11
Damrubriek
z
Schaakrubriek
zoekt
De avonturen van Profje en Struisje
een jeugdige
teint
r-
Bi»
B
Sïet wïAaal wux den daq
KOFFIE HAG
SKS
puteerem
S É3 UB
HEBWt
a
IES, LIESBETH,
ELISABETH
DINSDAG 2 NOVEMBER 1937
de 40 v&eiócfa Uw ötga-
f: nüme duttete zeng. ‘Oaawm:'
r
U vindt die in Castells!
Castells is
u
geen ge
wone zeepdoch een
schoonheidszeepZij
bevat hostbart olijfolie,
die Uw huid soepel en
jeugdig houdt!
I In evenwicht
J
Ml
tot
EINDSPEL
34—30;
7
5
e
3'
1
Wit geeft mat in twee zetten
Partyfragment Nr. 20.
16
21
’6
31
5
t
en
b
d
f
a
c
e
8
en
DE VERRASSINGEN VAN HET EINDSPEL
Eindspel Nr. 21
16
21
26
31
36
41
46
Stand in cijfers:
hli
als
(Wordt vervolgd)
I
VAN HIER EN DAAR
MINIATUUR
Alle correspondentie betreffende deze rubriek
gelieve nien te zenden aan Jos. Duvergé, Korte
Prinsengracht SS, Amsterdam.
Zwart 16 schijven op: 3, 6, 7, B, 12/16, 18, 19,
22,24, 26 en 29.
Zwart is in dezen stand aan zet en staat
verloren
at
o
Uit het Fransch vertaald door Christine Kamp
CORRESPONDENTIE.
B.R-L-teH Inde volgende rubriek zul
len wü gaarne Uw schrijven beantwoorden. Het
door U besproken onderwerp zal ook andere le
xers interesseeren
En hij beloofde het plechtig.
PROBLEEMFLITS
A. W. Davids. (Diverse Damproblemen)
Zwart: 19, 20, 22. 26, 28.
Wit: 31, 33, 34, 37, 40.
OplossingWit 37—32; 40—34; 34:32.
gratis nu
naar Zwitserland. - Deze week was win narisMevr.
G G. de Braanier, Alex. Heginsstraat 26, Deventer.
I
- 37. Pe6—c5;
ï»3—h7. Tg8—
48t, Rd7—c8;
>p Eenlgszins
De hieronder vólgende stand had kunnen
voorkomen in een part ji tusschen P. J. van Dar
telen met Wit'en R. C. Keiler met Zwart, in
den wedstrijd om het damkampioenschap van
Amsterdam 1926.
Pd5. De tekstzet verhindert ook 11. Re3 wegens
Pd5 of Pf5). 11. Pd4—b3. f7—f6. (Ter J
voorbereiding van b6 gevolgd doorzWB7 in ver
binding met Pg6, waardoor wit groote moeilijk-
heden moest overwinnen, om het kruisvuur te-
gen de beide centrümplonnen te beantwoorden.)
12. f4f5. Zie diagram.
Stand na den 12en zet van wit.
HET DAMSPEL IN RUSLAND
Het damspel neemt momenteel in Rusland 'n
zeer vooraanstaande plaats in. In 1936 namen
niet minder dan 350.000 spelers aan de compe
tities deel en zelfs in het Russische leger is het
damspel bijzonder populair. Het zoo Juist be
ëindigde „Toumol populaire” van de stad Le
ningrad telde meer dan 10.000 deelnemers. Om
onzen lezers eenlgszins een Indruk te geven van
het spelpeil der Russische spelers, publlceeren
wij hieronder een Interessant party-fragment
uit een Russische partij.
Komaan, Je gaat nu eerst thee drinken om Je
te herstellen van je vermoeienis.”
Ik antwoordde bijna niet, want al die teedere
woorden brachten mij anderen in het geheugen.
Het Bretonsche dienstmeisje bracht een blad,
waarop alles, waar ik van hield. Ik had honger,
ik liet mjj bedienen, maar toen ik voldaan
was, was ik verwonderd op die tafel te Neuilly
te zien de gebakjes, waarvan ik zooveel houd en
die alleen bU een enkele firma te Parijs ver
krijgbaar z(jn.
„Mevrouw," sel ik, „wat hebt u mij verwend,
ik ben er verlegen om, maar hoe heeft u Juist
geraden, waar ik van hield?”
