FOTOREPORTAGE DE MAASBRUG BIJ HEDEL GEOPEND. Kerstverhaal Een Russisch Zoekt gij betrouwbaar Personeel 1 PI i ZOO'N KNAPPE ANSI VREEMD DONDERDAG 30 DECEMBER 1937 G I .F E Zoo bedoelde vader het niet 1 Dat was een gemakkelijke tijd inuuiiitwiinHiiiiuMiiHifMHiMmnmHmMaunniuiiraiiiiiiniiin iiniiiiiiuiNiNiiiimiiiniiiiniiiiiiiiniiiiHiiiwNiiHiHiiiiinimiiiiHiimiiHiiiiiuniiiii^ r u ^nmnititiiiimmitniiiiiniiniimniHiiiiiuiiiiniiiiiHuniHiiiiiiiimtuHinifwnnnmnnnnnnnTil Plaats dan een „Omroeper’ voor 80.000 gezinnen niiuimmniuiiiiiiiuiuniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiHnHninnmiiiiiHimiiiiinimiiniMnmiiii f I BI B;, --X Nee, bi Ze tuurde den hemel af JL Tr. W. ult- wat aut voor een vreemde reizigers waren. .1 V <1 H Gerrie: „Moeder, zijn mijn teenen har der dan mijn schoen?” Moeder: „Wel neen, Gerrie." Gerrie: „Maar hoe kunnen ze dan door m’n schoen heen komen?" Of haar vadertje verrast is. Zoo iets had hij niet gedacht. Dat die kleine lieve Ansje. Het al zóó ver had gebracht! Ansje zit nu te studeeren. Heel geduldig telkens weer. En als ze een nootje mis slaat, Doet ze 't over, keer op keer! ta. dr aa y L A e 8 Kn alt eindelijk de dag komt. Dan speelt Ansje t vader voor; Zonder foutje, keurig netjes In de maat, “t gaat prachtig hoor! Nu is vader heel gauw jarig. En ons Ansje vindt het fijn. Om een stukje te studeeren. Ook al js het nog zoo klein! Zoo iets langs en moeilijk gaat niet. Daarvoor leert ze ‘t nog te kort. Maar ’k geloof niet, dat vader daarom Op z’n kleine meisje knort! Kleine Ansje leert piano. Doch.... ze speelt nog niet zoo goed. Want ze leert het nog niet lang, maar ‘t Is toch aardig hoe ze 't doet! m E vi A d rr <r K1 n T E u beh rim tuss H cve C< G< kc va aa e w ti a r v b E h I v< di d< la di le U at di de I van ach< de dee ges] ui t$ gevi bru; brui lied D bun pro' aedi en 1 ■a I Ten nar gen en woc 2 vat nal Ter ter hle tin dei boe De TOl Rc ad Jhr. P. J. Six en mr. E. H. von Baum- hauer vertrokken Woensdag naar New York tot het voorbereiden der stichting van een Holland-House aldaar „Ik wou dat ik in den tijd van Adam ge leefd had.” zei Henny, die nogal slecht in geschiedenis was. „Waarom, Henny?" „Dan had ik me niet zoo hoeven sloven met geschiedenis leeren.” lederen dag speelt kleine Ansje Wel een uur piano, hoor! Steeds opnieuw, dezelfde oefening, Ze neemt zich den tijd er voor! In het oneindig groote Rusland lag er gens ver weg in het Noorden een donker bosch van altijd groene denneboomen. De breede takken droegen bijna steeds een laagje sneeuw, want koud was het daar in die noordelijke streken, zoo koud als het hier bij ons haast nooit is. Aan den zoom van dat dichte bosch stond een armelijke hut, van hout opgetrokken, klein en vervallen. Daarin woonde een oud vrouwtje. Grootmoedertje noemde men haar, in het Russisch Is dat „Baboeska”. Het was een lief oud menschje en ieder een mocht haar graag lijden, want ze was altijd opgeruimd en bereid om de mannen en vrouwen, die haar raad kwamen vragen, te helpen. Dat gebeurde nog al eens, want Baboeska wist haast altijd een middeltje tegen de ergste kwalen; en als de men- schen verdriet hadden, en groote menschen hebben heel dikwijls verdriet, dan kon Ba boeska met haar zachte stem wel de woor den vinden om weer een zonnestraaltje in de harten van de bedroefden te tooveren Ze was niet rijk. Baboeska. Nee. Maar bet huisje waar ze in woonde was haar eigendom en met wat ze bezat aan geld, kon ze haar ouden dag onbezorgd doorkomen Ze zat eens op een avond voor het open haardvuur en borduurde met haar oude bevende vingers een kleed. Dat kon ze nog best. Geur van hars vulde het vertrek. Jan van Kan, de bekenda redder, Is op 67-jarigen leeftijd te Noordwijk aan Zee overleden Na de opening der nieuwe verkeersbrug over de Mae* bij Hedel maakten de autoriteiten Woensdag wandeling over de brug, welke een belangrijke verbetering in de verbinding hteacben Noord en Zald beteekent Vader: „Ik ben blij dat je het zoo fijn vindt om alleen naar school te gaan, Ger rie.” Gerrie: JJu, vader, ik vind het fijn om alleen naar school te gaan en ik vind het ook fijn om alleen naar huls terug te gaan, maar op school vind ik het niks flin. Vlammen uit den haard speelden