vonden dag Napels van I STARK’s Door de golf naar Capri De avonturen vaneen verkeersagentje F 750.- F 250. F 750. een wondereaarlijk SCHOON EILAND Rinso [DÉ LAVENHALER tand pasta De „Vaste kern” exposeert WOENSDAG 19 JANUARI 1938 ons ’n Voortvarend minnaar 'I De familie van Rees k DOOR G MORRIS OVERVETTE RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE Belangstelling voor vorstenhuis VOORTAAN IN PÉ x WAS MACHINE ALLEEN 'Htd fo*. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL M den horizon staat de hemel in brand.... gehad ZÓÓ. r w R 2R-O3O9 1 10 XIII Zeg het hem, Swlfty, zei Nancy. Zeg een 9 XIV (Wordt vervolgd) :theld tot werken door beenen of belde oogen HU tam op een platten steen plaats en begon zUn toestand te overdenken. Wat moet ik nu beginnen, zuchtte hij. Ik had me zoo verheugd op die wereldreis. Nu zit ik hier, ver van de bewoonde wereld, misschien wel op een eiland. Plotseling kwant' er een groote witte vogel aangevlogen, die naast Keesie op den steen ging zitten. „Dag. agent," zei deze vogel. „Hoe kom Je hier zoo verzeild?" Keesie, die wat oprnon- terde. nu hy eensklaps gezelschap had gekregen, vertelde den vogel van zijn wedervaren. k 1» wel Be- 1 •j aver i in r B Nancy las met haar zachte, heldere stem: „Het schip, waar ge jacht op maakt, is de Albatros. Ze heeft zeshonderd negers aan boord, en zal probeeren, om ze op het Piraten-elland aan land te zetten, op 300 mijl ten Z. W. van Cuba, lengte en breedte zooals aan ommezijde vermeld. Een en ander gebeurt tegen den zin en 8- ie st il. el 8. t. >art ler- lent het Ing róle Ut eb de en- een ver er- :he ?8- in- ;he lat en de ‘ze ÏIL te ler re er Rinso is het eek kunnen constateren: met Rinso t best tot zijn recht. In een oogwenk overvloedig Sop, dat in anderhalf uur aT het wasgoed van voor slechts 121/j cent. h»t ^resultaat,dM .U «llqan, <n«gr,rr^t Rinso J n in, elke wasmachine en ook in elke tobbe I A enige wasmiddel, dat wordt gefabriceerd. Duizenden rooden avondhemel. Mijn landgenoot heeftrich in de kajuit te slapen gelegd, want zonsonder gangen heb je overal. Naast hem ligt een berg stok. Ik praat met een matroos van de .Deutsch land.” HU komt uit het Rheinland en heeft dienst genomen om de wereld te zien. Als zijn vier en een half jaar om zUn. heeft hU van de wereld genoeg. „Morgen lichten wy het an ker” zegt hu „en gaan naar Spanje.” Aan HU greep het stuk hout, en trok het uit den jongen z’n broekspijp. En het lood heb ik ook, zei Swlfty. Van onder zyn gordel, waar het verborgen was door zUn boezeroen, haalde de jongen het stuk lood te voorschyn zoo trotsch als iets, dat hU 'm dit geleverd hadl En wat is er nu aan de hand? zei Lovett. Het is een oorlogsschip, zei Swlfty. Het zou de „Thunderer" wel eens kunnen Zijn, zegt Mr. Thompsom. En met reeds iets van den zeeman over zich, legde de jongen de positie van de belde schepen uit, en de moeilijkheden, waar Mr. Thompson thans voor stond. Als de toestand 'bleef zooals nu, en TTiompson niet uit den weg kon, zouden de beide schepen over een uur of twee vlak bij elkaar komen. Vóór dit gebeurt, zei kapitein Lovett, «noet ik de flesch hebben, en de zak zout. En een kluwentje pekdraad. Dat had ik vergeten. Ik zal mUn best doen, zei Swlfty. Maar hU draalde, alsof er nog iets was, wat hy er bU wUde zeggen. Wat is er, Swlfty? Alleen dit, zei de jongen. Ik denk, dat Mr. Thompson wou, dat u aan het roer stond, in zyn plaats. Dat zou me niets verwonderen, zei kapi tein Lovett kalmpjes. HU ziet er een beetje beduusd uit, meneer, en Grimes zit maar op hem te vitten, en zegt, dat hU het niet goed doet. De zak zout, en de flesch, aan kapitein Lovett’s verzameling toevoegen, was maar kln- uit tot welk volk ik behoor en begint dan tot mijn groote verrassing „Oranje boven” te zin gen. „Oranje boven” zingt zy „leve de Wilhelmien” en „weg met alle socialen.” Nee, Axel Munthe's boek is toch niet te fantastisch Er gebeuren