„O, ik ben het niet, het is Claude, die die
gebakjes heeft meegebracht en hjj heeft zelf
aan ons dienstmeisje gezegd wat zy te doen had.
Het zou mogelijk geweest zijn, dat ik Je iets
had aangeboden, wat niet naar Je Smaak was
en daar zou ik bedroefd om zijn geweest, Claude
heeft mij dat bespaard.”
Claude, die boer, in de vriendschap zoo geraf
fineerd, dat verwonderde mij en ik nam mij
voor, hem heel teeder daarom te plagen. Het is
zoo aangenaam te voelen, dat iemand je lief
heeft en aan je denkt. Vriendschap of liefde, wat
doet de naam er aan!
Toen het blad was weggebracht, begreep ik,
dat ik moest gaa4kspreken over mijn verdriet
en dat die vrouw met zoo'n zacht gelaat geen
woord zou zeggen, dat mij pijn zou doen. Ik
bekeek haar, zij had haar breiwerk weer ter
hand genomen en haar onvermoeibare vingers
bewogen de pennen. ZIJ zweeg, want zjj kon
zeker mjjn zielstoestand raden. Ik zei haar op
MOTIEF
Chr. Gerritsen. Bennebroek. (Dammersweek-
blad 8—6—1934).
Zwart: 12, 17, 20. 21, 22. 25, 35. 36.
Wit: 23. 26, 29, 32, 34. 41, 42, 45, 50.
Oplossing: Wit 42—37 37—31: 32—28 23—18;
45—40; 50:30.
M. Ooe (1902).
Zwart: 25 en 46.
Oplosskig^Wit 44—40 (Zwart 45-60)
43—39.
A. A. Polman. Almelo. (Diverse D^nproble-
men).
Zwart: 13, 14, 23, 39, 33, 36.
Wit: 25, 34, 37, 38, 43, 44. 46.
Oplossing: Wit 35—20; 20:29 29:38; 46—41.
Stand in cijfers:
Zwart 4 schijven op: 14, 17, 20, 36.
Wit 4 schijven op;. 47, 41, 30, 13.
Zwart 7 schijven op: 3, 12, 16,' 18, 20
23 en een dam op 15.
Wit 7 schijven op: 26, 27, 30, 36, 39, 41
42 en een dam op 48.
In dezen stand speelde Zwart 20—25?, waarop
Wit (A. Wojtaszewskl) door de volgende schit
terende combinatie won: 2621; 48:30 3631;
31—36; 30—8; 8:511
Op het geluid van den ronkenden motor
was de piloot ontwaakt en verschrikt naar
buiten gesneld, maar het was al te laat.
Hjj zag nog slechts een stukje van zijn ma
chine en aan het anstige gegil van de pas
sagiers kon hij wel bemerken, dat de Vlucht
niet vrijwillig werd ondernomen. Hjj ver
moedde wel, dat er van zijn vliegmachine
niet veel terecht zou komen.
Op (17—23) volgt 13—8 (22—28) 8—2 (28—33)
216 (1419 gedwongen) 1621 (1923 ge
dwongen) 2116 (2338) J621! en wint.
Oogenschjjnlljk heeft Zwart nog den zet 30
25, doch nu wint Wit op de volgende bijzon
der verrassende wijze: (3025) 138 (25:34)
47—42!! (36:38) 8—3!!!
Alle correspondentie, deze rubriek betreffen
de, gelieve men te zenden aan den damredac-
teur: 3. W. van Dartelen, Heemstede, Koediefs-
Jaan 43.
Overname zonder bronvermelding verboden.
De dammers en schakers zyn, wanneer de
gelegenheid zich voordoet, immer in discussie
over de spaarde van deze belde spelen. Het
dat deze discussie meestal op-
rtnlen der domheid van de dis-
(Men heeft staande gehouden dat wit door
dezen zet de partij wint; ik zou echter gaarne
deze stelling nogmaals hebben. Er waren eerst
verschillende fouten van mij noodig, om tot een
verloren stelling te geraken.) 12. b7—b6;
13. Rel—f4, Rc8b7. (Tegen mijn betere over
tuiging in, gespeeld. Correct was hier Rxf4). 14.
