<Ketv&Aaal
vonden da#
De avonturenvan Profje en Struis je
I
Sint Maarten
H
F 250.-
glES, LIESBETH,
ELISABETH
Het Landbouw-
crisisfonds
n
Een koning
als gast
4
I
De heiligen van de
folklore
- - -
ter, ook s avonds laat. Bovendien
worden door het vermaarde Hag-
procédé de krachtige smaak en het
kostelijke aroma van de fijnste
hooglandkoffie voor 100%gewaar
borgd.
Ook de tweede soort, „Sanka". fa
heel goed en kost slechts 44 ets.
per pakje.
WOENSDAG 10 NOVEMBER 1937
of zonder7 Dat is de vraag,
wanneer U aan hart en zenuwe/i de
vereischte zorg wilt besteden. Waar-
voor echter met? De echte Koffie Hag
zonder coffeine verschaft Ualle ge
noegens van prima koffie uit de
beste productiestreken!
Koffie Hag bekomt inderdaad be-
1.
it
De begroeting 1938
1
5
(Nadruk verboden)
bij een ongeval met
dagen
Nu
(Wordt, vervolgd)
Toen ze lazen, dab er op een eiland men-
schen zaten, was er plotseling een groote
opgewondenheid. Iedereen hing uit het raam,
zoover ie kon en het scheelde niet veel of er
waren ongelukken gebeurd.
e
En nu, ga voort, trek, opgeruimd van geest.
OU, klein geboefte op dit uw eigen feest
Van huis tot huis; wees dartel, uitgelaten;
Vervul verheugd met uw gezang en straten;
Draag, vroom en vroed, bü stillen avondstond,
Den Bant ter eer, uw vreugdefakkels rond.
hem er toe ons hier te
piloot. X>”, zei Profje.
,,U»b UJV TWI „i w.u->,
die kan er eerst even heengaan." HU schreef
gauw een briefje en nadat Struis je zUn ei
- een veilig plaatsje had gegeven en Profje
nog eens op het hart had gedrukt er af te
vinden, altUd tusschen haar en jou en als je
meent, dat zü haar bezoeken hier zal herhalen,
dan vergis je je. Vanavond zal ik vader waar
schuwen.?.. Ik wil niets weten van je plannen.
e
■e
n
1.
J
1
a
e
t
B
t Sta aan mUn raam, ik sla ze ga
En staar ze diepbewogen na.
Die schalke schaar van kleine menschen.
Die met hun zangen en hun wenschen.
Nog orïbekend met zorg en kruis.
Daar vrolijk rondgaan, huis aan huls.
Zoo zingt wéér, opgeruimd van geest,
De jeugd op 't Sinte Maartens-feest,
En vrolUk gaat ze en uitgelaten
Al juublend langs de ruime straten
En draagt bü stillen avondstond
Haar vriéndelijke lichtjes rond.
Hoe krUgen
halen? zuchtte
„dat brengt Struisje wel voor ons in orde.
„Sunte, Sun te Meenten,
De koelen dragen steerten,
De kalver dragen horens,
De kerk staat bü den toren.—."
MU rijk en groot, me een koning zelfs
gedroomd;
Uit roemzucht niet of om, in eer verheven.
In overvloed en weelde en lust te leven,
Zoowaarlijk neen; het klnderlük gemoed.
Geen kwaad bewust, vond slechts dat droomen
aoet.
Meest was de wenach ook minder hoog gerigt
En schonk ik slechts in t lagcbend droom-
gezigt
Ma een aardig nest, met aes of zeven Jongen,
Die, groot gemaakt, voor mU, hun meester,
zongen;
Of- 1 heugt me altoos, boe daar mijn hart
naar trok.
Een grooten, sterken, fraai gehoomden bok
MJ verlies van een hand,
oen voet of een oog.
Hoe trekt toch dat gezigt zoo sue aan?
Wat welt me in 1 starend .oog een traan?
Wat doet mijn blik met stil verlangen
Zoo aan die kleine lichten hangen?
Wat wekt toch bU al ‘t blU gewoel
Diep me in de ziel dat vreemd gevoel?
