H
FOTOREPORTAGE
LUCHTBESCHERMINGSOEFENINGEN IN INDIË.
I
t gij betrouwbaar
Personeel
De droom, die toch nog uitkwam
Plaats dan een „Omroeper
voor 80.000 gezinnen
z
jjl
Wt
Een aardig kunstje
DONDERDAG 9 DECEMBER 1937
j
den
weer verschillende gangen
de
droom was' dus toch maar ultgeko-
JAN VAN OGTRODÏ
looi
beg
sch
De
cieele
waar
De o
meen!
Wal
de ml
de lie
van l
Png,
«ntwei
«Men
Zocx
de uit
den t
verrek
van e.
belang
gens i
Klndh
«hooi
Ha
om t<
delba;
reeds
een a
mer I
nen
Mei
bereic
wensr
koster
danig
ulster
eerstt
lullen
Rar
aysi
noe
leid
intr
lan
tev<
de
bijl
H<
het
that
been
leder
reset
•en
h vr
de 1
Het
met z
rij he
ontwe
tot e<
ontwe
tionar
len vi
sultaa
nister
ter 01
stems
Oph
niet t
aan c
sioeng
ten w
hlerb;
functi
van 11
Het
toezeg,
Perkin
bachts
tot bei
«elllxu
Naai
Dien r
ringsst
meisje
kleine
nijverl
Dl
nem
wijs
heel
alge
de d
med
op 1
stiti
Naai
1®32 n
omstai
bovent
kaam r
In
tot va
grams
jersch
zullen
door 1
medev
uit de
krjjgei
Het
school
met h
ling v:
Caram links af en opende een groote deur.
Nu stonden ze In groote zaal, waar wel
dertig zwarte knechten In hun hemds
mouwen bezig waren, poppen te maken.
„Ja,” zei Caram, „zoo werken ze nu hel
heele jaar door. Want poppen worden er
in den regel het meest gevraagd."
Hansje bleef nog een heele poos staan
kijken. Ongelooflijk, wat die knechts er een
handigheid in hadden. In den tijd van een
kwartier was een pop kant en klaar.
Net toen ze weg wilden gaan, klonk er
een stem uit het andere eind van de zaal
die riep:
„Compliment van den Sint en voor mor
gen moeten er nog duizend poppen klaar.”
Toen gingen ze verder. Daar kwamen ze
aan een zaal, waar stoommachines gemaakt
werden. En nu begreep Hansje waarom hij
zoo straks dat gesnor had gehoord. Dat
was de afdeeling waar de stoommachines,
de stoombootjes en vliegmachines enz. ge
probeerd werden. In een hoek stonden wel
honderd stoommachines als razend te
draaien en te fluiten. En aan alle machines
stonden die leuke werktuigjes, die je door
een stoommachine kunt laten draaien,
door een draad vastgemaakt. Hansje keek
zijn oogen uit. En In een groote kom water
van wel twintig meter lang voeren de
stoombootjes. Er waren knechten op bloote
voeten, die maar steeds in het water heen
en weer liepen om te zien of het speelgoed
goed werkte. Caram vertelde nog aan
Hansje, dat de knechten daar altijd om
vochten om in dien vijver te mogen.
„Dat kan ik me voorstellen”, antwoordde
hij. „Ik zou er ook wel eens in willen?’
„O, dat is goed, dan wacht ik wel even.
Doe je schoenen en kousen maar uit.”
Dat liet Hansje zich geen twee keef zeg
gen. In een oogwenk was hij in den -vijver.
Het water kwam hem tot bijna 4an de
knieën. Hij had met de knechts een pret
van je welste. Vooral toen een van de
knechts onverwacht, toen Hansje er geen
erg in had, een duikboot liet duiken, die
tegen Hansje’s grooten teen aanbotste en
Hansje met een schreeuw zijn voet uit het
water deed trekken! Ook groote oorlogs
schepen waren erbij en plezierjachten,
zoowel' met stoom als alleen van zeilen
voorzien. Voor de zeilbooten was een apart
gedeelte van den vijver, waar een ventila
tor stond te draaien om wind te maken.
Toen Hansje er zoo ongeveer een kwar
tier gespeeld had, riep Caram hem weer
bij zich, want ze moesten verder. Hansje
bedankte de knechts, die hem alles zoo
hadden laten zien, en ging, na kousen en
schoenen te hebben aangedaan, weer met
Caram mee.
Nu kwamen ze aan het werkelijke maga
zijn, waar al het speelgoed op rekken ge
reed lag.
Alle menschen, wat was dat een ruimte.
