vonden dag
Napels
van
I
STARK’s
Door de golf
naar Capri
De avonturen vaneen verkeersagentje
F 750.-
F 250.
F 750.
een wondereaarlijk
SCHOON EILAND
Rinso
[DÉ
LAVENHALER
tand
pasta
De „Vaste kern”
exposeert
WOENSDAG 19 JANUARI 1938
ons
’n Voortvarend
minnaar
'I
De familie van Rees
k
DOOR G MORRIS
OVERVETTE
RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE
Belangstelling voor
vorstenhuis
VOORTAAN
IN PÉ
x WAS
MACHINE
ALLEEN
'Htd fo*.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
M
den horizon staat de hemel in brand....
gehad
ZÓÓ.
r
w
R 2R-O3O9
1
10
XIII
Zeg het hem, Swlfty, zei Nancy. Zeg
een
9
XIV
(Wordt vervolgd)
:theld tot werken door
beenen of belde oogen
HU tam op een platten steen plaats en begon zUn toestand
te overdenken. Wat moet ik nu beginnen, zuchtte hij. Ik had
me zoo verheugd op die wereldreis. Nu zit ik hier, ver van de
bewoonde wereld, misschien wel op een eiland.
Plotseling kwant' er een groote witte vogel aangevlogen, die
naast Keesie op den steen ging zitten. „Dag. agent," zei deze
vogel. „Hoe kom Je hier zoo verzeild?" Keesie, die wat oprnon-
terde. nu hy eensklaps gezelschap had gekregen, vertelde den
vogel van zijn wedervaren.
k
1»
wel
Be-
1
•j
aver
i in
r
B
Nancy las met haar zachte, heldere stem:
„Het schip, waar ge jacht op maakt, is de
Albatros. Ze heeft zeshonderd negers aan boord,
en zal probeeren, om ze op het Piraten-elland
aan land te zetten, op 300 mijl ten Z. W. van
Cuba, lengte en breedte zooals aan ommezijde
vermeld. Een en ander gebeurt tegen den zin en
8-
ie
st
il.
el
8.
t.
>art
ler-
lent
het
Ing
róle
Ut
eb
de
en-
een
ver
er-
:he
?8-
in-
;he
lat
en
de
‘ze
ÏIL
te
ler
re
er
Rinso is het
eek kunnen constateren: met Rinso
t best tot zijn recht. In een oogwenk
overvloedig Sop, dat in anderhalf uur aT het wasgoed van
voor slechts 121/j cent.
h»t ^resultaat,dM .U «llqan, <n«gr,rr^t Rinso J
n in, elke wasmachine en ook in elke tobbe I A
enige wasmiddel, dat
wordt gefabriceerd. Duizenden
rooden avondhemel. Mijn landgenoot heeftrich
in de kajuit te slapen gelegd, want zonsonder
gangen heb je overal. Naast hem ligt een berg
stok.
Ik praat met een matroos van de .Deutsch
land.” HU komt uit het Rheinland en heeft
dienst genomen om de wereld te zien. Als zijn
vier en een half jaar om zUn. heeft hU van
de wereld genoeg. „Morgen lichten wy het an
ker” zegt hu „en gaan naar Spanje.” Aan
HU greep het stuk hout, en trok het uit den
jongen z’n broekspijp.
En het lood heb ik ook, zei Swlfty.
Van onder zyn gordel, waar het verborgen was
door zUn boezeroen, haalde de jongen het stuk
lood te voorschyn zoo trotsch als iets, dat
hU 'm dit geleverd hadl
En wat is er nu aan de hand? zei Lovett.
Het is een oorlogsschip, zei Swlfty. Het
zou de „Thunderer" wel eens kunnen Zijn, zegt
Mr. Thompsom.
En met reeds iets van den zeeman over zich,
legde de jongen de positie van de belde schepen
uit, en de moeilijkheden, waar Mr. Thompson
thans voor stond. Als de toestand 'bleef zooals
nu, en TTiompson niet uit den weg kon, zouden
de beide schepen over een uur of twee vlak bij
elkaar komen.
Vóór dit gebeurt, zei kapitein Lovett,
«noet ik de flesch hebben, en de zak zout. En
een kluwentje pekdraad. Dat had ik vergeten.
Ik zal mUn best doen, zei Swlfty.
Maar hU draalde, alsof er nog iets was, wat hy
er bU wUde zeggen.
Wat is er, Swlfty?
Alleen dit, zei de jongen. Ik denk, dat
Mr. Thompson wou, dat u aan het roer stond,
in zyn plaats.
Dat zou me niets verwonderen, zei kapi
tein Lovett kalmpjes.
HU ziet er een beetje beduusd uit, meneer,
en Grimes zit maar op hem te vitten, en zegt,
dat hU het niet goed doet.
