I
k
1
H
H
Na den slag bij
Waterloo
-jl
De terugkeer van Oily Hazzard
H
r
K.J
M
De begrafenis van een „beer”
Lekkertjes warm
Op zoek naar groot wild
ZA
Een duizelingwekkende tocht
KORT VERHAAL
De inbreker, die
zichzelf verried
o«n
Haven uit bet ketelhui». Hst gigantijch tebaakbard onder de gaanderijen
G
Het nachtelijk lied
van den arbeid
Een stoffelijk bewijs van dank
voorden Prins van Oranje
Wat Nederland in
1936 verrookte
Hen koleiuluu van den gasgenerator. in
werking
Fe^
Ns
KS
Aani
2
R
■nu
opga
„Schijndoodgeweer”
dier
het
De smelter voor den geopenden glasoven
heel
bul-
De pollenzetters aan den arbeid-, de „beer" komt uit den oven te voorschijn
1
een
loopt
Nog
den
Bijgeloof ia nriiM>heid««aloH
t
A
i
hier
Met
In Shanghai zUn eenigen tyd geleden schoon
heidssalons geopend, die hun ontstaan aan bij
geloof te danken hebben. Volgens een oude
Chineeache overlevering bepalen de gelaats
trekken van een mensch rijn lot. Er wordt bij
voorbeeld beweerd, dat menachen, die een groe
ten rrtond hebben, een succesvol leven zullen
hebben, terwijl een groote neus rijkdom betee-
kent. Nu was er In Shanghai iemand op het
denkbeeld gekomen, om het lot te tarten, door
namelijk door middel van een handige operatie
mond en neus te vergrooten. De persoon in
kwestie meende, dat hij nu werkelijk een ge
lukkige toekomst tegemoet zou gaan. En of het
toeval het nu zoo wilde, maar door een samen
loop van omstandigheden kreeg de man Inder
daad een groote som geld In handen. Dit feit
werd natuurlijk spoedig alom bekend en de
schoonheidssalons verheugen zich thans In een
overvloedig bezoek. Het Is evenwel niet uitge
sloten, dat het slechts een zeer handige truc
van de schoonheidssalons Is, die van het bijge
loof der menschen profijt willen trekken. Maar
in leder geval heeft de geschiedenis van. den
man, die met zijn vergrooten mond en neus
zooveel geluk ondervonden heeft, bij de b(jge-
loovige menachen groeten weerklank gevonden.
9t Maandschrift van het Cent
voor de Statistiek bevatte in zijn
ZU
da
dat
De
bovei
werk
BIUl
mrtj<
lettei
Wik
man
contr
letter
B.*.a
in a
cirke
•chui
djge
en a
Briev
buret
voor
Oevr
BlUt
Oe.r
«eer
werk
kunn
«ooat
Bied.
*0 ei
halve
Rijd
as
heel
Met
voort
*00*4
Biedt
rig vertelt van zijn arbeid en ..verbeeld Je dat
le 'ns niet op tijd „blank" was!"
De wagentjes amet het glasmengsel rijden af
en aan. Hun Inhoud verdwijnt in de smelt
kroezen, die witgloeiend staan in het verblin
dend ovenvuur.
itraali Buteaa
zijn vwrde af
levering weder een aantal cijfers betref-
rookge woon ten.
in
eheel ander* dan van de glasfabriek is
v de nachtelljtoe Indruk van het ketelhuis.
Dit gebouw met zijn gigantische afme
tingen en formidabele hoogte, doet aan als het
van groot wild, dat hij aan dierentuinen denkt
te leveren. Hl) heeft ook op dezelfde manier
jacht gemaakt op gazellen en altijd dezelfde
waarnemingen gedaan, als by de eerste proef.
HU heeft toen, om de dieren, welke hy al eens
meer onder schot gehad heeft, te herkennen,
hun bepaalde teekens aan horens en staart ge
geven-
Na verschillende jachtpartijen op gazellen en
antilopen, wilde Harris zUn chemische patro
nen ook op echt grootwild probeeren en miak-
te dus jacht op een rhinoceros. De dikte van
decor van een toekomstfilm. Geen stofje ont
siert den zwajtwtf betegelden vloer, de gladde
ders”, waar de grove papierbrel tot fUne ho-
mogenp paplerpap verwerkt wordt.
Weinig onderscheid Is hier tusschen het
dag- en nachtaspect. Ieder doet zijn taak
aan deze schijnbaar primitieve machines, die
stapels paplerafval geschikt maken voor de
eigenlijke papiermachine.
