El De avonturen van Prof je en Struis je uanden daq Sint Maarten F 250.- |ies, liesbeth, I ELISABETH Het Landbouw crisisfonds .UW- n De begroeting 1938 r lEen koning als gast r i it de I De heiligen van de folklore of zander? Dat As de vraag, wanneer U aan hart en zenuwen de vereischte zorg wilt bèstedi voor echter met De echte Koffie Hag zonder coffeïne verschaft U dlle gt noegens van prima koffie beste productiestrekenf “X Koffie Hag bekomt inderdi ter, ook ’s avonds laat. Bovendien worden door het vermaarde Hag- procédé de krachtige smaak en het kostelijke aroma van de fijnste hooglandkoffie voor 900% gewaar- borgd. Ook de tweede soort, ^SankoT. tg heel goed en kast slechts 44 efr, per pakje. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN* GESCHIEDEN UITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 4 t n 8 t c I] I I sv (Nadruk verboden) hy met het briefje naar de a i dagen 18 de gast van (Wordt vervolgd) I 1 t a A r ST 3 A teleurgesteld. Het dat de ultnoodi- Hoe trekt toch dat gezigt zoo me aan? Wat weltme in t starend oog een traan? Wat doet mijn blik met stil verlangen Zoo aan die kleine lichten hangen? Wat wekt toch bij al ’t blij gewoel Diep me in de ziel dat vreemd gevoel? JBunte Martlnus bisachop, ■De roem van onzen lande, Dat wy met zulke lugchies loopen, Dat is Veur ons gijn schande.** O zoet genot, o schuldelooze jeugd I O, zaalge Sin te Maarten vreugd ..-.....-.-...a-. I----- >t i. n n it 1, n a e- Wat dolle pret, als, moé gespeeld en mat, Des zomers <e ons in t ledensthrkend nat Verlustigden jjer spiegelklare stroomeni Wat was het schoon in koele schaAuw der boomen! Wat r(jk genot, als. schier *t gezigt ontvlugt. De vlieger statig steigerde in de lucht! iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiyi I I Toen ze lazen, dat er op een eiland men- schen zaten, was er plotseling een groote opgewondenheid. Iedereen hing uit het raam, zoover ie kon en het scheelde niet veel of er waren ongelukken gebeurd. Zoo zingt wéér, opgeruimd van geest, De jeugd op *t' Sinte Maartens-feeat, En vrolijk gaat ze en uitgelaten Al juublend langs de ruime straten En draagt by stillen avondstond Haar vriéndelijke lichtjes rond. „Kip kap kogel, Sunte Meertens vogel. Hier woont *n riek man. Die veul geven kan. Veul kan hij geven, Lang zal hjj leven. Zalig zal hjj sterven, *t Keuninkriek beërven." Stil, luister! 't Was me', als trof mijn oor.... Wat klinkt daar wéér de straten door? Mij dacht.... maar 't schijnt wel lang geleden; En toch.... toch is het me, of eerst heden.... Schoon, neen! die wijs die woorden, ja, Dat moet het zijn, dat is ’t Wéér; ha! En tol en hoepel, handboog en raket. De kegelbaan, het kaatsspel in de pet. Het diefjesspel en altemet zelfs zoover. Of wel bestopje, of krijgertje, of haasje over,' De koten, knikkers, noten en vooral De scherpe schaats op 't klinkend ijskristal! Wat heb ik vaak in *t lommer van *t geboomt, M^5jjk en groot, me een koning zelfs Uit roem! In overvl. Zoowaarlijk ni Geen kwaad 1 Och ja, *t.ls waar, *k sta aan mijn venster hier. *k Vergat, te dwaas, mijn drietal kruisjes schier, En waande alreé, in zoet gepeins verloren. Den kindertijd op nieuw voor mij geboren. in de laan hen kon zien, omhelsde Jean-Pierre mama. Ik hoorde niet, wat hij haar zei, maar zijn manier van doen bracht mij tot