11 Damrubriek z Schaakrubriek zoekt De avonturen van Profje en Struisje een jeugdige teint r- Bi» B Sïet wïAaal wux den daq KOFFIE HAG SKS puteerem S É3 UB HEBWt a IES, LIESBETH, ELISABETH DINSDAG 2 NOVEMBER 1937 de 40 v&eiócfa Uw ötga- f: nüme duttete zeng. ‘Oaawm:' r U vindt die in Castells! Castells is u geen ge wone zeepdoch een schoonheidszeepZij bevat hostbart olijfolie, die Uw huid soepel en jeugdig houdt! I In evenwicht J Ml tot EINDSPEL 34—30; 7 5 e 3' 1 Wit geeft mat in twee zetten Partyfragment Nr. 20. 16 21 ’6 31 5 t en b d f a c e 8 en DE VERRASSINGEN VAN HET EINDSPEL Eindspel Nr. 21 16 21 26 31 36 41 46 Stand in cijfers: hli als (Wordt vervolgd) I VAN HIER EN DAAR MINIATUUR Alle correspondentie betreffende deze rubriek gelieve nien te zenden aan Jos. Duvergé, Korte Prinsengracht SS, Amsterdam. Zwart 16 schijven op: 3, 6, 7, B, 12/16, 18, 19, 22,24, 26 en 29. Zwart is in dezen stand aan zet en staat verloren at o Uit het Fransch vertaald door Christine Kamp CORRESPONDENTIE. B.R-L-teH Inde volgende rubriek zul len wü gaarne Uw schrijven beantwoorden. Het door U besproken onderwerp zal ook andere le xers interesseeren En hij beloofde het plechtig. PROBLEEMFLITS A. W. Davids. (Diverse Damproblemen) Zwart: 19, 20, 22. 26, 28. Wit: 31, 33, 34, 37, 40. OplossingWit 37—32; 40—34; 34:32. gratis nu naar Zwitserland. - Deze week was win narisMevr. G G. de Braanier, Alex. Heginsstraat 26, Deventer. I - 37. Pe6—c5; ï»3—h7. Tg8— 48t, Rd7—c8; >p Eenlgszins De hieronder vólgende stand had kunnen voorkomen in een part ji tusschen P. J. van Dar telen met Wit'en R. C. Keiler met Zwart, in den wedstrijd om het damkampioenschap van Amsterdam 1926. Pd5. De tekstzet verhindert ook 11. Re3 wegens Pd5 of Pf5). 11. Pd4—b3. f7—f6. (Ter J voorbereiding van b6 gevolgd doorzWB7 in ver binding met Pg6, waardoor wit groote moeilijk- heden moest overwinnen, om het kruisvuur te- gen de beide centrümplonnen te beantwoorden.) 12. f4f5. Zie diagram. Stand na den 12en zet van wit. HET DAMSPEL IN RUSLAND Het damspel neemt momenteel in Rusland 'n zeer vooraanstaande plaats in. In 1936 namen niet minder dan 350.000 spelers aan de compe tities deel en zelfs in het Russische leger is het damspel bijzonder populair. Het zoo Juist be ëindigde „Toumol populaire” van de stad Le ningrad telde meer dan 10.000 deelnemers. Om onzen lezers eenlgszins een Indruk te geven van het spelpeil der Russische spelers, publlceeren wij hieronder een Interessant party-fragment uit een Russische partij. Komaan, Je gaat nu eerst thee drinken om Je te herstellen van je vermoeienis.” Ik antwoordde bijna niet, want al die teedere woorden brachten mij anderen in het geheugen. Het Bretonsche dienstmeisje bracht een blad, waarop alles, waar ik van hield. Ik had honger, ik liet mjj bedienen, maar toen ik voldaan was, was ik verwonderd op die tafel te Neuilly te zien de gebakjes, waarvan ik zooveel houd en die alleen bU een enkele firma te Parijs ver krijgbaar z(jn. „Mevrouw," sel ik, „wat hebt u mij verwend, ik ben er verlegen om, maar hoe heeft u Juist geraden, waar ik van hield?” „O, ik ben het niet, het is Claude, die die gebakjes heeft meegebracht en hjj heeft zelf aan ons dienstmeisje gezegd wat zy te doen had. Het zou mogelijk geweest zijn, dat ik Je iets had aangeboden, wat niet naar