O. hoor, hoe lustig klinkt hun lied!
En als men hun een gave biedt,
Hoe Heen, hoe nietig ze ook rnoog wezen.
Wat warme dank staat dan te lezen
In 't vriendlUk oog! El, set
Wat gU naauw telt, schUnt hi
hun wat!
een schat
ik een opwelling, een voorgevoel, dat mü deed
stilstaan. Eer ik aanschelde, wilde ik rond-
küken, luisteren, aan dat huls zUn geheimen af
vragen.
Vlak tegenover het voortuintje aan den ande
ren kant van de laan stond een groote vracht
wagen, waarachter ik kon ultkUken zonder zelf
gezien te worden. Helaas, ik behoefde niet lang
te wachten. De deur ging open en ik zag Claude,
hU daalde de enkele treden van de stoep af,
keek rechts en links in de straat alsof hü iets
verwachtte, dan ging hU terug. VUf minuten
gingen voorbU, zü leken mü heel lang en op
nieuw ging de deur open en mama kwam te
voorschijn. ZU sprak met iemand, die achter
haar in de schaduw bleef, waarschUnlUk mevr.
Rendut, mama had dus niet gelogen.
Ik wilde mijn schuilplaats verlaten. blU als een
schoolmeisje, dat iemand voor den gek heeft
gehouden, toen iemand er aan kwam, dien ik
niet verwacht had daar te zien: Jean-Pierre, die
mama uitgeleide deed!
Jean-Pierre te Neuilly! Jean-Pierre de gast van
mevr. Rendut! Dat zag ik, maar kon het niet
gelooven. Wie heeft Jean-Pierre hier gebracht,
wie hem doen aannemen?.... Claude!
O, hoe had hü mü bedrogen! Toen papa en
ik alles in het werk stelden om haar zoon van
mama verwüderd te houden, hem door haar te
doen vergeten, was hü het, die lederen dag haar
kwam bezoeken om haar over dien jongen te
spreken, die eigenlijk in de gevangenis thuis
hoorde. Was hü niet verantwoordelük voor dat
schot, dat zUn moeder bUna gedood had?
Op de stoep van bet landhuis, aoo dat iedereen
Och ja, t is waar, *k sta aan mün venster hier,,
"k Vtergat, te dwaas, mün drietal kruisjes
schier,
En waande alreé, in zoet gepeins verloren,
Den kindertUd op nieuw voor mü geboren,
O zoet genot, o schuldeloose jeugd!
O, zaalge Sinte Maartenvreugd
„Sunte Martlnus blsschop,
De roem van onzen lande,
Datwü met zulke lugchies loopen,
schande.”
blijven, vloog hU met het briefje naar de
Graf Zeppelin.
De menschen in het luchtschip keken raar
op, toen de struisvogel opeens aan hun ven
ster verscheen. Een van hen boog zich uit
het raam.' en nam het aangeboden briefje
aan, nieuwsgierig Wat daar wel in zou staan.
Illllllllllllllllllll^
I
kosten van het algemeen beheer, voor per
soneel en materiaal der centrales, die 12
millioen bedragen, niet te hoog zijn. Het
komt ons voor, dat 10 pCt. van de uitgaven
voor de kosten van het algemeen beheer
e.d. toch wel erg hoog zijn.
Het is niet de bedoeling hier te gaan plei
ten voor de afschaffing van het Landbouw
crisisfonds of de crisismaatregelen. Het be
lang van den landbouw is zoo groot, dat
deze instand gehouden moet worden er
dat daarvoor hét geheele volk offers moet
brengen. Ook het deel van de bevolking,
dat leeft van Industrie en handel, heeft bij
een krachtlgen landbouw alle belang. Maa’
waar wij wel voor pleiten en waarop wij
voortdurend terugkomen Is, dat het platte
land niet bevoordeeld wordt ten koste van
de stedelijke bevolking en dat de boerderij
niet wordt gesteund ten koste van de gróote
gezinnen, wier eerste levensbehoeften te
zwaar worden belast.
■W?
8til,HuUte^! Was me. als trof m|jn?oor.