De zak zout, en de flesch, aan kapitein
Lovett’s verzameling toevoegen, was maar kln-
uit tot welk volk ik behoor en begint dan tot
mijn groote verrassing „Oranje boven” te zin
gen. „Oranje boven” zingt zy „leve de
Wilhelmien” en „weg met alle socialen.” Nee,
Axel Munthe's boek is toch niet te fantastisch
Er gebeuren vreemde dingen op Capri. Zoo
maakte daar in de twintigste eeuw In een broek
uit de negentiende eeuw, die strak om de kui
ten spande, een Nederlander lederen dag de
zelfde wandeling naar de villa van Tiberius.
Een archeoloog? Een historicus, dle^het raadsel
wilde ontsluieren van Tiberius’ somberen geest?
WU weten het niet. Wij kennen ’smans motie
ven niet. WU weten alleen, dat de man met
dezelfde hardnekkigheid, als waarmede hy vast
hield aan de negentlende-eeuwsche mode en
zijn wandeling herhaalde, het lied da capo nam,
dat onze Oranjefeesten doemt tot een zoo er-
barmelUk laag muzikaal en poëtisch peil.
En of het prinsje al geboren is, vraagt de
waardin. En hoe het gaat met Prins Bernhard.
De wereld is maar een klein eiland, waar wU
boven op elkaar zitten.
Het is Zondag, maar niettemin wordt op
Capri een begrafenis gehouden. De kist wordt
op de schouders grafwaarts gedragen. Hoeveel
priesters heeft Capri wel? Ik tel er zeven, die
de kist voorafgaan. De familie komt achteraan
met ruikers van veldbloemen in de hand. Het
is niet erg droevig en daarom mag je het geen
schrynende tegenstelling noemen, als nog geen
twee minuten, nadat de begrafenisstoet over
het marktpleintje is getrokken, daar een zonder
linge harmonie verschynt, die een opgewekten
marsch ten beste geeft. Een zonderlinge har
monie: drie stel bekkens, drie stel trommels,
drie groote rommelpotten'éh een klarinet. Welke
componist schreef voor een dergelUke bezet
ting de muziek?
Dit verhaal heeft geen handeling en. wat er
ger misschien is, geen moraal. Het eindigt soo-
als het begon: op een witte plelzlerboot, die
ons terugbrengt naar de stad van de tingel
tangels en de matrozen. Capri verdwijnt achter
Sorrento. Als wy het later weer zien kunnen,
is het nog maar een donker silhouet tegen den
door de wazige lucht heen, een groot schip in
zicht gekomen, dat thans op hen af kwam.
Kapitein Lovett voelde zUn hart opspringen.
HU snakte er naar om nu aan het stuurrad te
staan, en de orders te geven. Hoewel Thompson
een goed zeeman was. verstond hy toch niet de
kunst, om als gezagvoerder op te treden.
Nu, jongen, zei kapitein Lovett, het is
niet meer dan plicht, Je te vertellen, dat den
eerstvolgenden tUd alles van jou afhangt.
Op de eerste plaats moet je blijven voorgeven,
dat mrs. Lovett alléén in haar hut Is dat ze
zich niet al te best voelt, en dat ze niet ge
stoord wil worden. Als dat vreemde schip een
oorlogsschip biykt te zUn, moet je me dat
komen zeggen, en op een of andere manier moet
je uit de timmermanswerkplaats een flink stuk
hout voor me zien te krijgen.
HU hield zyn handen van elkaar, om te laten
zien, hoe groot het zoo wat moest wezen.
Zoo lang zoowaL En dan een flesch met een
kurk, die er stevig op past, een flink stuk lood
zóó groot zoowat en een zak zout
Waar zal ik zeggen, dat ik het voor noodlg
heb? vroeg Swlfty.
Je moet er niet om vragen je moet het
nemen, als niemand het ziet, en het hier naar
binnen smokkelen.
Het vreemde schip had alle zeilen bUgezet, en
naderde snel^Het koerste zoodanig, dat het op
een gegeven oogenblik den koers van de Albatros
In een scherpen hoek moest snijden. Zoover
Thompson kon berekenen, zouden de beide
schepen als ze geen van beide van koers ver
anderden elkaar ongeveer terzelfder tyd krui
nimmer van af zien, Capri is uit lederen
zichtshoek het wonderbaarlUk schoone eiland,
waarvan het den naam heeft. LiefelUk, waar
te geven. De Caprlsche echter bleek niet van
zins zich te laten beleeren en zoo nam ik de
vlucht. Door de straatjes van Capri, die zoo
nauw zUn, dat je er twee naast elkaar in de
breedte van een Hollandsche heerenhuls-gang
kunt leggen.