Je Smaak was en daar zou ik bedroefd om zijn geweest, Claude heeft mij dat bespaard.” Claude, die boer, in de vriendschap zoo geraf fineerd, dat verwonderde mij en ik nam mij voor, hem heel teeder daarom te plagen. Het is zoo aangenaam te voelen, dat iemand je lief heeft en aan je denkt. Vriendschap of liefde, wat doet de naam er aan! Toen het blad was weggebracht, begreep ik, dat ik moest gaa4kspreken over mijn verdriet en dat die vrouw met zoo'n zacht gelaat geen woord zou zeggen, dat mij pijn zou doen. Ik bekeek haar, zij had haar breiwerk weer ter hand genomen en haar onvermoeibare vingers bewogen de pennen. ZIJ zweeg, want zjj kon zeker mjjn zielstoestand raden. Ik zei haar op MOTIEF Chr. Gerritsen. Bennebroek. (Dammersweek- blad 8—6—1934). Zwart: 12, 17, 20. 21, 22. 25, 35. 36. Wit: 23. 26, 29, 32, 34. 41, 42, 45, 50. Oplossing: Wit 42—37 37—31: 32—28 23—18; 45—40; 50:30. M. Ooe (1902). Zwart: 25 en 46. Oplosskig^Wit 44—40 (Zwart 45-60) 43—39. A. A. Polman. Almelo. (Diverse D^nproble- men). Zwart: 13, 14, 23, 39, 33, 36. Wit: 25, 34, 37, 38, 43, 44. 46. Oplossing: Wit 35—20; 20:29 29:38; 46—41. Stand in cijfers: Zwart 4 schijven op: 14, 17, 20, 36. Wit 4 schijven op;. 47, 41, 30, 13. Zwart 7 schijven op: 3, 12, 16,' 18, 20 23 en een dam op 15. Wit 7 schijven op: 26, 27, 30, 36, 39, 41 42 en een dam op 48. In dezen stand speelde Zwart 20—25?, waarop Wit (A. Wojtaszewskl) door de volgende schit terende combinatie won: 2621; 48:30 3631; 31—36; 30—8; 8:511 Op het geluid van den ronkenden motor was de piloot ontwaakt en verschrikt naar buiten gesneld, maar het was al te laat. Hjj zag nog slechts een stukje van zijn ma chine en aan het anstige gegil van de pas sagiers kon hij wel bemerken, dat de Vlucht niet vrijwillig werd ondernomen. Hjj ver moedde wel, dat er van zijn vliegmachine niet veel terecht zou komen. Op (17—23) volgt 13—8 (22—28) 8—2 (28—33) 216 (1419 gedwongen) 1621 (1923 ge dwongen) 2116 (2338) J621! en wint. Oogenschjjnlljk heeft Zwart nog den zet 30 25, doch nu wint Wit op de volgende bijzon der verrassende wijze: (3025) 138 (25:34) 47—42!! (36:38) 8—3!!! Alle correspondentie, deze rubriek betreffen de, gelieve men te zenden aan den damredac- teur: 3. W. van Dartelen, Heemstede, Koediefs- Jaan 43. Overname zonder bronvermelding verboden. De dammers en schakers zyn, wanneer de gelegenheid zich voordoet, immer in discussie over de spaarde van deze belde spelen. Het dat deze discussie meestal op- rtnlen der domheid van de dis- (Men heeft staande gehouden dat wit door dezen zet de partij wint; ik zou echter gaarne deze stelling nogmaals hebben. Er waren eerst verschillende fouten van mij noodig, om tot een verloren stelling te geraken.) 12. b7—b6; 13. Rel—f4, Rc8b7. (Tegen mijn betere over tuiging in, gespeeld. Correct was hier Rxf4). 14. Rf4xd6, cTxdë; Pb3—d4. (Ik had dezen zet overzien, toen Ik 13. Rb7 deed, anders had ik het Juiste Rxf4 gespleld.) 15. Ta8d8t (De partij Is nog lang niet verloren, omdat zwart het indringen van het paard, met C5 gevolgd, door d5 kan beantwoorden.) 16. Pd4e6, Td8 d7; 17. Taldl. (Ik had het voornemen, hier OPLOSSINGEN. Van No-, 155 (C. Maesfield, 3e prijs,. Brisbane Courier, 1932) 1. Pf4 dreigt 2. Dc7 mat. Een op stelling zonder gedrang jan pionnen of officie ren. De figuren hebben ruimte om hun bewe gingen elegant te volbrengen. Boeiende en kunstvolle afwikkeling. De penmats dringen zich op den voorgrond. WÜ noemen hier de varian ten, die eindigen met dubbele penmats. 