<Ketv&Aaal vonden da# De avonturenvan Profje en Struis je I Sint Maarten H F 250.- glES, LIESBETH, ELISABETH Het Landbouw- crisisfonds n Een koning als gast 4 I De heiligen van de folklore - - - ter, ook s avonds laat. Bovendien worden door het vermaarde Hag- procédé de krachtige smaak en het kostelijke aroma van de fijnste hooglandkoffie voor 100%gewaar borgd. Ook de tweede soort, „Sanka". fa heel goed en kost slechts 44 ets. per pakje. WOENSDAG 10 NOVEMBER 1937 of zonder7 Dat is de vraag, wanneer U aan hart en zenuwe/i de vereischte zorg wilt besteden. Waar- voor echter met? De echte Koffie Hag zonder coffeine verschaft Ualle ge noegens van prima koffie uit de beste productiestreken! Koffie Hag bekomt inderdaad be- 1. it De begroeting 1938 1 5 (Nadruk verboden) bij een ongeval met dagen Nu (Wordt, vervolgd) Toen ze lazen, dab er op een eiland men- schen zaten, was er plotseling een groote opgewondenheid. Iedereen hing uit het raam, zoover ie kon en het scheelde niet veel of er waren ongelukken gebeurd. e En nu, ga voort, trek, opgeruimd van geest. OU, klein geboefte op dit uw eigen feest Van huis tot huis; wees dartel, uitgelaten; Vervul verheugd met uw gezang en straten; Draag, vroom en vroed, bü stillen avondstond, Den Bant ter eer, uw vreugdefakkels rond. hem er toe ons hier te piloot. X>”, zei Profje. ,,U»b UJV TWI „i w.u->, die kan er eerst even heengaan." HU schreef gauw een briefje en nadat Struis je zUn ei - een veilig plaatsje had gegeven en Profje nog eens op het hart had gedrukt er af te vinden, altUd tusschen haar en jou en als je meent, dat zü haar bezoeken hier zal herhalen, dan vergis je je. Vanavond zal ik vader waar schuwen.?.. Ik wil niets weten van je plannen. e ■e n 1. J 1 a e t B t Sta aan mUn raam, ik sla ze ga En staar ze diepbewogen na. Die schalke schaar van kleine menschen. Die met hun zangen en hun wenschen. Nog orïbekend met zorg en kruis. Daar vrolijk rondgaan, huis aan huls. Zoo zingt wéér, opgeruimd van geest, De jeugd op 't Sinte Maartens-feest, En vrolUk gaat ze en uitgelaten Al juublend langs de ruime straten En draagt bü stillen avondstond Haar vriéndelijke lichtjes rond. Hoe krUgen halen? zuchtte „dat brengt Struisje wel voor ons in orde. „Sunte, Sun te Meenten, De koelen dragen steerten, De kalver dragen horens, De kerk staat bü den toren.—." MU rijk en groot, me een koning zelfs gedroomd; Uit roemzucht niet of om, in eer verheven. In overvloed en weelde en lust te leven, Zoowaarlijk neen; het klnderlük gemoed. Geen kwaad bewust, vond slechts dat droomen aoet. Meest was de wenach ook minder hoog gerigt En schonk ik slechts in t lagcbend droom- gezigt Ma een aardig nest, met aes of zeven Jongen, Die, groot gemaakt, voor mU, hun meester, zongen; Of- 1 heugt me altoos, boe daar mijn hart naar trok. Een grooten, sterken, fraai gehoomden bok MJ verlies van een hand, oen voet of een oog. Hoe trekt toch dat gezigt zoo sue aan? Wat welt me in 1 starend .oog een traan? Wat doet mijn blik met stil verlangen Zoo aan die kleine lichten hangen? Wat wekt toch bU al ‘t blU gewoel Diep me in de ziel dat vreemd gevoel? O. hoor, hoe lustig klinkt hun lied! En als men hun een gave biedt, Hoe Heen, hoe nietig ze ook rnoog wezen. Wat warme dank staat dan te lezen In 't vriendlUk