Hansje kon het eind er niet van zien. En
overal hooge stellages, met keurig de na
men erop van het speelgoed, dat daar op
geborgen lag. Hansje keek eens even
nieuwsgierig naar de stellage, waar ze langs
kwamen.
Daar zag hij naast elkaar staan: „Auto
peds”, „fietsjes met twee wielen”, „fietsjes
met drie wielen”, „autootjes".
En Caram zei: „Loor hier maar eens een
kwartiertje rond. Je mag overal aankomen,
maar niets stuk maken I”
Hansje bepaalde zich ertoe overal eens
rustig langs te loopen. Je kon niets prak-
kezeeren of het was er.
Caram was oi^ertusschèp^èvën wegge’
gaan, want hij zei, dat hij nog vergeten
had om aan de zaal, waar de trommels ge
maakt werden, door te geven, dat de Sint
nog vijfhonderd blikken trommels had be
steld.
Toen Caram weer terug kwam sprak hij:
„Ziezoo, nu moeten we nog even naar
Sint Nicolaas zelf toé. Of ga je daar liever
niet heen?”
„Natuurlijk wel,” haastte Hansje zich te
antwoorden.
Ze gingen
door, waarop overal deuren uitkwamen met
et was enkele dagen vóór het groote
feest van Sinterklaas. Hansje had
den heelen middag gespeeld en zoo
tegen donker worden had moeder hem dat
aardige verhaal weer verteld van Sinter
klaas en Zwarten Piet. Hè, Hansje z’n wan
gen gloeiden er van. Wat een fijn verhaal
was dat. En moeder kon zoo heerlijk ver
tellen. Net alsof je het zelf allemaal mee
maakte. O ja, moeder had nog gezegd, dat
hij zijn meccanodoos goed moest leggen en
dan moest hij naar bed. Er was niet veel
meer aan op te ruimen. Hij was al bijna
klaar. Ja en wat vertelde moeder ook weer?
Die schimmel, die z’n poot verstuikt had.
En dat er geen smid in de buurt was en
dat ze het paard toen lappen om z’n poot
hadden gebonden. Enfin, nog maar enkele
dagen en dan zou hij Sint Nicolaas op
school zien.
Waar zou Sint Nicolaas nu eigenlijk wel
zitten, dacht Hansje bij zichzelf. Die zou
nu met zijn knechten zeker wel veel te
doen hebben om alles klaar te maken, dat
de kinderen allemaal hun zin kregen. Hè,
Hansje zou daar best eens bij willen zijn.
Wat zou dat daar een drukte geven!....
Opeens hoorde Hansje achter zich lang
zaam de deur opengaan. En direct daarop
hoorde hij een stem:
„Zoo, zou jij daar wel eens bij willen zijn!
Nou dat kan.”
Hansje keek verwonderd om en daar zag
hij..,. het pikzwarte gezicht van een van
de knechten van Sint Nicolaas om den hoek
van de deur kijken.
„Ja Hansje, ik heet José en ik ben een
van de knechten van Sint Nicolaas. Elk jaar
maak Ik een reisje, eenige dagen voor dat
mijn groote Meester zijn tocht begint om
eens uit te kijken, welke kinderen bizonder
braaf en gehoorzaam zijn en die mogen
dan met me mee om eens Sen kijkje te
nemen in de magazijnen van den grooten
Sint. En nu ben jij dit jaar een van de
gelukkigen. Er zijn er al zeven vóór jou
geweest en die heb ik weer netjes thuis
bezorgd. En nu mag jij vanavond mee.
Of wil je niet?"
Hansje sprong op. „Maar natuurlijk, lieve
José. Maar hoe moeten we daar komen?”
„Laat dat maar aan mij over. De goede
Bint heeft me een zak gegeven, waar Ik
Neem een gordijnring en hang dien aan
een touwtje ergens aan op.
Bind of spijker dan een klein latje, kor
ter dan de middellijn van de ring, zoodat
het er gemakkelijk door kan, aan het einde
van een stok.
Probeer nu, met één van je oogen geslo
ten, het latje door den ring te steken. Je
zult zien dat het lang niet gemakkeljjk is
Als je dat spelletje met een aantal
vriendjes of vriendinnetjes om beurten
doet, kun je heel wat schik* hebben in de
vergeefsche pogingen ze zullen zeker
allemaal tegen den ring s too ten, of den
stok er naast steken, en maar heel zelden
er doorheen.
Blijf je best maar doen, dan zal Sint Nico
laas je niet vergeten.”