1Texg3; 3. Pd3 mat De zachte stem zweeg en de bevende handen begonnen weer de pennen te hanteeren. Ik kreeg een opwelling van teederheid. die mjj zelf verwonderde en mij buigende over het bleeke gezichtje kuste ik het. ,Jk dank u, dat u mjj heeft gesproken over uw Jeugd, dat u ml) behandelt als vriendin De oude Handen lieten het breiwerk los eh grepen de mijne; twee tranen vloeiden uit de llchtlooze oogen. Myn liei meisje!" Het meisje wendde het hoofd af, vergetende, dat zjj, die weende, de ontroering van haar be zoekster niet kon zien. Het dlenstmstaje, dat Iets kwam vragen, stoorde ons en daarna voelde ik mij gedrongen om een vraag te stellen: ..En Claude, mevrouvt, zullen wij dan niet over hem spreken?” Claude! Alleen die imam verhelderde het oude gelaat. .Mijn Claude, waarom zouden wij niet over hem spreken?” „Herinnert u zich mijn eerste bezoek en wat ik u toen gezegd heb?” „Dwaze praatjes.” „Neen heel wijze. Ik ben niet veranderd van idee.” „Dat zal wel gebeuren.” „Wat heeft u een slechte meenlng van mij.” ..Neen, die heb ik niet, maar je zult nadenken, Elisabeth je hebt je laten meesleepen door een gevoel, dat je tot eer strekt, maar dat heelc- maal niet lijkt op liefde. Mijn zoon zou een schurk zijn, als hij daarvan profiteerde.” Bijna vrooljjk, want mijn twintigjarige leeftijd deed zich gelden, ben ik op weg gegaan en wandelde langs de Seine. Ik ben blijven staan voor winkels. Antiquiteiten, bloemen, boeken, alles interesseerde mij. Ik deed mijn best alleen te denken aan hetgeen ik zag. Het was bijna vier uur, toen Ik in Neuilly aankwam. Met pleister sag ik het vriendelijke landhuis en de kleine Bretonsche. die mij scheen op te wach ten, want nauwelijks had ik gescheld of de deur werd al open gedaan. „Juffrouw, mevrouw wacht u, sU was toch zoo blij, toen mijnheer Claude haar zei, dat u zou komen.” In haar fauteuil by de bloementafel, waarvan de planten vernieuwd waren, vond ik haar ge heel zooals de herinnering mij haar voorstelde. Maar haar begroeting was heel anders dan den eersten keer, dat ik gekomen was. „Elisabeth, wat ben ik blij, dat Je gekomen bent Ga hier dicht by mfj zitten, ik wil zoolang mogelijk van je lieve tegenwoordigheid genieten. Wat ben je warm, ben je te voet gekomen, onvoorzichtig kind, het is zoo heet en de zon schijnt zoo fel gehandeld volgens zjjn geweten en niemand heeft het recht hem te veroordeelen." .Dus u vindt, dat mijn moeder gelijk heeft gehad. Volgens uw theorie, moest zij haar man en haar dochter verlaten en haar zoon naloopen. die op weg is om een bandiet te worden." Mevrouw Rendut hield op met breien en haar llchtlooze oogen keken mU aan. „Elisabeth,” zei zU ernstig, ,Je vergeet, dat Jean-Pierre je broer is.” „Neen, hjj is ml] niets meer, nooit zal ik hem vergeven. Ik ben zooals papa, ik vergeet niets." De bezige handen namen het breiwerk weel op, het lieve gelaat werd somber, maar zy protesteerde niet. Wat dit onderwerp betreft, was alles gezegd. Een stilte, die mij pijnlijk was. volgde. O, waarom Was Jean-Plerre ons komen storen, het was mjj zoo goed hier in dit tuintje bij die lieve vrouw te zjjn! Ik pruilde