El
De avonturen van Prof je en Struis je
uanden daq
Sint Maarten
F 250.-
|ies, liesbeth,
I
ELISABETH
Het Landbouw
crisisfonds
.UW-
n
De begroeting 1938
r
lEen koning
als gast
r
i
it de
I
De heiligen van de
folklore
of zander? Dat As de vraag,
wanneer U aan hart en zenuwen de
vereischte zorg wilt bèstedi
voor echter met De echte Koffie Hag
zonder coffeïne verschaft U dlle gt
noegens van prima koffie
beste productiestrekenf “X
Koffie Hag bekomt inderdi
ter, ook ’s avonds laat. Bovendien
worden door het vermaarde Hag-
procédé de krachtige smaak en het
kostelijke aroma van de fijnste
hooglandkoffie voor 900% gewaar-
borgd.
Ook de tweede soort, ^SankoT. tg
heel goed en kast slechts 44 efr,
per pakje.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN* GESCHIEDEN UITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
4
t
n
8
t
c
I]
I
I
sv
(Nadruk verboden)
hy met het briefje naar de
a
i
dagen
18
de gast van
(Wordt vervolgd)
I
1
t
a
A
r
ST
3
A
teleurgesteld. Het
dat de ultnoodi-
Hoe trekt toch dat gezigt zoo me aan?
Wat weltme in t starend oog een traan?
Wat doet mijn blik met stil verlangen
Zoo aan die kleine lichten hangen?
Wat wekt toch bij al ’t blij gewoel
Diep me in de ziel dat vreemd gevoel?
JBunte Martlnus bisachop,
■De roem van onzen lande,
Dat wy met zulke lugchies loopen,
Dat is Veur ons gijn schande.**
O zoet genot, o schuldelooze jeugd I
O, zaalge Sin te Maarten vreugd
..-.....-.-...a-.
I-----
>t
i.
n
n
it
1,
n
a
e-
Wat dolle pret, als, moé gespeeld en mat,
Des zomers <e ons in t ledensthrkend nat
Verlustigden jjer spiegelklare stroomeni
Wat was het schoon in koele schaAuw der
boomen!
Wat r(jk genot, als. schier *t gezigt ontvlugt.
De vlieger statig steigerde in de lucht!
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiyi
I
I
Toen ze lazen, dat er op een eiland men-
schen zaten, was er plotseling een groote
opgewondenheid. Iedereen hing uit het raam,
zoover ie kon en het scheelde niet veel of er
waren ongelukken gebeurd.
Zoo zingt wéér, opgeruimd van geest,
De jeugd op *t' Sinte Maartens-feeat,
En vrolijk gaat ze en uitgelaten
Al juublend langs de ruime straten
En draagt by stillen avondstond
Haar vriéndelijke lichtjes rond.
„Kip kap kogel,
Sunte Meertens vogel.
Hier woont *n riek man.
Die veul geven kan.
Veul kan hij geven,
Lang zal hjj leven.
Zalig zal hjj sterven,
*t Keuninkriek beërven."
Stil, luister! 't Was me', als trof mijn oor....
Wat klinkt daar wéér de straten door?
Mij dacht.... maar 't schijnt wel lang geleden;
En toch.... toch is het me, of eerst heden....
Schoon, neen! die wijs die woorden, ja,
Dat moet het zijn, dat is ’t Wéér; ha!
En tol en hoepel, handboog en raket.
De kegelbaan, het kaatsspel in de pet.
Het diefjesspel en altemet zelfs zoover.
Of wel bestopje, of krijgertje, of haasje over,'
De koten, knikkers, noten en vooral
De scherpe schaats op 't klinkend ijskristal!
Wat heb ik vaak in *t lommer van *t geboomt,
M^5jjk en groot, me een koning zelfs
Uit roem!
In overvl.
Zoowaarlijk ni
Geen kwaad 1
Och ja, *t.ls waar, *k sta aan mijn venster hier.
*k Vergat, te dwaas, mijn drietal kruisjes
schier,
En waande alreé, in zoet gepeins verloren.