opstand. Hij had het recht niet zich voor te doen als beminnende en beminde zoon. Ik Jiad ze van elkander willen losrukken en tegenover iedereen hedi willen toeschreeuwen, dat hij een dief, een schurk was! Maar toch bleef ik achter den vrachtauto, ik kon toch niet plotseling voor den dag komen, dat zou een bespottelijk drama te zien geven, de de hoofdpersonen noodeloos zou hebben doen lijden. Mama y-s en merkwaardige bijdrage oVer den Sint H Maartepsavond lazen wjj onlangs in een oud-Nederlandsch tijdschrift. Het artikel tje is van de hand van H. Ilpzema Vinckers te Groningen, die er als datum beschreef: 11 November 1851. Dus bijna een eeuw geleden! Wij laten het hier volgen: ging te voet heen, natuurlijk door Claude geleid: zjj kwam zoo dicht langs den vrachtauto, dat ik haar gelaat kon zien: het straalde van blijdschap en ik hoorde haar zeg gen: „Hij is totaal veranderd en dat heb ik aan jou te danken.” De medeplichtigheid van Claude werd daar door bevestigd. Hij bezat een apostelziel, een zeer schoone ziel zonder twijfel, maar met wie ik niet zou kunnen leven.... Ik was slechts een armzalig, mensthelyk wezen, dat kon lief hebben tot absolute toewijding, maar ook haten zonder vergiffenis te schenken. Toen mama verdwenen was, verliet ik mijn schuilplaats en ging bedaard naar het land huis. Claude had het hek opengelaten, ik liep dus het voortuintje door en schelde aan. De Breton- sche kwam opendoen en zei: „O, juffrouw Elisa beth, is u het! O, wat zal mevrouw blij zijn!" „Ik ben niet gekomen om haar te bezoeken. Wilt u mijnheer Jean^flerre Mayranyerwittigen, dat ik hem werisch te spreken." - ^-^nze politieke macht, zelfs onze ker- I I keiyke bloei zal ons op den duur - niet baten, zoo wjj onze plaats niet weten te veroveren tn' de universitaire wetenschap. Steunt dus Uw eigen Unl- versitelt. Hoe krijgen we hem er toe ons hier te halen? zuchtte- de piloot. ,JO”, zei Profje, „dat brengt Struisje wel voor ons in orde, die kan er eerst even heengaan." Hjj schreef gauw een briefje en nadat Struisje zijn ei een veilig plaatsje had gegeven en Profje nog eens op het hart had gedrukt er af te LM hal Fransch vertaald door Christine Kamp kosten van het algemeen beheer, voor per soneel en 'materiaal der centrales, dit 12 millloen bedragen, niet te hoog zijn. Het komt ons voor, dat 10 pCt. van de uitgaven voor de kosten van het algemeen beheer e.d. toch wel erg hoog zijn. Het is niet de bedoeling hier te gaan plei ten voor de afschaffing van het Landbouw crisisfonds of de crisismaatregelen. Het be lang van den landbouw Is zoo groot, dat deze instand gehouden moet worden en dat daarvoor het geheele volk offers moet brengen. Ook het deel van de bevolking, dat leeft van industrie en handel, heeft bij een krachtigen landbouw alle belang. Maai waar wij wel voor pleiten en waarop wij voortdurend terugkomen is, dat het platte land niet bevoordeeld wordt ten koste van de stedelijke bevolking en dat de boerderij niet wordt gesteund ten koste van de groote gezinnen, wier eerste levensbehoeften te zwaar" worden belast. bleven, vloog Graf Zeppelin. De menschen in het luchtschip keken raar op, toen de struisvogel opeens-aan hun ven ster verscheen. Een van hen boog zich uit het raam en nam het aangeboden briefje aan. nieuwsgierig «'at daar wel in zou staan. bij levenslange