als een kind, ik ging dieper in mjjn fauteuil zitten en bleef zwijgen. Ik wilde mijn bezoek niet zoo opeens afbreken, want ondanks ons verschil van opinie wist ik wel, dat ik kon rekenen op de toegeeflijkheid van mevr. Rendut. maar ik meende die niet noodig te hebben. Ik had alles gezegd, wat ik dacht, iedereen zou mij niet begrijpen of my prijzen. Een opinie is slechts iets waard voor zoover die oprecht Is. Mevrouw Rendut verbrak het stilzwijgen en zei: „Vertel my iets over Je reis. De Elzas, dat is mijn geboorteland." Wij babbelden, zij was even enthousiast als Ik want zij herinnerde zich alles. Voor zl) blind werd, had zy goed weten te zien en op te mer- Stand na den 17en zet van wit. wilK AV h Tgxg3; 2. Pg6 mat Aardige blokkeering: Txf4; 2. Db5 mat Terecht noemt Alain White, in zyn laatste kerstboek, Mansfield Genius of the two mover.” 1. Pxe3 wordt weerlegd met Kl4. Van No. 156 (O. S. Kipping. Wembley Enter prise, 1929) 1. Wit 18 schijven op: 25, 27, 31/33, 35/38, 40, 42, 43, 45. 47. 48 en 50. Het verloop dezer party was als volgt: 34. Wit 43—39, Zwart 2—8; 25. Wit 50—44, Zwart 7—11; 26. Wit 48—43, Zwart 11—17!; 27. Wit 27—31, Zwart 16:37; 28. Wit 32:21, Zwart 6—lil;-29. 21—16, Zwart 1T—21!!; 30. Wit 16:27, Zwart 2328 H Wit vervolgde nu met 3530 en verloor, doch de heer N. Broertjes te Hoofd- dorp merkt op dat Wit nu had moeten ant woorden met: 25—20 (14:25 40—34 29:49) 38—32! (49:29) 32:3 (39—23 gedwongen) 39—34 (23:46 gedwongen) 3—30! (36:48) 30:6 (48:30) 35:24 met remise! Inderdaad een bijzonder fraaie slagzet; dez^ zit echter zóó diep verborgen, dat ’t geen ver wondering behoeft te wekken dat beide spelers deze voortzetting over t hoofd hebben gezien. Om een en ander i n de party te zien, moet i men wel over zeer buitengewone damcapacitei- i ten beschikken. Wy danken echter den heer Broertjes voor - deze van ernstige studie getuigende opmerking! Oplossingen gelieve men binnen 14 dagen in te zenden. HUMOR IN HET DAMSPEL De ex-wereldkampioen B. Springer vertelde ons eens het volgend grappig voorval, dat hem in de damclub te Marseille werd verhaald. In de oorlogsjaren werd te Marseille een dam- wedstryd georganiseerd, waaraan om. door eenige Senegaleesche dammen werd deelgeno men, die deel uitmaakten van het Fransche vreemdelingenlegioen. Van de Fransche zyde bevond zich onder de deelnemers wylen de bekende meester J. Oa- route, die in den wedstrijd om het wereldkam pioenschap te Rotterdam in 1913 medespeelde. Nu is het een bekend verschynsel. dat voor ons. blanken, kleurlingen zeer moeilijk uit el kander te houden zyn en dat negers allen op elkaar gelijken. Met Garoute was dit schijnbaar het geval met de Senega leezen. In de eerste ronde ontmoette Garoute Ama- dcu-Kandi. den sterksten Senegalees. In de derde ronde moest Garoute tegen Amor- Doy. een anderen Senegalees, uitkomen. Toen Garoute, het type van een echten Mar- ■elllaan, zyn tegenstander zag, vloog hy ver ontwaardigd op en zei: „Ik heb al met jou ge speeld De Senegalees beweerde echter in z*n brab beltaaltje „Nee, jy niet gespeeld met ikke!”