vreemde dingen op Capri. Zoo maakte daar in de twintigste eeuw In een broek uit de negentiende eeuw, die strak om de kui ten spande, een Nederlander lederen dag de zelfde wandeling naar de villa van Tiberius. Een archeoloog? Een historicus, dle^het raadsel wilde ontsluieren van Tiberius’ somberen geest? WU weten het niet. Wij kennen ’smans motie ven niet. WU weten alleen, dat de man met dezelfde hardnekkigheid, als waarmede hy vast hield aan de negentlende-eeuwsche mode en zijn wandeling herhaalde, het lied da capo nam, dat onze Oranjefeesten doemt tot een zoo er- barmelUk laag muzikaal en poëtisch peil. En of het prinsje al geboren is, vraagt de waardin. En hoe het gaat met Prins Bernhard. De wereld is maar een klein eiland, waar wU boven op elkaar zitten. Het is Zondag, maar niettemin wordt op Capri een begrafenis gehouden. De kist wordt op de schouders grafwaarts gedragen. Hoeveel priesters heeft Capri wel? Ik tel er zeven, die de kist voorafgaan. De familie komt achteraan met ruikers van veldbloemen in de hand. Het is niet erg droevig en daarom mag je het geen schrynende tegenstelling noemen, als nog geen twee minuten, nadat de begrafenisstoet over het marktpleintje is getrokken, daar een zonder linge harmonie verschynt, die een opgewekten marsch ten beste geeft. Een zonderlinge har monie: drie stel bekkens, drie stel trommels, drie groote rommelpotten'éh een klarinet. Welke componist schreef voor een dergelUke bezet ting de muziek? Dit verhaal heeft geen handeling en. wat er ger misschien is, geen moraal. Het eindigt soo- als het begon: op een witte plelzlerboot, die ons terugbrengt naar de stad van de tingel tangels en de matrozen. Capri verdwijnt achter Sorrento. Als wy het later weer zien kunnen, is het nog maar een donker silhouet tegen den door de wazige lucht heen, een groot schip in zicht gekomen, dat thans op hen af kwam. Kapitein Lovett voelde zUn hart opspringen. HU snakte er naar om nu aan het stuurrad te staan, en de orders te geven. Hoewel Thompson een goed zeeman was. verstond hy toch niet de kunst, om als gezagvoerder op te treden. Nu, jongen, zei kapitein Lovett, het is niet meer dan plicht, Je te vertellen, dat den eerstvolgenden tUd alles van jou afhangt. Op de eerste plaats moet je blijven voorgeven, dat mrs. Lovett alléén in haar hut Is dat ze zich niet al te best voelt, en dat ze niet ge stoord wil worden. Als dat vreemde schip een oorlogsschip biykt te zUn, moet je me dat komen zeggen, en op een of andere manier moet je uit de timmermanswerkplaats een flink stuk hout voor me zien te krijgen. HU hield zyn handen van elkaar, om te laten zien, hoe groot het zoo wat moest wezen. Zoo lang zoowaL En dan een flesch met een kurk, die er stevig op past, een flink stuk lood zóó groot zoowat en een zak zout Waar zal ik zeggen, dat ik het voor noodlg heb? vroeg Swlfty. Je moet er niet om vragen je moet het nemen, als niemand het ziet, en het hier naar binnen smokkelen. Het vreemde schip had alle zeilen bUgezet, en naderde snel^Het koerste zoodanig, dat het op een gegeven oogenblik den koers van de Albatros In een scherpen hoek moest snijden. Zoover Thompson kon berekenen, zouden de beide schepen als ze geen van beide van koers ver anderden elkaar ongeveer terzelfder tyd krui nimmer van af zien, Capri is uit lederen zichtshoek het wonderbaarlUk schoone eiland, waarvan het den naam heeft. LiefelUk, waar te geven. De Caprlsche echter bleek niet van zins zich te laten beleeren en zoo nam ik de vlucht. Door de straatjes van Capri, die zoo nauw zUn, dat je er twee naast elkaar in de breedte van een Hollandsche heerenhuls-gang kunt leggen. Ik klim naar de villa van Tiberius. Maar myn landgenooten kan ik niet ontkomen. Waar nog een vyftig meter te klimmen zyn tot het pla teau, waarop de ruïne van de villa verstrooid ligt, hangt tegen den rotswand een kleine trat toria Het uitzicht kan met die vUftlg meter moeilük