MU dacht.... maar ’t schpat wal lana geleden;
En toch.... toch is het me, of eenft ’hedert.S*
Schoon, neen! die wüs die woorden, ja.
Dat moet het zün. dat" is t wéér, ha!
Er komt een dag, dat ge andre dingen kent,
Eens wordt uw hart het schuldloos spel
ontwend.
Door zorg bekneld, door weemoed toegenepen;
Eerst suit ge een poos met Idealen dweepen.
Dan vindt ge, ontwaakt, den tüd schrikbarend
vlug
En hadt zoo gaarne uw gouden jeugd terug.
De schrijver voegt er nog de volgende opmer
king aan toe:
Het Sinte Maartensdeuntje wordt hier mee
gedeeld, zoo als het in *t Oldambt. met name
te Winschoten, in mün jongenstijd werd
zongen.
en merkwaardige bijdrage over den Sirit
H Maartensa vond lazen wü onlangs in een
oud-Nederlandsch tijdschrift. Het artikel
tje is van de hand van H. Ilpzema Vlnckers te
Groningen, die er als datum beschreef: '11
November 1851. Dus bijna een eeuw geleden!
WU laten het hier volgen:
de moreele waarde van den aangeklaagde aan
te toonen verklaren, dat je in zijn kantoor
verschillende malen diefstal hebt gepleegd en
dat je zelfs een onschuldige er voor hebt laten
aanklagen, zonder tusschenbeide te komen.”
Een schorre stem, een smartelijke stem, die
mU zün arm deed loslaten, dien ik zoo heftig
schudde, antwoordde: „O, zwijg toch, zwijg! Ik
zal heengaan."
Dat was nog niet alles, wat ik verlangde en
ik vroeg: „Zul je alleen vertrekken?”
„Ja, alleen."
,Je woord er op...." Maar wreed tot het
uiterste, voegde ik er aan toe „Och. dat is niet
noodlg. ik vergat, dat je niet weet, wat eer is!"
Een snik antwobrde mü. maar een snik, die
mU zoo oprecht leek, dat ik mij snel naar de
deur wendde. Wat is dat? Zou ik met dien
schurk mee gaan huilen?
Op het oogenbllk. dat ik den salon verliet, her
haalde ik: .Mag ik aan papa zeggen, dat je
zonder haar zult vertrekken?”
„Ik zal vertrekkenzonder haar
Die belofte kalmeerde mü .Als je soms iets
noodlg hebt, kan Je mü schrUven.”
Jean-Pierre stak zUn handen omhoog alsof hU
mij wilde wegduwen.
..Het is uit.... laat mü alleen...."
Ik was vlak bü de deur, die ik opende en
toen keek ik een laatste maal naar dien man,
die mijn broer was en dien ik aoo diep ver
achtte. ZUn oogen waren op mU gevestigd en
schenen mü te smeeken.
mond van mevrouw Hominy.
,Jk meen wat ik zeg. m’n waarde mevrouw.
U schijnt uit t oog te verliezen, dat deze man
een halve wilde is. Nog niet lang geleden, be
hoorde z'n volk tot de menscheneters. Ik zeg
u dat, om u te waarschuwen.”
.Maar.... maar hü is toch een koning,”»pro
testeerde de gastvrouw.
„We noemen hem koning, omdat we dat op
politiek gebied wenschelUk achten. In werke
lijkheid is hij een belangrijk opperhoofd, dat is
alles. Ofschoon hij mü persoonlijk niet onsym
pathiek is. vond ik het toch beter, dat de da
me* geen buiging voor hem maken.”
.Maar ik." zei mevrouw Hominy, met een njj-
digen blik op den toegevoegden adjudant van
koning MoinaLounga, „zal hem toch .Ma
jesteit” noemen."