Ik klim naar de villa van Tiberius. Maar myn
landgenooten kan ik niet ontkomen. Waar nog
een vyftig meter te klimmen zyn tot het pla
teau, waarop de ruïne van de villa verstrooid
ligt, hangt tegen den rotswand een kleine trat
toria Het uitzicht kan met die vUftlg meter
moeilük nog grandiozer worden. Ik zet mU aan
het ééne tafeltje. En nu de waardin, een kleine,
dikke vrouw met een kleurig voorschoot aan en
een gelen woUen doek rond het hoofd. ZU vischt
De schilder Otto van Rees, die den laatstcn
tyd vele portretten maakte, vooral in Limburg,
heeft er van den zomer te Ancona een van Emil
Ludwig geschilderd, die het aankocht. Binnen
kort gaat hl) de beeltenis teekenen van Thomas
Mann, na wien Remarque’s trekken op doek of
papier zullen worden vastgelegd.
Ditmaal heeft mevrouw C. A. van Rees-
Dutllh voor een naaldschilderU een nationaal
onderwerp gekozen. een evocatie van Piet Heyn
in warm gloeiende kleuren, vooral het blauw,
aldus de Parijsche correspondent rsn de
N.R.Ct. De voUe zeilen van de vloot vormen de
overheerschende groep, links waarvan in pro
fiel de kop van den vlootvoogd verschUnt. wiens
hand als de knuist van een reus naar voren
komt, in welke partu zy, die de schilderes al lang
volgen, een spoor van bet surrealisme kunnen
terugvinden, dat aan haar ontwikkeling niet
vreemd gebleven is. De rest van het gobelin
wordt gevuld door zakken met Spaansche mat
ten en appelen van Oranje, welke laatste aan
het geheel een helle noot bUzetten, evenals door
woorden, aan het lied ontleend. Hierby zU op
gemerkt, dat mevrouw Van Rees, dit groote
werk opeettend. onkundig was van het feit, dat
het Jacht, het Prinseiyk paar aangeboden, naar
onzen populairsten admiraal genoemd zou
worden.
Het spreekt vanzelf, dat dit wandtapijt in een
administratie- of soortgelUk gebouw het best
tot zUn recht zou komen.
het water, doorzichtig tot op den. bodem, tegen
het uitgebouwde kademuurtje staat: Marina
grande, een groepje buizen in de lichte, vroo-
Ujke kleuren van de booten, die op den wal
hggen gesjord, en boven de daken uitklimmend
Mijnhellingen en gaarden van citroenboomen.
Geheimvol in zün grotten, waar een vreemd,
onwesenlUk licht hangt, dat schynt van onder
den waterspiegel, en het gedempt gesproken
woord groeit tot een rommelend onweer in de
verte. Streng met slechts het stekelig gewas der
cactussen op de steile rotsen, waar die strenge,
stekelige keizer Tiberius een paleis bouwde
rond zyn duistere gedachten
Ik heb mUn landgenoot achtergelaten, ter
wijl hU in een verwoed debat gewikkeld was
«bet een Caprlsche. ZU wou hem een bergstok
verkoopen, welke hu zei niet- noodlg te hebben,
•angezien hy niet zoo gek was te gaan loopen,
wanneer hy rijden kon. HU zou zich wel in een
brikje naar boven laten rUden, als hy über
haupt naar boven ging, want Capri, dat had hU
•1 lang gezien, kon Je vanaf een café-terras
«net een verrekUker afdoen. Maar omdat hy
koopman van zUn vak was, ergterde hy zich aan
den schandaligen prijs, diefi het mensch vroeg,
en bood een derde, niet om den stok daarvoor
ie verwerven, maar om het mensch een lesje
Swifty’s korte afwezigheid kon men
-1 stem hooren, die de orders
schreeuwde; en de Albatros liep scherper voor
den wind.
Of de bries is sterker geworden, zei kapi
tein Lovett, of Thompson heeft meer zeil
®U88zet.
Er was iets van aan, wat het eerste betrof,
wat meer, wat het tweede betrof, maar er
**s nog een derde factor van grooter belang,
volgens Swlfty toen hy terugkwam met den
“ieuwen pot koffie was de Albatros thans in
vdde zee, en was er, ver aan den gezichteinder,
D* nieuw* „overvalt*"
speciaal voor de wasmat
vrouwen hebben hel reei
komt de-wasmachine het
een
5 personen prachtig wit maakt.
Dat is I
bereiken
derspel. De heele bemanning was aan dek, met
den schrik om het hart, en rekénde uit, wan
neer de slavenhaler en het oorlogsschip vermoe
de! yk elkaar ontmoeten zouden. De bangsten
onder hen begonnen er al over te praten, de
bewysstukken te vernietigen. Het was een ont
zettende tegenvaller, maar al dat goud in de
brandkast was er ook nog. en het was beter,
een klein beetje te hebben, dan een koord om
zyn nek te krijgen. De tyd was gekomen, zei
den ze, om de negers in zee te gooien, met hun
ketens en al. zoodat ze zonken als baksteenen.