Rf4xd6, cTxdë; Pb3—d4. (Ik had dezen zet
overzien, toen Ik 13. Rb7 deed, anders had
ik het Juiste Rxf4 gespleld.) 15. Ta8d8t
(De partij Is nog lang niet verloren, omdat zwart
het indringen van het paard, met C5 gevolgd,
door d5 kan beantwoorden.) 16. Pd4e6, Td8
d7; 17. Taldl. (Ik had het voornemen, hier
OPLOSSINGEN.
Van No-, 155 (C. Maesfield, 3e prijs,. Brisbane
Courier, 1932) 1. Pf4 dreigt 2. Dc7 mat. Een op
stelling zonder gedrang jan pionnen of officie
ren. De figuren hebben ruimte om hun bewe
gingen elegant te volbrengen. Boeiende en
kunstvolle afwikkeling. De penmats dringen zich
op den voorgrond. WÜ noemen hier de varian
ten, die eindigen met dubbele penmats.
1Texg3; 3. Pd3 mat
De zachte stem zweeg en de bevende handen
begonnen weer de pennen te hanteeren. Ik
kreeg een opwelling van teederheid. die mjj zelf
verwonderde en mij buigende over het bleeke
gezichtje kuste ik het.
,Jk dank u, dat u mjj heeft gesproken over
uw Jeugd, dat u ml) behandelt als vriendin
De oude Handen lieten het breiwerk los eh
grepen de mijne; twee tranen vloeiden uit de
llchtlooze oogen. Myn liei meisje!"
Het meisje wendde het hoofd af, vergetende,
dat zjj, die weende, de ontroering van haar be
zoekster niet kon zien.
Het dlenstmstaje, dat Iets kwam vragen,
stoorde ons en daarna voelde ik mij gedrongen
om een vraag te stellen: ..En Claude, mevrouvt,
zullen wij dan niet over hem spreken?”
Claude! Alleen die imam verhelderde het oude
gelaat.
.Mijn Claude, waarom zouden wij niet over
hem spreken?”
„Herinnert u zich mijn eerste bezoek en wat
ik u toen gezegd heb?”
„Dwaze praatjes.”
„Neen heel wijze. Ik ben niet veranderd van
idee.”
„Dat zal wel gebeuren.”
„Wat heeft u een slechte meenlng van mij.”
..Neen, die heb ik niet, maar je zult nadenken,
Elisabeth je hebt je laten meesleepen door een
gevoel, dat je tot eer strekt, maar dat heelc-
maal niet lijkt op liefde. Mijn zoon zou een
schurk zijn, als hij daarvan profiteerde.”
Bijna vrooljjk, want mijn twintigjarige leeftijd
deed zich gelden, ben ik op weg gegaan en
wandelde langs de Seine. Ik ben blijven staan
voor winkels. Antiquiteiten, bloemen, boeken,
alles interesseerde mij. Ik deed mijn best alleen
te denken aan hetgeen ik zag. Het was bijna
vier uur, toen Ik in Neuilly aankwam. Met
pleister sag ik het vriendelijke landhuis en de
kleine Bretonsche. die mij scheen op te wach
ten, want nauwelijks had ik gescheld of de deur
werd al open gedaan.
„Juffrouw, mevrouw wacht u, sU was toch zoo
blij, toen mijnheer Claude haar zei, dat u zou
komen.”
In haar fauteuil by de bloementafel, waarvan
de planten vernieuwd waren, vond ik haar ge
heel zooals de herinnering mij haar voorstelde.
Maar haar begroeting was heel anders dan den
eersten keer, dat ik gekomen was. „Elisabeth,
wat ben ik blij, dat Je gekomen bent Ga hier
dicht by mfj zitten, ik wil zoolang mogelijk van
je lieve tegenwoordigheid genieten. Wat ben je
warm, ben je te voet gekomen, onvoorzichtig
kind, het is zoo heet en de zon schijnt zoo fel
gehandeld volgens zjjn geweten en niemand
heeft het recht hem te veroordeelen."
.Dus u vindt, dat mijn moeder gelijk heeft
gehad. Volgens uw theorie, moest zij haar man
en haar dochter verlaten en haar zoon naloopen.
die op weg is om een bandiet te worden."
Mevrouw Rendut hield op met breien en haar
llchtlooze oogen keken mU aan. „Elisabeth,” zei
zU ernstig, ,Je vergeet, dat Jean-Pierre je broer
is.”
„Neen, hjj is ml] niets meer, nooit zal ik hem
vergeven. Ik ben zooals papa, ik vergeet niets."