geneeie ongescniktheid tot werken, door verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen 1 Sta aan mijn raam, 11a sla ze ga En staar ze diepbewogen na. Die schalke schaar van kleine menschen. Die met hun zangen en hun wenschen, Nog onbekend met zorg en kruis, ^>aar vrolijk rondgaan, huis aan huis. O, hoo^, hoe lustig klinkt hun lied! En als men hun een gave biedt, Hoe kleen, hoe nietig ze ook moog wezen. Wat warme dank staat dan te lezen In *t vriendlijk oog! El, sfehenk hun wat! Wat gij naauw telt, schijnt hun.een schat Zoo zingt men daar; zóó zong ook ik weleer O, *k zie nog eens 31e blijde dagen wéér, *ïben nog als kind, in weêrgalooze weelde. Als dartle knaap aan moeders schoot ik speelde. En op mijn, beurt, was Sinte Maarten daar. Ik schaaleend me aansloot aan de onnoozle schaar. Dat was een tijd, een wonderschoone tijd! Wat wist de knaap van moeite, zorg of strijd? WAs t schooluur om, dan fluks met zijn kornuiten Ia t vrije veld. Hoe heerlijk was t daar bulten; Hoe vriendelijk scheen, In t midden van de Mei, De lieve zon op akker, bosch en wei! ik een optelling, een voorgevoel, dat mij deed stilstaan. Eer ik aanschelde, wilde ik rond kijken, luisteren, aan dat huls zijn geheimen af vragen. Vlak tegenover het voortuintje aan den ande ren kant van de laan stond een groote vracht wagen, waarachter ik kon uitkjjken zonder zelf gezien te worden. Helaas, ik behoefde niet lang tg wachten. De deur ging open en ik zag Claude, hij daalde de enkele treden van de stoep af, keek rechts en links in de straat alsof hij iets verwachtte, dan ging hij terug. Vijf minuten gingen voorbij, zij leken mij heel lang en op nieuw ging de deur open en mama kwam te voorschijn. Zij sprak met iemand, die achter haar in de schaduw 'bleef, waarschijnlijk mevr. Rendut, mama had dus niet gelogen. Ik wilde mijn schuilplaats verlaten, blij als een schoolmeisje, dat iemand voor den gek heeft gehouden, toen iemand er aan kwam, dien ik niet .verwacht had daar te zien: Jean-Pierre. die mamg uitgeleide deed! Jean-Pierre te Neuilly! Jesn-Pii mevr. Rendut! Dat zag ik, maar l^n het niet gelooven. Wie heeft Jean-Plétre hier gebracht, wie hem doen aannemen?Claude! O, hoe had hij mij bedrogen’ Toen papa en ik alles in het werk stelden om haar zoon van mama verwyderii te houden, hem door haar te doen vergeten, was hij het, die lederen dag haar kwam bezoeken om haar over dien Jongen te spreken, die eigenlijk in de gevangenis thuis hoorde. Was hjj niet verantwoordelijk voor dat schot, dat zijn moeder bijna gedood had? Op de stoep van het landhuis, zoo dat iedereen M) verlies van een band, mo voet et een oog. Eerst naar LINKS, dan naar RECHTS «iltkijken vóór e oversteekt, en.... even uw beurt al- wachten. (Neem lie ver een latere tram dan., de auto van den „Eerste Hulp dienst".) Meest was de wenach ookNginder boog gerigt En schonk Ik slechts in *t lagehend droorh- gezigt Ma een aardig nest, met zes of zeven jongen, Die, groot gemaakt, voor mij, hun meester, zongen; Of- 1 heugt me altoos, boe daar mijn hart naar trok. 3 Ben grooten, sterken, fraai gehoornden bok „Sunte, Sunte Meerten, De koeien dragen steerten, De kalver dragen horens, De kerk staat bij den toren WIIHIIIIIIIIIIIHIIIIBRUGGELD !