oog! El, set Wat gU naauw telt, schUnt hi hun wat! een schat ik een opwelling, een voorgevoel, dat mü deed stilstaan. Eer ik aanschelde, wilde ik rond- küken, luisteren, aan dat huls zUn geheimen af vragen. Vlak tegenover het voortuintje aan den ande ren kant van de laan stond een groote vracht wagen, waarachter ik kon ultkUken zonder zelf gezien te worden. Helaas, ik behoefde niet lang te wachten. De deur ging open en ik zag Claude, hU daalde de enkele treden van de stoep af, keek rechts en links in de straat alsof hü iets verwachtte, dan ging hU terug. VUf minuten gingen voorbU, zü leken mü heel lang en op nieuw ging de deur open en mama kwam te voorschijn. ZU sprak met iemand, die achter haar in de schaduw bleef, waarschUnlUk mevr. Rendut, mama had dus niet gelogen. Ik wilde mijn schuilplaats verlaten. blU als een schoolmeisje, dat iemand voor den gek heeft gehouden, toen iemand er aan kwam, dien ik niet verwacht had daar te zien: Jean-Pierre, die mama uitgeleide deed! Jean-Pierre te Neuilly! Jean-Pierre de gast van mevr. Rendut! Dat zag ik, maar kon het niet gelooven. Wie heeft Jean-Pierre hier gebracht, wie hem doen aannemen?.... Claude! O, hoe had hü mü bedrogen! Toen papa en ik alles in het werk stelden om haar zoon van mama verwüderd te houden, hem door haar te doen vergeten, was hü het, die lederen dag haar kwam bezoeken om haar over dien jongen te spreken, die eigenlijk in de gevangenis thuis hoorde. Was hü niet verantwoordelük voor dat schot, dat zUn moeder bUna gedood had? Op de stoep van bet landhuis, aoo dat iedereen Och ja, t is waar, *k sta aan mün venster hier,, "k Vtergat, te dwaas, mün drietal kruisjes schier, En waande alreé, in zoet gepeins verloren, Den kindertUd op nieuw voor mü geboren, O zoet genot, o schuldeloose jeugd! O, zaalge Sinte Maartenvreugd „Sunte Martlnus blsschop, De roem van onzen lande, Datwü met zulke lugchies loopen, schande.” blijven, vloog hU met het briefje naar de Graf Zeppelin. De menschen in het luchtschip keken raar op, toen de struisvogel opeens aan hun ven ster verscheen. Een van hen boog zich uit het raam.' en nam het aangeboden briefje aan, nieuwsgierig Wat daar wel in zou staan. Illllllllllllllllllll^ I kosten van het algemeen beheer, voor per soneel en materiaal der centrales, die 12 millioen bedragen, niet te hoog zijn. Het komt ons voor, dat 10 pCt. van de uitgaven voor de kosten van het algemeen beheer e.d. toch wel erg hoog zijn. Het is niet de bedoeling hier te gaan plei ten voor de afschaffing van het Landbouw crisisfonds of de crisismaatregelen. Het be lang van den landbouw is zoo groot, dat deze instand gehouden moet worden er dat daarvoor hét geheele volk offers moet brengen. Ook het deel van de bevolking, dat leeft van Industrie en handel, heeft bij een krachtlgen landbouw alle belang. Maa’ waar wij wel voor pleiten en waarop wij voortdurend terugkomen Is, dat het platte land niet bevoordeeld wordt ten koste van de stedelijke bevolking en dat de boerderij niet wordt gesteund ten koste van de gróote gezinnen, wier eerste levensbehoeften te zwaar worden belast. ■W? 8til,HuUte^! Was me. als trof m|jn?oor. MU dacht.... maar ’t schpat wal lana geleden; En toch.... toch is het me, of eenft ’hedert.S* Schoon, neen! die wüs die woorden, ja. Dat