De bezige handen namen het breiwerk weel
op, het lieve gelaat werd somber, maar zy
protesteerde niet. Wat dit onderwerp betreft, was
alles gezegd. Een stilte, die mij pijnlijk was.
volgde. O, waarom Was Jean-Plerre ons komen
storen, het was mjj zoo goed hier in dit tuintje
bij die lieve vrouw te zjjn!
Ik pruilde als een kind, ik ging dieper in mjjn
fauteuil zitten en bleef zwijgen. Ik wilde mijn
bezoek niet zoo opeens afbreken, want ondanks
ons verschil van opinie wist ik wel, dat ik kon
rekenen op de toegeeflijkheid van mevr. Rendut.
maar ik meende die niet noodig te hebben.
Ik had alles gezegd, wat ik dacht, iedereen
zou mij niet begrijpen of my prijzen. Een opinie
is slechts iets waard voor zoover die oprecht
Is.
Mevrouw Rendut verbrak het stilzwijgen en
zei: „Vertel my iets over Je reis. De Elzas, dat
is mijn geboorteland."
Wij babbelden, zij was even enthousiast als Ik
want zij herinnerde zich alles. Voor zl) blind
werd, had zy goed weten te zien en op te mer-
Stand na den 17en zet van wit.
wilK
AV
h
Tgxg3; 2. Pg6 mat
Aardige blokkeering:
Txf4; 2. Db5 mat
Terecht noemt Alain White, in zyn laatste
kerstboek, Mansfield Genius of the two
mover.”
1. Pxe3 wordt weerlegd met Kl4.
Van No. 156 (O. S. Kipping. Wembley Enter
prise, 1929)
1.
Wit 18 schijven op: 25, 27, 31/33, 35/38, 40,
42, 43, 45. 47. 48 en 50.
Het verloop dezer party was als volgt:
34. Wit 43—39, Zwart 2—8; 25. Wit 50—44,
Zwart 7—11; 26. Wit 48—43, Zwart 11—17!; 27.
Wit 27—31, Zwart 16:37; 28. Wit 32:21, Zwart
6—lil;-29. 21—16, Zwart 1T—21!!; 30. Wit 16:27,
Zwart 2328 H Wit vervolgde nu met 3530
en verloor, doch de heer N. Broertjes te Hoofd-
dorp merkt op dat Wit nu had moeten ant
woorden met: 25—20 (14:25 40—34 29:49)
38—32! (49:29) 32:3 (39—23 gedwongen) 39—34
(23:46 gedwongen) 3—30! (36:48) 30:6 (48:30)
35:24 met remise!
Inderdaad een bijzonder fraaie slagzet; dez^
zit echter zóó diep verborgen, dat ’t geen ver
wondering behoeft te wekken dat beide spelers
deze voortzetting over t hoofd hebben gezien.
Om een en ander i n de party te zien, moet
i men wel over zeer buitengewone damcapacitei-
i ten beschikken.
Wy danken echter den heer Broertjes voor
- deze van ernstige studie getuigende opmerking!
Oplossingen gelieve men binnen 14 dagen in
te zenden.
HUMOR IN HET DAMSPEL
De ex-wereldkampioen B. Springer vertelde
ons eens het volgend grappig voorval, dat hem
in de damclub te Marseille werd verhaald.
In de oorlogsjaren werd te Marseille een dam-
wedstryd georganiseerd, waaraan om. door
eenige Senegaleesche dammen werd deelgeno
men, die deel uitmaakten van het Fransche
vreemdelingenlegioen.
Van de Fransche zyde bevond zich onder de
deelnemers wylen de bekende meester J. Oa-
route, die in den wedstrijd om het wereldkam
pioenschap te Rotterdam in 1913 medespeelde.
Nu is het een bekend verschynsel. dat voor
ons. blanken, kleurlingen zeer moeilijk uit el
kander te houden zyn en dat negers allen op
elkaar gelijken.
Met Garoute was dit schijnbaar het geval met
de Senega leezen.
In de eerste ronde ontmoette Garoute Ama-
dcu-Kandi. den sterksten Senegalees.
In de derde ronde moest Garoute tegen Amor-
Doy. een anderen Senegalees, uitkomen.