De tegenkanting, die de gastvrouw op die
middag-conferentle al had ondervonden, werd
gedurende het gala-diner en op de volgende
dagen, steeds sterker. Uit alles bleek wel, dat
die tegenkanting der gasten niet ongemotiveerd
was. Mevrouw Hominy bleef echter haar zwar
ten koning hardnekkig met .Majesteit” aan
spreken, wat niet onbedenkelUk scheen, vooral
als de vorst een stuk eendvogel met z’n zwarte
vingers afkloofde en uit het vingerkommetje
dronk. HU deed al deze dingen echter met een
natuurlijkheid en een waardigheid die menig
beschaafd personaadje hem zou hebben benijd.
in de laan hen kon zien, omhelsde Jean-Pierre
mama. Ik hoorde niet, wat hü haar zei, maar
zijn manier van doen bracht mU tot opstand. HU
had het recht niet zich voor te doen als
beminnende en beminde zoon. Ik had ze van
elkander willen losrukken en tegenover iedereen
hem willen toeschreeuwen, dat hü een dief, een
schurk was!
Maar toch bleef ik achter den vrachtauto,
ik kon toch niet plotseling voor den dag komen,
dat zou een bespottelUk drama te zien geven,
de de hoofdpersonen noodeloos zou hebben doen
lUden.
Mama
,-w-w eeds herhaalde malen hebben wij er-
op gewezen, dat de crislspolitiek van
de regeerlng ten aanzien van den
landbouw geleid heeft tot prijsverhooging
der levensmiddelen tot een zoodanig peil,
dat men niet meer kan spreken van een
evenredige en redelijke verdeeling der las
ten. En wel daarom niet, omdat de eerste
levensbehoeften zwaarder worden belast
dan noodzakelijk Is voor den steun aan
'deze producten, en omdat door de belastin
gen eg heffingen vooral de groote en minst
draagkrachtige gezinnen worden getroffen.
Deze politiek wordt gedemonstreerd door
de begroottng van het Landbouwcrisisfonds
voor 1938. Deze wijst aan voor inkomsten
een bedrag van 132 millioen gulden en voor
uitgaven 130 millioen gulden. Gaat men
deze cijfers analyseeren, dan blijkt, dat de
netto monopoliewinst op den invoer van
granen bedraagt 14.4 millioen gulden, een
bedrag dus dat voor het meerendeel wordt
betaald door de broodverbruikers. Aan hef
fing op zuivelproducten komt een bedrag
in van 33.7 millioen, aan heffing op uitvoer
van zuivelproducten 1.2 millioen, op de
margarine, olie en vet 37.8 millioen en óp
de binnenlandsche veekoeken 2 millioen.
Aan zulvelsteun wordt door het Land
bouwcrisisfonds betaald 78 millioen gulden
Voor meer dan de helft moet deze steun
dus komen uit de heffing op margarine
olie en vet, waarvoor deze resp. zijn belast
met 51, 35 en 35 cent per K.G. Dit is een
belasting, die veel.en veel te hoog is. De op
centen op den sulkeraccdjns brengen 17
millioen op, waartegenover staat, dat aan
steun voor den bietenbouw moet worden
uitgegeven 8-5 millioen, 8.5 millioen van de
suikerbelastlng zouden dus reeds kunnen
•VterVAllen,
voor and<
suiker toch reeds overmatig zwaar belast
is. Overigens vraagt men zich ook af, of de
ging te voet heen, natuurlUk door
Claude geleid: zü kwam zoo dicht langs den
vrachtauto, dat ik haar gelaat kon zien: het
straalde van blijdschap en ik hoorde haar zeg
gen: ,JUj is totaal veranderd en dat heb ik aan
jou te danken."
De medeplichtigheid van Claude werd daar
door bevestigd. HU bezat een apoqtelziel, een
zeer schoone ziel zonder twUfel, .maar met wie
ik niet zou kunnen leven.... Ik was slechts
een armzalig, menschelUk wezen, dat kon lief
hebben tot absolute toewijding, maar ook haten
zonder vergiffenis te schenken.
Toen mama verdwenen was, verliet ik mün
schuilplaats en ging bedaard naar het land
huis. Claude had het hak opengelaten, ik liep dus
het voortuintje door en schelde aan. De Breton-
sche kwam opendoen en zei„O. juffrouw Elisa
beth, is u hetl O, wet zal mevrouw blU sünl"
„Ik ben niet gekomen om haar te bezoeken.