krijgertje achter elkaar den schoorsteen in. Donkere schaduwen schoven over den muur, hooger lager, al naar gelang de vlammen in den haard hooger of lager vlamden. Koud was het buiten. Maar hier binnen was het be haaglijk warm. Daar baste de hond. Vreemd keek Baboeska op. Wie zou er nu nog^oo laat door die snerpende kou over het boschpad loopen? Weer blafte de hond. Nu hoorde ze ook duidelijk de sneeuw kra ken onder stappende voeten. Ze kwamen naar haar huisje. Ze hoorde stemmen. Het waren dus meerdere reizigers. Vreemd, zoo laat. - Er werd geklopt op haar deur. Het zou den wel reizigers zijn die uit angst voor de kou of de wolven voor vannacht onderdak bij haar kwamen vfagen. Ze deed de deur open. Daar stond ze een oogenblik bedremmeld te kijken. Wat een vreemde reizigers stonden er nu op den drempel! Twee oude mannen met witte baarden en vriéndelijke gezichten. En dan was er nog een derde. Die was zwart! Een zwarte had Baboeska nog nooit gezien Arm waren ze» in geen geval. Dat kon je zóó merken aan hun kleeren. Ze droegen mantels met gouden blezen en bezaaid met zilveren en gouden sterren. En lange gewa den van zuiver wit linnen met lange mou wen, zooals in heel Rusland geen man ze bezat. En ze droegen kronen op hun hoofd, waarin de edelsteenen schitterden. Baboeska wist eerst niet wat ze moest zeggen, maar ze kon de drie mannen toch ook niet buiten laten staan en daarom vroeg ze: „Edele heeren, gij wilt zeker voor dezen nacht slapen in mijn huisje. Komt binnen, komt binnen. Buiten is het guur en binnen gloeien de houtblokken." Maar de drie mannen kwamen blijkbaar met een heel andere boodschap. Ze keken elkaar eens aan en de oudste van hen ant woordde: „Nee, nee, Baboeska, we kunnen niet bin nenkomen, want we hebben nog een langen tocht te maken en we mogen geen tijd ver liezen.” Baboeska zag hoe vermoeid ze waren. Ze moesten reeds lang onderweg zijn en daar- Het incident met de .Ladybird*. De Engelsche kanonneerboot op de reede van Hankow, nadat het schip door Japansche strijdkrachten onder vuur was genomen. De .Ladybird* snelde de .Panay* te hulp, toen dit Amerikaan- sche schip na het Japansche bombar dement zonk In de electrische apparatenfabriek EFA. gelegen aan het Prinsen eiland te Amsterdam, heeft Woensdagavond een hevige brand ge woed. Het gebouw brandde geheel uit. Tijden* het blusschlngswerk «e De minister van Waterstaat, mr. dr. Ir. J. A. M. van Buuren. opende Woensdag de nieuwe verkeersbrug over de Maas bij Hedel. De minister knipt het lint door Maar Baboeska schudde bet hoofd met de grijze haren. „Nee, nee,” zei zij zacht, „hoe kan ik met mijn stramme beenen zoo ver loopen? En Bethlehem ligt zóó ver!" „Ach, maar wij ondersteunen je, Baboes ka,” pleitten de drie mannen met vuur, „air je moe wordt, zullen we je wel dragen!" „Maar het is toch veel te koud." Baboeska keek eens naar het knappend vuur en dacht aan de sneeuw en de vorst buiten. ,4e krijgt onze mantels om!” Een van hen gespte zijn mantel reeds los. „Ik ben ook veel te arm. Jullie brengen goud en andere kostbare geschenken mee, maar ik bezit niets en met leege handen kan een grootmoedertje toch niet bij een kindje komen. Ik bezit niet zooveel geld dat ik iets kan koopen, dat bij jullie ge schenken in de schaduw kan staan. laat de oude Baboeska maar thuis!” „Maar we hebben expres een grooten omweg gemaakt om je uit te noodigen,” zei Caspar, de oudste, teleurgesteld, „ga je nu heusch niet mee?” Baboeska schudde opnieuw met het grijze hoofd van nee. „Dan vertrekken wij maar," zeiden de drie oude mannen, „wij danken je wel voor den warmen drank.” Ze gaven Baboeska een hand en trokken verder door de sneeuw. Baboeska keek hen na door het smalle venstertje en toen zag ze opeens aan den hemel een groote ster, die langzaam voort schoof en ze zag ook dat de drie mannen er naar wezen. Baboeska ging in haar rieten stoel voor den haard zitten. Ze nam haar handwerk weer op, maar haar vingers bleven stil in haar schoot liggen. Ze dacht na over dat, wat de drie mannen haar verteld hadden. Het kindje was de koning van hemel en aarde. Maar een koningskind lag gewoon lijk in een gouden wiegje met satijnen de kentjes! En dit kindje was arm, hadden zij