Toen Garoute, het type van een echten Mar-
■elllaan, zyn tegenstander zag, vloog hy ver
ontwaardigd op en zei: „Ik heb al met jou ge
speeld
De Senegalees beweerde echter in z*n brab
beltaaltje „Nee, jy niet gespeeld met ikke!”.
Hevig ontdaan ging Garoute naar den leider
en vroeg wat dat voor een m‘splaatste grap
was om hem tweemaal tegen den sterken Ama
dou-Ka nd 1 te laten spelen.
Na vé^l gedellbereer ging Garoute tenslotte
spelen en.... verloor.
hy Is er nimmer van overtuigd kunnen
worden dat ze hem In dien wedstrijd niet te
pakken hadden genomen en* dat hy niet twee
maal tegen den Sonegaleeschen kampioen had
gespeeld!
NOGMAALS PARTIJ Nr. 3.
OPMERKINGEN UIT ONZEN LEZERSKRING
In een onzer vorige rubrieken plaatsten wy
een party, gespeeld op 29 Augustus 1935 te IJ-
muiden in den zeestrandwedstryd tusschen
Damclub „Llmuiden" en Haarlemsche Damclub,
tusschen P. Leyte (TJmuiden) met Wit en J.
W. van Dartelen (Heemstede) met Zwart.
In deze party kwam na deh 23sten zet van
Zwart (1T> de volgende stelling voor:
stdpd in cyfers:
DRIEMAANDELIJKSCHE WEDSTRIJD IN
HET OPLOSSEN VAN SCHAAKPROBLEMEN
Probleem No. 161.
i. P. Coppens te Amsterdam
perste publicatie
c5 en dan d5 te spelen, wat my myne inziens
van remise verzekerde. Plotseling overmeesterde
my de eerzucht om Pc8 te spelen, met het plan
om later op e6 de quallteit tegen een pion te
offeren, waardoor de geïsoleerde pion op e6 zeer
zwak zou biyven. Voor de uitvoering van dit
plan wilde ik eventueel g5 speten). Zie dia
gram.
Wat moeten we beginnen, riep Profje uit.
Eerst maar eten, zei Struisje practlsch, want
die voelde zyn maag alweer en aangezien de
anderen het met hem eens waren, werd een
vuurtje aangestoken en probeerde Struisje,
door een extra lekker ontbyt, voor een
oogenbllk de zorgen te doen vergeten.
ning is al het bijkomstige opgeofferd, waaraan
sommige oplossers zich geërgerd hebben. An
dere hebben zich met ons geamuseerd met het
irreguliere geval, dat sterk humoristisch getint
is. Mansfield is op de eerste plaats artist. Kip
ping treedt in No. 156 op. als kosteiyk humorist.
Kipping kan ook anders!!
PARTIJEN VAN VROEGERE
WERELDKAMPIOENEN
(vervolg)
De volgende party ontleenen wy aan het
zeer Interessante werk van Capablanca „Grund
züge der Schachstrategie”. Wy laten in de an
notaties Capablanca aan het woord, die over
het algemeen objectief oordeelt.
TOURNOOI TE ST. PETERSBURG 1914
Spaansche party
Wit: Dr. Em. Lasker Zwart: J. R Capablanca
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Rfl—
b5, a7—a6: 4. Rb5xc6; (Het doel van dezen zet
is. snel tot een middenspel zonder koninginnen
te korren, in welk wit op den koningsvleugel vier
pionnen tegen drie heeft, terwyi het overwicht
van zwart op den koninglnnevleugel. ten gevolge
van den dubbelpion niet tot gelding komt. Daa
rentegen heeft zwart het voopleel der beide
raadsheeren tegen raadsheer en paard 4
d7xc6; 5. d2d4. e5xd4; 6. Ddlxd4, Dd8xd4; 7.
Pf3xd4, Rf8d6. (Zwart wil kort rocheeren.
omdat de konlng op den zwakkeren vleugel moet
blyven om het voortrukken der witte pionnen te
hinderen. Theoretisch is deze these te verdedi
gen. Of dit plan in de praktyk het beste is,
valt moeilijk te bewijzen. Men lette op het feit,
dat na den grooten afruil wit dan in zeker op
zicht een pion meer en dus een gewonnen eind
spel heeft.) 8. PblC3. Pg8el. (Een volstrekt
gezonde ontwikkeling. Op geen andere wijze kan
het paard zoo snel en goed in den strijd ge
bracht worden. In deze variant is el het nor
male veld voor het paard. Hier hindert het de
eigen pionnen niet; het kan zoo noodig naar g6
springen of via c6 naar d4 gespeeld worden.)