Deze bestaat in hoofdzaak uit een. snel
bewegende paplerbaan, van een tiental me
ters fijn gaas, waarop de papier pap „vast"
wordt en de droog- en glansapparatuur, een
gecompllseerd samenstel van koperen rollen,
welke culmlneeren In een cylinder met on
geveer drie meter doorsnede. In razende
snelheid schiet het papier zonder één
kreuk of plooi door dit daverende labyrinth
van glanzend koper en staal.
Weer vervolgen we onzen tocht over de
uitgestrekte terreinen, maken met de bewa
kers, die wU aantreffen, een praatje over den
kouden nacht, de Jwandweervoorzlenlngen
en noodverlichting. Als gigantische zee-
kasteelen in de haven groepen de gebou
wen in het duister tezamen. Geen schip
blijkt onbemand te zijn.
Wahneer we elndelUk de fabriek verlaten,
slaapt de stad nog In het bleeke maanlicht
van den nacht. Over enkele uren begint de
nieuwe da?
Dat aan den Hertog van Wellington, die het
opperbevel over de legers In den grooten veld
slag. welke op 18 Juni 1815 geleverd werd, zoo
uitnemend voerde, de titel van Prins van Wa
terloo verleend Merd, Is den meesten ook nog
Wel bekend. Maar.... van niet algemeen* be
kendheid is het, dat aan dien titel ruim 3 maan
den nadat' de slag by Waterloo zoon grooten
omkeer liad gebracht in de historie van Europa
van dien tijd," een stoffelijk bewijs van dank
baarheid der natte verbonden werd.
Voor ons ligt het Staatsblad der Vereenlgde
Nederlanden van 29 September 1815, waarin af-
gekondlgd was de „wet, waarbU aan den titel
van Prins van Waterloo een dotatie wordt ver
bonden." In de considerans lezen wij het vol
gende:
In
ooé”-
Alph
cs Bi
peten
broek,
God.
Prol
dekt*
Ksth.
ghets
«en ei
De
het g
denU<
fint
schzpi
nn h
to das
midde
gast
laatst»
daal
dewerl
propai
rrsagi
met t
des* l
vaam
een k
om pi
tot ge
geilns:
Ven
«en d<
bet w
bet ki
den o
kendh
leer.
nerkb
«chrij.
buiten
.Voor
ben oi
ter gel
itelUni
der K
noodt*
van d<
bet si
Uit ei
redene
hebber
eycllek
vervat:
dot wo
et gaat natuurlijk over een Amerlkaan-
sche uitvinding. Kapitein Barnett Harris
Is de eerste, die op deze nieuwe manier
de jacht beoefent en voor dit doel heeft hy de
Jachtterreinen der Zoeloes by Kaap de Goede
Hoop ultgekoaen. HU schiet op groot wild, maar
hU schiet zUn bult niet dood, neen, alleen
schUndood. Daarvoor gebruikt hu een geweer,
dat hU zelf geconstrueerd heeft en waarvan de
patroon een zwakke lading bevat en bovendien
van een speciaal chemisch product voorzien Is.
Het Is een soort gasjacht, die de Amerikaan-
sche kapitein georganiseerd heeft. De chemische
kogel, waarmee Harris schiet, heeft aan den
voorkant een zeer sterk jüaghoedje", dat bU
de geringste aanraking automatisch de chemi
sche stof uit de patroon doet springen.
Het eerste slachtoffer der jacht was niet bui
tengewoon gevaarlijk. Mister Harris koos als
proefobject voor dit nieuwe gasgeweer een ouden
Afrlkaanschen stier. HU vertelt het resultaat
van zyn eerste proefschot als volgt: ,Jk hield
het geweer in den aanslag en schoot. Duldeiyk
zag ik het lichtende projectiel door de lucht
suizen en het dier aan de dU van een der ach-
terpooten treffen. Een oogenbllk stond het dier
als vastgenageld en wendde zich toen woedend
In de richting van eenlge boomen, die hU ech-
o,DeJ
Voor
de huid dezer dieren vormde wel de grootste
moellUkheid.
Harris vertelt, hoe de drUvers hem de na-
bUheid van twee neushorens aankondlgden.
Het was een vrouweiyk dier met haar jong.