■»- i Wie Vóór hij „bruggeld.' HERMAN KRAMER ^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiitni^ vinden, altijd tusschen haar en jou en als je meent, dat zij haar bezoeken hier zal herhalen, dan vergis je Je. Vanavond zal ik vader waar schuwen Ik wü niets weten van je plannen, maar verbeeld je niet, dat mama ons opnieuw zal verlaten. Ik ben tot alles in staat om dat te beletten, begrijp Je? Hoe heb je haar durven weerzien na alles, wat je gedaan hebt! Weet je niet, dat gedurende vreeseljjke dagen en nachten wij gevreesd hebben haar te verliezen en dat papa weet, dat het is, toen zij je in een kroeg ging zoeken, dat zjj dat schot ontvangen heeft tan een van je vrienden, net zoo dronken als Jij? Je bent een ellendeling, een misdadiger, een dief en Je gebruikt als wapen tegen ons de liefde, die mama ondanks alles voor Je koestert. Als je maar een beetje geweten en rechtscha penheid had gehad, dan zou Je niet haar heb ben durven weerzien, maar je geeft voor zwak te zjjn en dat die zwakheid een excuus voor Je is. Die comedle mag "je niet meer spelen, Ik herhaal wa( ik in Rouaan zei: „Ga heen, ver dwijn. de wereld is groot genoeg, maar blijf niet in de nabijheid van mama, want zoolang je hier bent, zal zij slechts ongelukkig kunnen zijn." Gebogen, zijn gelaat verbergend antwoordde hij niet Geprikkeld door het zwijgen, greep ik zjjn arm en dien schuddend riep ik uit: „Versta Je mij niet, of moet ik gaan dreigen. Als je voortgaat mama lastig te vallen, als je weer probeert haar aan ons te ontrukken, zal Ik van mijn vader verkrijgen en dat zal gebeuren, dat hij een aanklacht bij de justitie tegen Je in dient; wel heb je het schot niet gelost, maar je hebt bet toegelaten, bovendien zal papa om gedroomd; it niet of om. In eer verheven, weelde en lust te leven, het kinderlijk gemoed. vond slechts dat droomen zoet. Neerland is de laatste jaren Wèl aan bruggenbouw gewend, Maar nü komt daarin een ander En een hooger element, Want de brug, die nu gebouwd wordt, Wordt er een van grootsche lijn, Waarvan forsche, sterke pijlers In het hart geworteld ziln. Deze brug wordt nu geslagen Van dengeen, die arbeid heeft Naar zijn medemensch, die nood lijdt, En in zorg en armoe leeft. Neerland, dat graag trotsch wilt wezen Op perfectie van 't verkeer, Deez’ verbinding móet er komen, Want zóó gaat 't niet langer meer.* Gij, die arbeid hebt, weest dankbaar, Maar weest daarmee niet tevree. Geeft die dankbaarheid ook uiting: Als ge werk hebt, helpt dan mee! Kleeding, dekking, schoeisel kome Vóór den winter, vóór de kou! Laat uw goede hart thans spreken, Stelt niet uit, maar: do it now! 'ilaat een brug naar uwen naaste, geen oogenblik gedraald, nog werkt zij niet tevreden heeft betaald! Hij werd absoluut niet in verlegenheid ge bracht door alles wat voor z*n begrippen vreemd was, en bemerkte volstrekt niet, dat z’n gast vrouw van den eenen schrik in den anderen viel. Hij zei nooit dat het koud was, maar had de gewoonte om al de lakens van z’n bed af te halen, deze stevig om z’n gekleede zwarte jas te slaan en dan naar buiten naar de broei kas te wandelen. Die broeikas scheen de eenige plaats te zijn, waar hij zich behoorlijk thuis ge voelde. HU ging geregeld daar zitten en deed de lakens een voor een weer af, naarmate de temperatuur die van z’n eigen land nabij kwam. Eens op *n warmen dag, toen mevrouw Ho miny haar koninklijken gast in z’n toevluchts