En zoo nam niemand notitie van het gaan en
komen van den jongen. Toen Swlfty kwam op
dagen met' het zout en de flesch en het kluwen
pekdraad, was kapitein Lovett, die als een kleer
maker met over elkaar gekruiste beenen op den
grond zat. Juist gereed met het maken van
diepe inkervingen aan de beide uiteinden van
het stuk hout Aan de tafel gasatan. was Nancy
bezig met schrijven op een vel papier, zy legde
tiaar pen neer, en vloeide het papier af.
Lees nu eens voor, wat je daar geschreven
hebt, Nancy, zei de kapitein. Ik wil, dat de
jongen het hoort
In verband met het feit, dat het deaer dagen
vyf-en-twintlg jaar geleden is. dat een aantal
schilders zich afscheidden van de vereeniging
St. Lucas, en den „Hollandschen Kunstenaars
kring" oprichtten menigeen zal zich nog de
toenmaals felle debatten herinneren over de
z.g. „blauwe Ujn” zM op 15 Januari as. in
bet StedelUk Museum te Amsterdam een jubi
leumtentoonstelling wtorden ingericht.
wy hebben naar aanleiding hiervan een on
derhoud gehad met den secretaris van den
Kring, den schilder 8. L. Schwarz, die ons om
het volgende vertelde:
De toestand was 35 jaar geleden in het kort
dat een aantal onzer, gedreven door den
lust tot ontdekkingen en experimenten som
migen toonden zelfs acrobatische neigingen op
het gebied der kunst besloten een groep te
vormen van geiykgesinden. Het waren toen C.
J. Maks, Leo Gestel, H. J. Wolter, C. Breiten
stein, F. Hart Nlbbrlg, G. W. van Bladeren en
Plet van der Hem, die den stoot gaven tot op
richting van den Hollandschen Kunstenaars
kring. Sinsdien hebben zich tal van vooraan
staande beeldhouwers en schilders aangesloten
bU de vereeniging, die er echter nooit naar ge
streefd heeft een zoo groot mogeUJk aantal
leden te verwerven, doch Integendeel zich er
op heeft toegelegd een kleine en vaste kern te
behouden, die jaariyks exposities hield en daar-
bü dan tevens aan jonge talenten de gelegen
heid bood mede te exposeeren, waarna even
tueel opneming als lid kon volgen.
En zoo, al werkende, zyn 25 jaar voorbUge-
gaan, goede jaren, slechte Jaren. Wat er yer-
1~^ e schiettent bevond zich tusschen twee
I soortgeiyke gelegenheden. DAAraan, en
vermoedelUk ook aan de minder schreeu
wende reclame, was het wel te wyten. dat ge
noemde schiettent zich maar matig in bezoe
kers mocht verheugen. En toch beschikte zy
over een zeer byzondere attractie. Het meisje,
dat de buksen laadde, was werkelyk lief, al stond
haar gezichtje een beetje te ernstig, om klanten
te lokken.
Drie schoten voor een dubbeltje! Prach
tige prüzen! Drie kansen voor een dubbeltje!
Alstublieft, heeren!
Nu en dan bleef er iemand staan, om naar
haar te kyken of om een dubbeltje te offeren.
Dan wipte het meisje over, naar den anderen
kant, om het geldstuk by de oude dame te
deponeeren, die daar troonde in bontmantel,
en met tal van ringen aan haar vingers.
De jongeman van den vorlgen avond'meldde
zich precies om zeven uur aan. Het meisje had
hem al opgemerkt, toen hy tusschen de menig-
te-door op de tent afkwam: maar ze deed, als
of zc verrast was, nu hy opeens vóór haar
stond, zyn hoed scheef, en zyn handen in zyn
zak.
Verwachtte u me niet? Heel leelUk! Ik zeg
nooit iets, wat ik niet meen, en ik doe alttjd,
wat ik zeg. Gisteravond heb ik u beloofd, dat
ik zou terugkomen en daar ben ik!
Gaat u alstublieft weg! zei het meisje.
De „chef” zit naar ons te kyken.
Hoe nu? U bent hier, om klanten te trek
ken, en u stuurt ze weg?
U stuur ik weg. ja. U bent geen klant. Wat
bent u elgeniyk? Wie bent u? Wat wilt u van
me? Gisteravond dacht Ik, dat u gek was!
Misschien hebt u dat goed gedacht. Het
hangt er heelemaal van af, wat u onder .gek"
verstaat. Als men zich geen steek aantrekt van
wat de menschen zeggen, en recht op zyn doel
afgaat, als men het leven met het noodlge op
timisme beschouwt, en er het mooiste probeert
uit te halen, wat er nog in Is als dkt be-
teekent. dat iemand gek is, dan hebt u gel Uk;
dan ben ik stapelgek. Eki ik zeg u nog eens, wat
ik u gisteravond zei: ik heb u noodlg; ik kan
niet meer buiten u.