moet het zün. dat" is t wéér, ha! Er komt een dag, dat ge andre dingen kent, Eens wordt uw hart het schuldloos spel ontwend. Door zorg bekneld, door weemoed toegenepen; Eerst suit ge een poos met Idealen dweepen. Dan vindt ge, ontwaakt, den tüd schrikbarend vlug En hadt zoo gaarne uw gouden jeugd terug. De schrijver voegt er nog de volgende opmer king aan toe: Het Sinte Maartensdeuntje wordt hier mee gedeeld, zoo als het in *t Oldambt. met name te Winschoten, in mün jongenstijd werd zongen. en merkwaardige bijdrage over den Sirit H Maartensa vond lazen wü onlangs in een oud-Nederlandsch tijdschrift. Het artikel tje is van de hand van H. Ilpzema Vlnckers te Groningen, die er als datum beschreef: '11 November 1851. Dus bijna een eeuw geleden! WU laten het hier volgen: de moreele waarde van den aangeklaagde aan te toonen verklaren, dat je in zijn kantoor verschillende malen diefstal hebt gepleegd en dat je zelfs een onschuldige er voor hebt laten aanklagen, zonder tusschenbeide te komen.” Een schorre stem, een smartelijke stem, die mU zün arm deed loslaten, dien ik zoo heftig schudde, antwoordde: „O, zwijg toch, zwijg! Ik zal heengaan." Dat was nog niet alles, wat ik verlangde en ik vroeg: „Zul je alleen vertrekken?” „Ja, alleen." ,Je woord er op...." Maar wreed tot het uiterste, voegde ik er aan toe „Och. dat is niet noodlg. ik vergat, dat je niet weet, wat eer is!" Een snik antwobrde mü. maar een snik, die mU zoo oprecht leek, dat ik mij snel naar de deur wendde. Wat is dat? Zou ik met dien schurk mee gaan huilen? Op het oogenbllk. dat ik den salon verliet, her haalde ik: .Mag ik aan papa zeggen, dat je zonder haar zult vertrekken?” „Ik zal vertrekkenzonder haar Die belofte kalmeerde mü .Als je soms iets noodlg hebt, kan Je mü schrUven.” Jean-Pierre stak zUn handen omhoog alsof hU mij wilde wegduwen. ..Het is uit.... laat mü alleen...." Ik was vlak bü de deur, die ik opende en toen keek ik een laatste maal naar dien man, die mijn broer was en dien ik aoo diep ver achtte. ZUn oogen waren op mU gevestigd en schenen mü te smeeken. mond van mevrouw Hominy. ,Jk meen wat ik zeg. m’n waarde mevrouw. U schijnt uit t oog te verliezen, dat deze man een halve wilde is. Nog niet lang geleden, be hoorde z'n volk tot de menscheneters. Ik zeg u dat, om u te waarschuwen.” .Maar.... maar hü is toch een koning,”»pro testeerde de gastvrouw. „We noemen hem koning, omdat we dat op politiek gebied wenschelUk achten. In werke lijkheid is hij een belangrijk opperhoofd, dat is alles. Ofschoon hij mü persoonlijk niet onsym pathiek is. vond ik het toch beter, dat de da me* geen buiging voor hem maken.” .Maar ik." zei mevrouw Hominy, met een njj- digen blik op den toegevoegden adjudant van koning MoinaLounga, „zal hem toch .Ma jesteit” noemen." De tegenkanting, die de gastvrouw op die middag-conferentle al had ondervonden, werd gedurende het gala-diner en op de volgende dagen, steeds sterker. Uit alles bleek wel, dat die tegenkanting der gasten niet ongemotiveerd was. Mevrouw Hominy bleef echter haar zwar ten koning hardnekkig met .Majesteit” aan spreken, wat niet onbedenkelUk scheen, vooral als de vorst een stuk eendvogel met z’n zwarte vingers afkloofde en uit het vingerkommetje dronk. HU deed al deze dingen echter met een