Den kindertijd op nieuw voor mij geboren.
in de laan hen kon zien, omhelsde Jean-Pierre
mama. Ik hoorde niet, wat hij haar zei, maar
zijn manier van doen bracht mij tot opstand. Hij
had het recht niet zich voor te doen als
beminnende en beminde zoon. Ik Jiad ze van
elkander willen losrukken en tegenover iedereen
hedi willen toeschreeuwen, dat hij een dief, een
schurk was!
Maar toch bleef ik achter den vrachtauto,
ik kon toch niet plotseling voor den dag komen,
dat zou een bespottelijk drama te zien geven,
de de hoofdpersonen noodeloos zou hebben doen
lijden.
Mama
y-s en merkwaardige bijdrage oVer den Sint
H Maartepsavond lazen wjj onlangs in een
oud-Nederlandsch tijdschrift. Het artikel
tje is van de hand van H. Ilpzema Vinckers te
Groningen, die er als datum beschreef: 11
November 1851. Dus bijna een eeuw geleden!
Wij laten het hier volgen:
ging te voet heen, natuurlijk door
Claude geleid: zjj kwam zoo dicht langs den
vrachtauto, dat ik haar gelaat kon zien: het
straalde van blijdschap en ik hoorde haar zeg
gen: „Hij is totaal veranderd en dat heb ik aan
jou te danken.”
De medeplichtigheid van Claude werd daar
door bevestigd. Hij bezat een apostelziel, een
zeer schoone ziel zonder twijfel, maar met wie
ik niet zou kunnen leven.... Ik was slechts
een armzalig, mensthelyk wezen, dat kon lief
hebben tot absolute toewijding, maar ook haten
zonder vergiffenis te schenken.
Toen mama verdwenen was, verliet ik mijn
schuilplaats en ging bedaard naar het land
huis. Claude had het hek opengelaten, ik liep dus
het voortuintje door en schelde aan. De Breton-
sche kwam opendoen en zei: „O, juffrouw Elisa
beth, is u het! O, wat zal mevrouw blij zijn!"
„Ik ben niet gekomen om haar te bezoeken.
Wilt u mijnheer Jean^flerre Mayranyerwittigen,
dat ik hem werisch te spreken." -
^-^nze politieke macht, zelfs onze ker-
I I keiyke bloei zal ons op den duur -
niet baten, zoo wjj onze plaats niet
weten te veroveren tn' de universitaire
wetenschap. Steunt dus Uw eigen Unl-
versitelt.
Hoe krijgen we hem er toe ons hier te
halen? zuchtte- de piloot. ,JO”, zei Profje,
„dat brengt Struisje wel voor ons in orde,
die kan er eerst even heengaan." Hjj schreef
gauw een briefje en nadat Struisje zijn ei
een veilig plaatsje had gegeven en Profje
nog eens op het hart had gedrukt er af te
LM hal Fransch vertaald door Christine Kamp
kosten van het algemeen beheer, voor per
soneel en 'materiaal der centrales, dit 12
millloen bedragen, niet te hoog zijn. Het
komt ons voor, dat 10 pCt. van de uitgaven
voor de kosten van het algemeen beheer
e.d. toch wel erg hoog zijn.
Het is niet de bedoeling hier te gaan plei
ten voor de afschaffing van het Landbouw
crisisfonds of de crisismaatregelen. Het be
lang van den landbouw Is zoo groot, dat
deze instand gehouden moet worden en
dat daarvoor het geheele volk offers moet
brengen. Ook het deel van de bevolking,
dat leeft van industrie en handel, heeft bij
een krachtigen landbouw alle belang. Maai
waar wij wel voor pleiten en waarop wij
voortdurend terugkomen is, dat het platte
land niet bevoordeeld wordt ten koste van
de stedelijke bevolking en dat de boerderij
niet wordt gesteund ten koste van de groote
gezinnen, wier eerste levensbehoeften te
zwaar" worden belast.
bleven, vloog
Graf Zeppelin.