. Hevig ontdaan ging Garoute naar den leider en vroeg wat dat voor een m‘splaatste grap was om hem tweemaal tegen den sterken Ama dou-Ka nd 1 te laten spelen. Na vé^l gedellbereer ging Garoute tenslotte spelen en.... verloor. hy Is er nimmer van overtuigd kunnen worden dat ze hem In dien wedstrijd niet te pakken hadden genomen en* dat hy niet twee maal tegen den Sonegaleeschen kampioen had gespeeld! NOGMAALS PARTIJ Nr. 3. OPMERKINGEN UIT ONZEN LEZERSKRING In een onzer vorige rubrieken plaatsten wy een party, gespeeld op 29 Augustus 1935 te IJ- muiden in den zeestrandwedstryd tusschen Damclub „Llmuiden" en Haarlemsche Damclub, tusschen P. Leyte (TJmuiden) met Wit en J. W. van Dartelen (Heemstede) met Zwart. In deze party kwam na deh 23sten zet van Zwart (1T> de volgende stelling voor: stdpd in cyfers: DRIEMAANDELIJKSCHE WEDSTRIJD IN HET OPLOSSEN VAN SCHAAKPROBLEMEN Probleem No. 161. i. P. Coppens te Amsterdam perste publicatie c5 en dan d5 te spelen, wat my myne inziens van remise verzekerde. Plotseling overmeesterde my de eerzucht om Pc8 te spelen, met het plan om later op e6 de quallteit tegen een pion te offeren, waardoor de geïsoleerde pion op e6 zeer zwak zou biyven. Voor de uitvoering van dit plan wilde ik eventueel g5 speten). Zie dia gram. Wat moeten we beginnen, riep Profje uit. Eerst maar eten, zei Struisje practlsch, want die voelde zyn maag alweer en aangezien de anderen het met hem eens waren, werd een vuurtje aangestoken en probeerde Struisje, door een extra lekker ontbyt, voor een oogenbllk de zorgen te doen vergeten. ning is al het bijkomstige opgeofferd, waaraan sommige oplossers zich geërgerd hebben. An dere hebben zich met ons geamuseerd met het irreguliere geval, dat sterk humoristisch getint is. Mansfield is op de eerste plaats artist. Kip ping treedt in No. 156 op. als kosteiyk humorist. Kipping kan ook anders!! PARTIJEN VAN VROEGERE WERELDKAMPIOENEN (vervolg) De volgende party ontleenen wy aan het zeer Interessante werk van Capablanca „Grund züge der Schachstrategie”. Wy laten in de an notaties Capablanca aan het woord, die over het algemeen objectief oordeelt. TOURNOOI TE ST. PETERSBURG 1914 Spaansche party Wit: Dr. Em. Lasker Zwart: J. R Capablanca 1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Rfl— b5, a7—a6: 4. Rb5xc6; (Het doel van dezen zet is. snel tot een middenspel zonder koninginnen te korren, in welk wit op den koningsvleugel vier pionnen tegen drie heeft, terwyi het overwicht van zwart op den koninglnnevleugel. ten gevolge van den dubbelpion niet tot gelding komt. Daa rentegen heeft zwart het voopleel der beide raadsheeren tegen raadsheer en paard 4 d7xc6; 5. d2d4. e5xd4; 6. Ddlxd4, Dd8xd4; 7. Pf3xd4, Rf8d6. (Zwart wil kort rocheeren. omdat de konlng op den zwakkeren vleugel moet blyven om het voortrukken der witte pionnen te hinderen. Theoretisch is deze these te verdedi gen. Of dit plan in de praktyk het beste is, valt moeilijk te bewijzen. Men lette op het feit, dat na den grooten afruil wit dan in zeker op zicht een pion meer en dus een gewonnen eind spel heeft.) 8. PblC3. Pg8el. (Een volstrekt gezonde ontwikkeling. Op geen andere wijze kan het paard zoo snel en goed in den strijd ge bracht worden. In deze variant is el het nor male veld voor het paard. Hier hindert het de eigen pionnen niet; het kan zoo noodig naar g6 springen of via c6 naar d4 gespeeld worden.) 9. 00, 00; 10. f2Jf4. (Dezen zet vond ik toen zwqk en doe het heden nog. Hy brengt den e- pion in gevaar als deze naar e5 moet gespeeld worden en zwart krijgt gelegenheid, het paard door Rc5 te pennen.) 