natuurlijkheid en een waardigheid die menig beschaafd personaadje hem zou hebben benijd. in de laan hen kon zien, omhelsde Jean-Pierre mama. Ik hoorde niet, wat hü haar zei, maar zijn manier van doen bracht mU tot opstand. HU had het recht niet zich voor te doen als beminnende en beminde zoon. Ik had ze van elkander willen losrukken en tegenover iedereen hem willen toeschreeuwen, dat hü een dief, een schurk was! Maar toch bleef ik achter den vrachtauto, ik kon toch niet plotseling voor den dag komen, dat zou een bespottelUk drama te zien geven, de de hoofdpersonen noodeloos zou hebben doen lUden. Mama ,-w-w eeds herhaalde malen hebben wij er- op gewezen, dat de crislspolitiek van de regeerlng ten aanzien van den landbouw geleid heeft tot prijsverhooging der levensmiddelen tot een zoodanig peil, dat men niet meer kan spreken van een evenredige en redelijke verdeeling der las ten. En wel daarom niet, omdat de eerste levensbehoeften zwaarder worden belast dan noodzakelijk Is voor den steun aan 'deze producten, en omdat door de belastin gen eg heffingen vooral de groote en minst draagkrachtige gezinnen worden getroffen. Deze politiek wordt gedemonstreerd door de begroottng van het Landbouwcrisisfonds voor 1938. Deze wijst aan voor inkomsten een bedrag van 132 millioen gulden en voor uitgaven 130 millioen gulden. Gaat men deze cijfers analyseeren, dan blijkt, dat de netto monopoliewinst op den invoer van granen bedraagt 14.4 millioen gulden, een bedrag dus dat voor het meerendeel wordt betaald door de broodverbruikers. Aan hef fing op zuivelproducten komt een bedrag in van 33.7 millioen, aan heffing op uitvoer van zuivelproducten 1.2 millioen, op de margarine, olie en vet 37.8 millioen en óp de binnenlandsche veekoeken 2 millioen. Aan zulvelsteun wordt door het Land bouwcrisisfonds betaald 78 millioen gulden Voor meer dan de helft moet deze steun dus komen uit de heffing op margarine olie en vet, waarvoor deze resp. zijn belast met 51, 35 en 35 cent per K.G. Dit is een belasting, die veel.en veel te hoog is. De op centen op den sulkeraccdjns brengen 17 millioen op, waartegenover staat, dat aan steun voor den bietenbouw moet worden uitgegeven 8-5 millioen, 8.5 millioen van de suikerbelastlng zouden dus reeds kunnen •VterVAllen, voor and< suiker toch reeds overmatig zwaar belast is. Overigens vraagt men zich ook af, of de ging te voet heen, natuurlUk door Claude geleid: zü kwam zoo dicht langs den vrachtauto, dat ik haar gelaat kon zien: het straalde van blijdschap en ik hoorde haar zeg gen: ,JUj is totaal veranderd en dat heb ik aan jou te danken." De medeplichtigheid van Claude werd daar door bevestigd. HU bezat een apoqtelziel, een zeer schoone ziel zonder twUfel, .maar met wie ik niet zou kunnen leven.... Ik was slechts een armzalig, menschelUk wezen, dat kon lief hebben tot absolute toewijding, maar ook haten zonder vergiffenis te schenken. Toen mama verdwenen was, verliet ik mün schuilplaats en ging bedaard naar het land huis. Claude had het hak opengelaten, ik liep dus het voortuintje door en schelde aan. De Breton- sche kwam opendoen en zei„O. juffrouw Elisa beth, is u hetl O, wet zal mevrouw blU sünl" „Ik ben niet gekomen om haar te bezoeken. Wilt u mUnheer Jean-Pierre Mayran verwittigen, dat ik hem