Met de grootste omzichtigheid kwam het na
der. Maar het moederdier rook hem direct en
stelde zich beschermend op voor haar jong. Met
opgeheven kop keek het met de kleine oogen
voortdurend In de richting, waaruit de Jager
naderde. Het was onmogelUk zoo op het dier
te kunnen schieten. Na lang wachten gelukte
het den jager elndelUk zUn schot op de flank
van het geweldige dier te richten. DuldelUk
zag men, waar het projectiel de huid binnen
gedrongen was. Al heeft men tot nu toe altijd
beweerd, dat het onmogelUk is, met zoo’n che
mische patroon jacht te maken op den neus
hoorn, Harris heeft nu het tegenovergestelde
trachten te bewijzen. Het succes was voor hem
verzekerd en vervulde hem, naar hU zegt, met
buitengewone vreugde. HU wilde onverwijld het
vluchtende moederdier gaan achtervolgen, maar
de leider wees er op, dat het doelmatiger was,
eerst het Jonge dier te vangen, wat ook weldra
gelukte. Toen zU dan de achtervolging van den
ouden neushoorn begonnen, vonden zU, dat
reeds na 200 meter het spoor onzeker werd en
zich daarna met de sporen van een groote
kudde dieren vermengde, zoodat het spoor van
den neushoorn niet terug te vinden was.
„Verlangende den Prlnse van Waterloo. Her
tog van Wellington, een blUk te geven van de
nationale erkentelijkheid wegens de uitstekende
diensten, door hem In de onvergetelUke dagen
van den IBden, 17den en 18den Juni j.l. aan
ons Rijk beweaen, als In welke zUn wys beleid
en kalme onverschrokkenheid, onder het op
perbestuur der Goddelijke Voorzienigheid, zoo
veel hebben toegebragt tot het afweren van
den algemeenen vUand en Jiet schragen van
Ons pas gevestigd staatsgebouw", waarna de
verschillende artikelen van deze wiet volgden.
Art. 1 luidde, dat aan den titel van Prins
van Waterloo een dotatie werd gehecht van een
JaarlUksch inkomen van omtrent 20.000 Hol-
landsche guldens, om door den Prins van Wa
terloo en deszelfs wettige nakomelingen onher-
roepeiyk te worden bezeten.
De vorenbedoelde schenking -werd .geaffeo-
teerd" door het afstaan van „drie partyen do-
manlale bosSchen, gelegen tusschen Itlvelles «n
Quatre-Bras, aan belde zUden van den weg van
Nlvelles op Namen, en te samen metende on
geveer duizend drie en tachtig hectares of
twaalf honderd en zeventig morgen."
Hieronder vielen de bosschen van Nlvelles. la
Bruyere, Faux. Hazols. grand et petit Forriet,
Bossut, petit Boesut en Pierpont.
De vorengenoemde bosschen moeten, volgens
art. 3 der bovengenoemde wet, „worden over
gedragen aan den Prins van Waterloo, met re
missie van alle regten van registratie, doch
onder gehoudenis van zich te onderworpen aan
zoodanige bepalingen, als nader door Ons be-
trekkeiijk het registreren van dotatlën of ma
joraten mogten worden gemaakt. Zullende het
genot der inkomsten van welgemelde dotatie
aan den Prins van‘Waterloo worden gegeven
van den dag zUner verheffing tot genoemde
waardigheid."
Het Staatsblad, waarin deze wtet werd afge-
kondlgd, was onderteekend Willem, waarna
volgde „vanwege den Konldg. A. R. Wiek
nder de nlet-tairijke episodes uit oo»
(J vaderlamdsche geschiedenis, welke ook na
de schooljaren in het geheugen blyven
geprent, neemt de slag by Waterloo een voor
name plaats In. Zelfs degenen die geen uitblin
kers of kranen waren, weten zich nog tal van
bUzonderheden uit dien historlschen veldslag te
herinneren en de namen van BlUcher, Grouchy,
maar toch zeker i*l bovenal dien van den Her-
tpg van Wellington zullen zU niet zoo licht
vergeten.
fende de Nederlandsche
vormen wellicht het eenlge onderdeel
publicaties van onze statistische centrale,
vrijwel lederen Nederlander Interesseert,
hartstochteiyke rooker leest er telken jare met
voldoening uit, dat hU met zijn duur en onge
zond gescholden hobby althans niet alleen staat.
En ook den tegenstander van sigaar, sigaret en
tabak schryft „De R K Werkgever" bly
ven zU leder jaar boeien, al zyn zU hem ook een
constante ergernis vanwege de voortdurend*
toeneming van het gebruik en is het ham niet
eens gegeven, „to smoke a pipe over it."