Maar u kent me niet eens! riep het meisje
lachend uit. U weet niet eens, hoe ik heet,
of waar ik woon, en of ik soms al verloofd
bén.
Wat kan me dat allemaal schelen? Of u
nu Miesje of Liesje heet, dat is voor my het
zelfde. Of u alleen op de wereld staat, of een
leger van familieleden hebt, dat Interesseert
me allemaal niets, omdat ik u gewoon mee
neem. En als u al verloofd bent, des te erger
voor hém, omdat hy voor my het veld zal moe
ten ruimen. Sinds gisteravond bestaat er vooe
u maar één persoon, en dat ben 1 k.
Aan het praten, hé, alleen maar praten?
riep de oude, die het tooneeltje had gadege
slagen. En er wordt geen schot gelost?
Ziet u nu wel? zei het meisje verwytend
tot den vreemdeling. Ga nu alstublieft weg,
en laat me in vrede m*n brood yerdlenen!
De jongeman begon te lachen, plaatste zyn
handen op de afscheiding, en kwam met een
behendlgen sprong in het blnnengedeelte van
de tent. By wyze van groet, raakte hU met twee
vingers aan den rand van zyn hoed, en trad
op de oude toe.
Edele dame, zei hU met een buiging, ik
heb het genoegen, me asm u voor te stellen. Ik
ben van verre gekomen met deze ééne bedoe
ling, om een paar woordjes te wisselen met dit
knappe meisje hier. Wilt u zoo vriendeiyk zyn.
mU te seagèn, hoeveel dat kost?
Ik ken hem niet eens, madame. Ik zweer
het uJ protesteerde het meisje, naderby komend.
Houd je mond. JU! snerpte de chef; en
ga weer naar Je plaats. En wat u betreft,
meneer, die zoo geestig bent: ik waarschuw u.
dat als u niet onmlddellUk weggaat, en vlug
*ok dat ik de politie roep. Hebt u dat be
grepen? u
Ik wel, zei de indringer, toteal niet uit het
veld geslagen. Maar bent het. die het niet
begrepen hebt. Hoort u eens: u bent hier, om
geld te verdienen, ja of neen? En 1 k ben hier,
om het u te 1 A t e n verdienen. En daarom
vraag ik u: hoeveel kost het. als ik hier een
half uurtje biyf, om met dat meisje ongestoord
te praten? U noemt me een bedrag, ik geef het
u. en beter vrienden dan ooit.
Maar hier wordt niet gepraat, begrepen?
Betaal voor het schieten, of verdwUn oogen-
bllkkeiyk. Met my valt niet te schertsen, jon
geman!
Excuseer me. juffrouw, zei de ander, zich
tot het meisje wendend. Die oude heeft be
slist geen talent! Doe me het genoegen, alle
buksen voor me te laden!
Hy haalde een aantal verfrommelde bsmk-
biljetten uit den zak van zyn overjas, en legde
er een van tien gulden op de bs,nk.
Ik zal voor tien gulden verschieten, voor
twintig, voor net zooveel als die oude wil. Zoo
lang er een doel is, om op te schieten, zal ik
schieten. En wanneer er géén doel meer is.
g*an we praten. En als die oude ons dan.niet
met rust laat, schiet ik ook nog op haar. Juist,
goed zoo. juffrouw, laad u nu ook nog die an
dere geweren, en zet u ze allemaal op de bank.
HU sprong weer over de afscheiding, terwyi
de-„oude”, weer heelemaal opgevrooiykt by het
zien van al dat geld, hoe langer hoe verbaasder
naar hem keek. Ongeloofiyk snel volgden de
schoten elkaar op eri de eene schyf na de an
dere vertoonde in het midden een groot, donker
gat. De jongeman had zyn hoed achterover ge
schoven. en met de grootste kalmte greep hy
het eene geweer na het andere, en vuurde. Eén
anderd is? UlterUJk veel: geen lange haren
meer, geen wapperende dassen en groote flam
bards, geen pilobroeken meer. We zun naar bet
ulteriyk volkomen fashionable-geworden, scher
pe vouw in de broek, keurige dassen, nette hoe
den. je zoudt ons niet kunnen onderscheiden
van een beunmagnaat of bankier, wy zyn er
alleen nog niet In geslaagd onze bankrekening
op dit peil geluk te schakelen..De fiscus heeft
-*wdt, zelfs als het gevaarlUk is?
Ja, meneer.