De menschen in het luchtschip keken raar
op, toen de struisvogel opeens-aan hun ven
ster verscheen. Een van hen boog zich uit
het raam en nam het aangeboden briefje
aan. nieuwsgierig «'at daar wel in zou staan.
bij levenslange geneeie ongescniktheid tot werken, door
verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen
1 Sta aan mijn raam, 11a sla ze ga
En staar ze diepbewogen na.
Die schalke schaar van kleine menschen.
Die met hun zangen en hun wenschen,
Nog onbekend met zorg en kruis,
^>aar vrolijk rondgaan, huis aan huis.
O, hoo^, hoe lustig klinkt hun lied!
En als men hun een gave biedt,
Hoe kleen, hoe nietig ze ook moog wezen.
Wat warme dank staat dan te lezen
In *t vriendlijk oog! El, sfehenk hun wat!
Wat gij naauw telt, schijnt hun.een schat
Zoo zingt men daar; zóó zong ook ik weleer
O, *k zie nog eens 31e blijde dagen wéér,
*ïben nog als kind, in weêrgalooze weelde.
Als dartle knaap aan moeders schoot ik speelde.
En op mijn, beurt, was Sinte Maarten daar.
Ik schaaleend me aansloot aan de onnoozle
schaar.
Dat was een tijd, een wonderschoone tijd!
Wat wist de knaap van moeite, zorg of strijd?
WAs t schooluur om, dan fluks met zijn
kornuiten
Ia t vrije veld. Hoe heerlijk was t daar
bulten;
Hoe vriendelijk scheen, In t midden van de Mei,
De lieve zon op akker, bosch en wei!
ik een optelling, een voorgevoel, dat mij deed
stilstaan. Eer ik aanschelde, wilde ik rond
kijken, luisteren, aan dat huls zijn geheimen af
vragen.
Vlak tegenover het voortuintje aan den ande
ren kant van de laan stond een groote vracht
wagen, waarachter ik kon uitkjjken zonder zelf
gezien te worden. Helaas, ik behoefde niet lang
tg wachten. De deur ging open en ik zag Claude,
hij daalde de enkele treden van de stoep af,
keek rechts en links in de straat alsof hij iets
verwachtte, dan ging hij terug. Vijf minuten
gingen voorbij, zij leken mij heel lang en op
nieuw ging de deur open en mama kwam te
voorschijn. Zij sprak met iemand, die achter
haar in de schaduw 'bleef, waarschijnlijk mevr.
Rendut, mama had dus niet gelogen.
Ik wilde mijn schuilplaats verlaten, blij als een
schoolmeisje, dat iemand voor den gek heeft
gehouden, toen iemand er aan kwam, dien ik
niet .verwacht had daar te zien: Jean-Pierre. die
mamg uitgeleide deed!
Jean-Pierre te Neuilly! Jesn-Pii
mevr. Rendut! Dat zag ik, maar l^n het niet
gelooven. Wie heeft Jean-Plétre hier gebracht,
wie hem doen aannemen?Claude!
O, hoe had hij mij bedrogen’ Toen papa en
ik alles in het werk stelden om haar zoon van
mama verwyderii te houden, hem door haar te
doen vergeten, was hij het, die lederen dag haar
kwam bezoeken om haar over dien Jongen te
spreken, die eigenlijk in de gevangenis thuis
hoorde. Was hjj niet verantwoordelijk voor dat
schot, dat zijn moeder bijna gedood had?
Op de stoep van het landhuis, zoo dat iedereen
M) verlies van een band,
mo voet et een oog.
Eerst naar LINKS,
dan naar RECHTS
«iltkijken vóór e
oversteekt, en....
even uw beurt al-
wachten. (Neem lie
ver een latere tram
dan., de auto van
den „Eerste Hulp
dienst".)
Meest was de wenach ookNginder boog gerigt
En schonk Ik slechts in *t lagehend droorh-
gezigt
Ma een aardig nest, met zes of zeven jongen,
Die, groot gemaakt, voor mij, hun meester,
zongen;
Of- 1 heugt me altoos, boe daar mijn hart
naar trok.
3 Ben grooten, sterken, fraai gehoornden bok
„Sunte, Sunte Meerten,
De koeien dragen steerten,
De kalver dragen horens,
De kerk staat bij den toren
WIIHIIIIIIIIIIIHIIIIBRUGGELD
!■»-
i Wie
Vóór hij „bruggeld.'