T5ch zlt er dlt jaar In de cUfers een troost
voor hem. De schadelUkste vorm van tabaks
genot, het gebruik van sigaretten, nam af. In
1935 werden er gerookt 4.008 972.000 en in 1938
.Slechts" 3968 7*5 000, een vermindering du*
met ruim 40 mlllioen.
Deae stgarettenrookers gingen biykbaar tot
de pUp over. De pyptabak althans, waarvan in
1935 10 569 000 K G verrookt werd, maakte ror-
derfngen: in 1936 werd 386.000 K G. méér ver
kocht.
Ook de sigaar al gaat men tot de goed-
koopere soorten over mag zich in een toe
nemende belangstelling verheugen. In 1935
gingen er 1 *28 770 000 In- rook op en in 1938
bUna 31 mlllioen meer of 1459 439.000!
Wat de verrookte waarde betreft, het grootste
deel daarvan komt voor rekening van de sigaar.
Daaraan ging een bedrag van niet minder dan
f 66 581000 heen. De sigaret volgt met
43.215 000— en de tabak Is de minste met
19.406 000—
Van de 100, in 1936 verrookte sigaren waren
er 25 goedkooper dan 3 of duurder dan 6 cent.
Van de overige 75 procent kostten er 39 drie cent,
14 vier cent, 6 vUf cent en 16 zes cent. Het kleins
drie cents sigaartje was dus het populairste.
ter niet meer wist te bereiken; hu begon te
wankelen cn stortte toen als dood op den grond.
De Inboorlingen, die kapitein Harris verge
zelden. hadden hun messen In de hand, en wil
den op den bult los trekken, teneinde den stier
het vel over de ooren te trekken. HU hield hen
echter terug en ging zelf heel voorzichtig naar
den stier, om een touw aan zUn horens te bin
den. Twee Negers hielden het andere eind van
het touw vast. De verbaasde Kaffers sagen nu
toe, hoe de jager den stier den kogel uit de on
diepe wond haalde, daarna het liggende
fotografeerde en het touw weer van de horens
verwUderde.
Op eenigen afstand, verborgen achter struik
gewas. wachtte hU nu het verloop der dingen
af. Er verliepen 25 minuten. Daar hief de wil
de stier den kop omhoog en opende tot ont
zetting der negers weer de oogen. Na enkele
oogenbllkken stond hU met veel moeite op de
pooten, verdraaide de oogen en scheen in het
begin de Jagers niet te merken. Zoodra hU hen
tn de gaten kreeg, keerde de stier zich bangelijk
verdween zoo gauw mogeljjk in
slechts hier en daar een flauw schynsel gloeit.
Ook het gedreun der machine* en suizen In
de geweldige pUpleidingen heeft een geheel an
deren klank gekregen. Er is leven.... maar het
fluistert „met den vinger op den mond."
In vele takken van het moderne grootbe-
drUf is nachtarbeid een noodzakelijkheid, al
Is die dan ook tot een minimum beperkt.
Slechts door een doeltreffende organisatie
en door bysondere maatregelen, deels ook van
techniachen aud, is het ook In de groote Phl-
UpsbedrUven mogelUk gebleken met een Op
vallend gering aantal nachtarbeiders te vol-
staan.
len langs
verzadigbare ketelvuren gevoed.
Droomfabriek bU nacht. Het loopt tegen
tweeën. De sterren priemen door een dakventl-
lator.
em en
bosch.
Kapitein Harris heeft deze manier van ja
gen uitgevonden, omdat hU er zich bUzondere
voordeelen van voorstelt, vooral voor de vangst
y-- eeds een jaar of S had de oude zeekapitein
John Toddyhlgh zich van de gipote vaart
teruggetrokken en dreef nu met succes een
handel in vlsch en in allerlei vlsscherU-arUke-
len. HU woonde echter buiten „de zaak”.
Op een morgen bU t openen van zUn winkel,
was één blik voldoende, om hem een kreet van
verbazing te ontlokken. Snel keek h(J den stof-
flgen weg af, die naar de pier leidde en langs de
lege huisjes lan^s de haven, maar hU zag nie
mand dan Phil, die daar Jsezig was met s’n
oester*.
John Toddyhlgh stapte z’n winkel binnen, ge
volgd door *'n trouwen hond, een bull-terrier.
HU wierp nog een onderzoekenden blik In alle
richtingen, sloot de winkeldeur zorgvuldig ach
ter zich dicht, schoof van binnen de grendels er
voor en trok de rolgordUnen der belde vensters
niet op.