wensch te spreken." Dit het Fransch vertaald door Christine Kamp Zoo zingt men daar; zóó zong ook ik weleer. O, Tc zie nog eens die blüde dagen wéér. Toen nog als kind, in weérgalooze weelde. Als dartle knaap aan moeders schoot ik speelde, En op mijn beurt, was Sinte Maarten daar. Ik schaatrend me aansloot aan de onnoozle schaar. et vlerhonderdjarlg bestaan der Koloniale bezittingen van Canaria zou lulsterrUk herdacht worden. Er zou o.a. een fees telijke kroonraad worden gehouden. In die da gen nu, reed generaal Popjoy aan de zUde van een zwart heerschap in een grooten auto naar de woning van mevrouw Rosa Hominy. Het was aan dien generaal, dat die dame het voor al te danken had. dat er een KonlnklUke Ma jesteit want dat was het zwarte heerschap onder haar dak zou worden ondergebracht. Generaal Popjoy was aangewezen om als adju dant van koning MoinaLounga. kersversch en speciaal voor voor deze gelegenheid uit de bin nenlanden van Affika overgekomen, op te tre den. Ook moest h(f er voor zorgen, dat die oude, zwarte heer, volgens z’n staat en stand werd geherbergd en verder aangenaam en op gepaste wjjze werd bezig gehouden. En zoo geschiedde het, dat generaal Popjoy aan mevrouw Hominy schreef, dat hU abso luut niet wist wat hU met zUne zwarte Majes teit moest aanvangen. In het KoninklUk paleis van Canaria was geen plaats meer. DadelUk te legrafeerde mevrouw Hominy terug, dat zU Z.M. Koning MoinaLounga en zUn gevolg op haar kasteel Utile Dulci uitnoodigde. Het dateerde niet van vandaag of gisteren, dat de Hominy’s hoopten aan een koning of desnoods aan diens familieleden huisvesting te mogen verleenen. Welke huidkleur Z. M. had, kwam er niet op aan. Als hü maar' een koning was. Koning MotnaLounga en z’n gevolg namen de uitnoodiging gretig aan. Het gezelschap be stond uit Z.M.. z’n Kamerheer, z n/pafaplule en twee persoonlijke bedienden, alsmede z’n toege voegden adjudant generaal Popjoy. BU de aan komst van dit lulsterrUk gezelschap had me vrouw Hominy zich in een schitterend cos- tuum gestoken. ZU begroette het op de boven ste trede van den hoofdingang, waar zü een lange welkomsttoespraak hield. Gedurende dien tjjd bleef Zijne zwarte Majesteit onbeweeglijk onder aan de trap staan wachten, zonder het minste teeken van ongeduld. Daarna hü had geen enkel woord verstaan boog hü diep, zei niets en werd naar z’n kamer geleid, Tot dusver was alles in orde. De overige gas ten waren nu beneden verzameld en mevrouw Hominy begon met haar gasten te bespreken, wat ze al zoo van hen verwachtte. Generaal Popjoy, die naast haar zat, glimlachte slechts. Maar hij nrot^steerde. toen de gastvrouw e^ op aandróng, dat al dé aaliwezige darnel'een'diepe buiging voor den zwarten vorst zouden maken.. Een oudere dame was zeer verontwaardigd daarover. „Wat zeg je daar?” riep ze, „een diepe bui ging voor zoo’n afschuwelüken. ouden...,” ,4e moet het doen. Gwendoline, ik sta er op. Bent u het niet met me eens, generaal?" „Neen,” antwoordde de krijgsman, ,Jk doe het ook niet. Ik acht bet niet noodlg. heelemaal niet noodlg. M’n eenlge raad is: sluit 's nachts uw deuren goed af." .Maar generaal,” klonk het afkeurend uit den Neerland is de laatste laren Wèl aan bruooenbouw gewend, Maar nü komt daarin een ander En een booger element. Want