HERMAN KRAMER
^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiitni^
vinden, altijd tusschen haar en jou en als je
meent, dat zij haar bezoeken hier zal herhalen,
dan vergis je Je. Vanavond zal ik vader waar
schuwen Ik wü niets weten van je plannen,
maar verbeeld je niet, dat mama ons opnieuw
zal verlaten. Ik ben tot alles in staat om dat
te beletten, begrijp Je? Hoe heb je haar durven
weerzien na alles, wat je gedaan hebt! Weet
je niet, dat gedurende vreeseljjke dagen en
nachten wij gevreesd hebben haar te verliezen
en dat papa weet, dat het is, toen zij je in een
kroeg ging zoeken, dat zjj dat schot ontvangen
heeft tan een van je vrienden, net zoo dronken
als Jij? Je bent een ellendeling, een misdadiger,
een dief en Je gebruikt als wapen tegen ons de
liefde, die mama ondanks alles voor Je koestert.
Als je maar een beetje geweten en rechtscha
penheid had gehad, dan zou Je niet haar heb
ben durven weerzien, maar je geeft voor zwak
te zjjn en dat die zwakheid een excuus voor
Je is. Die comedle mag "je niet meer spelen, Ik
herhaal wa( ik in Rouaan zei: „Ga heen, ver
dwijn. de wereld is groot genoeg, maar blijf niet
in de nabijheid van mama, want zoolang je
hier bent, zal zij slechts ongelukkig kunnen zijn."
Gebogen, zijn gelaat verbergend antwoordde
hij niet Geprikkeld door het zwijgen, greep ik
zjjn arm en dien schuddend riep ik uit: „Versta
Je mij niet, of moet ik gaan dreigen. Als je
voortgaat mama lastig te vallen, als je weer
probeert haar aan ons te ontrukken, zal Ik van
mijn vader verkrijgen en dat zal gebeuren, dat
hij een aanklacht bij de justitie tegen Je in
dient; wel heb je het schot niet gelost, maar
je hebt bet toegelaten, bovendien zal papa om
gedroomd;
it niet of om. In eer verheven,
weelde en lust te leven,
het kinderlijk gemoed.
vond slechts dat droomen
zoet.
Neerland is de laatste jaren
Wèl aan bruggenbouw gewend,
Maar nü komt daarin een ander
En een hooger element,
Want de brug, die nu gebouwd wordt,
Wordt er een van grootsche lijn,
Waarvan forsche, sterke pijlers
In het hart geworteld ziln.
Deze brug wordt nu geslagen
Van dengeen, die arbeid heeft
Naar zijn medemensch, die nood lijdt,
En in zorg en armoe leeft.
Neerland, dat graag trotsch wilt wezen
Op perfectie van 't verkeer,
Deez’ verbinding móet er komen,
Want zóó gaat 't niet langer meer.*
Gij, die arbeid hebt, weest dankbaar,
Maar weest daarmee niet tevree.
Geeft die dankbaarheid ook uiting:
Als ge werk hebt, helpt dan mee!
Kleeding, dekking, schoeisel kome
Vóór den winter, vóór de kou!
Laat uw goede hart thans spreken,
Stelt niet uit, maar: do it now!
'ilaat een brug naar uwen naaste,
geen oogenblik gedraald,
nog werkt zij niet tevreden
heeft betaald!
Hij werd absoluut niet in verlegenheid ge
bracht door alles wat voor z*n begrippen vreemd
was, en bemerkte volstrekt niet, dat z’n gast
vrouw van den eenen schrik in den anderen
viel. Hij zei nooit dat het koud was, maar had
de gewoonte om al de lakens van z’n bed af
te halen, deze stevig om z’n gekleede zwarte
jas te slaan en dan naar buiten naar de broei
kas te wandelen. Die broeikas scheen de eenige
plaats te zijn, waar hij zich behoorlijk thuis ge
voelde. HU ging geregeld daar zitten en deed
de lakens een voor een weer af, naarmate de
temperatuur die van z’n eigen land nabij kwam.