10Tf8e8. (Het e konden het niet helpen, maar ze ken den elkaar. Hadden elkaar leeren kennen op onzydig terrein op het tennisveld. Hy was een ski-kampioen, zy een zwemkam- ploene. Het gebeurde heel toevallig; overigens een doodgewoon geval. Een wederzijdsche kennis stelde hen aan elkaar voor. Zy bekeken elkaar eens en vonden niets by zanders aan elkaar. Zy spraken ook met elkaar over het een of ander onbeduidend onderwerp, met die hoffeiyke en ietwat gereserveerde schuchterheid, die het kenmerk is van een eerste kennismaking. Toen ontmoetten zy elkaar een tweeden keer, in den autobus. Thans spraken ze met meer warmte en vonden ze wat méér aan elkaar. Z.y ontdekte althans, dat hy. op heel onvoordeelige manier, een groen-met-wit gespikkelde das aan had; en hy werd gewaar, dat zy hemels blauwe oogen had. BU de derde ontmoeting bedachten ze. ieder voor zich, dat het. op slot van rekening, nog zoo'n slechte tydpasaeerlng niet was. om een zwemkampioene het hof te maken, en zich het hof te laten maken door een ski-kamploen. BU de vierde ontmoeting werkten zU hun gedachten uit, by de vyfde waren ze al heele- maal In sprookjesland, en by de zesde waren ze dol verliefd op elkaar. v zien. ZU geloofde hem op zyn Hy sprak haar geestdriftig van de bergen. ---- bedekt met sneeuw, en van de razende snel heid, die men met skiën bereikt, en stelde haar voor waar hy op vertrekken stond om óók naar den Stilber-pas te komen, die het doel van zyn zomervacantle was. Hy vertrok; en na twee dagen voegde zy zich by hem. vergezeld van haar lyfwacht. t.w. haar gezelschapsdame. Alexander was inder- daad een schitterende kampioen. Hetzelfde kon niet bepaald gezegd worden van Marianne, die niet anders dan zittend kon skiën, en er de voorkeur aan gaf. afstand te doen van de geliefkoosde sport van haar uitverkorene. Zy stelde zich tevreden, met in de salons van het hotel een uitgebrelde reeks van wlntersport- costuums te laten bewonderen. Genadige hemel, wat een sneeuw! Prachtig, zeker, in den winter maar 's zomers.-ondraag- iyk gewoon! Neen, dan de zee! De heerlUke zon, het warme strand, de zachte bries, de zeil- booten, de avonden aan zee, het heeriyk zilte water. O. de bergen moesten midden 4n zee liggen; dat zou prachtig zyn! Maar altyd die sneeuw, eeuwig wit, alles verblindend, die alle geluid dempt, en alle genoegens verstikt. Ge noeg daarvan. Een week had ze het uitgehou den. Nu geen dag langer. Toen Alexander thuis kwam, ging ze hem met een bedroefd gezichtje tegemoet. Ze legde j n hem uit: haar moeder had haar geschreven, »Ev dr®lgde ”u 11; Rc^'_12 R<3 om thuis te komen, want ze voelde zich een- zaam. Ze moest dus aanstonds vertrekken, den volgenden 'morgen al. Alexander keek haar aan. met rimpels of> het gelaat, en heel ontstemd. Maar hy vroeg haar niet, den brief te mogen lezen; hy geloofde haar zonder meer. Maar Je moet me beloven, dat JU ook een paar dagen aan de zee komt, zei ze tot hem. alvorens te vertrekken. ken. Ik geloof, dat niemand my ooit zal spre ken over SL Ódllle zooals zy het deed. Toen zy heel klein was, was zy er eens gekomen met haar vader, die Fransch officier was. Dat was tegen de verordeningen. Te voet waren zy ge komen om den berg weer te zien en terwyi zy boschbessen en wilde frambozen zocht