SINTERKLAASVERGISSING HET VLIEGTUIG-ONGELUK BIJ OSTENDE. w I Zoekt gij betrouwbaar I Personeel? gezinnen MET „OOM" HENK ER OP UIT 11 I AAN ST. NICOLAAS IN SPANJE DONDERDAG 18 NOVEMBER 1937 iiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiinminimnnnnnnmninii I - SF’*. LA FOTOREPORTAGE legt DE V.P.D. den PjS. Ook de groeten aan Zwarte Piet. Zijn banketwinkel X I 2 st lu de nc nj een of we B< da de Dt ge in va af th va bn re ta hc de h« de di d( be tl di oi v< ni hi m di V< wi et to en to ba de ni di he 8c he sa te Ai vr ch di pl SC di O ni di di oo lir m Je dc fo Wl Bil he na sil br sc to be u 8. dc de de he tie ni m u'ont biK BIJ de familie, waar Henk van Voorden kamers was, waren een paar jongens Spoedig Da ontnuiiing aan het gebouw der Effectenbeurs te Amsterdam, waar eens Vondels woning stond, had Woensdag plaats waarbij een steenen schuur en de werkplaats geheel verwoest werden. Wonder boven wonder bekwamen de drie In de werkplaats aanwezig zijnde personen geen letsel het Vondel-gedenkteeken In den gevel van het gebouw der Effecten boers te Amsterdam Sinterklaasje op je paara met je lange witte baard, weet U wat U mij moet gevent ’k Heb het op papier geschreven met een heel klein potloodstompje en dat ligt nu in mijn klompje. Prentenboeken, die niet sch&ren, en een verfdoos, om te kleuren al de plaatjes die voortaan in de jeugdrubrieken staan. Ook een ttmmerdoos met hamer, nou, dan sla ik in de kamer vol met spijkers al de deuren. Moeder zegt- „'t Zal niet gebeuren!" Pa zei brommende: .Jongen, Bart, pas maar op, jij krijgt een gard!" Maar dat zal wel niet zoo wezen, 'k had een tien in school voor lezen, acht voor schrijven, rekenen zeven, ’k Ben nooit uit de kerk gebleven. Bn de meester zei nog gister: ..Zooals ji), geen tweede is-t-ér!“ Zet V alles hier maar klaar, en maar weer tot volgend jaar. De hartelijkste groeten van. OP 1 - - gelogeerd van een jaar of zeven, waren ze besta maatjes met „oom Henk", zooals zij hem noemden. Hun tante, waar ze bjj logeerden, vond het heerlijk als Henk eens een vrijen middag met de jongens uitging en de jongens zelf natuurlijk nier minder. „Oom Henk” kon allerlei mooie dingen buiten laten zien, hij vertelde van de vliegenzwammen, waar de kaboutertjes tegen den regen en hij hoe het kwam, dat de bladeren eschdooms in den herfst zulke krijgen (Fig. 1). „Kijk,” massa’s eikels, nipt alleen van die gewone vertelde hij„dat doen de kaboutertjes, die ’s nachts hebben zitten schrijven. Worden door het daglicht verrast, dan de rest van hun inkt over de eschdoorn." Wim, de iiiiniHiiifiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiRihiiiiiiftnTnnnTiüiifHniiiiniiiii ui (Ftg. 2), waar Je zulke leuke pijpjes van maakt, maar ook korte en dikke. Als je die uit de dopjes deed, zat er een hard puntje aan. Uit zijn zak haalde Henk een doosje lucifers, die hij door midden deed. In eiken ronden eikel maakte hij met de punt van zijn zakschaartje een gaatje en duwde daar een halven lucifer in. Zoo kreeg hij aardige tolletjes, die uitstekend konden draaien. Hij vertelde aan de jongens, dat deze eikels afkomstig waren van Amerikaansche eiken, waarvan enkele soorten bestaan, die zoo prachtig in het najaar verkleuren. „En kijk,” ging Henk voort, „nu heb ik van den mijnheer, aan wlen dit bosch toe behoort, verlof gekregen, om wat mooie roode en bruine bladeren te plukken. Nu mogen jullie helpen met het uitzoeken van mooie takken, die ik dan met een scherp mes afsnijd. Plukken doen we die bladeren niet, want dan beschadig je licht de takken en met den prachtigen herfsttooi is het dan gedaan." Nu, de jongens wilden graag meehelpen. Het kostte hun weinig moeite de gewone eikebladeren (Flg. 2) van de Amerikaansche (Flg. 3) te onderscheiden en spoedig had Henk een armvol bladeren geplukt, of beter, afgesneden. HU legde ze in een platte