SINT NICOLAAS
van
De Sinterklaasavond
twee oude menschen
TE BUURSE.
SLUITING DER «OORTJESSLUIS»
gezinnen
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
Plaats dan een „Omroeper”
voor 80.
ST. NICOLAAS!
Een moeilijk geval
EEN AARDIG KUNSTJE
ta «en
Ouder
Hij liet zich niet vangen
WW*
I
door alle takken
CEDA
CEDA.
dien
zeg
zjj. De
Gerrie:
met opgeheven staart voor de oudjes uit
Nu kijk ik lederen morgen vast
Het eerste in m’n schoen.
Of U of Pieterknecht misschien
Er weer iets in zou doen!
Ik vond daarin, nu. raad U ‘t eens:
Een paard van suiker, heusch,
Hoe weet U, dat ’k dat lekker vind!
Het was een echte reus!
Sint Nicolaas, Sint Nicolaas,
Wat was ik blij dees’ week,
Toen ik des morgens, ’t was nog vroeg,
Eens in m’n schoentje keek!
Omdat ik wachten mag op U,
Totdat V 's avonds komt.
Nu hoop ik maar, dat U of Piet
Niet op me knort of bromt!
En weet U, wat ik ’t liefste heb!
Een mooie autoped!
Zoo een met luchtbanden, daarop
Heb ik m’n zin gezet!
„Ik zou graag de open betrekking bjj u
hebben, mijnheer”, zei Karei, die pas z'n
eindexamen goed had afgelegd.
Maar, jongen, dat heb je me verleden
week ook al gevraagd en heb ik je toen
niet gezegd, dat Ik liever een ouderen jon
gen had?”
„Ja, mijnheer, en daarom juist kom Ik
nu weer Ik ben nu ouder.”
k
ti
d
d
di
h
I
ui
Want ik was heusch wel lief van 't jaar,
Geen enkel keertje stout,
Omdat ik weet, dat Sinterklaas
Of Piet daar niet van houdt!
Kleine Gerrie kwam opgetogen uit school
thuis en vertelde dat hij vandaag geleerd
had van enkelvoud en meervoud.
„Zoo," zei zijn vader, „en weet je nu goed
„Maar Kareltje, wat doe je nou? Waar
om ga je met je oogen dicht voor den spie
gel staan?”
„Ja, mammie, ik wou eens zien hoe ik er
uitzie als Ik slaap."
I
het
voo
sta.
Ne<
1
ha
zls
op<
AU
roi
V
trei
twe
i
br
ko
„Wat, Jantje, heb jij al die appels opge
geten
„Ja, moeder. U zei toch dat Ik ze ergens
moest bergen waar Annetje er niet aan kon
komen?”
1
va
tri
de
rei
bei
he
co<
Ar
va
ve<
col
OVi
nl<
gr<
I
poi
wa
uit
zal
ste
toe
ni«
1
HE
list
wel
mil
wei
wa
WO
2
rei?
ger
jur
ver
2
der
rUi
one
hie
ver
Toe Sinterklaas, als ik U nu
Beloof, dat ik voortaan
Heel goed en braaf m’n best zal doen,
Misschien.... zal ’t dan wei gaan!
R. Tr. W.
1
wil
van
list:
Ih
wet
gew
wot
„Bi
smi
Heb je al op *t dak gekeken of je
Sinterklaas nog niet
op zijn schimmel aan ziet komen, met
zijn knechtje Zwarten Plet?
Staat je schoentje met je briefje vol
met wenschjes voor den haard?
Heb je er ook hooi en peen In neergelegd
voor t witte paard?
Als je straks fijn ligt te droomen in je
bed van Sinterklaas,
ruilt hij t hooi voor chocolaadjes en
je peen voor speculaas!
En als het 5 December is,
Dan is ’t de groote dag.
Dan is ’t, dafjik van pa en moe
Heel laat opblifven mag.
op het station Boxmeer Ingebakerd
tegen de wellicht komende koude van
dezen winter
B
geil
ter
kon
leer
kerl
zich
en i
kelj
Ove
alle
den
het
ulti
tarn
N
voel
x' i
leer
was-
huli
niet
H
In
den
vleide. Het beest had hen den heelen avond
met zijn glimmende gele oogen aange
staard en zij hadden gedacht, dat het
kooltjes vuur waren.