en bloe men plukte om het altaar van St. Odille te versleren, vertelde haar vader haar die lieve legende van de koningsdochter, die blind gebo ren was. Daarna het dejeuner in de groote zaal van het klooster, dan een half uurtje gebed in de kapel. Haar vader had haar op het terras gebracht, dat geheel de vlakte van Elzas be- heerscht en zy had zich niet durven bewegen om haar vader niet te storen, die opging in zyn herinneringen. Eindeiyk sprak deze; hy noemde haar de dorpen op, die van daar te zien waren, zy herkende de kerktorens, de oude kasteelen. HU vertelde van zyn kindsheid, van zyn toch ten door het gebergte, van den wynoogst, als de druivenplukkers zingen die liederen, die de ge moederen ontroeren. Dan viel langzamerhand de avond en de officier kon niet scheiden van zUn dierbaar land; soms wachtten zy tot de maan hun weg verlichtte. Maar dan was het kind bang, dat geschreeuw van uilen, nacht vogels. vleermuizen deed haar schrikken. De gedachten van haar vader waren zoo ver ver wijderd van het tegenwoordige, dat zU hem niets durfde zeggen, dan bad zy. opdat de goede God den vrede op aarde mocht zenden. Als het wat later werd, zwegen die nachtdieren en alles werd stil, men bespeurde alleen den zoeten geur van het stille woud. Twee dagen later was ook hy aan "de Riviera, verschrikkeiyk gewrongen in een stel zomer- kleeren. die hem aller-onvoordeeligst stonden, en tamelijk belachelijk. Ja, Marianne amuseerde zich kostelyk; maar hy! Nauweiyks had hy met zyn voeten net water aangeraakt, of een rilling ging hem door de leden, van de toppen van zyn teenen tot de wortels van zyn haren toe! Marianne kon uien en uren in de aon liggen, op het gloeiend heete strand; maar hyi Het was. om er stulpen van te krygen. Gaandeweg werd hy bevangen door een ge weldig heimwee het heimwee van den leeuw zonder woestyn, van den gaucho zonder steppen dans. Op zekeren avond vatte hy moed en deeloe Marianne vol ver slagenheid mede dat zyn impresario hem naar de bergen terug riep. HU moest aanstonds gaan, als hQ op tijd wilde zyn voor de winterWedstrUden. Ook zy vroeg hem niet den brief te mogen i woord. Nauweiyks was hU by den Stllberpas aange komen. of hy herademde van biydschap, en trok trlomfantelUk zUn sneeuwschoenen aan. en zUn heele wollen wintercostuum. waarin hy zich volmaakt gelukkig voeldq. Maar den volgenden dag werd hy zich be wust van een onbestemde treurigheid, die den daaropvolgenden dag nog toenam. De sneeuw leek hem niet volmaakt om te skiën, en hy maakte zelfs verscheidene buitelingen. HU be merkte. dat hy niet verwyderd van Marianne kon leven. HU hield te veel van haar. HU pakte in haast zUn koffers weer in. en begaf zich weer snol op reis naar zee. naar de Riviera. Nauweiyks was hy aan tiet strand, of na tuur iyk ging hu op zoek naar Marianne. Och- arm! Ze zelden hem. dat zy vertrokken was.... Ja. toen Alexander was heengegaan, voelde ook Marianne een onbestemde treurigheid, die den volgenden dag nog stekender werd, en slj kwam tot de ontdekking, dat se. ver van hem. niet kon leven. En zoo was zy vertrokken, om zich weer by hem te voegen. Toen Alexander van haar vertrek vernam zei hy geen woord. HU keek slechts naar de zee. wrong zich-weer in zyn zomercostuum, be gaf zich naar het strand, keek nog altyd naar de zee. strekte zich