nog grandiozer worden. Ik zet mU aan het ééne tafeltje. En nu de waardin, een kleine, dikke vrouw met een kleurig voorschoot aan en een gelen woUen doek rond het hoofd. ZU vischt De schilder Otto van Rees, die den laatstcn tyd vele portretten maakte, vooral in Limburg, heeft er van den zomer te Ancona een van Emil Ludwig geschilderd, die het aankocht. Binnen kort gaat hl) de beeltenis teekenen van Thomas Mann, na wien Remarque’s trekken op doek of papier zullen worden vastgelegd. Ditmaal heeft mevrouw C. A. van Rees- Dutllh voor een naaldschilderU een nationaal onderwerp gekozen. een evocatie van Piet Heyn in warm gloeiende kleuren, vooral het blauw, aldus de Parijsche correspondent rsn de N.R.Ct. De voUe zeilen van de vloot vormen de overheerschende groep, links waarvan in pro fiel de kop van den vlootvoogd verschUnt. wiens hand als de knuist van een reus naar voren komt, in welke partu zy, die de schilderes al lang volgen, een spoor van bet surrealisme kunnen terugvinden, dat aan haar ontwikkeling niet vreemd gebleven is. De rest van het gobelin wordt gevuld door zakken met Spaansche mat ten en appelen van Oranje, welke laatste aan het geheel een helle noot bUzetten, evenals door woorden, aan het lied ontleend. Hierby zU op gemerkt, dat mevrouw Van Rees, dit groote werk opeettend. onkundig was van het feit, dat het Jacht, het Prinseiyk paar aangeboden, naar onzen populairsten admiraal genoemd zou worden. Het spreekt vanzelf, dat dit wandtapijt in een administratie- of soortgelUk gebouw het best tot zUn recht zou komen. het water, doorzichtig tot op den. bodem, tegen het uitgebouwde kademuurtje staat: Marina grande, een groepje buizen in de lichte, vroo- Ujke kleuren van de booten, die op den wal hggen gesjord, en boven de daken uitklimmend Mijnhellingen en gaarden van citroenboomen. Geheimvol in zün grotten, waar een vreemd, onwesenlUk licht hangt, dat schynt van onder den waterspiegel, en het gedempt gesproken woord groeit tot een rommelend onweer in de verte. Streng met slechts het stekelig gewas der cactussen op de steile rotsen, waar die strenge, stekelige keizer Tiberius een paleis bouwde rond zyn duistere gedachten Ik heb mUn landgenoot achtergelaten, ter wijl hU in een verwoed debat gewikkeld was «bet een Caprlsche. ZU wou hem een bergstok verkoopen, welke hu zei niet- noodlg te hebben, •angezien hy niet zoo gek was te gaan loopen, wanneer hy rijden kon. HU zou zich wel in een brikje naar boven laten rUden, als hy über haupt naar boven ging, want Capri, dat had hU •1 lang gezien, kon Je vanaf een café-terras «net een verrekUker afdoen. Maar omdat hy koopman van zUn vak was, ergterde hy zich aan den schandaligen prijs, diefi het mensch vroeg, en bood een derde, niet om den stok daarvoor ie verwerven, maar om het mensch een lesje Swifty’s korte afwezigheid kon men -1 stem hooren, die de orders schreeuwde; en de Albatros liep scherper voor den wind. Of de bries is sterker geworden, zei kapi tein Lovett, of Thompson heeft meer zeil ®U88zet. Er was iets van aan, wat het eerste betrof, wat meer, wat het tweede betrof, maar er **s nog een derde factor van grooter belang, volgens Swlfty toen hy terugkwam met den “ieuwen pot koffie was de Albatros thans in vdde zee, en was er, ver aan den gezichteinder, D* nieuw* „overvalt*" speciaal voor de wasmat vrouwen hebben hel reei komt de-wasmachine het een 5 personen prachtig wit maakt. Dat is I bereiken derspel. De heele bemanning was aan dek, met den schrik om het hart, en rekénde uit, wan neer de slavenhaler en het oorlogsschip vermoe de! yk elkaar ontmoeten zouden. De bangsten onder hen begonnen er al over te praten, de bewysstukken te vernietigen. Het was een ont zettende tegenvaller, maar al dat goud in de brandkast was er ook nog. en het was beter, een klein beetje te hebben, dan een koord om zyn nek te krijgen. De tyd was gekomen, zei den ze, om de negers in zee te gooien, met