Wilt u mUnheer Jean-Pierre Mayran verwittigen,
dat ik hem wensch te spreken."
Dit het Fransch vertaald door Christine Kamp
Zoo zingt men daar; zóó zong ook ik weleer.
O, Tc zie nog eens die blüde dagen wéér.
Toen nog als kind, in weérgalooze weelde.
Als dartle knaap aan moeders schoot ik speelde,
En op mijn beurt, was Sinte Maarten daar.
Ik schaatrend me aansloot aan de onnoozle
schaar.
et vlerhonderdjarlg bestaan der Koloniale
bezittingen van Canaria zou lulsterrUk
herdacht worden. Er zou o.a. een fees
telijke kroonraad worden gehouden. In die da
gen nu, reed generaal Popjoy aan de zUde van
een zwart heerschap in een grooten auto naar
de woning van mevrouw Rosa Hominy. Het
was aan dien generaal, dat die dame het voor
al te danken had. dat er een KonlnklUke Ma
jesteit want dat was het zwarte heerschap
onder haar dak zou worden ondergebracht.
Generaal Popjoy was aangewezen om als adju
dant van koning MoinaLounga. kersversch en
speciaal voor voor deze gelegenheid uit de bin
nenlanden van Affika overgekomen, op te tre
den. Ook moest h(f er voor zorgen, dat die oude,
zwarte heer, volgens z’n staat en stand werd
geherbergd en verder aangenaam en op gepaste
wjjze werd bezig gehouden.
En zoo geschiedde het, dat generaal Popjoy
aan mevrouw Hominy schreef, dat hU abso
luut niet wist wat hU met zUne zwarte Majes
teit moest aanvangen. In het KoninklUk paleis
van Canaria was geen plaats meer. DadelUk te
legrafeerde mevrouw Hominy terug, dat zU Z.M.
Koning MoinaLounga en zUn gevolg op haar
kasteel Utile Dulci uitnoodigde.
Het dateerde niet van vandaag of gisteren,
dat de Hominy’s hoopten aan een koning of
desnoods aan diens familieleden huisvesting te
mogen verleenen. Welke huidkleur Z. M. had,
kwam er niet op aan. Als hü maar' een koning
was.
Koning MotnaLounga en z’n gevolg namen
de uitnoodiging gretig aan. Het gezelschap be
stond uit Z.M.. z’n Kamerheer, z n/pafaplule en
twee persoonlijke bedienden, alsmede z’n toege
voegden adjudant generaal Popjoy. BU de aan
komst van dit lulsterrUk gezelschap had me
vrouw Hominy zich in een schitterend cos-
tuum gestoken. ZU begroette het op de boven
ste trede van den hoofdingang, waar zü een
lange welkomsttoespraak hield. Gedurende dien
tjjd bleef Zijne zwarte Majesteit onbeweeglijk
onder aan de trap staan wachten, zonder het
minste teeken van ongeduld. Daarna hü had
geen enkel woord verstaan boog hü diep, zei
niets en werd naar z’n kamer geleid,
Tot dusver was alles in orde. De overige gas
ten waren nu beneden verzameld en mevrouw
Hominy begon met haar gasten te bespreken,
wat ze al zoo van hen verwachtte. Generaal
Popjoy, die naast haar zat, glimlachte slechts.
Maar hij nrot^steerde. toen de gastvrouw e^ op
aandróng, dat al dé aaliwezige darnel'een'diepe
buiging voor den zwarten vorst zouden maken..
Een oudere dame was zeer verontwaardigd
daarover.
„Wat zeg je daar?” riep ze, „een diepe bui
ging voor zoo’n afschuwelüken. ouden...,”
,4e moet het doen. Gwendoline, ik sta er
op. Bent u het niet met me eens, generaal?"
„Neen,” antwoordde de krijgsman, ,Jk doe
het ook niet. Ik acht bet niet noodlg. heelemaal
niet noodlg. M’n eenlge raad is: sluit 's nachts
uw deuren goed af."