9. 00, 00; 10. f2Jf4. (Dezen zet vond ik toen
zwqk en doe het heden nog. Hy brengt den
e- pion in gevaar als deze naar e5 moet gespeeld
worden en zwart krijgt gelegenheid, het paard
door Rc5 te pennen.) 10Tf8e8. (Het
e konden het niet helpen, maar ze ken
den elkaar. Hadden elkaar leeren kennen
op onzydig terrein op het tennisveld.
Hy was een ski-kampioen, zy een zwemkam-
ploene.
Het gebeurde heel toevallig; overigens een
doodgewoon geval. Een wederzijdsche kennis
stelde hen aan elkaar voor. Zy bekeken elkaar
eens en vonden niets by zanders aan elkaar. Zy
spraken ook met elkaar over het een of ander
onbeduidend onderwerp, met die hoffeiyke en
ietwat gereserveerde schuchterheid, die het
kenmerk is van een eerste kennismaking.
Toen ontmoetten zy elkaar een tweeden keer,
in den autobus. Thans spraken ze met meer
warmte en vonden ze wat méér aan elkaar. Z.y
ontdekte althans, dat hy. op heel onvoordeelige
manier, een groen-met-wit gespikkelde das
aan had; en hy werd gewaar, dat zy hemels
blauwe oogen had.
BU de derde ontmoeting bedachten ze. ieder
voor zich, dat het. op slot van rekening, nog
zoo'n slechte tydpasaeerlng niet was. om een
zwemkampioene het hof te maken, en zich het
hof te laten maken door een ski-kamploen.
BU de vierde ontmoeting werkten zU hun
gedachten uit, by de vyfde waren ze al heele-
maal In sprookjesland, en by de zesde waren
ze dol verliefd op elkaar. v zien. ZU geloofde hem op zyn
Hy sprak haar geestdriftig van de bergen. ----
bedekt met sneeuw, en van de razende snel
heid, die men met skiën bereikt, en stelde haar
voor waar hy op vertrekken stond om
óók naar den Stilber-pas te komen, die het
doel van zyn zomervacantle was.
Hy vertrok; en na twee dagen voegde zy
zich by hem. vergezeld van haar lyfwacht. t.w.
haar gezelschapsdame. Alexander was inder-
daad een schitterende kampioen. Hetzelfde kon
niet bepaald gezegd worden van Marianne, die
niet anders dan zittend kon skiën, en er de
voorkeur aan gaf. afstand te doen van de
geliefkoosde sport van haar uitverkorene. Zy
stelde zich tevreden, met in de salons van het
hotel een uitgebrelde reeks van wlntersport-
costuums te laten bewonderen.
Genadige hemel, wat een sneeuw! Prachtig,
zeker, in den winter maar 's zomers.-ondraag-
iyk gewoon! Neen, dan de zee! De heerlUke
zon, het warme strand, de zachte bries, de zeil-
booten, de avonden aan zee, het heeriyk zilte
water. O. de bergen moesten midden 4n zee
liggen; dat zou prachtig zyn! Maar altyd die
sneeuw, eeuwig wit, alles verblindend, die alle
geluid dempt, en alle genoegens verstikt. Ge
noeg daarvan. Een week had ze het uitgehou
den. Nu geen dag langer.
Toen Alexander thuis kwam, ging ze hem
met een bedroefd gezichtje tegemoet. Ze legde
j n hem uit: haar moeder had haar geschreven,
»Ev dr®lgde ”u 11; Rc^'_12 R<3 om thuis te komen, want ze voelde zich een-
zaam. Ze moest dus aanstonds vertrekken, den
volgenden 'morgen al.
Alexander keek haar aan. met rimpels of> het
gelaat, en heel ontstemd. Maar hy vroeg haar
niet, den brief te mogen lezen; hy geloofde
haar zonder meer.