vervolgens languit op het gloeiende zand, en koesterde zich behaagiyk in de heeriyke zonnewarmte! Zoodra Marianne in de bergen aankwam, sei ze geen woord, by het vernemen van Alexan ders vertrek. ZU keek slechts naar de sneeuw, deed de skiën aan, ging een stelle hoogte op. en daalde die weer af in onstuimige vaart, met stralend gezicht, en kwam met een ruk te staan, als een skiër-eerste-klas. Ze hadden allebei het volmaakte evenwicht gevonden voor hun geluk! (Nadruk verboden) 17Pe7—c8; 18. Tfl—f2. b6—b6; 19. Tf2— d2, Td7—e7; 20. b2—b4, Kg8—f7; 21. a3—a3, Rb7— a8. (Hier wyk ik wederom van m|jn oor- spronkeiyk plan af. Had ik hier, zooals ik bU mijn 17en zet Txe6; 22. fxeótTxeg gespeeld, dan betwijfel ik. dat wit kon winnen). 22. Kglf2. Tel—al; 23. g2—g4, h7—h6; 34. Td2—d3. a6— a5; 25. h2—h4, a5xb4; 26 a3xb4. TW7—e7. (Na- tuuriyk is dit doelloos. Beter was Ta3 om de opën hjn bezet te houden, met de dreiging het paard via b6 naar c4 te spelen.) 27. Kf2—f3. Te8—g8; 28. Kf3—f4, g7—g6. (MUn spel had een zwevend karakter. Heeft men een plan ge maakt, dan moet men bet als het mogeiyk is. uitvoeren.) 29. Td3g3, g6g5t; 30. Kf4f3, Pc8- b6; 31 h4xg5, h6xg5; 32. Tg3—h3. Te7—d7; 33. Kf3—g3! KH—e8; 34. Tdl—hl, Ra8—b7; 35. e4r—e5, d6xe5; 36. Pc3e4. Pb6 Rb7—c8; 38. Pc5xd7. Rc8xd7; 39. ■f8; 40. Thl—al. Ke8 d8; 41. Tal 42. Pv4c5. Zwart gaf de. party. verkorte notaties. Profje en Struis je waren op het jejanuner van den piloot naar buiten gekotfién 'en toen ze hoorden wat er was gebeurd, werden «e erg wanhopig. Alleen op een onbewoond eiland, naar ze wel vermoeden konden, met geen ar.der middel om er af te komen, dan de kleine kano van de negers, waarmede te niet verder dan tot een van de naburige eilanden zouden kunnen komen. zachten toon, byna beschaamd: .Mevrouw, u heeft het geweten van Jean-Pierre en mama, niet waar?” „Ja, arm kind, ja. ik weet het.” Die woorden werden op zoo'n medeiydenden toon gesproken, dat myn oogen vochtig werden. „Het is verschrikkeiyk voor mUn vader! Denk toch eens: zyn eenige zoon! Hy geloofde in hem, hy wilde hem tot opvolger hebben en die on waardige jongen, na hem bestolen te hebben, heeft hem zyn vrouw geroofd. HU is een ellen deling!" „En een ongelukkige!” .Beklaagt u hem?” Ik was ten hoogste verwonderd. Die vrouw, die wel nooit een enkele misdaad begaan had, toonde zich toegeefiyk voor een Jongeman die niets dan slechte daden had verricht. „Ja,” antwoordde zy, ,4k beklaag hem. Meen Je dan, dat hy gelukkig is?” „Als hy ongelukkig is, is hy zelf daar de schuld van.” .Misschien. Maar hy had geen weerstandsver mogen en bedorven door het fortuin is meegesleept.” „Als men de zwakheid gaat gebruiken excuus, komt men by de misdaad terecht” ,Ja, als men alleen is en niemand u de hand toesteekt. De groote misdadigers zyn meestal menschen. die aan hun lot zyn over gelaten na hun eerste slechte daad." Ik richtte my verontwaardigd op en riep uit: „Dus u keurt de handelwyze van myn vader af?” „Dat durf ik my niet veroorlooven. HU heeft Dh3. gxflPt 2. Kf2 enz. gxhlPt 2. Kxh2 enz. Ook een Engelsch probleem, maar van ge heel anderen aard dan de -coj>poeltle van Mansfield. Aan de twee zwarte .promoties paard, met dubbel schaak aan den wittm ko- 3 2 8 5 2 26 B B B r s B S t e a it t 3 e

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 11