De oude U*eren brandkast was opengebroken
en het geld In de winkellade was verdwenen. De
indringer was blUkbasr door een klein z(J-
raampje binnen gekomen. John vermoedde, dat
de man op elk voorwerp, dat z’n handen hadden
aangeraakt, vingerafdrukken had achtergela
ten. HU bleef echter kalm en zette alles weer
op z’n plaats. Zorgvuldig bo[g hU de papieren,
die op den grond verspreid lagen, weer iu de
brandkast en sloot de deur dicht.
„X Was niet moeliuk, om dat oude ding open
te krUgen," mompelde hU.
Peinzend keek hU naar de telefoon, terwUI z’n
vingers In z’n grijzen baard woelden.
„Neen, Ik doe het niet; wat zeg JU er van,
Vlco? We zullen er de politie niet bU halen. Er
heeft, voor zoover ik weet, hier In 't dorp nog
nooit een diefstal plaats gehad. Neen, geen po
litie, Vlco. Z’n heele bult te niet meer dan 60
dollar* geweest, en ik *al «r geen stuk t>rood
minder om eten."
Vlco scheen z’n baas te verstaan, z’n oogen
g.lnsterden en hU kwispelde met z’n staart.
Nadat de oude kapitein zorgvuldig alle sporen
van den diefstal had opgeruimd, trok hU de rol-
gcrdUnen voor de venstens op, sprenkelde wat
water op den vloer en maakte de winkeldeur
open. Kort daarop kwam de eerste kjsnt bln-
Zoo gingen de dagen als gewrxmlUk voorbU.
xn oen zomer kwim op Zaterdagavond na 10
uur X heele dorp op t plein bjjeen om een
8
praatje te maken, 's Winters gebeurde dat In de
dorpsherberg.
Kapitein Toddyhlgh glimlachte bU de ge
dachte, wat een kabaal 't zou geven, als hu z’n
dorpagenooten zou vertellen van de inbraak in
z’n winkel, te meer daar diefstal iets w»s, wat
nooit In t dorp voorkwam. Maar hU zweeg.
„We houden'onzen mond. Vlco,” zei hU tegen
z’n hond, toen hy dien avond tegen middernacht
z’n huisje binnen ging.
Zelfs met z’n huishoudster, de oude tante
Rosy, sprak de kapitein met geen woord over 't
geval.
Op den avond van den diefstal had de oude
vrouw echter zelf
•en belangrijke i
mededeeling te
doen.
„Tom Sajisey
zei," sprak ze tot
den kapitein, „dat
u vandaag van
die nieuwe stads-
mensclien In den winkel gehad hebt en dst ze
een massa gekocht hebben."
„Als Torn Sapsey dat zegt, tante Rosy, dan
zal ’t wel waar zyn. Die schUnt alles te weten.”
„Ja, die. Tom Is erg nieuwsgierig naar ’t geen
tlzoo In de wereld voorvalt."
,JEn in ieder huls ook. Zoolang Tom Sapsey
hier in ’t dorp biyft, hebben we geen krant noo-
cig HU is een complete mannelUke babbelkous."
En kapitein John lachte als hU aan de sensatie
dacht, die bij den nieuwsgierigen Tom zou te
weeg gebracht worden, ais deze zou vernemen,
wat er In »'n winkel geschied was.
Zoo kwamen de Zaterdagen en gingen ze
voorbU. Zoo leefden de dorpelingen hun zelfde,
rustige leventje, zoo kwamen de zelfde zomer
gasten weer In ’t eenlge hotel. Maar altUd bleef
Tom Sapaey zich bemoeien met en druk maken
over alles, wat er In ’t dorp gebeurde.
Op een Zaterdagmiddag kwam deze dorps-
n.crkwaardighcid opgewonden den winkel van
den kapitein binnen. t
„Ik wed, dat u nog niet eens weet, kapitein,”
*oo viel hU met de deur in hul*, „dat Olly Baz-
zard terug Is. Ik heb hem gezien in een prach
tige uniform; hy kwam van LenviUe in Dur-
dells’ motorboot.”
oude vrUster, die op dit oogenbllk inkoopen bU
den kapitein deed en ze trok verachtelyk haar
wipneus op, „uniform? Zeker een gestreepte,
van de Singh-Bingh?”
Tom Bapecy lachte. „Neen, waarachtig niet,
gfen gevangenis-uniform, maar een mooie, don
kergroen met zilveren knoopen. Hy zegt, dat hU
douane-meester is geworden."