oord kwam opzoeken, zag ze, tot haar niet ge ringe ontsteltenis, dat Zijne Majesteit Molna- Lounga, zich niet alleen van de lakens, maajr ook van alle overtollige kleedingstukken, zoo- als jas. broek en vest, had ontdaan, en in de volle glorie van z’n blank ondergoed, rustig met een tak reslda’s zat te spelen. Diep onder den indruk van de prachtige bloemen, was hij er zich totaal niet bewust van, dat z’n kleedij en gedrag uiterst vreemd waren. Hjj stond op en liep statig op mevrouw Hominy toe, om haar z’n bewondering voor al die bloemen mee te deelen. Het werd dan ook al heel gauw de gewoonte, den koninklijken logé stil in de broeikas te laten en hem met de reslda’s te laten spelen, terwijl de rest van de gasten zich elders ver maakte. Mevrouw Hominy was die, was haar duidelijk gewordei ging van dezen koning door haar gasten als een soort van bedreiging werd beschouwd. Men was niet in t minst onder den Indruk van het voorname bezoek. En toch zouden zij, die meer naar het' Innerlijke dan naar het uiterlijke ke ken, bemerkt hebben, dat MoinaLounga. on danks z’n primitieve manieren en wijze van doen, een uitstekend karakter bezat. Echter, mevrouw Rosa Hominy be kommerde zich zeer weinig om het karakter ba rer gasten, zoo lang ze hun mes sen en vorken aan tafel behoorlijk gebruikten. En niemand was blijer dan de kasteelvrouwe van Utile Dulci, toen de koning eindelijk vertrok. Arme Moina-LoungaHet zou wel curieus zijn te weten, hoe hij over dit alles denkt, maar dat zal wel altijd een geheim blijden! Eén ding is zeker, dat hij z’n waardige houding behield tot het einde .toe. en ./dat hij nooit eenige kri tiek uitoefende op de genoten gastvrijheid. et vierhonderdjaiig bestaan der Koloniale bezittingen van Canaria zou luisterrijk herdacht worden. Er zou o.a. een fees telijke kroonraad worden gehouden. In die da gen nu. reed generaal Popjoy aan de zijde van een zwart heerschap in een grooten auto naar de woning van mevrouw Rosa Hominy. Het was aan dien generaal, dat die dame het voor al te danken had, dat er een Koninklijke Ma jesteit want dat was het zwarte heerschap onder haar dak zou worden ondergebracht. Generaal Popjoy was aangewezen om als adju dant van koning MoinaLounga, kersversch en speciaal voor voor deze gelegenheid uit de bin nenlanden van Afrika overgekomen, op te tre den. Ook moest hjj er voor zorgen, dat die oude, zwarte heer, volgens z’n staat en stand werd geherbergd en verder aangenaam en op gepaste wijze werd bezig gehouden. En zoo geschiedde het. dat generaal Popjoy aan mevrouw Hominy schreef, dat hjj abso luut niet wist wat hij met zijne zwarte Majes teit moest aanvangen. In het Koninklijk paleis van Canaria was geen plaats meer. Dadelijk te legrafeerde mevrouw Hominy terug, dat zij Z.M. Koning MoinaLounga en zijn gevolg op haar kasteel Utile Dulci ultnoodigde. Het dateerde niet van vandaag of gisteren, dat de Hominy’s hoopten aan een koning of desnoods aan diens familieleden huisvesting te mogen verleenen. Welke huidkleur Z. M. had. kwam er niet op aan. Als hij maar een koning was. Koning MoinaLounga en z’n gevolg namen de uitnoodlging gretig aan. Het gezelschap be stond uit ZM.. z’n Kamerheer, z’/i parapluie en twee persoonlijke bedienden, alsmede z’n toege- voegden adjudant generaal Popjoy. Bij de aan komst van dit luisterrijk