hun ketens en al. zoodat ze zonken als baksteenen. En zoo nam niemand notitie van het gaan en komen van den jongen. Toen Swlfty kwam op dagen met' het zout en de flesch en het kluwen pekdraad, was kapitein Lovett, die als een kleer maker met over elkaar gekruiste beenen op den grond zat. Juist gereed met het maken van diepe inkervingen aan de beide uiteinden van het stuk hout Aan de tafel gasatan. was Nancy bezig met schrijven op een vel papier, zy legde tiaar pen neer, en vloeide het papier af. Lees nu eens voor, wat je daar geschreven hebt, Nancy, zei de kapitein. Ik wil, dat de jongen het hoort In verband met het feit, dat het deaer dagen vyf-en-twintlg jaar geleden is. dat een aantal schilders zich afscheidden van de vereeniging St. Lucas, en den „Hollandschen Kunstenaars kring" oprichtten menigeen zal zich nog de toenmaals felle debatten herinneren over de z.g. „blauwe Ujn” zM op 15 Januari as. in bet StedelUk Museum te Amsterdam een jubi leumtentoonstelling wtorden ingericht. wy hebben naar aanleiding hiervan een on derhoud gehad met den secretaris van den Kring, den schilder 8. L. Schwarz, die ons om het volgende vertelde: De toestand was 35 jaar geleden in het kort dat een aantal onzer, gedreven door den lust tot ontdekkingen en experimenten som migen toonden zelfs acrobatische neigingen op het gebied der kunst besloten een groep te vormen van geiykgesinden. Het waren toen C. J. Maks, Leo Gestel, H. J. Wolter, C. Breiten stein, F. Hart Nlbbrlg, G. W. van Bladeren en Plet van der Hem, die den stoot gaven tot op richting van den Hollandschen Kunstenaars kring. Sinsdien hebben zich tal van vooraan staande beeldhouwers en schilders aangesloten bU de vereeniging, die er echter nooit naar ge streefd heeft een zoo groot mogeUJk aantal leden te verwerven, doch Integendeel zich er op heeft toegelegd een kleine en vaste kern te behouden, die jaariyks exposities hield en daar- bü dan tevens aan jonge talenten de gelegen heid bood mede te exposeeren, waarna even tueel opneming als lid kon volgen. En zoo, al werkende, zyn 25 jaar voorbUge- gaan, goede jaren, slechte Jaren. Wat er yer- 1~^ e schiettent bevond zich tusschen twee I soortgeiyke gelegenheden. DAAraan, en vermoedelUk ook aan de minder schreeu wende reclame, was het wel te wyten. dat ge noemde schiettent zich maar matig in bezoe kers mocht verheugen. En toch beschikte zy over een zeer byzondere attractie. Het meisje, dat de buksen laadde, was werkelyk lief, al stond haar gezichtje een beetje te ernstig, om klanten te lokken. Drie schoten voor een dubbeltje! Prach tige prüzen! Drie kansen voor een dubbeltje! Alstublieft, heeren! Nu en dan bleef er iemand staan, om naar haar te kyken of om een dubbeltje te offeren. Dan wipte het meisje over, naar den anderen kant, om het geldstuk by de oude dame te deponeeren, die daar troonde in bontmantel, en met tal van ringen aan haar vingers. De jongeman van den vorlgen avond'meldde zich precies om zeven uur aan. Het meisje had hem al opgemerkt, toen hy tusschen de menig- te-door op de tent afkwam: maar ze deed, als of zc verrast was, nu hy opeens vóór haar stond, zyn hoed scheef, en zyn handen in zyn zak. Verwachtte u me niet? Heel leelUk! Ik zeg nooit iets, wat ik niet meen, en ik doe alttjd, wat ik zeg. Gisteravond heb ik u beloofd, dat ik zou terugkomen en daar ben ik! Gaat u alstublieft weg! zei het meisje. De „chef” zit naar ons te kyken. Hoe nu? U bent hier, om klanten te trek ken, en u stuurt ze weg? U stuur ik weg. ja. U bent geen klant. Wat bent u elgeniyk? Wie bent u? Wat wilt u van me? Gisteravond dacht Ik, dat u gek was! Misschien hebt u dat goed gedacht. Het hangt er heelemaal van af, wat u onder .gek" verstaat. Als men zich geen steek aantrekt van wat de menschen zeggen, en recht op zyn doel afgaat, als men het leven met het noodlge op timisme beschouwt, en er het mooiste probeert uit te halen, wat er nog in Is