De Sint gaf Hans een hand, en toen gin
gen ze weer naar het magazijn. Hans
mocht een half uur uitzoeken. Je begrijpt,
dat hij eerst niet wist wat te nemen, maar
ten slotte koos hij een groote stoom
machine, een vliegmachine eneen pop.
„Een pop. Hans? Je bent toch een jon
gen?” vroeg Caram.
„Ja.... maar.... die is voor Dini, mijn
zusje. -Dat mag toch wel?’* antwoordde
Hans.
Caram klopte hem vriendelijk op
schouder.
„Best, hoor! Daar heb je goed om ge
dacht. En Dini verdient het ook, want daar
heb ik den goeden Sint ook al veel goeds
over hooren zeggen.”
Daarna volgde Hansje Caram weer tot
naar de gang, waar de zak stond. Hansje
keek er wel even onderzoekend naar, maar
hij kon toch niets bijzonders zien. Hij deed
het '“’Speelgoed erin, en nadat hij Caram
nog bedankt had voor het rondgeleiden,
wenschte deze hem een goede reis en daar
ging het weer. Hansje voelde zich weer
zweven en na een half uurtje langzaam
dalen, heel, heel langzaam totdat hij plot
seling loodrecht naar beneden kwam. Nu
was hij zeker vlak bij de daken, njj voelde
zich tegen iets stoeten en toen weer naar
beneden gaan, totdat hij op den grond te
recht kwam en.weer in de kamer zat,
waar moeder hem van Sint Nicolaas had
verteld. Juist werd de deur weer geopend,
en Hansje keek al om, om te zien of het
José was, maar nee, het was moeder.
„Zoo, jongen,” sprak deze, „wat zit je
daar met warme wangetjes, ik zou haast
zeggen, dat je al in slaap bent gevallen.**
„Welnee, moe," antwoordde Hansje, en
hij vertelde van zijn ‘heerlijke reis naar het
verre land, waar Sint Nicolaas was.
„En dacht je nu werkelijk, dat je daar
bent geweest?” vroeg moeder lachend.
,4a, zeker, Moes, kijk maar eens wat ik
van Caram meegekregen, heb!”
En hjj wilde de vliegmachine, de stoom
machine en de pop laten zien, maar dis
waren natuurlijk nergens te vinden
Toen moest Hansje toch toegeven, dat
Klaas Vaak hem die poets had gebakken,
maar hij was toch blij, dat, al was het dan
maar in een droom, hij die heerlijke reis
had mogen maken
Maar toen de morgen van December
eindelijk was gekomen, stemden voor zijn
bedje de vliegmachine en de stoommachine
toch heusch wel.
En de pop lag op het bedje van kleine
Dini.
De
men.
bordjes erop, wat daar gemaakt werd. „For
nuisjes en keukengerei” las Hansje op een
deur. Daarnaast „Pianootjes en mondhar
monica's”. In die zaal hoorde Hans achtei
de deur steeds-jnaar blazen op mondhar
monica’s en getingel op pianootjes. Die
moesten ze zeker probeeren. Ze kwamen
zooveel deuren voorbij, dat Hansje op het
laatst niet meer keek en toen kwamen ze
eindelijk bij een groote deur.
Caram klopte voorzichtig, en een diepe,
vriendelijke stem riep: .Hinnen”.
Hansje kwam in een klein lokaaltje,
waar de goede Sint zat met een groot boek
voor zich en een heelen stapel brieven van
kinderen, waarin deze hun wenschen hadden
geschreven. Het was den goeden Sint aan
te zien, dat hij het erg druk had. Diepe
groeven liepen over zijn voorhoofd.
„Zoo, is dat onze Hans? Ja, ik heb je zoo
eens in ons magazijn laten kijken, omdat ik
zulke goede berichten van José over je ge-
hqprd had. En hoe vind je het hier wel?’
„O, prachtig, Sint Nicolaas,” antwoordde
Hansje. „En zooveel speelgoed!”
Sint Nicolaas wendde zich plotseling tot
Caram.
„Ja Caram, dat is waar ook, anders zou
ik het vergeten. BIJ de afdeeling „Toover-
lantaams” kun je wel zeggen, dat er mor
gen nog tweeduizend bij moeten zijn.”
„Zeker, Sint,” sprak Caram en vloog weg
„Zoo gaat het den heelen dag door, jon
gen,” wendde de Sint zich weer tot Hansje,
„maar ik heb het er wel voor over, als de
kinderen braaf en gehoorzaam zijn. Eén
afdeeling zal Caram je wel niet hebben
laten zien. Dat is de afdeeling, waar de
knechten den meesten hekel aan hebben!