gezelschap had me vrouw Homlny zich in een schitterend cos- tuum gestoken. Zij begroette het op de boven ste trede van den hoofdingang, waar zij een lange welkomsttoespraak hield. Gedurende dien tijd bleef Zijne zwarte Majesteit onbeweeglijk onder aan de trap staan wachten, zonder het minste teeken van ongeduld. Daarna hij had geen enkel woord verstaan boog hij diep, zei niets en werd naar z’n kamer geleid. Tot dusver was alles in orde. De overige gas ten waren nu beneden verzameld en mevrouw Homlny begon met haar gasten te bespreken, wat ze al zoo van hen verwachtte. Generaal Popjoy, die naast haar zat, glimlachte slechts. Maar hij protesteerde, toen de gastvrouw er op aandrong, dat al de aanwezige dames een diepe bulging voor den zwarten vorst zouden maken. Een oudere dame was zeer verontwaardigd daartAer. „Wat zeg je daar?” riep ze, „een diepe bui ging voor zoo’n afschuweljjken, ouden....” Je moet het doen, Gwendoline, ik sta er op. Bent u het niet met me eens, generaal?” „Neen.” antwoordde de krijgsman, „ik doe het ook niet. Ik acht het niet noodlg. heelemaal niet noodlg. M'n eenige raad is: sluit 's nachts uw deuren goed af „Maar generaal,” klonk het afkeurend uit den mond van mevrouw Homlny. .Jk meen wat ik zeg, m'n waarde mevrouw. U schijnt uit ’t oog te verliezen, dat deze man een halve wilde is. Nog niet lang geleden, be hoorde z’n volk tot de menscheneters. Ik zeg u dat, om u te waarschuwen.” .Maar.... maar hij is toch een koning,” pro testeerde de gastvrouw. „We noemen hem koning. omdat we dat op politiek gebied wenscheljjk achten. In werke lijkheid is hij een belangrijk opperhoofd, dat is alles. Ofschoon hij mij persoonlijk niet onsym pathiek Is. vond ik het toch beter, dat de da mes geen buiging voor hem maken." .Maar ik," zei mevrouw Homlny, met een njj- digen blik op den toegevoegden adjudant van koning MoinaLounga, .Aal hem toch .Ma jesteit” noemen.” De tegenkanting, die de gastvrouw op die mlddag-conferentie al had ondervonden, werd gedurende het gala-dlner en op de volgende dagen, steeds sterker. Uit alles bleek wel, dat die tegenkanting der gasten niet ongemotiveerd was. Mevrouw Hominy bleef echter haar zwar ten konlpg hardnekkig met „Majesteit" aan spreken, wat niet onbedenkelijk scheen, vooral als de vorst een stuk eendvogel met z’n zwarte vingers afkloofde en uit het vlngerkommetje dronk. HÜ deed al deze dingen echter met een natuurlijkheid en een waardigheid die menig beschaafd personaadje hem zou hebben benijd. eeds herhaalde malen hebben wij er- op gewezen, dat de crlsispolitlek van de regeerlng ten aanzien van den landbouw geleid heeft tot prijsverhooging der levensmiddelen tot een zoodanig peil, dat men niet meer kan spreken van een evenredige en redelijke verdeeling der las ten. En wel daarom niet, omdat de eerste levensbehoeften zwaarder worden belast dan noodzakelijk Is voor den steun aan deze producten, en omdat door de belastin gen en heffingen vooral de gróote en minst draagkrachtige gezinnen worden getroffen. Deze politiek wordt gedemonstreerd door de begroeting van het Landbouwcrisisfonds voor 1938. Deze wijst aan voor inkomsten eén bedrag van 132 millioen gulden en voor uitgaven - 130 millloen gulden. Gaat men deze cijfers analyseeren, dan blijkt, dat de netto monopoliewinst op den Invoer van granen