.Maar generaal,” klonk het afkeurend uit den
Neerland is de laatste laren
Wèl aan bruooenbouw gewend,
Maar nü komt daarin een ander
En een booger element.
Want de brug, die nu gebouwd wordt,
Wordt er een van grootsche Hjn,
Waarvan forsche, sterke pijlers
In het hart geworteld ziin.
Deze brug wordt nu geslagen
Van dengeen, die arbeid heeft
Naar zijn medemensch, die nood lijdt.
En in zorg en armoe leeft.
Neerland, dat graag trotsch wilt wezen
Op perfectie van ’t verkeer,
Deez’ verbinding móet er komen.
Want zóó gaat 't niet langer meer.
Gij. die arbeid hebt, weest dankbaar.
Maar weest daarmee niet tevree,
Gee/4 dankbaarheid ook uiting:
Als ge werk hebt, helpt dan mee!
Kleeding, dekking, schoeisel kome
Vóór den winter, vóór de kou!
Laat uw goede hart thans spreken,
Stelt niet uit, maar', do it now!
Slaat een brug naar uwen naaste.
Nu geen oogenblik gedraald,
Wie nog werkt zi
Eerst naer LINKS,
den naar RECHTS
uitkijken vóór u
oversteekt, en....
even uw beurt af
wachten. (Neem lie
ver een latere tram
dan., de auto van
den „Eerste Hulp
dienst".)
Dat was een tUd, een wonderschoone tüd!
Wat wist de knaap van moeite, zorg of strijd?
Was 1 schoóluur om, dan fluks met zUn
kornuiten
In t vrüe veld. Hoe heerlUk was t daar
buiten;
Hoe vriendeUjk scheen, in t midden van de Mei,
De lieve zon op akker, bosch en wei!
MUn gezicht moest wel duldelUk toonen. dat
ik niet goed gehumeurd was; de dienstbode
opende de deur van den salon. Ik bleef staan,
met zoo veel beslistheid wachtend, dat geen tus-
schenkomst, ook niet van mevr. Rendut mU had
kunnen doen heengaan. Ik wilde mUn broer
zien, hem zeggen wat ik dacht van zün gedrag,
daarna pas zou ik nadenken. HU kwam aarzelend
in den salon, hü vroeg zich waarschünlük gf,
wat ik wilde. HU stak mU de hand toe, maar
ik deed, alsof die niet zag en dadelijk begon
ik te spreken:
„Mama is juist hier weggegaan. Nu geen
leugens, alsjeblief, dat is nutteloos! Ben jjj het.
gebied bezat, die een belangrUk Inkomen ge
noot, die inü een heerenhuis, paarlencolliers,
pelterüen kon aanbieden. Ik zou op reis gaan,
ik zou weelderige toiletten dragen, Ik zou coquet-
terie leeren, alle mannen bespotten. Ik zou dan
sen, flirten, ik zou lachen en mü amuseeren. In
een woord ik zöü gelukkig zün. Dat was het ge-
t10611 111 het er8ens anders zocht, had Ik
slechts verdriet gevonden.
Terwül ik mU zoo in mUn leed verdiepte, was
ik in het Bols gekomen. Ik keek hoe laat het
Was: half vüf. Ik wilde niet naar huls gaan
•n daar het toeval mü had geleid op den weg
naar Neuilly, zou ik tot aan het landhuisje van
®«vr. Rendut gaan. Mama was ér toch niet.
leek mü zeker, maar ik zou aan mevr. Ren-
uut vertellen, hoezeer die leugen mü verdriet
- gedaan.
Zachtjes liep ik voort. Toen, ik bet zag. kroeg
z^n» politieke macht, selfs onze ker-
I 1 kelüke bloei zal ons op den duur
niet baten, aoo wU onze piaaUnlet
weten te veroveren m de universitaire
wetenschap. Steunt dus Uw eigen Unl-
verslteit.
Ik zal de vriendin van mama gaan bezoe
ken; zü. die huwelUken tot stand brengt In
haar collectie had zü misschien wel een alle-
daagschen jongeman, gekleed naar de laatste
mode, een type, die auto, stoomjacht, jacht-
die haar gevraagd hfeeft hier te komen?”