Loop dan op een draf naar de kombuis, en
“•*1 een anderen pot koffie, en laat die ditmaal
niet vallen. En laat niet merken, of je ergens
«oor verrast bent
TUdens p—*-- -- -
Thompson’s
A 1 T jk op dit blad zUn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen fë* *7^10 levenslange geheele ongeschikt
Al .1 r*. XX tgCjJllI I w 1*1 aj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen vFWe verlies van belde armen, beide b
btj verttea van aan hand,
een voet ef aagt aog.
i voor één schoot hU de gipspoppetjes enz. aan
stukken. Het was één vernieling. Het meisje
kreeg haast geen Ujd, om opnieuw te laden.
Thans moesten de vogels en andere dieren het
ontgelden. En toen eindelijk alles kapot ge
schoten was. keek de jongeman om zich heen,
met het geladen geweer in zUn hand, om te
zien, of er nóg wat te raken was. En aangezien
hy niets kon ontdekken, keerde hU het wapen
tegen de kleine electrlsche lampjes, die rond
de zoldering waren aangebracht. Toen hU het
tweede lampje geraakt had, schoot de oude
op hem toe en greep hem bU den arm.
Nu te het genoeg! riep sU, terwUl ze hem
het wapen uit de hand nam. U bent een
voortreffeiyk schutter.
Zooals u wilt, stemde hU toe. En nu
hoop ik, dat u me met rust zult laten.
HU keek naar het meisje, dat hem thans met
zichtbaar welgevallen beschouwde, ging op de
bank zitten, trok haar naast zich en zei:
Nu kunnen we praten. Een paar woordjes
maar, ziet u, want ik ben geen kletskous. Ik
heet Tom Lavalle en kom uit Amerika. Ik ben
geboren in Brook
lyn. maar ik ben
Franschman. net
als mün vader en
moeder waren Ik
bleef alleen over
sn ik kan het ta-
melUk goed stel
len, omdat mUn vader fortuin had gehad.
Ik ben in Frankrijk gekomen, omdat ik wil mee
vechten. U zult zeggen: „Wat een stommeling,
als je het goed hebt....”
MUn broer is ook vrUwilliger
Dan zult u het n 1 e t zeggen. Des te beter.
Dus: ik ben hier nu al twee maanden en heb
al de noodlge oefeningen meegemaakt. Over
een dag of veertien ga ik nasu- het front. Al
dien tUd heb ik nergens anders aan gedacht,
tót ik gisteravond met mUn tUd geen raad
wetend hier kwam en zag. Toen ben ik
alleen aan u gaan denken.
Met uw tUd geen raad wetend....
Om de weerga niet Integendeel, ik wist
precies wat ik deed. Om me zelf te overtuigen,
dat het geen voorbUgaande bevlieging was, ben
ik gisteravond drie uur-aan-één-stuk dkkr
kyk, In dien hoek*biyven staan. En hoe meer
ik naar u keek, hoe meer ik u bestudeerde, des
te meer kwam ik tot de overtuiging, dat hier
een wonder gebeurd was. BegrUpt u het nu?
Laat ik dan maar gek zün. maar er is geen
macht op de heele wereld, die mU van u zal
afhouden; geloof dat maar zeker! Gisteravond
heb ik dat aanzoek gedaan, en vanavond be
vestig ik het nog eens. Ik ben vast overtuigd,
dat het zoo moet wezen. Waarom zou ik hier
hebben moeten komen, waarom zou ik u hier
hebben moeten opmerken, als het niet zoo be
schikt was? Zegt u direct aan die oude dame,
dat ze morgenochtend naar een ander meisje
voor haa% tent moet omzien. Zegt u aan uw
ouders, aan uw verloofde....
Maar ik héb geen verloofde!
Des te beter! Zegt u dan aan leder, dien
u maar wilt, dat ik met u ga trouwen
Maar neemt u me niet kwalyk: als u naar
het front gaat....
Juist daarom. Niets moet treuriger zUn
dan dat Je aan het front bent, zonder thuis
iemand te hebl*n die aan je denkt, en waar
je zelf aan denkt....
Ze gingen samen weg, in den kouden herfst
avond, door de verlaten straten. Al loopend,
spraken ze heel gewoon over allerlei dingen,
alsof ze elkaar al jaren kenden. HU hield nog
'AttUd zyh haiffllen in zyn sakken,"kt! haalde,
op een gegeven oogenblik haar arm door denl
zynen. Toen W» het, dat hij, op den teen vanl
iemand die iets belangryks vergeten heeft, tot\
haar rei:
Tusschen haakjes, kind, ik heb je nog niet
gevraagd hoe je heet. Dat moet ik toch weten,
als ik dadeiyk bü Je moeder kom!
(Nadruk verboden»
hem precies, wat Je my verteld hebt.
Ik wil niets te maken hebben met
•lavenschip, zei Swlfty.