„Met dit al. Is hU nog geen sieraad voor ons
dorp geworden,” meende juffrouw Datchery.
Nog dienselfden avond kwam OUy Bazzard In
de dorpsherberg. HU schudde al de aanwezigen
nartelUk de hand.
„Lang wet geweest, OUy," *el de oude Pip-
chin.
„Een Jaar ongeveer,” antwoordde Olly'luchtig
„in Mooie boel hier, niets voor mU. Alles even
saai en vervelend. Er gebeurt hier nooit iets. Ik
houd van drukte en beweging Inr groote plaat
sen, zooals NeW York en Cincinnati. Verleden
jaar, op m'n laatste reis, ben Ik nog even hier
geweest.”
Op dit oogenbllk stapte John Toddyhlgh de
herberg binnen, die dadelUk luidruchtig door
Olly Bazzard werd begroet.
„Daar heb jë kapitein John," riep hy.
„Dag OUy,” groette de oude zeeman terug.
„Hoe gaat t er mee?” hernam Bazzard. „O, Ja,
aat is waar Ook, kapitein, bent u er sd achter
gekomen, wie uw winkel bestolen heeft?”
Al de aanwezigen draalden zich verwonderd
naar den spreker om, en Tom Bapsey’s mond
ging zoo wUd open als een schuurdeur.
Kapitein Toddyhlgh keek OUy doordringend
aan en antwoordde:
„Zeker OUy, weet ik datl"
„Zoo. wie dan?"
„Wel OUy. daar m’n hond Vlco het nog niet
zoover heeft gebracht, dat hU met Iemand spre
ken kan, en hU en ik de eenigen waren, die van
óen diefstal afwisten, kan het wel niet anders,
of JU, OUy, moet den diefstal zelf hebben ge
pleegd.”
„JU.... JU.... oude dwaas,” stotterde de an
dere, en werd zoo bleek als een doek.
Maar de oude zeeman had In een oogwenk
met z’n gespierde handen de polsen van Olly als
In een Useren greep vast, terwUI ook Pierce Mel
ton, de veldwachter, direct toeschoot en zei:
„Op die reizen van jou, Olly, die z.g. reizen,
heb je aeker alleen den buitenkant van de ge-
"angenis gezien. Nu zal je ook in de gelegenheid
gesteld worden met de inwendige inrichting
kennis te maken. Kom maar mee.”
Als een pyi uit den boog vloog Tom Bapsey de
- herberg uit, om In '1 dorp het groote nieuws te
„UnKorm, zeg je, aei Juffrouw Datcbeiy, een 1 vertellen^, J
muren zUn smetteloos wit en de hoog oprUzen-
de raamvlakken geven de ruimte het aanzien
van een tempel, waar als reusachtige offer-
vaten de vier keteltorens oprijzen, gave har
monieuze constructies van grijsgroen geverfd
plaatUzer, balken en buizen, waartusschen de
trappen en gaanderUen In elegante lUnen
gen.
Ondanks de grootsche Installaties zUn
slechts enkele mannen aan den arbeid,
een blauwen brU turen we In de ketelvuren,
maar ondanks hun laaiende kracht blijft deze
hal ons voor alles verbazen door zUn smet
teloosheid en rust. WU bcMlmmen de trappen,
dwalen de gaanderUen over, op zoek naar het
vreemde geheim van deze fabriek. Ook tot op
de ketels, een dertigtal meters boven den be-
ganen grond, strekt zich onze onderzoekings
tocht uit.
De automatische lift stopt op de hoogste
gaanderUen, Het duizelt ons even als wU plot
seling in het halfduister voor een dertig meter
diepen afgrond staan, terwUI het reuzen
schaakbord van de wlt-zwarte betegeling over
al zichtbaar la door de looproosters van de
hooge gaanderU. Een gevoel van ie zweven
bevangt ons.... WU blUven verwonderd, want
ook hier zelfs heerscht die stilte, die eigenaar
dige bewegingloosheid: niet eens een water
druppel die ergens voorzichtig weglekt, geen
pluimpje stoom, dat haastig weet te ontsnap
pen.
Toch koken onder onze voeten 70.000 liter
water, branden er 7500 K.Q. kolen en worden
hier per uur meer dan 60.000 liter water bU
een vuurhltte van 1400 gr. In stoom aangezet
en onder een spanning van 21 atmosfeer ge
dreven door de 3.5 K.M. lange stoomleidlng. De
automatische transportinrichting voert als
reusachtige baggermolen onafgebroken de ko-
boven aan. Gestadig worden de on-
et PhilipsbedrUf heeft eigen carton-
nage- en papierfabrieken. Ook hier
elscht de machina van den mensch
continue werkzaamheden, welke slecht* door
den Zondag onderbroken warden.