Maar Je moet me beloven, dat JU ook een
paar dagen aan de zee komt, zei ze tot hem.
alvorens te vertrekken.
ken. Ik geloof, dat niemand my ooit zal spre
ken over SL Ódllle zooals zy het deed. Toen zy
heel klein was, was zy er eens gekomen met
haar vader, die Fransch officier was. Dat was
tegen de verordeningen. Te voet waren zy ge
komen om den berg weer te zien en terwyi zy
boschbessen en wilde frambozen zocht en bloe
men plukte om het altaar van St. Odille te
versleren, vertelde haar vader haar die lieve
legende van de koningsdochter, die blind gebo
ren was. Daarna het dejeuner in de groote zaal
van het klooster, dan een half uurtje gebed in
de kapel. Haar vader had haar op het terras
gebracht, dat geheel de vlakte van Elzas be-
heerscht en zy had zich niet durven bewegen om
haar vader niet te storen, die opging in zyn
herinneringen. Eindeiyk sprak deze; hy noemde
haar de dorpen op, die van daar te zien waren,
zy herkende de kerktorens, de oude kasteelen.
HU vertelde van zyn kindsheid, van zyn toch
ten door het gebergte, van den wynoogst, als de
druivenplukkers zingen die liederen, die de ge
moederen ontroeren. Dan viel langzamerhand
de avond en de officier kon niet scheiden van
zUn dierbaar land; soms wachtten zy tot de
maan hun weg verlichtte. Maar dan was het
kind bang, dat geschreeuw van uilen, nacht
vogels. vleermuizen deed haar schrikken. De
gedachten van haar vader waren zoo ver ver
wijderd van het tegenwoordige, dat zU hem
niets durfde zeggen, dan bad zy. opdat de goede
God den vrede op aarde mocht zenden. Als het
wat later werd, zwegen die nachtdieren en alles
werd stil, men bespeurde alleen den zoeten geur
van het stille woud.
Twee dagen later was ook hy aan "de Riviera,
verschrikkeiyk gewrongen in een stel zomer-
kleeren. die hem aller-onvoordeeligst stonden,
en tamelijk belachelijk.
Ja, Marianne amuseerde zich kostelyk; maar
hy! Nauweiyks had hy met zyn voeten net
water aangeraakt, of een rilling ging hem door
de leden, van de toppen van zyn teenen tot de
wortels van zyn haren toe! Marianne kon uien
en uren in de aon liggen, op het gloeiend heete
strand; maar hyi Het was. om er stulpen van
te krygen.
Gaandeweg werd hy bevangen door een ge
weldig heimwee het heimwee van den leeuw
zonder woestyn,
van den gaucho
zonder steppen
dans. Op zekeren
avond vatte hy
moed en deeloe
Marianne vol ver
slagenheid mede
dat zyn impresario hem naar de bergen terug
riep. HU moest aanstonds gaan, als hQ op tijd
wilde zyn voor de winterWedstrUden.
Ook zy vroeg hem niet den brief te mogen
i woord.
Nauweiyks was hU by den Stllberpas aange
komen. of hy herademde van biydschap, en
trok trlomfantelUk zUn sneeuwschoenen aan.
en zUn heele wollen wintercostuum. waarin hy
zich volmaakt gelukkig voeldq.
Maar den volgenden dag werd hy zich be
wust van een onbestemde treurigheid, die den
daaropvolgenden dag nog toenam. De sneeuw
leek hem niet volmaakt om te skiën, en hy
maakte zelfs verscheidene buitelingen. HU be
merkte. dat hy niet verwyderd van Marianne
kon leven. HU hield te veel van haar.
HU pakte in haast zUn koffers weer in. en
begaf zich weer snol op reis naar zee. naar de
Riviera.
Nauweiyks was hy aan tiet strand, of na
tuur iyk ging hu op zoek naar Marianne. Och-
arm! Ze zelden hem. dat zy vertrokken was....
Ja. toen Alexander was heengegaan, voelde
ook Marianne een onbestemde treurigheid, die
den volgenden dag nog stekender werd, en slj
kwam tot de ontdekking, dat se. ver van hem.
niet kon leven. En zoo was zy vertrokken, om
zich weer by hem te voegen.
Toen Alexander van haar vertrek vernam
zei hy geen woord. HU keek slechts naar de
zee. wrong zich-weer in zyn zomercostuum, be
gaf zich naar het strand, keek nog altyd naar
de zee. strekte zich vervolgens languit op het
gloeiende zand, en koesterde zich behaagiyk in
de heeriyke zonnewarmte!
Zoodra Marianne in de bergen aankwam, sei
ze geen woord, by het vernemen van Alexan
ders vertrek. ZU keek slechts naar de sneeuw,
deed de skiën aan, ging een stelle hoogte op.
en daalde die weer af in onstuimige vaart, met
stralend gezicht, en kwam met een ruk te staan,
als een skiër-eerste-klas.