als dkt be- teekent. dat iemand gek is, dan hebt u gel Uk; dan ben ik stapelgek. Eki ik zeg u nog eens, wat ik u gisteravond zei: ik heb u noodlg; ik kan niet meer buiten u. Maar u kent me niet eens! riep het meisje lachend uit. U weet niet eens, hoe ik heet, of waar ik woon, en of ik soms al verloofd bén. Wat kan me dat allemaal schelen? Of u nu Miesje of Liesje heet, dat is voor my het zelfde. Of u alleen op de wereld staat, of een leger van familieleden hebt, dat Interesseert me allemaal niets, omdat ik u gewoon mee neem. En als u al verloofd bent, des te erger voor hém, omdat hy voor my het veld zal moe ten ruimen. Sinds gisteravond bestaat er vooe u maar één persoon, en dat ben 1 k. Aan het praten, hé, alleen maar praten? riep de oude, die het tooneeltje had gadege slagen. En er wordt geen schot gelost? Ziet u nu wel? zei het meisje verwytend tot den vreemdeling. Ga nu alstublieft weg, en laat me in vrede m*n brood yerdlenen! De jongeman begon te lachen, plaatste zyn handen op de afscheiding, en kwam met een behendlgen sprong in het blnnengedeelte van de tent. By wyze van groet, raakte hU met twee vingers aan den rand van zyn hoed, en trad op de oude toe. Edele dame, zei hU met een buiging, ik heb het genoegen, me asm u voor te stellen. Ik ben van verre gekomen met deze ééne bedoe ling, om een paar woordjes te wisselen met dit knappe meisje hier. Wilt u zoo vriendeiyk zyn. mU te seagèn, hoeveel dat kost? Ik ken hem niet eens, madame. Ik zweer het uJ protesteerde het meisje, naderby komend. Houd je mond. JU! snerpte de chef; en ga weer naar Je plaats. En wat u betreft, meneer, die zoo geestig bent: ik waarschuw u. dat als u niet onmlddellUk weggaat, en vlug *ok dat ik de politie roep. Hebt u dat be grepen? u Ik wel, zei de indringer, toteal niet uit het veld geslagen. Maar bent het. die het niet begrepen hebt. Hoort u eens: u bent hier, om geld te verdienen, ja of neen? En 1 k ben hier, om het u te 1 A t e n verdienen. En daarom vraag ik u: hoeveel kost het. als ik hier een half uurtje biyf, om met dat meisje ongestoord te praten? U noemt me een bedrag, ik geef het u. en beter vrienden dan ooit. Maar hier wordt niet gepraat, begrepen? Betaal voor het schieten, of verdwUn oogen- bllkkeiyk. Met my valt niet te schertsen, jon geman! Excuseer me. juffrouw, zei de ander, zich tot het meisje wendend. Die oude heeft be slist geen talent! Doe me het genoegen, alle buksen voor me te laden! Hy haalde een aantal verfrommelde bsmk- biljetten uit den zak van zyn overjas, en legde er een van tien gulden op de bs,nk. Ik zal voor tien gulden verschieten, voor twintig, voor net zooveel als die oude wil. Zoo lang er een doel is, om op te schieten, zal ik schieten. En wanneer er géén doel meer is. g*an we praten. En als die oude ons dan.niet met rust laat, schiet ik ook nog op haar. Juist, goed zoo. juffrouw, laad u nu ook nog die an dere geweren, en zet u ze allemaal op de bank. HU sprong weer over de afscheiding, terwyi de-„oude”, weer heelemaal opgevrooiykt by het zien van al dat geld, hoe langer hoe verbaasder naar hem keek. Ongeloofiyk snel volgden de schoten elkaar op eri de eene schyf na de an dere vertoonde in het midden een groot, donker gat. De jongeman had zyn hoed achterover ge schoven. en met de grootste kalmte greep hy het eene geweer na het andere, en vuurde. Eén anderd is? UlterUJk veel: geen lange haren meer, geen wapperende dassen en groote flam bards, geen pilobroeken meer. We zun naar bet ulteriyk volkomen fashionable-geworden, scher pe vouw in de broek, keurige dassen, nette hoe den. je zoudt ons niet kunnen onderscheiden van een beunmagnaat of bankier, wy zyn er alleen nog niet In geslaagd onze bankrekening op dit peil geluk te schakelen..De fiscus heeft -*wdt, zelfs als het gevaarlUk is? Ja, meneer. Loop dan op een draf naar de kombuis, en “•*1 een anderen pot koffie, en laat die ditmaal niet vallen. En laat niet