dlt- maal om den biykbaar naar koelere bedryvig- held hunkerenden bezoeker. Zoo komen we een etage hooger bU de groo te gasgeneratoren, waardoor de eigeniyke smeltvuren worden gevoed. Onder deze gigan tische potdeksels raast het vuur. De bedle- nlngsman, die hier in de stilte van den nacht de wacht houdt, mastat een der kykgaten vry. Een witte vuurgloed zonder bepaalde hoogte of vorm is het eenlge, wat de bezoeker kan ontdekken. Terstond bU het openen van de kykklep verhindert een sissende stoomstraal het ontsnappen van de gevaariyke generator- gassen. Geregeld worden boven op het vuur groote voorraden kolen geworpen, waaruit door on voldoende verbranding de „smeltgassen” ont staan. Daar de generator steeds moet gesloten blyven, gebeurt dit vla een slulzenstelsel. De bedienlngsman draalt het zware bovendeksel van de kolensluls open om vervolgens de bun- kerinstallatle in werking te stellen. In minder dan geen tyd is de sluis vol brandstof ge stroomd. De bunkerinstallatle en het boven deksel wordt afgesloten. Daarna gaat het tweede Inwendige slulsdeksel open, waarbij de koten op het generatorvuur vallen. Langs buizen met een doorsnede van bUna een meter, voorzien van groote kegelvormige veiligheids-installatles, wordt het gas naar de smeltovens geleld. ^fe volgen deze door de halfduistere loka len en gangen tot we in de groote hallen ko men, welke by dag, als de glasblazers aan het werk zyn, zulk een levendlgen Indruk geven. Men kent dat beeld van den omvangryken terpachtigen smeltoven met rondom het ver- ■hoog. waarop behendige glasblazers met gloel- o ende glasklompen aan lange stangen jonglee- ren, als gold het de opvoering van een vreemd soortig ballet. Thans heerscht ook hier rust. Uit een enkelen onbedekten ovenmond straalt een bUna blanke gloed. Daar doet de smelter zyn Werk, korter, maar nog „lekker der warm” dan dat van den lachenden sto- kèr.... Er zyn veel meer nachteiyke beroepen dan men oppervlakkig zou denken. Zoo’n beroep 1* dat van den „smelter”. Hy zorgt ervoor, dat morgens even voor den aanvang van het nor male dagwerk, de gtasbrel blanl^. en glad Is, smetteloos als versche melk. Van elke'glassoort kent hy de eigenschappen, eigenaardigheden en moellUkheden. HU is zich bewust van zUn verantwoordeiyk werk. De trots van den vak man straalt uit zUn oogen, als hU ons uitvoe- •w y iet alleen de dichter heeft van den nacht tets meer gemaakt dan een dage- lyksch natuurverschynsel. met als voor naamste kenmerk het ontbreken van aonlicht! Integendeel, de nacht maakt vele dichters Dat is, aoo ge wilt, het onpractlsche gedeel te van den nacht, waaraan de schier versle ten dulsternisromantiek, het raadsclachtige „nachtsentlment”, zUn eigenaardig karakter ontleent. V Ver boven het gedrulsch van het leven stUgt de rust. Stilte ligt op de straten, op de da ken der huizen, stilte is daarbinnen. Nauwe lijks zichtbaar varen hoog boven ons de duis tere wolken. Dit beeld blUft ons bU als wU de fabriekspoort binnentreden en ons verwon deren hier menschen aan te treffen, die zoo „onnachteiyk” wakker zjjn. De groote Philipeterreinen te Eindhoven met hun gele en blauwige schUnsels van na trium- en kwiklampen doen ons zoo onwerke lijk aan in hun ongewone rust! Waar zUn de lorrie* met hun rauwtonige claxons, de vracht auto's en de rangeerende treinen, heel die drukte en bedrijvigheid van tlenduiaenden men schen? De gebouwen maken een geheel anderen In druk mt hun ramen niet fel verlicht zyn, doch V T T le meent, dat de moderne romantiek yy rich louter afspeelt op motor-duo’s of T in vliegmachines vergist rich. Ook de arbeid van den zooveelsten onbekende uit het grootbedryf kan die sensatie wekken, als hy zyn kracht en vaardigheid meet met de groote machten der natuur of techniek. De „pottenzetter" Is daar een voorbeeld van. Een smeltkroes voor glas gaat slechts een zestal weken mede. Dan begint zy te scheu ren. Vertoont een „pot” voor het kennersoog van den ovenmeester dergeiyke ouderdomsver- schUnselen, dan laat hy den ouden pot door edn nieuwen vervangen. Dit „pottenzetten” is moeiiyk en zwaar. De smeltkroezen, van leem vervaardigd en om hun bUzonderen vorm „beer” genaamd, zyn een menschenlengte hoog en wegen hon derden kilo's. De temperatuur is verstikkend. Maar ondanks de schroeiende hitte van den open smeltoven, geschiedt het werk met een bewonderenswaardlge zelfbeheerschlng en rust. Als een levend monster uit een vergeten Nl- belungensage staat de „oude beer” geheel zicht baar in de ovenpoort, op den drempel van de ze fantastische vuurhel. Er Is lets van een ver- vaariyke dreiging In den leemen kolos. De kraanwagen komt aangereden, gewapend met een reusachtige stalen schop, waarvan de steel een vyftal meters lang is. Nu komt de „beer" onder het geweld van eenlge stangen, waarmede men hem te lyf gaat, in een logge beweging. De pottenzetfers houden hun ge richt en handen met natte doeken bedekt. En kelen wagen zich tot vlak bU het ovenvuur. Een handschoen, die vuur vat, wordt snel af gerukt. Aan alle bewegingen ziet men, hoe deze mannen hun taak kennen, hoe omzichtig zy te werk gaan. Zoo is de „schop” in minder dan geen tUo onder de oude smeltkroes geschoven. De kraan komt in werking. Met de mannen als tegen wicht heft zy nu het gevaarte op. Daar komt de „beer" uit den oven te voorschUn. De pol lenzetters zetten zich In beweging om hem met byna plechtstatlgen gang naar zUn graf te voeren, een groot gat ii» den vloer, gloeit het monster aan den rand van den kuil. Een pottenzetter nadert en geeft hem genadestoot. De beer helt over, tuimelt en met een zwaren slag valt hy ,4n stukken”. Stoom en damp stygen uit het graf op, dat snel met Uzeren platen bedekt wordt. EN DUIST?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 22