Wanneer Iemand voor het eerst de fabrleks-
rulmte der kollergangen betreed» waar In
een zestal bakken manshooge .molensteenen’’
paarsgewUze ronddraaien, dan denkt hu onge
twijfeld in een eigenaardig circus of op een
kermis beland te zUn. Als tamme olifanten, die
gewillig hun logge draai bewegingen uitvoeren,
zoo wentelen de grauwe steenen in kleine bo
gen twee aan twee rondl tezamen een aspect
van zwaar dreunend rhythmlsch bewegen.
De kollergangen drasden, werpen dansende
schaduwen op vloer en muur en wrijven het
oude papier tot een grove brei. Voortdurend
werpen de bedlenlngsmannen nieuwen voor
raad in de bakken, die voller en voller worden
en het materiaal leveren voor de z.g. .Jiollan-
•w r ooi vuurtje, meneer” zegt de stoker, eer.
kerel met witte tsmden In zyn «lachend
kolenzwart gezicht. ,JGJk, op dat klok
je kun je zien, hoeveel graden ie nou heeft,
1300 byna. Daar komen tegen den ochtend nog
wel een 200 graden bU!"
De stookplaatsen van de glasfabriek zyn
süs catacomben, vol kolen, witgekalkte ,jnyn-
gangen" met rails voor de kipwagentjes.
Het trapje naar de vuurdeur opgaande, mer
ken we pas wat warmte is. En nu de schop
in de kolen!
„Dat hoopje moet er in!"
„Alle duivels!” Toch zelf eens probeeren.
Na zes schoppen voel je je aangebrand, je
heele gezicht geschroeid. Een .sauve qul peut"
volgt. Waarom ook niet.... Maar een stoker
vindt het „lekkertjes warm!” Na een slok wa
ter of koude thee lacht hy nogmaals, doch dlt-
maal om den biykbaar naar koelere bedryvig-
held hunkerenden bezoeker.
Zoo komen we een etage hooger bU de groo
te gasgeneratoren, waardoor de eigeniyke
smeltvuren worden gevoed. Onder deze gigan
tische potdeksels raast het vuur. De bedle-
nlngsman, die hier in de stilte van den nacht
de wacht houdt, mastat een der kykgaten vry.
Een witte vuurgloed zonder bepaalde hoogte
of vorm is het eenlge, wat de bezoeker kan
ontdekken. Terstond bU het openen van de
kykklep verhindert een sissende stoomstraal
het ontsnappen van de gevaariyke generator-
gassen.
Geregeld worden boven op het vuur groote
voorraden kolen geworpen, waaruit door on
voldoende verbranding de „smeltgassen” ont
staan. Daar de generator steeds moet gesloten
blyven, gebeurt dit vla een slulzenstelsel. De
bedienlngsman draalt het zware bovendeksel
van de kolensluls open om vervolgens de bun-
kerinstallatle in werking te stellen. In minder
dan geen tyd is de sluis vol brandstof ge
stroomd. De bunkerinstallatle en het boven
deksel wordt afgesloten. Daarna gaat het
tweede Inwendige slulsdeksel open, waarbij de
koten op het generatorvuur vallen.
Langs buizen met een doorsnede van bUna
een meter, voorzien van groote kegelvormige
veiligheids-installatles, wordt het gas naar de
smeltovens geleld.
^fe volgen deze door de halfduistere loka
len en gangen tot we in de groote hallen ko
men, welke by dag, als de glasblazers aan het
werk zyn, zulk een levendlgen Indruk geven.
Men kent dat beeld van den omvangryken
terpachtigen smeltoven met rondom het ver-
■hoog. waarop behendige glasblazers met gloel-
o ende glasklompen aan lange stangen jonglee-
ren, als gold het de opvoering van een vreemd
soortig ballet.
Thans heerscht ook hier rust.
Uit een enkelen onbedekten ovenmond
straalt een bUna blanke gloed. Daar doet de
smelter zyn Werk, korter, maar nog „lekker
der warm” dan dat van den lachenden sto-
kèr....