Jean-Pierre keek mü verward, beschaamd aan,
wü hadden elkander niet meer gezien sedert
Rouaan en er waren tusschen ons vreeselüke
herinneringen. Hü boog het hoofd en ant
woordde: ,Jk wilde haar zien om haar om ver
giffenis te smeeken. Ik ben zeer schuldig ge
weest.... Als mama gestorven was, zou ik haar
niet overleefd hebben."
Ik voelde geen medelüden. „Was je van plan
zelfmoord te plegen? Nog een lafhartige daad te
voegen bü de andere? Dus, nu heb je de comedie
van het berouw gespeeld, mama heeft je ver
geven en nu ga je weer beginnen om haar te
doen lüden. Dat schünt ie doe! te zün in het
leven, bü gebrek aan iets beters. Ik ben geko
men om Je te zeggen, dAt Ik het niet zal
dulden."
„Ik verzeker Je....”
„Verzeker niets, dat is nutteloos, mama alleen
kan je gelooven. Voortaan zul Je mü op Je weg
maar verbeeld je niet, dat mama ons opnieuw
zal verlaten. Ik ben tot alles in staat om dat
te beletten, begrüp je? Hoe heb je haar durven
weerzien na alles, wat je gedaan hebt! Weet
Je niet, dat gedurende vreeselüke dagen en
nachten wü gevreesd hebben haar te verliezen
en dat papa weet, dat het is, toen zü je in een
kroeg ging zoeken, dat zü dat schot ontvangen
heeft van een van je vrienden, net zoo dronken
als JU? Je bent een ellendeling, een misdadiger,
een dief en je gebruikt als wapen tegen ons de
liefde, die mama ondanks alles voor Je koestert.
Als je maar een beetje geweten en rechtscha
penheid had gehad, dan zou je niet haar heb
ben durven weerzien, maar Je geeft voor zwak
te zün en dat die zwakheid een excuus voor
Je is. Die comedie mag je niet meer spelen, ik
herhaal wat ik in Rouaan zei: „Ga heen, ver-
dwün, de wereld is groot genoeg, maar blüf niet
in de nabüheid van mama, want 'Zoolang je
hier bent, zal zü slechts ongelukkig kunnen zün."
Gebogen, zijn gelaat verbergend antwoordde
hü niet. Geprikkeld door het zwijgen, gfeep ik
zün arm en dien schuddend riep Ik uit: „Versta
Je mü niet, of moet ik gaan dreigen. Als je
voortgaat mama lastig te vallen, als je weer
probeert haar aan ons te ontrukken, zal ik van
mün vader verkrügen en dat zal gebeuren, 'dat
hü een aanklacht bü de Justitie tegen je in
dient; wel heb je het schot niet gelost, maar
je hebt het toegelaten, bovendien zal papa om
Eenlge maanden later, toen generaal Popjey
en de zwarte koning reeds lang uit de be
schaafde wereld waren vertrokken, en laatst
genoemde den hoogen hoed en de gekleede Jas
als iets geheel overbodig had weggeworpen, be
gon koning Molna-Lounga üverig den generaal
te helpen met het, opbouwen van diens tent,
en toen generaal Rtpjoy daartegen protesteer
de. antwoordde hü eenvoudig:
„Toen ik in uw land was, heeft men zelfs een
glazen huis voor mü gebouwd, waarin ik de
natuur van mün land terug vond. Nu bent u
mün gast en zal Ik u helpen een woning van
uw land op te bouwen."
En mevrouw Rosa Hominy van Utile Dulci
vertelde aan haar vrienden in Canaria van een
koning, die bü haar gelogeerd had en al de
manieren had van "een tuchthuisboef.
,JKlp kap kogel,
Sunte Meertens vogel, t
Hier woont ’n rak man.
Die veul geven kan.„
Veul kan hü geven, f
Lang zal hü leven,
Zalig zal hü sterven,
't Keuninkriek beërven."