De zaal, waar de roeden worden gemaakt
voor de ondeugende kinderen. Verleden
jaar, het spijt me dat ik het zeggen moet
maar toen zijn er heel veel roeden noodig
geweest. Dat stemde me verdrietig! Maat
gelukkig, dit jaar krijg ik veel betere be
richten, zoodat ik wel vijftien knechten uit
die afdeeling naar de zaal van de poppen
heb kunnen verplaatsen. En die waren na
tuurlijk in hun schik, dat ze uit die don
kere „roedenzaal” weg waren. Jouw briefje
heb ik ook al gevonden. Een spoortrein
wMde je, hè? En een doos kleurpotlooden.
Ik zal er voor zorgen, hoor. Zorg maar, dat
je net zoo’n knappe teekenaar wordt als
je vader. Kijk, daar heb Je Caram weer.
Caram, nu moet je onderhand Hansje maar
weer eens naar huls brengen, want z’n
moeder zal niet weten, waar hij blijft Laat
hem nog maar eens door de groote maga
zijnruimte ioopen, en dan mag hjj drie din
gen uitkiezen, die hij als herinnering aan
zijn bezoek mag meenemen.’*
Hansje kreeg een kleur van genoegen.
..Ik dank u wel, Sint Nicolaas en ook, dat
u me alles zoo hebt laten zien.”
„Dat heb ik best voor Je over, jongen.
veel mee kan doen. O, kijk maar niet zoo
benauwd. Dat is niet de zak voor de boos
doeners! Maar voor de gehoorzaamsten
Die zak is van binnen met zijde en fluweel
gevoerd. Dat is alleen, dat je niet ziet waar
je heen gaat, want niemand mag weten
waar de magazijnen van Sint Nicolaas zijn.”
„Maar dat is toch in Spanje?” vroeg
Hansje.
José trok even een ernstig gezicht.
„Ja, dat is vroeger zoo geweest, Hansje,
maar voorloopig zijn ze ergens anders. Je
weet toch wel, dat er oorlog is in Spanje.
Maar spoedig hopen we er toch weer naar
toe te gaan. Maar nu genoeg gevraagd.
Hier heb ik den mooien zak. Kruip er maar
gauw in en over een half uurtje kun je er
weer uit en dan ben je bij den Sint.”
Hansje vrdeg niet verder meer, kroop in
d£n lekkeren warmen zak en toen voelde
hij, dat die van den grond werd geheven.
Het was alsof de zak zweefde, maar zonder
stooten. Hansje voelde zich buitengewoon
rustig en zeker van zijn zaak, zoodat het
half uur om was, voor dat hij er erg in had.
Hij bemerkte, dat de zak op den grond
terecht kwam en een oogenblik later werd
hij geopend en keek Hansje in het gezicht
van José??? Welnee, dat was een andere
knecht! Hij leek wel veel op José, maar
die was het niet.
,4a, kijk maar niet zoo verwonderd.
Hansje. Je dacht zeker José hier te zien.
Nee, die zit daar ginder in Nederland op
zoek naar een jongetje of een meisje, dat
morgen hier mag komen kijken.”
„....Maar wie heeft me dan hier ge
bracht?" vroeg Hansje verwonderd.
„Wel, onze zak. Zonder verder iemand
er bjj. Die heeft je vijfduizend kilometer
door de lucht gevoerd. En dat in een half
uurtje tijd. Dat is nog eens wat hè. Zoo’n
snelle vliegmachine hebben de menschen
nog niet! Maar je bent hier gekomen om
onze magazijnen eens te bekijken niet?
Dan zullen we maar direct beginnen!”
En ze gingen een trapje af, dat voerde
naar een lange gang. Daar hoorde Hansje
een gerulsch en gesnor als van veel wielen.
„Wat is dat?" vroeg hij aan Caram, zoo
heette de knecht.
„Dat zal ik je zoo wel eens laten zien.”
Toen ze de gang ten einde waren sloeg
Ritmeester baron Sirtema van Grove-
stins an ritmeester Pahud de Mortanges
met dan baker voor hun overwinning
in den landenwedstrijd op het concours
hippique te Toronto (Canada)
llllllllüllllllllllllllllllllllllllllllfflIlllIK
Onder de Prinsenkapel in de
Groote- of O. L Vrouwekerk te
Breda Is een grafkelder ontdekt,
waarin een vijftal kisten werd
gevonden, die waarschijnlijk de
stoffelijke resten van de eerste
graven van Nassau bevatten. Een
exterieur-foto van de Groote Kerk
HHMiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiifiiiüiniiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiinHiinmiiiitiiiiiF
„teer