Kun je je mond dichthouden? vroeg kapi
tein Lovett En precies doen, wat je gezegd
het bevel van den kapitein. Het schip is in han
den van muiters. Gt naar het Plraten-eltand,
en wacht het schip op. Het zal er tameiyk lang
over doen.”
Die brief, zei 'kapitein Lovett, is be
doeld voor den commandant varf het oorlogs
schip.
HU richtte—zich overeind, en keek na, wat er
op de achjerzUde van het papier stond, om zich
te vergewissen, dat Nancy de lengte en breedte
Juist had aangegeven. Dan keerde hU het papier
weer om, en zette zUn naam in kloeke letters:
JAMES LOVETT (kapitein).
Maar, zei Swlfty, als de commandant
van het oorlogsschip dien brief nu eens niet
krUgt?
Die kans bestaat zeker, sei Lovett, en
daarom wil Ik, dat je Mr. Thompson’s kompas
uit zyn hut haalt, en by me brengt. Het hangt
In een leeren foedraal boven sfin schrijftafel.
Jawel, meneer, zei Swlfty. En, kapitein,
u weet nog wel, dat pistool, dat Mr. Thompson
liet zien, en waar hy zoo trotsch op was, toen
we in Norfolk waren?*"
Ja zeker, zei Lovett. Ze noemen het een
revolver. Je kunt er vyf of zes keer mee schie
ten. zonder opnieuw te laden.
HU heeft er twee, zei Swlfty. De eene
heeft hy bU zich, en de andere heeft hy onder
•Un matras verborgen.
Breng die mee, als je kunt, sei Lovett.
Nu direct.
on-
Jan-plezler een grijs oorlogsschip, de
.Deutschland”. Die wacht hier tot de duizend
«pvarende officieren en matrozen de feestda
gen gevierd hebben. Een rechtgeaard fascist
droomt zich de golf van Napels van deze sche
pen grauw Een oorlogszuchtige mentaliteit? Ik
geloof niet, dat In dien droom een vyand een
rol behoeft te spelen. Het is de nieuwe ro
mantiek. die een oorlogsbodem zelfs prefereert
óm.... naar Capri te varen.
Naar Capri varen, daar zal de Italiaan, hoe
ook zUn opvattingen mogen veranderen.
„Hebt U gezien?” de man, die naast mU
erer de reeling hangt, duidt met zUn hoofd in
de richting van den Vesuvius, die in de hel
dere. dunne vrieslucht vlakby schynt te lig
gen.
bedoelt de sneeuw?” vraag- Ik, want
het is tenslotte by uitzondering, dat de Vesu
vius zUn witten schondermantel draagt.
„Bah. nee” is het geringschattende ant-
vnird. .Maar toen Ik gisterenmiddag in Na
pels aankwam, steeg er een rookpluim uit 'm
op, zoo dik als een fabriekspyp, en nu een kln-
derachtig sliertje."
Het is mU niet duideiyk, waar de man, die
een landgenoot van my is de reden, waarom
wy zoo broederiyk naast elkaar over de reeling
hangen naar toe wil. ,Xn....?''
„Kenneiyk bedrog" zegt mUn landgenoot.
„Hebt U ook de ellende ondervonden van het
slechte stoken, dat de Italianen doen? Als de
ketel van de verwarming een uur gebrand heeft,
laten ze hem weer uitgaan. Alsof de warmte
in je kamer een stoel neemt, inplaats van zoo
snel mogeUjk door de tochtende ramen en deu
ren uit te knüpen.. Zoo kan Ik ook autarchisch
zjjn En nu er byna geen toeristert zyn, laten
ze dat geval daar” weer een gooi met het
hoofd naar den Vesuvius ,,’s nachts natuur-
Hjk óók uitgaan."
HU heeft nauweiyks deze theorie ontwikkeld,
et een kellner balanceert achter ons langs met
een blad, waarop glazen en een flesch cognac.
Mijn landgenoot draait zich met een ruk om.
Ik constateer een zekere vertrouweiykheld tus
schen hem en den kellner en meen alles te be
grijpen.
„Goed tegen de zeeziekte" zegt hy als hU
het glas cognac ongemeen vlot heeft klein ge-
„Zeeziekte? WU, een zeevarende natie?”
HU kUkt mü mysterieus aan. ,J>e bakermat
dier natie staat in Schiedam” orakelt hy.
WU varen'. In den vroegen morgen door de
golf van Napels naar Capri. De witte boot, die
ons met een zoet gangetje over het beroemde
blauwe water draagt, is een plezierboot. ZU
behoort tot de orde van de carroussels en pof
fertjeskramen. veel glanzend koper en spiegels
en krullen. Vergulde blesjes, waar maar bles
jes getrokken kunnen worden. Het soort mu
ziek. waar geen mensch ongevoelig voor kan
zijn, de wat je noemt lekkere muziek, waar je
zoo lekker op kimt meegaan.