Zoo kan de verbeelding 'n mensch geluk
kig maken.
Neem een lang stuk touw en knoop de
twee einden aan elkaar. Vraag je vader,
of je grooten broer even z’n jas uit te trek
ken, zoodat hij dus alleen z’n vest aan
heeft. Doe hem nu den touwring om den
rechterarm en zeg hem dan z’n hand In
z’n vestzakje te steken.
Als dat allemaal gedaan Is, vraag je hem
den touwring met z’n linkerhand weg te ne
men, zonder z’n rechterhand uit het vest
zakje te nemen en hij zal een raar gezicht
zetten, want dat lijkt heelemaal ónmoge
lijk.
Maar het Is volstrekt niet ónmogelijk. Als
hij een poosje geprobeerd heeft en het wil
maar niet lukken, zeg je dat jij het wel
zult doen, als hij z’n hand maar stevig in
z’n zak houdt.
„Dat is nu ook wat moois”, zeg je natuur
lijk, „daar wil me die kinderkrant eens gaan
vertellen, wie Sint Nicolaas is. Dat weten we
toch allemaal best. Sint Nicolaas Is een bis-
schop, die begin December met een stoom
boot uit Spanje komt en dan in den nacht
van 5 op 6 December met zijn schimmel
over de daken rijdt en allerlei speelgoed en
lekkers door den schoorsteen gooit.”
Ja, dat is zoo, maar jullie moogt best
weten, dat de Sint Nicolaas, die over de da
ken rijdt maar een nabootsing is van den
grooten Heilige, die in de 4de eeuw in Lyclë
leefde. Als je niet weet, waar dit ligt, moet
je maar eens op de kaart van Kleln-Azlë
gaan kijken. Hij werd tot bisschop van
Myra benoemd en stond al spoedig bekend
als zeer milddadig voor de armen. Eens ge
beurde het, dat een vader met drie dochters
erg in nood zat. De man had al zijn geld
verloren en kon dus zijn dochters geen mooi
uitzet of huwelijksgift geven. Nu was dat in
dien tijd noodzakelijk, want als toen de
meisjes geen geld meekregen, was er geen
enkele jonge man, die met ze wilde trou
wen. Die vader zat er erg mee in, want hij
kon zijn drie grooten dochters haast niet
meer te eten geven en hij kon ze toch ook
niet de deur uit sturen, want wie weet, wat
er dan van ze zou worden. Dat kwam den
goeden bisschop van Myra te oore.” Heel on
gemerkt Het hij dien vader een groote som
geld, genoeg voor drie huwelijksgiften, toe
komen.
Zooals je ziet heeft die goede Heilige dus
altijd van verrassingen gehouden. Heel veel
is verder van dien heiligen bisschop niet be
kend. Wel zeggen Grieksche schrijvers, dac
HIJ om wille van het geloof gevangen geze
ten heeft en dat hij naderhand, op de alge-
meene kerkvergadering van Nlcea, de ket
terij van Arius veroordeelde.
De heilige Nicolaas stierf te Myra en werd
daar begraven. Later is zijn lijk overge
bracht naar Bari, een stad in Zuid-Italië.
De strijd In Sjanghai. Een der stukken van het Chlneesche lucht
afweergeschut In stelling tijdens den wanhopigen strijd der Chlneezen
tot het behoud hunner stellingen
Schout-bij-nacht H. Ferwerda, com
mandant der Zeemacht In Ned. Indli,
is bevorderd tot vice-admiraal
De zoon van een der Coldstream Guards
probeert het zwemvest van zijn vader
voor het vertrek der Guards met de
«Dunera» naar Egypte
Je haalt het touw door het rechter-
armsgat van het vest, doet den ring dan
over z’n hoofd, weer onder het vest door
het llnker-armsgat en de touwring zal
langs het lichaam afglijden en op den
grond vallen.