merken, of je ergens «oor verrast bent TUdens p—*-- -- - Thompson’s A 1 T jk op dit blad zUn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen fë* *7^10 levenslange geheele ongeschikt Al .1 r*. XX tgCjJllI I w 1*1 aj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen vFWe verlies van belde armen, beide b btj verttea van aan hand, een voet ef aagt aog. i voor één schoot hU de gipspoppetjes enz. aan stukken. Het was één vernieling. Het meisje kreeg haast geen Ujd, om opnieuw te laden. Thans moesten de vogels en andere dieren het ontgelden. En toen eindelijk alles kapot ge schoten was. keek de jongeman om zich heen, met het geladen geweer in zUn hand, om te zien, of er nóg wat te raken was. En aangezien hy niets kon ontdekken, keerde hU het wapen tegen de kleine electrlsche lampjes, die rond de zoldering waren aangebracht. Toen hU het tweede lampje geraakt had, schoot de oude op hem toe en greep hem bU den arm. Nu te het genoeg! riep sU, terwUl ze hem het wapen uit de hand nam. U bent een voortreffeiyk schutter. Zooals u wilt, stemde hU toe. En nu hoop ik, dat u me met rust zult laten. HU keek naar het meisje, dat hem thans met zichtbaar welgevallen beschouwde, ging op de bank zitten, trok haar naast zich en zei: Nu kunnen we praten. Een paar woordjes maar, ziet u, want ik ben geen kletskous. Ik heet Tom Lavalle en kom uit Amerika. Ik ben geboren in Brook lyn. maar ik ben Franschman. net als mün vader en moeder waren Ik bleef alleen over sn ik kan het ta- melUk goed stel len, omdat mUn vader fortuin had gehad. Ik ben in Frankrijk gekomen, omdat ik wil mee vechten. U zult zeggen: „Wat een stommeling, als je het goed hebt....” MUn broer is ook vrUwilliger Dan zult u het n 1 e t zeggen. Des te beter. Dus: ik ben hier nu al twee maanden en heb al de noodlge oefeningen meegemaakt. Over een dag of veertien ga ik nasu- het front. Al dien tUd heb ik nergens anders aan gedacht, tót ik gisteravond met mUn tUd geen raad wetend hier kwam en zag. Toen ben ik alleen aan u gaan denken. Met uw tUd geen raad wetend.... Om de weerga niet Integendeel, ik wist precies wat ik deed. Om me zelf te overtuigen, dat het geen voorbUgaande bevlieging was, ben ik gisteravond drie uur-aan-één-stuk dkkr kyk, In dien hoek*biyven staan. En hoe meer ik naar u keek, hoe meer ik u bestudeerde, des te meer kwam ik tot de overtuiging, dat hier een wonder gebeurd was. BegrUpt u het nu? Laat ik dan maar gek zün. maar er is geen macht op de heele wereld, die mU van u zal afhouden; geloof dat maar zeker! Gisteravond heb ik dat aanzoek gedaan, en vanavond be vestig ik het nog eens. Ik ben vast overtuigd, dat het zoo moet wezen. Waarom zou ik hier hebben moeten komen, waarom zou ik u hier hebben moeten opmerken, als het niet zoo be schikt was? Zegt u direct aan die oude dame, dat ze morgenochtend naar een ander meisje voor haa% tent moet omzien. Zegt u aan uw ouders, aan uw verloofde.... Maar ik héb geen verloofde! Des te beter! Zegt u dan aan leder, dien u maar wilt, dat ik met u ga trouwen Maar neemt u me niet kwalyk: als u naar het front gaat.... Juist daarom. Niets moet treuriger zUn dan dat Je aan het front bent, zonder thuis iemand te hebl*n die aan je denkt, en waar je zelf aan denkt.... Ze gingen samen weg, in den kouden herfst avond, door de verlaten straten. Al loopend, spraken ze heel gewoon over allerlei dingen, alsof ze elkaar al jaren kenden. HU hield nog 'AttUd zyh haiffllen in zyn sakken,"kt! haalde, op een gegeven oogenblik haar arm door denl zynen. Toen W» het, dat hij, op den teen vanl iemand die iets belangryks vergeten heeft, tot\ haar rei: Tusschen haakjes, kind, ik heb je nog niet gevraagd hoe je heet. Dat moet ik toch weten, als ik dadeiyk bü Je moeder kom! (Nadruk verboden» hem precies, wat Je my verteld hebt. Ik wil niets te maken hebben met •lavenschip, zei Swlfty. Kun je je mond dichthouden? vroeg kapi tein Lovett En precies doen, wat