doos van de stoom jvasscherlj, die hU voor deze gelegenheid had meege nomen. De jongens hadden al geprobeerd te gissen, wat er toch wel in die groote doos zou zitten. Zou het een tractatle voor hen zijn? Maar, neen hoor, in de doos zaten alleen wat vloeipapieren, die Hens om 'de takken wikkelde. HU wilde die prachtige herfstkleuren thuis laten zien en dienzelfden dag de takken nog wegsturen. Maar hU had zUn trouwe helpers niet ver geten, hU onthaalde hen op een lekkere reep chocolade. Voor ze naar huis gingen hadden ze nog een gewichtige „belevenis". „Wat ruikt het hier vreemd," merkte Wim ze dan gooien zU bladeren van „Rinkelinkelekink,” rftikelde de bel hard door de gang, zóó hard dat Wim en Miep er wel een beetje van schokken. „Zou er nog meer komen?" vroeg Wim, „Sinterklaas is toch al geweest en we heb ben zooveel gekregen!” Miep zei niets. Ze wist niet wat ze er van denken moest. Ook vader en moeder had den verrast opgekeken. Eigenlijk was het voor de kinderen allang bedtUd. Maar ja, met Sinterklaas yordt het altijd laat. Mientje, het meisje, bracht een pakje binnen. „Voor Wim,” zei zU, Jk moest het zoo maar afgeven!” „Voor mU?” riep Wim bUj, „fUn.... ik zal het vlug openmaken.” Er hing een envelop aan. Zenuwachtig haalde hU een briefje voor den dag. „Voor Wim,” las hU hardop, „omdat hU de eerste van de klas is." Vader, moeder en Miep keken elkaar vreemd aan. En Wim werd zelf rood tot achter zUn ooren. „Dat is vast een vergissing,” meende va der .1’1 bent toch nooit de eerste van de kl? *eest wel?" „Nee,” antwoordde Wim, „ik ben de vijf de.... maar er staat toch duidelijk voor Wim op het briefje!” „Jawel." antwoordde vader, „maar dat pakje is verkeerd bezorgd. Het is voor een Wim die wel de eerste van de klas is. Wie is dat bU jullie?” „Henk Verbeek,” antwoordde Wim, „en in de andere klassen zit geen Wim. Ik ben de eenige Wim bU ons op school!" „Staat er geen afzender op?" vroeg va der. Wim keek eens goed, maar hU kon niets op het briefje of de enveloppe ontdekken. Ook vader keek nog eens, maar ook hU kon geen naam vinden. t „Wat moeten we daar nu mee doen?” vroeg vader, „wacht, ik zal het meisje eens vragen wie het pakje heeft gebracht.” Maar daar werd hü niet wijzer van. Het meisje kon alleen vertellen dat een oude man het gebracht had, die gezegd had, dat hU het zoo maar af moest geven „Je moet het pakje dan maar open ma ken," zei vader, Jn de hoop dat je dan Jongste, geloofde alles, wat Henk hem ver telde, maar Ab, de oudste, keek hem na zoo’n verhaal aan, alsof hu zeggen wilde „dacht je nu heusch, dat ik dat allemaal - geloofde?" Dan voegde Henk er maar gauw aan toe: „maar de groote menschen, die niet aan kabouters gelooven, zeggen, dat er een schimmel in die bladeren zit en de zwarte vlekken doet ontstaan." Na zoo’n verklaring was Ab tevreden gesteld, maar Wim luisterde er niet eens naar, hij vond de sprookjes veel mooier. Henk zorgde altUd met hen naar een open plek in het bosch te gaan, waar ze ook even lekker konden draven en sprin gen. Van aangeregen wilde kastanjes had hU voor hen een paardentoom gemaakt en het kostte vaak heel wat inspanning de wilde paarden in bedwang te houden. Na afloop van het stoelen werd, als het weer het toellet, even gerust en dan bedacht Henk weer iets anders. Op den grond lagen onder schuilden vertelde van de zwarte vlekken volgend Jaar werkelUk de eerste van de klas zult zUn.” Wim peuterde haastig het touwtje los en toen kwam er een prachtig boek te voorschUn: „Het geheim van het roode huis. Spannende avonturen voor Jongens." Wim’s oogen schitterden. „Maak het maar „wie weet, komen ze het nog terugvragen.’’ Het duurde twee, drie dagen, maar er was nog niemand om het boek geweest en Wim vond het fUn dat hU zoo gemakkelUk aan dat mooie boek was gekomen. Een paar dagen later kwam hU uit school. Het had wat gesneeuwd, maar in de stra ten was de sneeuw wdw gedooid en had een grauw-vull dek achtergelaten. Het was glad en gevaarlUk op straat. Ineens zag Wim, die met zUn handen In de zakken vlug voortstapte, een oud vrouwtje ultglUden en vallen. Vlug, zoo vlug als hU kon, snelde Wim er op af en hielp het menschje op de been. „Dank je wel, beste jongen,” zei zU, „och, och, och wat mij toch allemaal niet over komt.” Een traan rolde over haar gerimpel de wang. „Heeft u zich zeer ge daan?" vroeg Wim vol mede- Ujden. „Nee, dat niet,” antwoord de het vrouwtje, „maar Ujk nu eens!” Toen zag Wim pas, dat ze een pakje had laten vallen. op, „dat doen de kaboutertjes toch zeker niet?” en hU begon te lachen. „Neen," antwoordde Henk, „dat' is stinkzwam. We zullen eens probeeren, we haar vinden kunnen. Nu moeten eerst goed ruiken waar de lucht het sterkst is.” De beide Jongens snoven wat ze konden en al gauw konden ze Henk de plaats wU- zen, waar ze den geur het sterkst roken. Henk dook even weg in de struiken en even later riep hU triomfanteHjk: „Daar heb je ’m." Nu zagen ze alle drie den padden stoel, wit met groene muts (Flg. zweefden al eenige aasvliegen om heen. Na de stinkzwam goed bekeken te hebben, ging het drietal huiswaarts. Het speet den jongens, dat ze nog maar twee Mager «in den blUven, maar Henk beloofde no middag met hen uit te gaan. Het lag in de goot. Vlug raapte hU het op. Het vuile sneeuwwater droop er af en het papier was heelemaal doorweekt. Wim trok het papier er af en nu hield hU een boek in zUn handen. HU haalde zUn zakdoek voor den dag om het kaft wat schoon te vegen, toen zUn oog op den titel viel: „Het roode huis!” Met groote oogen keek hU er naar. „Wat is er?" vroeg het oude vrouwtje. .Met Sinterklaas heb ik ook zoo’n boek niet vuil,” zei vader, gekregen,” antwoordde Wim, „maar ik weet niet van wie! Er zat wel een briefje bij „voor Wim”, ik heet Wim ziet U, maar er stond bU: Omdat hij nummer een is in de klas, en ik ben heelemaal nummer een niet.” „Nee maar,” zei het moedertje, „waar woon JU dan?” „Schenkweg nummer 44”, zei Wim. „Dan is het raadsel opgelost," zei het oude vrouwtje vroolUk, „ik had met Sin terklaas eenzelfde boek'gekocht als dit voor mijn kleinzoontje Wim, omdat hij nummer een van de klas is. HU woont in de Schenk- straat ook op nummer 44. Onderweg kwam ik een kennis tegen en omdat ik Wim eens wilde laten raden van wie dat boek kwam, gaf ik het dien mee. Maar die man heeft het verkeerd verstaan en het boek bU jou gebracht. En nu heb ik hem nog wel ver dacht dat hU het boek gehouden had. En mijn Wim heeft niets gekregen. Ik dacht nu zal ik maar een ander boek koopen en nu is dat weer totaal bedorven door de modder." .Maar ik heb het eerste boek heel zui nig bewaard, hoor!” zei Wim, ,4k zal het eerUjk aan Uw—Wlm teruggeven’’. „Hè Ja,” zei zU, „want ik heb geen geld meer om weer een'ander te koopen en hU heeft niets met Sinterklaas gehad, ouders zUn arm zie je.” Wim liep hard naar huis. .Moeder,” zei hU, „mag ik een gulden uit mUn spaarpot nemen?” „Waarvoor? vroeg moeder. „Voor een armen Jongen", zei Wim, „die niets gehad heeft met Sinterklaas." „Best hoor," antwoordde moeder. En Wim ging naar een en kocht een groote W. En met zUn boek en met de W, ging hU naar den Schenkweg nummer 44. En de Wim, die wél nummer een was van zUn klas, was overgelukkig met de geschen ken, al waren ze dan ook wat laat be zorgd! tl 81 n h n Bij de ernstige vliegramp te Ostende zijn elf slachtoffers te be treuren. De wrakstukken van het vernielde toestel op de plaats der onheils Het bezoek van Koning Leopold van België aan EngelandT De vorstelijke gast in gezelschap van den Hertog van Kent bij het ver laten van Buckingham Palace voor een rijtoer door Londen -«ss» rv> - :.:r. -lornni x «i» ekiOst.-’* ^c. 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 4