Eens op *n warmen dag, toen mevrouw Ho
miny haar koninklijken gast in z’n toevluchts
oord kwam opzoeken, zag ze, tot haar niet ge
ringe ontsteltenis, dat Zijne Majesteit Molna-
Lounga, zich niet alleen van de lakens, maajr
ook van alle overtollige kleedingstukken, zoo-
als jas. broek en vest, had ontdaan, en in de
volle glorie van z’n blank ondergoed, rustig
met een tak reslda’s zat te spelen.
Diep onder den indruk van de prachtige
bloemen, was hij er zich totaal niet bewust
van, dat z’n kleedij en gedrag uiterst vreemd
waren. Hjj stond op en liep statig op mevrouw
Hominy toe, om haar z’n bewondering voor al
die bloemen mee te deelen.
Het werd dan ook al heel gauw de gewoonte,
den koninklijken logé stil in de broeikas te
laten en hem met de reslda’s te laten spelen,
terwijl de rest van de gasten zich elders ver
maakte.
Mevrouw Hominy was die,
was haar duidelijk gewordei
ging van dezen koning door haar gasten als
een soort van bedreiging werd beschouwd. Men
was niet in t minst onder den Indruk van het
voorname bezoek. En toch zouden zij, die meer
naar het' Innerlijke dan naar het uiterlijke ke
ken, bemerkt hebben, dat MoinaLounga. on
danks z’n primitieve manieren en wijze van
doen, een uitstekend karakter bezat.
Echter, mevrouw
Rosa Hominy be
kommerde zich
zeer weinig om
het karakter ba
rer gasten, zoo
lang ze hun mes
sen en vorken aan
tafel behoorlijk gebruikten. En niemand was
blijer dan de kasteelvrouwe van Utile Dulci,
toen de koning eindelijk vertrok.
Arme Moina-LoungaHet zou wel curieus
zijn te weten, hoe hij over dit alles denkt, maar
dat zal wel altijd een geheim blijden! Eén ding
is zeker, dat hij z’n waardige houding behield
tot het einde .toe. en ./dat hij nooit eenige kri
tiek uitoefende op de genoten gastvrijheid.
et vierhonderdjaiig bestaan der Koloniale
bezittingen van Canaria zou luisterrijk
herdacht worden. Er zou o.a. een fees
telijke kroonraad worden gehouden. In die da
gen nu. reed generaal Popjoy aan de zijde van
een zwart heerschap in een grooten auto naar
de woning van mevrouw Rosa Hominy. Het
was aan dien generaal, dat die dame het voor
al te danken had, dat er een Koninklijke Ma
jesteit want dat was het zwarte heerschap
onder haar dak zou worden ondergebracht.
Generaal Popjoy was aangewezen om als adju
dant van koning MoinaLounga, kersversch en
speciaal voor voor deze gelegenheid uit de bin
nenlanden van Afrika overgekomen, op te tre
den. Ook moest hjj er voor zorgen, dat die oude,
zwarte heer, volgens z’n staat en stand werd
geherbergd en verder aangenaam en op gepaste
wijze werd bezig gehouden.
En zoo geschiedde het. dat generaal Popjoy
aan mevrouw Hominy schreef, dat hjj abso
luut niet wist wat hij met zijne zwarte Majes
teit moest aanvangen. In het Koninklijk paleis
van Canaria was geen plaats meer. Dadelijk te
legrafeerde mevrouw Hominy terug, dat zij Z.M.
Koning MoinaLounga en zijn gevolg op haar
kasteel Utile Dulci ultnoodigde.
Het dateerde niet van vandaag of gisteren,
dat de Hominy’s hoopten aan een koning of
desnoods aan diens familieleden huisvesting te
mogen verleenen. Welke huidkleur Z. M. had.
kwam er niet op aan. Als hij maar een koning
was.