de brug, die nu gebouwd wordt, Wordt er een van grootsche Hjn, Waarvan forsche, sterke pijlers In het hart geworteld ziin. Deze brug wordt nu geslagen Van dengeen, die arbeid heeft Naar zijn medemensch, die nood lijdt. En in zorg en armoe leeft. Neerland, dat graag trotsch wilt wezen Op perfectie van ’t verkeer, Deez’ verbinding móet er komen. Want zóó gaat 't niet langer meer. Gij. die arbeid hebt, weest dankbaar. Maar weest daarmee niet tevree, Gee/4 dankbaarheid ook uiting: Als ge werk hebt, helpt dan mee! Kleeding, dekking, schoeisel kome Vóór den winter, vóór de kou! Laat uw goede hart thans spreken, Stelt niet uit, maar', do it now! Slaat een brug naar uwen naaste. Nu geen oogenblik gedraald, Wie nog werkt zi Eerst naer LINKS, den naar RECHTS uitkijken vóór u oversteekt, en.... even uw beurt af wachten. (Neem lie ver een latere tram dan., de auto van den „Eerste Hulp dienst".) Dat was een tUd, een wonderschoone tüd! Wat wist de knaap van moeite, zorg of strijd? Was 1 schoóluur om, dan fluks met zUn kornuiten In t vrüe veld. Hoe heerlUk was t daar buiten; Hoe vriendeUjk scheen, in t midden van de Mei, De lieve zon op akker, bosch en wei! MUn gezicht moest wel duldelUk toonen. dat ik niet goed gehumeurd was; de dienstbode opende de deur van den salon. Ik bleef staan, met zoo veel beslistheid wachtend, dat geen tus- schenkomst, ook niet van mevr. Rendut mU had kunnen doen heengaan. Ik wilde mUn broer zien, hem zeggen wat ik dacht van zün gedrag, daarna pas zou ik nadenken. HU kwam aarzelend in den salon, hü vroeg zich waarschünlük gf, wat ik wilde. HU stak mU de hand toe, maar ik deed, alsof die niet zag en dadelijk begon ik te spreken: „Mama is juist hier weggegaan. Nu geen leugens, alsjeblief, dat is nutteloos! Ben jjj het. gebied bezat, die een belangrUk Inkomen ge noot, die inü een heerenhuis, paarlencolliers, pelterüen kon aanbieden. Ik zou op reis gaan, ik zou weelderige toiletten dragen, Ik zou coquet- terie leeren, alle mannen bespotten. Ik zou dan sen, flirten, ik zou lachen en mü amuseeren. In een woord ik zöü gelukkig zün. Dat was het ge- t10611 111 het er8ens anders zocht, had Ik slechts verdriet gevonden. Terwül ik mU zoo in mUn leed verdiepte, was ik in het Bols gekomen. Ik keek hoe laat het Was: half vüf. Ik wilde niet naar huls gaan •n daar het toeval mü had geleid op den weg naar Neuilly, zou ik tot aan het landhuisje van ®«vr. Rendut gaan. Mama was ér toch niet. leek mü zeker, maar ik zou aan mevr. Ren- uut vertellen, hoezeer die leugen mü verdriet - gedaan. Zachtjes liep ik voort. Toen, ik bet zag. kroeg z^n» politieke macht, selfs onze ker- I 1 kelüke bloei zal ons op den duur niet baten, aoo wU onze piaaUnlet weten te veroveren m de universitaire wetenschap. Steunt dus Uw eigen Unl- verslteit. Ik zal de vriendin van mama gaan bezoe ken; zü. die huwelUken tot stand brengt In haar collectie had zü misschien wel een alle- daagschen jongeman, gekleed naar de laatste mode, een type, die auto, stoomjacht, jacht- die haar gevraagd hfeeft hier te komen?” Jean-Pierre keek mü verward, beschaamd aan, wü hadden elkander niet meer gezien sedert Rouaan en er waren tusschen ons vreeselüke herinneringen. Hü boog het hoofd en ant woordde: ,Jk wilde haar zien om haar om ver giffenis te