bedraagt 14.4 mlHioen gulden, een bedrag dus dat voor het meerendeel wordt betaald door de broodverbruikers. Aan hef fing op zuivelproducten kómt een bedrag in van 33.7 millioen, aan heffing op uitvoer van zuivelproducten 1.2 millioen, op de margarine, olie en, vet 37.6 millioen en op de blnnenlandsche veekoeken 2 millloen. Aan zuivelsteun wordt door het Land bouwcrisisfonds betaald 76 millloen gulden. Voor meer dan de helft moet deze steun dus komen uit <fe heffing op margarine olie ep vet, waarvoor deze resp. zijn belaft met 51, 35 en 35 cent per K.G. Dit is een belasting, die veel en veel te hoog is. De op centen op den suikeraccijns brengen 17 millloen op, waartegenover staat, dat aan steun voor den bietenbouw moet worden uitgegeven 8-5 millloen, 8.5 millioen van de suikerbelastlng zouden dus seeds kunnen vervallen, als dit bedrag niet noódig was voor andere producten. En dit. terwijl de suiker toch reeds overmatig zwaar belast is. Overigens vraagt men zich ook af, of de En nu, ga voort, trek, opgeruimd van geest. OU, klein geboefte op dit uw eigen feest Van huis tot huis; wees dartel, uitgelaten; Vervul verheugd met uw gezang en straten; Draag, vroom en vroed, by stillen avondstond, Den Sant ter eer, uw vreugdefakkels rond. Xk zal de vriendin van mama gaan bezoe ken; zy, die huweiyken tot stand- brengt. In haar collectie had„zy misschien'"Wel een alle- daagschen jongeman, gekleed naar de laatste mode, 'een type, die auto, stoomjacht, jacht gebied bezat, die een belangryk Inkomen ge boot, die my een heerenhuis, paarlencolliers, Pelterijen kon aanbieden. Ik zou op reis gaan, ik zou weelderige toiletten dragen, ik zou coquet- tene leeren, alle mannen bespotten. Ik zou dan sen, flirten, ik zou lachen en my amuseeren. In een woord ik zou gelukkig zyn« Dat was het ge luk; toen ik het ergens anders zocht, had ik Slechts verdriet gevonden. Terwyi ik my zoo in myn leed verdiepte, was ik in het Bois-gekomen.'Ik keek hoe laat het *«s: half vyf. ik wilde niet naar huis gaan <n daar het toeval my had geleid op den weg' baar Neuilly, zou ik tot aan het landhuisje van mevr. Rendut gaan. Mama was er toch niet, dat leek my zeker, maar ik zou aan mevr. Ren jut vertellen, hoezeer die leugen my verdriet h<d gedaan. Zachtjes liep ik voort. Toen ik het sag, kreeg Eenige maanden later, toen generaal Popjoy en de zwarte koning reeds lang uit de be schaafde wereld waren vertrokken, en laatst genoemde den hoogen hoed en de gekleede Jas als iets geheel overbodig had weggeworpen, be gon koning Moina-Lqunga yverig den generaal te helpen met het opbouwen van diens tent, en toen generaal Popjoy daartegen protesteer de, antwoordde hy eenvoudig: „Toen ik in uw land was, heeft men zelfs een glazen huis voor my gebouwd, waarin ik de natuur van myn land terug vond. Nu bent u myn gast en zal Ik u helpen een woning van uw land op te bouwen.” En mevrouw Rosa Hominy van Utile Duld vertelde aan haar vrienden in Canaria van een koning. die by haar gelogeerd had en al de manieren had van een tuchthuisboef. de moreele waarde van den aangeklaagde aan te toonen verklaren, dat r je in zyn kantoor verschillende malen diefstal hebt gepleegd en dat je zelfs een onschuldige er voor hebt laten aanklagen, zonder tusschenbeide te komen.” Een schorre stem, een smarteiyke stem, die my zyn arm deed