gezegd. Van arme kindjes wist zij heel wat af. O jee. Hoeveel arme kindjes waren er hier in den omtrek niet geboren? En dan had zij altijd naast de rieten wiegjes gestaan met wat suikergoed, een bontge- kleurden rammelaar of wat ander speelgoed. Als dat kindje van Bethlehem ook arm was, dan had ze best mee kunnen gaan. Vlug liep ze naar het venster, maar van de ster was niets meer te zien. De mannen waren dus al ver weg. Dan zou ze maar wachten tot den volgenden ochtend. Ze kon dan mooi het kleed af maken en het als geschenk voor het arme kind meenemen. Vlug repten zich de vingers over de ruwe stof. Laat ging ze dien avond naar bed. En vroeg was ze weer uit de veeren den ande ren morgen. Ze kleedde zich zoo warm mo ge lijk, haalde een biezen korf voor den dag om drong zij aan dat ze toch binnen zou den komen om iets warms te drinken. Ten slotte deden de mannen het. Baboeska sloot de deur achter hen. Onder hun mantels vandaan haalden ze drie kostbare cederhouten kistjes. In het eene zat goud, in het andere wierook en in het derdedat leek wel gomhars, maar van een heel doorschijnend soort. Het rook heerlijk. Baboeska snoof den aan- genamen geur ervan op. „Dat is mirre,” zei een van de drie man nen. „Mirre,” daar had Baboeska nog nooit van gehoord. Toen zij wat warms klaar gemaakt had, ze een van hen: .Baboeska, we zullen je vertellen, wat eigenlijk het doel van onze komst en onzen tocht is. WH komen uit heel, heel verre en vreemde landen. Daar is het altijd warm. Wij zijn van plan naar Bethlehem te gaan, dat is maar een klein plaatsje. Daar is een arm kindje geboren in een tuchtigen stal op stroo. Maar dat kindje is de koning van hemel en aarde, de vorst die den vrede op aarde komt brengen. Het is doodarm en daarom gaan wij* het onze geschenken aan bieden. En nu kwamen wij je vragen of je met ons mee wilt gaan. Wat zal het kindje dat aardig vinden, wanneer bij zijn ruwe bedje ook een grootmoedertje haar ge schenken komt brengen. Kom, zeg maar ja en reis met ons mee." Ir. H. J. van Aalderen Is benoemd tot chef van het Seinwezen der Ned. I Spoorwegen en legde daar het kleed en nog wat speel goed in. Toen sloot ze haar hutje af en vertrok. Maar het had *s nachts flink gesneeuwd. Al de sporen waren uitgewischt en spoedig wist Baboeska niet meer welken kant ze uit moest. Toen vroeg ze aan ieder dien ze tegenkwam of niemand drie oude mannen had gezien, twee met lange baarden en één met een zwart gezicht. De menschen keken elkaar veelbeteeke- nend aan. Was Baboeska aan het malen gegaan? Twee mannen met witte baarden en één zwarte, die op weg waren naar Bethlehem om een kindje te zoeken, dat koning zou zijn van hemel pn aarde? Het was om te lachen. En ze n|men Baboeska onder den arm en wilden Tiaar weer naar huis bren gen. Maar het qude vrouwtje verzette zich en trok van dorp tot dorp, al maar vragend en zoekend of er nergens een spoor van de drie mannen te vinden was. Soms ’s avonds tuurde zij den hemel af of ze de ster kon ontdekken, die ze uit haar venster gezien had. Maar geen enkele ster' was zoo groot en zoo helder. Dagen trok zij verde^door de eindelooze besneeuwde vlakten, maar nergerfs kon iemand haar den weg naar Bethlehem wijzen, noch iets over de drie mannen meedeelen. Verdrietig keerde zij tenslotte naar haar eigen woning terug. Daar zat zij 's avonds te turen in de vlammen en te peinzen om een middel te vinden hoe ze het kindje toch nog kon verrassen met den gebor- duurden doek en de andere geschenken. En ze vond iets! Want ieder jaar als de sneeuw als een witte wollen deken over de aarde gespreid lag en de vorst het water stremde, greep Baboeska haar korf opnieuw en deed die tot den rand vol geschenken. Omdat ze het kindje dat den vredevorst genoemd werd, niet had kunnen vinden, ging zij naar alle huizen, waar klein” kinderen woonden en klopte aan de deur om haar geschenken af te geven. Dan zag ze in de lachende mondjes en de stralende oogen van de kleintjes, in die spiegeltjes van de ziel, toch iets van het kindje, dat ze in dien eenen heiligen nacht vergeefs gezocht had. Zóó zijn, vertelt men in Rusland, de ge schenken bij den Kerstboom ontstaan. PIET BROOS

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 4