Koning MoinaLounga en z’n gevolg namen
de uitnoodlging gretig aan. Het gezelschap be
stond uit ZM.. z’n Kamerheer, z’/i parapluie en
twee persoonlijke bedienden, alsmede z’n toege-
voegden adjudant generaal Popjoy. Bij de aan
komst van dit luisterrijk gezelschap had me
vrouw Homlny zich in een schitterend cos-
tuum gestoken. Zij begroette het op de boven
ste trede van den hoofdingang, waar zij een
lange welkomsttoespraak hield. Gedurende dien
tijd bleef Zijne zwarte Majesteit onbeweeglijk
onder aan de trap staan wachten, zonder het
minste teeken van ongeduld. Daarna hij had
geen enkel woord verstaan boog hij diep, zei
niets en werd naar z’n kamer geleid.
Tot dusver was alles in orde. De overige gas
ten waren nu beneden verzameld en mevrouw
Homlny begon met haar gasten te bespreken,
wat ze al zoo van hen verwachtte. Generaal
Popjoy, die naast haar zat, glimlachte slechts.
Maar hij protesteerde, toen de gastvrouw er op
aandrong, dat al de aanwezige dames een diepe
bulging voor den zwarten vorst zouden maken.
Een oudere dame was zeer verontwaardigd
daartAer.
„Wat zeg je daar?” riep ze, „een diepe bui
ging voor zoo’n afschuweljjken, ouden....”
Je moet het doen, Gwendoline, ik sta er
op. Bent u het niet met me eens, generaal?”
„Neen.” antwoordde de krijgsman, „ik doe
het ook niet. Ik acht het niet noodlg. heelemaal
niet noodlg. M'n eenige raad is: sluit 's nachts
uw deuren goed af
„Maar generaal,” klonk het afkeurend uit den
mond van mevrouw Homlny.
.Jk meen wat ik zeg, m'n waarde mevrouw.
U schijnt uit ’t oog te verliezen, dat deze man
een halve wilde is. Nog niet lang geleden, be
hoorde z’n volk tot de menscheneters. Ik zeg
u dat, om u te waarschuwen.”
.Maar.... maar hij is toch een koning,” pro
testeerde de gastvrouw.
„We noemen hem koning. omdat we dat op
politiek gebied wenscheljjk achten. In werke
lijkheid is hij een belangrijk opperhoofd, dat is
alles. Ofschoon hij mij persoonlijk niet onsym
pathiek Is. vond ik het toch beter, dat de da
mes geen buiging voor hem maken."
.Maar ik," zei mevrouw Homlny, met een njj-
digen blik op den toegevoegden adjudant van
koning MoinaLounga, .Aal hem toch .Ma
jesteit” noemen.”
De tegenkanting, die de gastvrouw op die
mlddag-conferentie al had ondervonden, werd
gedurende het gala-dlner en op de volgende
dagen, steeds sterker. Uit alles bleek wel, dat
die tegenkanting der gasten niet ongemotiveerd
was. Mevrouw Hominy bleef echter haar zwar
ten konlpg hardnekkig met „Majesteit" aan
spreken, wat niet onbedenkelijk scheen, vooral
als de vorst een stuk eendvogel met z’n zwarte
vingers afkloofde en uit het vlngerkommetje
dronk. HÜ deed al deze dingen echter met een
natuurlijkheid en een waardigheid die menig
beschaafd personaadje hem zou hebben benijd.
eeds herhaalde malen hebben wij er-
op gewezen, dat de crlsispolitlek van
de regeerlng ten aanzien van den
landbouw geleid heeft tot prijsverhooging
der levensmiddelen tot een zoodanig peil,
dat men niet meer kan spreken van een
evenredige en redelijke verdeeling der las
ten. En wel daarom niet, omdat de eerste
levensbehoeften zwaarder worden belast
dan noodzakelijk Is voor den steun aan
deze producten, en omdat door de belastin
gen en heffingen vooral de gróote en minst
draagkrachtige gezinnen worden getroffen.