loslaten, dien ik zoo heftig schudde, antwoordde: „O, zwijg toch, zwyg! Ik zal heengaan.” Dat was nog niet alles, wat ik verlangde en ik vroeg: „Zul je alleen vertrekken?” ,Jw, alleen.” .Je woord er op....” Maar wreed tot het uiterste, voegde ik er aan toe „Och, dat ia niet noodlg. ik vergat, dat je niet tfeet, wat eer is!" Een snik antwoorde my. maar een snik, die my zoo oprecht leek, dat ik nu) snel naar de deur 'wendde. Wat is dat? Zou ik met dien schurk mee gaan huilen? Op het oogenblik. dat ik den salon verliet, her haalde ik: ..Mag ik aan papa zeggen, dat je zonder haar zult vertrekken?” „Ik zal vertrekken.... zonder haar....” Die belofte kalmeerde my. .Als je soms iets noodlg hebt, kan je my schryven.” Jean-Pierre stak zyn handen omhoog alsof hy my wilde wegduwen. „Het is uit.... laat my alleen....” Ik was vlak by de deur, die ik opende en toen keek ik een laatste maai naar dien man, die myn broer was en dien ik zoo diep ver achtte. zyn oogen waren op my gevestigd en schenen my te smeeken. ATT C A °P blad zyn ingev.olge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7^10 levenslange geneeie ongescniktheid tot werken, door p 7^0 by een mot /A I «I «r*< I w ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen vFVFe verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen vWa doodelijken afloop Myn gezicht moest wel duldeiyk toonen. dat ik niet goed gehumeurd was; de dienstbode opende de deur van den salon. Ik bleef staan, met zoo veel beslistheid wachtend, dat geen tus- schenkomst, ook niet van mevr. Rendut my had kunnen doen heengaan. Ik wilde myn broer zien, hem zeggen wat ik dacht van zyn gedrag, daarna pas zou ik nadenken. Hy kwam aarzelend in den salon, hy vroeg zich waarschyniyk af. wat ik wilde. Hy stak mij de hand toe, maar ik deed, alsof ik die niet zag en dadeiyk begon ik te spreken: „Mama is juist hier weggegaan. Nu geen leugens, alsjeblief, dat.is nutteloos! Ben jy het, die haar gevraagd heeft hier te komen?" Jean-Pierre keek my verward, beschaamd aan. wy hadden elkander niet meer gezien sedert Rouaan en er waren tusschen ons vreeselyke herinneringen. Hy boog het hoofd en ant woordde: ,Jk wilde haar zien om haar om ver giffenis te smeeken. Ik ben teer schuldig ge weest.. f, Als mama gestorvén was, zou ik haar niet overleefd hebben." ik voelde geen medeiyden. „Was je van plan zelfmoord te plegen? Nog een lafhartige daad te voegen by de andere? Dus, nu heb je de comedle van het berouw gespeeld, mama heeft je ver geven en nu ga je weer beginnen om haar te doen lyden. Dat schynt je doel te zyn in het leven, by gebrek aan iets beters. Ik ben geko men om Je te zeggen, dat ik het niet zal dulden." „Ik verzeker je....” „Verzeker niets, dat is nutteloos, mama alleen kan je gelooven. Voortaan zul je my op Je weg Er komt een 'dag. dat ge andre dingen kent, Eens wordt uw hart het schuldloos spel ontwend, Door forg bekneld, door weemoed toegenepen; Eerst zult ge een poos met idealen dweepen. Dan vindt ge, ontwaakt, den tyd schrikbarend 4 vlug En hadt zoo gaarne uw gcaftlen jeugd terug. De schrijver voegt er nog de volgende opmer king aan toe: Het Sinte Maartensdeuntje wordt hier mee gedeeld, zoo als het tn t oldambt, met name te Winschoten, in myn jongenstyd werd ge zongen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 11