je gezegd het bevel van den kapitein. Het schip is in han den van muiters. Gt naar het Plraten-eltand, en wacht het schip op. Het zal er tameiyk lang over doen.” Die brief, zei 'kapitein Lovett, is be doeld voor den commandant varf het oorlogs schip. HU richtte—zich overeind, en keek na, wat er op de achjerzUde van het papier stond, om zich te vergewissen, dat Nancy de lengte en breedte Juist had aangegeven. Dan keerde hU het papier weer om, en zette zUn naam in kloeke letters: JAMES LOVETT (kapitein). Maar, zei Swlfty, als de commandant van het oorlogsschip dien brief nu eens niet krUgt? Die kans bestaat zeker, sei Lovett, en daarom wil Ik, dat je Mr. Thompson’s kompas uit zyn hut haalt, en by me brengt. Het hangt In een leeren foedraal boven sfin schrijftafel. Jawel, meneer, zei Swlfty. En, kapitein, u weet nog wel, dat pistool, dat Mr. Thompson liet zien, en waar hy zoo trotsch op was, toen we in Norfolk waren?*" Ja zeker, zei Lovett. Ze noemen het een revolver. Je kunt er vyf of zes keer mee schie ten. zonder opnieuw te laden. HU heeft er twee, zei Swlfty. De eene heeft hy bU zich, en de andere heeft hy onder •Un matras verborgen. Breng die mee, als je kunt, sei Lovett. Nu direct. on- Jan-plezler een grijs oorlogsschip, de .Deutschland”. Die wacht hier tot de duizend «pvarende officieren en matrozen de feestda gen gevierd hebben. Een rechtgeaard fascist droomt zich de golf van Napels van deze sche pen grauw Een oorlogszuchtige mentaliteit? Ik geloof niet, dat In dien droom een vyand een rol behoeft te spelen. Het is de nieuwe ro mantiek. die een oorlogsbodem zelfs prefereert óm.... naar Capri te varen. Naar Capri varen, daar zal de Italiaan, hoe ook zUn opvattingen mogen veranderen. „Hebt U gezien?” de man, die naast mU erer de reeling hangt, duidt met zUn hoofd in de richting van den Vesuvius, die in de hel dere. dunne vrieslucht vlakby schynt te lig gen. bedoelt de sneeuw?” vraag- Ik, want het is tenslotte by uitzondering, dat de Vesu vius zUn witten schondermantel draagt. „Bah. nee” is het geringschattende ant- vnird. .Maar toen Ik gisterenmiddag in Na pels aankwam, steeg er een rookpluim uit 'm op, zoo dik als een fabriekspyp, en nu een kln- derachtig sliertje." Het is mU niet duideiyk, waar de man, die een landgenoot van my is de reden, waarom wy zoo broederiyk naast elkaar over de reeling hangen naar toe wil. ,Xn....?'' „Kenneiyk bedrog" zegt mUn landgenoot. „Hebt U ook de ellende ondervonden van het slechte stoken, dat de Italianen doen? Als de ketel van de verwarming een uur gebrand heeft, laten ze hem weer uitgaan. Alsof de warmte in je kamer een stoel neemt, inplaats van zoo snel mogeUjk door de tochtende ramen en deu ren uit te knüpen.. Zoo kan Ik ook autarchisch zjjn En nu er byna geen toeristert zyn, laten ze dat geval daar” weer een gooi met het hoofd naar den Vesuvius ,,’s nachts natuur- Hjk óók uitgaan." HU heeft nauweiyks deze theorie ontwikkeld, et een kellner balanceert achter ons langs met een blad, waarop glazen en een flesch cognac. Mijn landgenoot draait zich met een ruk om. Ik constateer een zekere vertrouweiykheld tus schen hem en den kellner en meen alles te be grijpen. „Goed tegen de zeeziekte" zegt hy als hU het glas cognac ongemeen vlot heeft klein ge- „Zeeziekte? WU, een zeevarende natie?” HU kUkt mü mysterieus aan. ,J>e bakermat dier natie staat in Schiedam” orakelt hy. WU varen'. In den vroegen morgen door de golf van Napels naar Capri. De witte boot, die ons met een zoet gangetje over het beroemde blauwe water draagt, is een plezierboot. ZU behoort tot de orde van de carroussels en pof fertjeskramen. veel glanzend koper en spiegels en krullen. Vergulde blesjes, waar maar bles jes getrokken kunnen worden. Het soort mu ziek. waar geen mensch ongevoelig voor kan zijn, de wat je noemt lekkere muziek, waar je zoo lekker op kimt meegaan. Je raakt dezeromantiek ontwend in Italië Het fascisme