Deze politiek wordt gedemonstreerd door
de begroeting van het Landbouwcrisisfonds
voor 1938. Deze wijst aan voor inkomsten
eén bedrag van 132 millioen gulden en voor
uitgaven - 130 millloen gulden. Gaat men
deze cijfers analyseeren, dan blijkt, dat de
netto monopoliewinst op den Invoer van
granen bedraagt 14.4 mlHioen gulden, een
bedrag dus dat voor het meerendeel wordt
betaald door de broodverbruikers. Aan hef
fing op zuivelproducten kómt een bedrag
in van 33.7 millioen, aan heffing op uitvoer
van zuivelproducten 1.2 millioen, op de
margarine, olie en, vet 37.6 millioen en op
de blnnenlandsche veekoeken 2 millloen.
Aan zuivelsteun wordt door het Land
bouwcrisisfonds betaald 76 millloen gulden.
Voor meer dan de helft moet deze steun
dus komen uit <fe heffing op margarine
olie ep vet, waarvoor deze resp. zijn belaft
met 51, 35 en 35 cent per K.G. Dit is een
belasting, die veel en veel te hoog is. De op
centen op den suikeraccijns brengen 17
millloen op, waartegenover staat, dat aan
steun voor den bietenbouw moet worden
uitgegeven 8-5 millloen, 8.5 millioen van de
suikerbelastlng zouden dus seeds kunnen
vervallen, als dit bedrag niet noódig was
voor andere producten. En dit. terwijl de
suiker toch reeds overmatig zwaar belast
is. Overigens vraagt men zich ook af, of de
En nu, ga voort, trek, opgeruimd van geest.
OU, klein geboefte op dit uw eigen feest
Van huis tot huis; wees dartel, uitgelaten;
Vervul verheugd met uw gezang en straten;
Draag, vroom en vroed, by stillen avondstond,
Den Sant ter eer, uw vreugdefakkels rond.
Xk zal de vriendin van mama gaan bezoe
ken; zy, die huweiyken tot stand- brengt. In
haar collectie had„zy misschien'"Wel een alle-
daagschen jongeman, gekleed naar de laatste
mode, 'een type, die auto, stoomjacht, jacht
gebied bezat, die een belangryk Inkomen ge
boot, die my een heerenhuis, paarlencolliers,
Pelterijen kon aanbieden. Ik zou op reis gaan,
ik zou weelderige toiletten dragen, ik zou coquet-
tene leeren, alle mannen bespotten. Ik zou dan
sen, flirten, ik zou lachen en my amuseeren. In
een woord ik zou gelukkig zyn« Dat was het ge
luk; toen ik het ergens anders zocht, had ik
Slechts verdriet gevonden.
Terwyi ik my zoo in myn leed verdiepte, was
ik in het Bois-gekomen.'Ik keek hoe laat het
*«s: half vyf. ik wilde niet naar huis gaan
<n daar het toeval my had geleid op den weg'
baar Neuilly, zou ik tot aan het landhuisje van
mevr. Rendut gaan. Mama was er toch niet,
dat leek my zeker, maar ik zou aan mevr. Ren
jut vertellen, hoezeer die leugen my verdriet
h<d gedaan.
Zachtjes liep ik voort. Toen ik het sag, kreeg
Eenige maanden later, toen generaal Popjoy
en de zwarte koning reeds lang uit de be
schaafde wereld waren vertrokken, en laatst
genoemde den hoogen hoed en de gekleede Jas
als iets geheel overbodig had weggeworpen, be
gon koning Moina-Lqunga yverig den generaal
te helpen met het opbouwen van diens tent,
en toen generaal Popjoy daartegen protesteer
de, antwoordde hy eenvoudig:
„Toen ik in uw land was, heeft men zelfs een
glazen huis voor my gebouwd, waarin ik de
natuur van myn land terug vond. Nu bent u
myn gast en zal Ik u helpen een woning van
uw land op te bouwen.”
En mevrouw Rosa Hominy van Utile Duld
vertelde aan haar vrienden in Canaria van een
koning. die by haar gelogeerd had en al de
manieren had van een tuchthuisboef.
de moreele waarde van den aangeklaagde aan
te toonen verklaren, dat r je in zyn kantoor
verschillende malen diefstal hebt gepleegd en
dat je zelfs een onschuldige er voor hebt laten
aanklagen, zonder tusschenbeide te komen.”