Er zyn veel meer nachteiyke beroepen dan
men oppervlakkig zou denken. Zoo’n beroep
1* dat van den „smelter”. Hy zorgt ervoor, dat
morgens even voor den aanvang van het nor
male dagwerk, de gtasbrel blanl^. en glad Is,
smetteloos als versche melk. Van elke'glassoort
kent hy de eigenschappen, eigenaardigheden
en moellUkheden. HU is zich bewust van zUn
verantwoordeiyk werk. De trots van den vak
man straalt uit zUn oogen, als hU ons uitvoe-
•w y iet alleen de dichter heeft van den
nacht tets meer gemaakt dan een dage-
lyksch natuurverschynsel. met als voor
naamste kenmerk het ontbreken van aonlicht!
Integendeel, de nacht maakt vele dichters
Dat is, aoo ge wilt, het onpractlsche gedeel
te van den nacht, waaraan de schier versle
ten dulsternisromantiek, het raadsclachtige
„nachtsentlment”, zUn eigenaardig karakter
ontleent.
V
Ver boven het gedrulsch van het leven stUgt
de rust. Stilte ligt op de straten, op de da
ken der huizen, stilte is daarbinnen. Nauwe
lijks zichtbaar varen hoog boven ons de duis
tere wolken. Dit beeld blUft ons bU als wU
de fabriekspoort binnentreden en ons verwon
deren hier menschen aan te treffen, die zoo
„onnachteiyk” wakker zjjn.
De groote Philipeterreinen te Eindhoven
met hun gele en blauwige schUnsels van na
trium- en kwiklampen doen ons zoo onwerke
lijk aan in hun ongewone rust! Waar zUn de
lorrie* met hun rauwtonige claxons, de vracht
auto's en de rangeerende treinen, heel die
drukte en bedrijvigheid van tlenduiaenden men
schen?
De gebouwen maken een geheel anderen In
druk mt hun ramen niet fel verlicht zyn, doch
V T T le meent, dat de moderne romantiek
yy rich louter afspeelt op motor-duo’s of
T in vliegmachines vergist rich. Ook
de arbeid van den zooveelsten onbekende uit
het grootbedryf kan die sensatie wekken, als
hy zyn kracht en vaardigheid meet met de
groote machten der natuur of techniek.
De „pottenzetter" Is daar een voorbeeld van.
Een smeltkroes voor glas gaat slechts een
zestal weken mede. Dan begint zy te scheu
ren. Vertoont een „pot” voor het kennersoog
van den ovenmeester dergeiyke ouderdomsver-
schUnselen, dan laat hy den ouden pot door
edn nieuwen vervangen.
Dit „pottenzetten” is moeiiyk en zwaar.
De smeltkroezen, van leem vervaardigd en
om hun bUzonderen vorm „beer” genaamd,
zyn een menschenlengte hoog en wegen hon
derden kilo's. De temperatuur is verstikkend.
Maar ondanks de schroeiende hitte van den
open smeltoven, geschiedt het werk met een
bewonderenswaardlge zelfbeheerschlng en rust.
Als een levend monster uit een vergeten Nl-
belungensage staat de „oude beer” geheel zicht
baar in de ovenpoort, op den drempel van de
ze fantastische vuurhel. Er Is lets van een ver-
vaariyke dreiging In den leemen kolos.
De kraanwagen komt aangereden, gewapend
met een reusachtige stalen schop, waarvan de
steel een vyftal meters lang is. Nu komt de
„beer" onder het geweld van eenlge stangen,
waarmede men hem te lyf gaat, in een logge
beweging. De pottenzetfers houden hun ge
richt en handen met natte doeken bedekt. En
kelen wagen zich tot vlak bU het ovenvuur.
Een handschoen, die vuur vat, wordt snel af
gerukt. Aan alle bewegingen ziet men, hoe
deze mannen hun taak kennen, hoe omzichtig
zy te werk gaan.
Zoo is de „schop” in minder dan geen tUo
onder de oude smeltkroes geschoven. De kraan
komt in werking. Met de mannen als tegen
wicht heft zy nu het gevaarte op. Daar komt
de „beer" uit den oven te voorschUn. De pol
lenzetters zetten zich In beweging om hem
met byna plechtstatlgen gang naar zUn graf
te voeren, een groot gat ii» den vloer,
gloeit het monster aan den rand van den kuil.
Een pottenzetter nadert en geeft hem
genadestoot. De beer helt over, tuimelt en met
een zwaren slag valt hy ,4n stukken”. Stoom
en damp stygen uit het graf op, dat snel met
Uzeren platen bedekt wordt.
EN DUIST?