smeeken. Ik ben zeer schuldig ge weest.... Als mama gestorven was, zou ik haar niet overleefd hebben." Ik voelde geen medelüden. „Was je van plan zelfmoord te plegen? Nog een lafhartige daad te voegen bü de andere? Dus, nu heb je de comedie van het berouw gespeeld, mama heeft je ver geven en nu ga je weer beginnen om haar te doen lüden. Dat schünt ie doe! te zün in het leven, bü gebrek aan iets beters. Ik ben geko men om Je te zeggen, dAt Ik het niet zal dulden." „Ik verzeker Je....” „Verzeker niets, dat is nutteloos, mama alleen kan je gelooven. Voortaan zul Je mü op Je weg maar verbeeld je niet, dat mama ons opnieuw zal verlaten. Ik ben tot alles in staat om dat te beletten, begrüp je? Hoe heb je haar durven weerzien na alles, wat je gedaan hebt! Weet Je niet, dat gedurende vreeselüke dagen en nachten wü gevreesd hebben haar te verliezen en dat papa weet, dat het is, toen zü je in een kroeg ging zoeken, dat zü dat schot ontvangen heeft van een van je vrienden, net zoo dronken als JU? Je bent een ellendeling, een misdadiger, een dief en je gebruikt als wapen tegen ons de liefde, die mama ondanks alles voor Je koestert. Als je maar een beetje geweten en rechtscha penheid had gehad, dan zou je niet haar heb ben durven weerzien, maar Je geeft voor zwak te zün en dat die zwakheid een excuus voor Je is. Die comedie mag je niet meer spelen, ik herhaal wat ik in Rouaan zei: „Ga heen, ver- dwün, de wereld is groot genoeg, maar blüf niet in de nabüheid van mama, want 'Zoolang je hier bent, zal zü slechts ongelukkig kunnen zün." Gebogen, zijn gelaat verbergend antwoordde hü niet. Geprikkeld door het zwijgen, gfeep ik zün arm en dien schuddend riep Ik uit: „Versta Je mü niet, of moet ik gaan dreigen. Als je voortgaat mama lastig te vallen, als je weer probeert haar aan ons te ontrukken, zal ik van mün vader verkrügen en dat zal gebeuren, 'dat hü een aanklacht bü de Justitie tegen je in dient; wel heb je het schot niet gelost, maar je hebt het toegelaten, bovendien zal papa om Eenlge maanden later, toen generaal Popjey en de zwarte koning reeds lang uit de be schaafde wereld waren vertrokken, en laatst genoemde den hoogen hoed en de gekleede Jas als iets geheel overbodig had weggeworpen, be gon koning Molna-Lounga üverig den generaal te helpen met het, opbouwen van diens tent, en toen generaal Rtpjoy daartegen protesteer de. antwoordde hü eenvoudig: „Toen ik in uw land was, heeft men zelfs een glazen huis voor mü gebouwd, waarin ik de natuur van mün land terug vond. Nu bent u mün gast en zal Ik u helpen een woning van uw land op te bouwen." En mevrouw Rosa Hominy van Utile Dulci vertelde aan haar vrienden in Canaria van een koning, die bü haar gelogeerd had en al de manieren had van "een tuchthuisboef. ,JKlp kap kogel, Sunte Meertens vogel, t Hier woont ’n rak man. Die veul geven kan.