Hü werd absoluut niet in verlegenheid ge
bracht door alles wat voor z’n begrippen vreemd
was, en bemerkte volstrekt niet, dat z’n gast
vrouw van den eenen schrik in den anderen
viel. Hü zei nooit dat het koud was, maar had
de gewoonte om al de lakens van z’n bed af
te halen, deze stevig om z'n gekleede zwarte
Jas te slaan en dan naar buiten naar de broei
kas te wandelen. Die broeikas scheen de eenlge
plaats te zün. waar hü zich behoor! ük thuis ge
voelde. Hü ging geregeld daar zitten en deed
de lakens een voor een weer af, naarmate de
temperatuur die van z’n eigen land nabij kwam.
Eens op 'n warmen dag. toen mevrouw Ho
miny haar koninklüken gast in z’n toevluchts
oord kwam opsoeken, zag ze, tot haar niet ge-
rfcige ontsteltenis, dat Züne Majesteit Moina-
Lounga, zich niet alleen van de lakens, maar
ook van alle overtotllge kleedingstukken, zco-
als jas. broek en vest, had ontdaan, en in de
volle glorie van z'n blank ondergoed, rustig
met een tak resida’s zat te spelen.
Diep onder den indruk van de prachtige
bloemen, was hü er zich totaal niet bewust
van. dat z’n kleedü en gedrag uiterst vreemd
waren. Hü stond op en liep statig op rftevrouw
Hominy toe. om haar z’n bewondering voor al
die bloemen mee te deelen.
Het werd dan ook al heel gauw de gewoonte,
den koninklüken logé stil in de broeikas te
laten en hem met de resida’s te laten speleri>
terwül de rest van de gasten zich elders ver
maakte.
Mevrouw Hominy was diep teleurgesteld. Het
was haar duldelUk geworden, dat de uitnoodi
ging van dezen koning door haar gasten als
een soort van bedreiging werd beschouwd. Men
was niet in t minst onder den indruk van het
voorname bezoek. En toch zouden zü. die meer
naar het lnnerlüke»dan naar het ulterlüke ke
ken. bemerkt hebben, dat MoinaLounga. on
danks z’n primitieve manieren en wüze van
doen, een uitstekend karakter bezat.
Echter, mevrouw
Rosa Hominy be-
kommerde zich
zeer weinig om
het karakter ha-
rer gasten, zoo-
lang se hun mes
sen en vorken aan
tafel behoorlük gebruikten. En niemand was
blüer dan de kasteelvrouwe van Utile Duld,
toen de koning eindelUk vertrok.
Arme Molna-LoungaHet SOU wet curieus
zijn te weten, hoe hü over dit alles denkt, maar
dat zal wel altüd een geheim blüven! Eén ding
is zeker, dat hü z’n waardige houding behield
tot het einde toe, en dat hü nooit eenlge kri
tiek uitoefende op de genoten gastvrijheid.
gnillllllllllllimil BRUGGELD
Wie nog werkt zij niet tevreden S
,püs dtt bedrag ntet noodlg wm g. vóör ^i'^ugffeid- heeft hetaald!
lore producten. En dit. terwijl de
--- HERMAN KRAMER
^l!ll!llllllllll!IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIfllllllllllllllllllllUIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII^
A A fC? <»P d*t blad zijn ingevolge de veraekenngsvoorwaarden tegen p bü levenslange geneele ongescniktheid tot werken door p ’7CJO L- -
/X I ,r. /X r>L/lw Iw ajl ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen 4-rUs verlies van belde armen, beide beenen of belas oogen vAJs doodeUjken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
En tol en hoepel, handboog en raket,
De kegelbaan, het kaatsspel in de pet.
Het diefjesspel en altemet zelfs roover.
Of wel bestopje, of krijgertje, of haasje over,
De koten, knikkers, noten en vooral
De scherpe schaats op *t klinkend Ijskristal!
Wat dolle pret, als, moé gespeeld en mat,
Des zomers we ons in t ledensterkend nat
Verlustigden der spiegelklare stroomen!
Wat was het schoon in koele schaAuw der
boomen!
Wat rijk genot, als, schier *t gezigt ontvlugt,
De vlieger statig steigerde in de lucht!