houdt er niet van. Het fascisme te eerüjk en hard en zakeiyk. Het bouwt tegen de vloeiende lynen van de Itallaansche heuvels strakke, vierkante steden. Het zet midden In het vuile, bochtige, nauwe Napels een post kantoor neer uit wit en zwart marmer, koud glanzend gepoiyst, een voortreffeiyk gebouw, maar dat je, wil je den maker niet beleedlgen. slechts mooi moogt noemen om zUn materiaal. zUn kolossale afmetingen en zyn utiliteit. Was de theorie van mUn landgenoot juist, de Ita lianen van vandaag zouden er hard over den ken den Vesuvius«aor goed uit te laten gaan. Brachten touristen geen geld, in het laatje, in de blauwe baal van Napels lag geen enkele Witte plezierboot^ Wat er wél zou liggen? wy passeeren op zen Jan-plezler een grijs oorlogsschip, dit wel gedaan: we zUn fabrikanten geworden en betalen omzetbelasting. Msuu- door alles heen is toch ons streven ge- Ujk gebleven. Het Is verheugend te merken, dat de Hollandsche Kunstenaarskring geen dood element is géworden In de beeldende kunst van ons land. Nog steeds krUgen wy aanvragen voor het lidmaatschap. En regelmatig houden we onze tentoonstellingen, al betoogt een gezag hebbend criticus ook, dat tentoonstellingen in musea geen zin meer hebben, omdat de kunst handel die taak heeft ovgrgenomen en beter in staat is publiek en kunstenaar tot elkander te brengen. De taak van den kunsthandel is uiterst nuttig. Toegegeven. Maar atet betreft het by het publiek bekend maken van kunst werken en kunstenaars hebben wy toch andere ervaringen. Een kunstenaar wil nu eenmaal niet alleen verkoopen, hy wil ook. dat het pu bliek in zoo breed mogelUken omvang ^jn werk en zUn streven leert kennen en waardeeren. En In dit opzicht vervullen de tentoonstellingen in musea een uiterst nuttige rol. Zoo biyft de Hollandsche Kunstenaarskring bet oude streven trouw om jaariyks een ver zorgde tentoonstelling te organlseeren. «'aar alle richtingen tot hun recht komen, met als BU ons vyf-en-twlntlgjarlg jubileum wilden we echter, in afwyking van den regel, een ten toonstelling alleen van de vaste kern organl seeren. Zeventien kunstenaars in het geheel zuilen exposeeren, om te laten zien, dat de H.K.K. ook nA 35 jaar nog in staat is geheel op eigen kracht een goede expositie te houden eenige exclusiviteit het aantal leden, dat klein gehouden wordt en waarbU alleen nieuwe figu ren worden toegelaten. die In zekeren zin hun sporen hebben verdiend. bij «en ongeval met doodelUken afloop sen. Als het op achtervolging aankwam, was er geen oorlogsschip, dat de Albatros kon in halen; maar uitwUken was in dit geval te ge- UaarlUk. om reden, dat men dan zéker een aan tal vaartuigen In de armen zou loopen. De meest Voor de hand liggende tactiek was, alle zeilen te hjjschen, en evenwydig met het vreemde schip te koersen. Want dan kon de Albatros den wedloop urenlang voortzette, misschien tot den avond toe. En zoodra het donker geworden was, zou het maar kinderspel zyn, om, met gedoofde lichten, het andere schip te ontloopen. Er was echter nóg een moeiiykheid. Hoewel de Albatros thans in volle zee was en de Afri- kaansche kost nog slechts een vage streep aan den gezichteinder, kon Thompson niettemin niet zonder meer met den wind mee varen, uit hoofde van een warnet van zandbanken en rif fen, die lang niet allemaal op de kaart ston den. Swlfty kwam weer naar de hut, na een afwe zigheid van byna twee uur. HU hinkte merkbaar, toen hU binnenkwam, zyn linkerbeen was styf en stram. Wat scheelt er aan? vroeg Nancy. -» Heb je je bezeerd? Neen, madam, zei Swlfty, met een grijns. Het is dat stuk hout. TerwUl hU op zyn rechterbeen bleef staan, en het andere been in de hoogte hield, zei hy tot den kapitein: Zou u het er even uit willen trekken, meneer? Je bent een pientere jongen, aai kapitein Lovett. DE NIEUWE A RINSO DOE? BE SLIS? WONDEREN MET MIJN GOED IN DE WASMACHINE

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 10