„ Veul kan hü geven, f Lang zal hü leven, Zalig zal hü sterven, 't Keuninkriek beërven." Hü werd absoluut niet in verlegenheid ge bracht door alles wat voor z’n begrippen vreemd was, en bemerkte volstrekt niet, dat z’n gast vrouw van den eenen schrik in den anderen viel. Hü zei nooit dat het koud was, maar had de gewoonte om al de lakens van z’n bed af te halen, deze stevig om z'n gekleede zwarte Jas te slaan en dan naar buiten naar de broei kas te wandelen. Die broeikas scheen de eenlge plaats te zün. waar hü zich behoor! ük thuis ge voelde. Hü ging geregeld daar zitten en deed de lakens een voor een weer af, naarmate de temperatuur die van z’n eigen land nabij kwam. Eens op 'n warmen dag. toen mevrouw Ho miny haar koninklüken gast in z’n toevluchts oord kwam opsoeken, zag ze, tot haar niet ge- rfcige ontsteltenis, dat Züne Majesteit Moina- Lounga, zich niet alleen van de lakens, maar ook van alle overtotllge kleedingstukken, zco- als jas. broek en vest, had ontdaan, en in de volle glorie van z'n blank ondergoed, rustig met een tak resida’s zat te spelen. Diep onder den indruk van de prachtige bloemen, was hü er zich totaal niet bewust van. dat z’n kleedü en gedrag uiterst vreemd waren. Hü stond op en liep statig op rftevrouw Hominy toe. om haar z’n bewondering voor al die bloemen mee te deelen. Het werd dan ook al heel gauw de gewoonte, den koninklüken logé stil in de broeikas te laten en hem met de resida’s te laten speleri> terwül de rest van de gasten zich elders ver maakte. Mevrouw Hominy was diep teleurgesteld. Het was haar duldelUk geworden, dat de uitnoodi ging van dezen koning door haar gasten als een soort van bedreiging werd beschouwd. Men was niet in t minst onder den indruk van het voorname bezoek. En toch zouden zü. die meer naar het lnnerlüke»dan naar het ulterlüke ke ken. bemerkt hebben, dat MoinaLounga. on danks z’n primitieve manieren en wüze van doen, een uitstekend karakter bezat. Echter, mevrouw Rosa Hominy be- kommerde zich zeer weinig om het karakter ha- rer gasten, zoo- lang se hun mes sen en vorken aan tafel behoorlük gebruikten. En niemand was blüer dan de kasteelvrouwe van Utile Duld, toen de koning eindelUk vertrok. Arme Molna-LoungaHet SOU wet curieus zijn te weten, hoe hü over dit alles denkt, maar dat zal wel altüd een geheim blüven! Eén ding is zeker, dat hü z’n waardige houding behield tot het einde toe, en dat hü nooit eenlge kri tiek uitoefende op de genoten gastvrijheid. gnillllllllllllimil BRUGGELD Wie nog werkt zij niet tevreden S ,püs dtt bedrag ntet noodlg wm g. vóör ^i'^ugffeid- heeft hetaald! lore producten. En dit. terwijl de --- HERMAN KRAMER ^l!ll!llllllllll!IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIfllllllllllllllllllllUIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII^ A A fC? <»P d*t blad zijn ingevolge de veraekenngsvoorwaarden tegen p bü levenslange geneele ongescniktheid tot werken door p ’7CJO L- - /X I ,r. /X r>L/lw Iw ajl ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen 4-rUs verlies van belde armen, beide beenen of belas oogen vAJs doodeUjken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL En tol en hoepel, handboog en raket, De kegelbaan, het kaatsspel in de pet. Het diefjesspel en altemet zelfs roover. Of wel bestopje, of krijgertje, of haasje over, De koten, knikkers, noten en vooral De scherpe schaats op *t klinkend Ijskristal! Wat dolle pret, als, moé gespeeld en mat, Des zomers we ons in t ledensterkend nat Verlustigden der spiegelklare stroomen! Wat was het schoon in koele schaAuw der boomen! Wat rijk genot, als, schier *t gezigt ontvlugt, De vlieger statig steigerde in de lucht!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 3