Kr waren eens twee heel arme menschen,
een oude man en een oude vrouw. Zij wa
ren zoo arm, dat zij niet eens een huis
hadden. Geld om brood te koopen hadden
■e ook niet, maar een sneetje brood kregen
ze hier en daar wel van de goede menschen
en een stukje spek of een kopje koffie
schoot er ook nog wel eens op over. Maar
de oudjes hadden behoefte aan een eigen
huisje, waar ze beschut waren tegen regen
en wind en waar ze een vuurtje konden
aanleggen, als het erg koud was.
Op *n Sinterklaasavond voelden de twee
oude menschen zich armer en verdrietiger
dan ooit. De andere menschen immers za
ten nu gezellig om den gloeienden haard,
dronken ’n fijn glaasje punch en aten war
me boterletter, terwijl zjj, arme stumperds.
door de donkere straten moesten zwerven
en haast bevroren van kou. ^ffwsms Uj een
stille buitenwijk zagen zij een Tnagere kat
loopen, eenzaam en hongerig,
▼rouw, die een medelijdend hart had, aaide
het beest over den kop en zei:
Och arme poes, heb je honger? Daarbij
Stak ze haar hand in den grooten linnen zak.
dien ze bij zich had en diepte er nog twee
half uitgedroogde stukjes spek uit op. De
kat smulde er van, alsof het een groote
lekkernij was en liep daarna met opgehe
ven staart voor de oudjes uit. Telkens keek
■e eens om, of ze zeggen wilde: „volgen
jullie me wel?”
Zoo bracht zij de oudjes naar een in aan
bouw zijnd huls. De deuren en de ramen
ontbraken nog, maar er waren in leder ge
val vier muren, die hen beschutten tegen
den kouden wind en een dak, dat hen be
schermde voor de sneeuw.
„Het is hier goed,” zei de man, terwijl hij
zich op een blok hout voor den schoorsteen
zette. „Het is maar jammer dat er geen
▼uurtje brandt.”
_._De vrouw glpg asMt hMr man- zitten en
zoo staarden zij samen in den donkeren
schoorsteen.
„Kijk.” zei de vrouw opeens, „daar be
gint toch iets te gloeien.”
Er waren werkelijk twee glimmende
kooltjes te zien.
,4a, paps.”
Toen wilde vader hem eens plagen en
vroeg: „Wat is dan het meervoud van sui
ker?”
En onmiddellijk antwoordde
„Klontjes, natuurlijk!”
aan de Adriatische Zee. Daar is een mooie
basiliek te zijner eere opgericht, die elk jaar
door duizenden menschen bezocht wordt.
’n Bekendheid zooals in ons land heeft
de heilige in Italië echter niet. De dag van
6 December gaat heel ongemerkt voorbij,
want geen enkel kind denkt er aan, om zijn
schoen onder den schoorsteen te zetten en
niemand heeft er dan ook nog ooit Sint Ni
colaas in levenden lijve op zijn schimmel
door cte straten zien rijden. Wees dus maar
dankbaar, dat dit in Holland wel zoo is en
toon dat ook een» door, volgens het voor
beeld van den goeden heilige, van al je lek
kers ook wat aan de arme kindertjes te
geven.
De man strekte zijn handen uit.
„Ik voel heusch *n beetje warmte," zei hU.
„Ik ook,” zei het vrouwtje, terwijl ze haar
hoofddoek losknoopte.
„Hier man,” sprak ze, „ik wil je
doek geven, want je hebt het immers al
tijd zoo koud zonder das.”
.Dank je wel hoor, en hier heb je dié
warme wanten voor je koude handen. Ja,
je bent altijd een beste vrouw voor me ge
weest,” ging de man verder. „Zonder jou
had ik het vast zoo ver niet gebracht.”
Het oude menschje glunderde: „Och, dat
je nu maar, omdat het Sinterklaas
avond is, maar het is waar, we hebben het
altijd goed samen gehad en nu hebben we
toch ook nog een prettlgen avond.”
Zoo bleven die twee oude menschen maar
doorbabbelen, terwijl ze nu en dan hun
handen wreven. Ook dommelden ze soms
even in.
Toen de eerste bleeke stralen van de zon
het vertrek verlichtten, zagen de oudjes,
dat er heelemaal geen kolen in den schoor
steen lagen, maar dat de poes uit de don
kere holte kwam en zich tegen hun beenen
FOTOREPORTAGE