Ze hadden allebei het volmaakte evenwicht
gevonden voor hun geluk!
(Nadruk verboden)
17Pe7—c8; 18. Tfl—f2. b6—b6; 19. Tf2—
d2, Td7—e7; 20. b2—b4, Kg8—f7; 21. a3—a3,
Rb7— a8. (Hier wyk ik wederom van m|jn oor-
spronkeiyk plan af. Had ik hier, zooals ik bU
mijn 17en zet Txe6; 22. fxeótTxeg gespeeld, dan
betwijfel ik. dat wit kon winnen). 22. Kglf2.
Tel—al; 23. g2—g4, h7—h6; 34. Td2—d3. a6—
a5; 25. h2—h4, a5xb4; 26 a3xb4. TW7—e7. (Na-
tuuriyk is dit doelloos. Beter was Ta3 om de
opën hjn bezet te houden, met de dreiging het
paard via b6 naar c4 te spelen.) 27. Kf2—f3.
Te8—g8; 28. Kf3—f4, g7—g6. (MUn spel had een
zwevend karakter. Heeft men een plan ge
maakt, dan moet men bet als het mogeiyk is.
uitvoeren.) 29. Td3g3, g6g5t; 30. Kf4f3,
Pc8- b6; 31 h4xg5, h6xg5; 32. Tg3—h3. Te7—d7;
33. Kf3—g3! KH—e8; 34. Tdl—hl, Ra8—b7; 35.
e4r—e5, d6xe5; 36. Pc3e4. Pb6
Rb7—c8; 38. Pc5xd7. Rc8xd7; 39.
■f8; 40. Thl—al. Ke8 d8; 41. Tal
42. Pv4c5. Zwart gaf de. party.
verkorte notaties.
Profje en Struis je waren op het jejanuner
van den piloot naar buiten gekotfién 'en toen
ze hoorden wat er was gebeurd, werden «e
erg wanhopig. Alleen op een onbewoond
eiland, naar ze wel vermoeden konden, met
geen ar.der middel om er af te komen, dan
de kleine kano van de negers, waarmede te
niet verder dan tot een van de naburige
eilanden zouden kunnen komen.
zachten toon, byna beschaamd: .Mevrouw, u
heeft het geweten van Jean-Pierre en mama,
niet waar?”
„Ja, arm kind, ja. ik weet het.”
Die woorden werden op zoo'n medeiydenden
toon gesproken, dat myn oogen vochtig werden.
„Het is verschrikkeiyk voor mUn vader! Denk
toch eens: zyn eenige zoon! Hy geloofde in hem,
hy wilde hem tot opvolger hebben en die on
waardige jongen, na hem bestolen te hebben,
heeft hem zyn vrouw geroofd. HU is een ellen
deling!"
„En een ongelukkige!”
.Beklaagt u hem?”
Ik was ten hoogste verwonderd. Die vrouw,
die wel nooit een enkele misdaad begaan had,
toonde zich toegeefiyk voor een Jongeman die
niets dan slechte daden had verricht.
„Ja,” antwoordde zy, ,4k beklaag hem. Meen
Je dan, dat hy gelukkig is?”
„Als hy ongelukkig is, is hy zelf daar de
schuld van.”
.Misschien. Maar hy had geen weerstandsver
mogen en bedorven door het fortuin is
meegesleept.”
„Als men de zwakheid gaat gebruiken
excuus, komt men by de misdaad terecht”
,Ja, als men alleen is en niemand u de
hand toesteekt. De groote misdadigers zyn
meestal menschen. die aan hun lot zyn over
gelaten na hun eerste slechte daad."
Ik richtte my verontwaardigd op en riep uit:
„Dus u keurt de handelwyze van myn vader
af?”
„Dat durf ik my niet veroorlooven. HU heeft
Dh3. gxflPt 2. Kf2 enz.
gxhlPt 2. Kxh2 enz.
Ook een Engelsch probleem, maar van ge
heel anderen aard dan de -coj>poeltle van
Mansfield. Aan de twee zwarte .promoties
paard, met dubbel schaak aan den wittm ko-
3
2
8
5
2
26
B
B
B
r
s
B
S
t
e
a
it
t
3
e