Je raakt dezeromantiek ontwend in Italië
Het fascisme houdt er niet van. Het fascisme
te eerüjk en hard en zakeiyk. Het bouwt tegen
de vloeiende lynen van de Itallaansche heuvels
strakke, vierkante steden. Het zet midden In
het vuile, bochtige, nauwe Napels een post
kantoor neer uit wit en zwart marmer, koud
glanzend gepoiyst, een voortreffeiyk gebouw,
maar dat je, wil je den maker niet beleedlgen.
slechts mooi moogt noemen om zUn materiaal.
zUn kolossale afmetingen en zyn utiliteit. Was
de theorie van mUn landgenoot juist, de Ita
lianen van vandaag zouden er hard over den
ken den Vesuvius«aor goed uit te laten gaan.
Brachten touristen geen geld, in het laatje, in
de blauwe baal van Napels lag geen enkele
Witte plezierboot^
Wat er wél zou liggen? wy passeeren op
zen Jan-plezler een grijs oorlogsschip,
dit wel gedaan: we zUn fabrikanten geworden
en betalen omzetbelasting.
Msuu- door alles heen is toch ons streven ge-
Ujk gebleven. Het Is verheugend te merken, dat
de Hollandsche Kunstenaarskring geen dood
element is géworden In de beeldende kunst van
ons land. Nog steeds krUgen wy aanvragen voor
het lidmaatschap. En regelmatig houden we
onze tentoonstellingen, al betoogt een gezag
hebbend criticus ook, dat tentoonstellingen in
musea geen zin meer hebben, omdat de kunst
handel die taak heeft ovgrgenomen en beter
in staat is publiek en kunstenaar tot elkander
te brengen. De taak van den kunsthandel is
uiterst nuttig. Toegegeven. Maar atet betreft
het by het publiek bekend maken van kunst
werken en kunstenaars hebben wy toch andere
ervaringen. Een kunstenaar wil nu eenmaal
niet alleen verkoopen, hy wil ook. dat het pu
bliek in zoo breed mogelUken omvang ^jn werk
en zUn streven leert kennen en waardeeren. En
In dit opzicht vervullen de tentoonstellingen
in musea een uiterst nuttige rol.
Zoo biyft de Hollandsche Kunstenaarskring
bet oude streven trouw om jaariyks een ver
zorgde tentoonstelling te organlseeren. «'aar
alle richtingen tot hun recht komen, met als
BU ons vyf-en-twlntlgjarlg jubileum wilden
we echter, in afwyking van den regel, een ten
toonstelling alleen van de vaste kern organl
seeren. Zeventien kunstenaars in het geheel
zuilen exposeeren, om te laten zien, dat de
H.K.K. ook nA 35 jaar nog in staat is geheel
op eigen kracht een goede expositie te houden
eenige exclusiviteit het aantal leden, dat klein
gehouden wordt en waarbU alleen nieuwe figu
ren worden toegelaten. die In zekeren zin hun
sporen hebben verdiend.
bij «en ongeval met
doodelUken afloop
sen. Als het op achtervolging aankwam, was
er geen oorlogsschip, dat de Albatros kon in
halen; maar uitwUken was in dit geval te ge-
UaarlUk. om reden, dat men dan zéker een aan
tal vaartuigen In de armen zou loopen. De meest
Voor de hand liggende tactiek was, alle zeilen
te hjjschen, en evenwydig met het vreemde
schip te koersen. Want dan kon de Albatros
den wedloop urenlang voortzette, misschien tot
den avond toe. En zoodra het donker geworden
was, zou het maar kinderspel zyn, om, met
gedoofde lichten, het andere schip te ontloopen.
Er was echter nóg een moeiiykheid. Hoewel
de Albatros thans in volle zee was en de Afri-
kaansche kost nog slechts een vage streep aan
den gezichteinder, kon Thompson niettemin niet
zonder meer met den wind mee varen, uit
hoofde van een warnet van zandbanken en rif
fen, die lang niet allemaal op de kaart ston
den.
Swlfty kwam weer naar de hut, na een afwe
zigheid van byna twee uur. HU hinkte merkbaar,
toen hU binnenkwam, zyn linkerbeen was styf
en stram.
Wat scheelt er aan? vroeg Nancy. -» Heb
je je bezeerd?
Neen, madam, zei Swlfty, met een grijns.
Het is dat stuk hout.
TerwUl hU op zyn rechterbeen bleef staan, en
het andere been in de hoogte hield, zei hy tot
den kapitein:
Zou u het er even uit willen trekken,
meneer?
Je bent een pientere jongen, aai kapitein
Lovett.
DE NIEUWE A
RINSO DOE? BE
SLIS? WONDEREN
MET MIJN GOED IN
DE WASMACHINE