Een schorre stem, een smarteiyke stem, die
my zyn arm deed loslaten, dien ik zoo heftig
schudde, antwoordde: „O, zwijg toch, zwyg! Ik
zal heengaan.”
Dat was nog niet alles, wat ik verlangde en
ik vroeg: „Zul je alleen vertrekken?”
,Jw, alleen.”
.Je woord er op....” Maar wreed tot het
uiterste, voegde ik er aan toe „Och, dat ia niet
noodlg. ik vergat, dat je niet tfeet, wat eer is!"
Een snik antwoorde my. maar een snik, die
my zoo oprecht leek, dat ik nu) snel naar de
deur 'wendde. Wat is dat? Zou ik met dien
schurk mee gaan huilen?
Op het oogenblik. dat ik den salon verliet, her
haalde ik: ..Mag ik aan papa zeggen, dat je
zonder haar zult vertrekken?”
„Ik zal vertrekken.... zonder haar....”
Die belofte kalmeerde my. .Als je soms iets
noodlg hebt, kan je my schryven.”
Jean-Pierre stak zyn handen omhoog alsof hy
my wilde wegduwen.
„Het is uit.... laat my alleen....”
Ik was vlak by de deur, die ik opende en
toen keek ik een laatste maai naar dien man,
die myn broer was en dien ik zoo diep ver
achtte. zyn oogen waren op my gevestigd en
schenen my te smeeken.
ATT C A °P blad zyn ingev.olge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7^10 levenslange geneeie ongescniktheid tot werken, door p 7^0 by een mot
/A I «I «r*< I w ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen vFVFe verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen vWa doodelijken afloop
Myn gezicht moest wel duldeiyk toonen. dat
ik niet goed gehumeurd was; de dienstbode
opende de deur van den salon. Ik bleef staan,
met zoo veel beslistheid wachtend, dat geen tus-
schenkomst, ook niet van mevr. Rendut my had
kunnen doen heengaan. Ik wilde myn broer
zien, hem zeggen wat ik dacht van zyn gedrag,
daarna pas zou ik nadenken. Hy kwam aarzelend
in den salon, hy vroeg zich waarschyniyk af.
wat ik wilde. Hy stak mij de hand toe, maar
ik deed, alsof ik die niet zag en dadeiyk begon
ik te spreken:
„Mama is juist hier weggegaan. Nu geen
leugens, alsjeblief, dat.is nutteloos! Ben jy het,
die haar gevraagd heeft hier te komen?"
Jean-Pierre keek my verward, beschaamd aan.
wy hadden elkander niet meer gezien sedert
Rouaan en er waren tusschen ons vreeselyke
herinneringen. Hy boog het hoofd en ant
woordde: ,Jk wilde haar zien om haar om ver
giffenis te smeeken. Ik ben teer schuldig ge
weest.. f, Als mama gestorvén was, zou ik haar
niet overleefd hebben."
ik voelde geen medeiyden. „Was je van plan
zelfmoord te plegen? Nog een lafhartige daad te
voegen by de andere? Dus, nu heb je de comedle
van het berouw gespeeld, mama heeft je ver
geven en nu ga je weer beginnen om haar te
doen lyden. Dat schynt je doel te zyn in het
leven, by gebrek aan iets beters. Ik ben geko
men om Je te zeggen, dat ik het niet zal
dulden."
„Ik verzeker je....”
„Verzeker niets, dat is nutteloos, mama alleen
kan je gelooven. Voortaan zul je my op Je weg
Er komt een 'dag. dat ge andre dingen kent,
Eens wordt uw hart het schuldloos spel
ontwend,
Door forg bekneld, door weemoed toegenepen;
Eerst zult ge een poos met idealen dweepen.
Dan vindt ge, ontwaakt, den tyd schrikbarend
4 vlug
En hadt zoo gaarne uw gcaftlen jeugd terug.
De schrijver voegt er nog de volgende opmer
king aan toe:
Het Sinte Maartensdeuntje wordt hier mee
gedeeld, zoo als het tn t oldambt, met name
te Winschoten, in myn jongenstyd werd ge
zongen.