NOODLANDING VAN EEN LEGERVLIEGTUIG
Heeroom
r,
•t
>ti:
Sf
i
- rsii
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel
gezinnen
ML?
A
ir
J
Plaats dan een Omroeper
voor 80.
.- o?’
De hond en de jakhalz
^31
DONDERDAG 20 JANUARI 1938
1
y
*1
kSr
Kabouterfeest!
Een aardig grapje
fl
Goed geantwoord
A
wik
Een Perzisch sprookje door
Oom Jan
Het nieuwe Franache kabinet Chautemps. De ministers op
de trappen van hotel Matignon te Parijs na do samenstelling
Ze hebben echt genoten!
9
i
f^3
f
1
BI
-3
in, wat ben
verderen dag spraken
ze
Je
In
op
SP
het
uit
PIET BROOS
4B».
I
'1
ki
d
u
d
„Wat een reuzen-fijnen heeroom heb JIJ.
Als hij lacht, wipt zijn baard zoo leuk op
en neer.”
dl
kl
V
ult-
de
Doch dan begint de pret pas echt,
Kr wordt gedanst, gegeten.
En niemand in Kabouter land
Wil van naar hulsgaan weten!
De koning is verschrikkelijk blij
Met al die mooie dingen.
En een kabouter gaat opeens,
„Lang zal hij leven!” zingen.
Elk treedt eerbiedig naderbij,
En net als bij de menschen.
Geeft ieder een cadeautje met
Z’n allerbeste wenschen!
En dra is ieder in de weer.
Om zich voor ’t feest te kleeden.
Elk trekt z’n beste pakje aan.
En niemand is tevreden.
Vóór alles keurig netjes is.
Dan gaan ze naar den koning,
Die zit te wachten op den troon,
In z’n kdbouterwoning.
Zeg, weet je ’t? In K about erland
Is koning Puntmuts jarig.
En die is ieder jaar opnieuw
Met lekkers lang niet karig!
Iedere kabouter krijgt een brief,
En daarin staat geschreven:
Er is een heel groot feest in t bosch,
Dus.... niemand thuis gebleven!
Naast t
Jecten de
aan de c
behulp wi
moet wor
Maar eindelijk, als de ochtend gloort,
Dan wordt het feest gesloten.
Voldaan gaat iedereen naar huis;
Nie
advis
zienii
heel
hoort
dpel<
waart
evens
kener
male
omtre
heid
Mat
bestrjj
dersch
bieden
tot di
de hul
de kle
ver zjj
peljjke
achzel
Het
dat d<
in d
■uunk
sen, d
treffei
doet, i
halprt
FOTO REPÓRTAG E
Want h
ée belangt
«neenschap
Oe werkloc
aoo achadt
De re
zij van
van de
werklooz
den vro
self stand
vinden 1
hoefte. 1
ondersch
tenge volt
pen niet
zichzelf
materieei
gevolg v
gen oms
eisch vai
schen he
de practl
den gemt
waarvoor
zal zien
Leve
bijzone
den hl
die er
krijgt
boven
dighelr
wordt
trekker
te hou
ontwer
dachte
heid vi
van eei
buiten
koenen,
begrens
nlng vi
wordt
met be
zoodat
mede d
van blr
gaan, a
coenmis
Dl
we 1
H<
Rom
toch
wage
vele
de c
het 1
ten
is nii
aan
met
Steun e
het ondei
geschlkthi
loa van a
of ook in
en vroege:
hoogte en
meest voo
vloed van
welker be
zal moetei
het redde:
behoud va
•iek aoowe
B
i
I
A
„Morgen komt heeroom," zei moeder, „we
hebben een brief gekregen dat hij met de
boot in Rotterdam aankomt. Vader gaat
hem afhalen. Als je zin hebt mag je meel"
„Reuzen!” schreeuwde Japie. „Gaan we
met den trein?"
V
- x;
Strulsvogolmanieren hield dit legervliegtuig er op na, toon het Woens
dag tijdens een oefenvlucht boven Noord Brabant een noodlanding
moest maken, die echter zonder persoonlijke ongevallen afliep
Nauwelijks Is de Maas neer haar bedding teruggekeerd ef de modder
laag, welke zij achterliet, wordt met men en mecht verwijderd. Een
kijkje bij de loshaven te Roermond
Vertel je vriendje het volgende:
„Twee mannen komen een fruitwinkel binnen.
De eene koopt twee pond appelen en één pond
peren en de andere één pond appelen en twee
pond peren."
En dan vraag je aan je vriendje: „Hoe kon de
fruitkoopman nu weten, dat een van «Mn twee
klanten van de politie was?”
Je vriendje zal natuurlijk gaan nadenken en
ten slotte zeggen dat hij het opgeeft, waarop je
dan het antwoord geeft: JDoor zijn uniform
natuurlijk!"
Op Schiphol arriveerde Woens
dag por K.L.M.-vllegtuIg uit het
prinsdom Orange de «Oranje-
nationalen feestdag door den
burgemeester van Amsterdam In
het Leidscheboschje geplant zal
worden
De wandolpler te Sehevenlngen wordt
op het oogenblik grondig gerestaureerd,
daar het aan weer en wind bloot
gestelde houtwerk veel te lijden heeft
gehad
1
De Luchtbeschermingsdienst te Amsterdam nam Woensdag weer eenlge
sirene-proeven, waartoe o.a. op het dak van de Bijenkorf aan het
Damrak oen Installatie geplaatst was
een uur geduurd. Jaapje had nog nooit
zoo iets fjjns meegemaakt.
„Daar had Huug ook eens bij moeten
zijn,” zuchtte hij.
„Wie weet," zei vader, „als heeroom weer
naar de missie vertrekt en we brengen
hem weg, zullen we Huug ook meenemen.”
Eerst gingen ze nog in een lunchroom
wat gebruiken en toen werd het zoo zoetjes
aan tijd om naar de haven te gaan, want
de boot was al in zicht.
„Wat een reuzenschip,” zei Jaapje bewon
derend.
Het duurde nog een heele poos eer het
schip goed en wel geankerd lag. maar ein
delijk werd de loopplank toch uitgelegd er
kwamen de eerste passagiers de plank at
„Daar komt heeroom," zei vader en wees
naar een pater met een langen baard.
Jaapje wilde er al naar toe loopen, maar
vader waarschuwde:
„Blijf bier jongen, direct verdwaal je nog
tusschen al die menschen."
Vader zwaaide nu met zijn hoed en heer-
Den geheelen
maar over heeroom, over Chineezen, negers
en over Jaapje’s reis.
En den anderen dag kleedde moeder hem
op z’n Zondagsch aan en ging Jaapje met
vader naar den trein, uitgeleide gedaan
door Huug, die twee straten ver meeging.
I Voor Jaapje werd het een prettige dag.
Eerst al die treinreis. Van alles zag
door de ramen. Koeien, weien, slooten scho-
ten in vliegende vaart voorbij en als je
1 naar de telegraafdraden keek, was het net
of ze zakten, om dan plots omhoog te schie
ten. Soms vlogen er vogels met den trein
mee, maar die konden nooit zoo hard voor
uitkomen als hun trein. Dan ineens zag je
een dorp, waar de trein niet stopte, want
ze zaten in een sneltrein en soms zag je
een heeieboel menschen, die voor een over
weg stonden te wachten. Als de trein stop
te bij een groot station, vroeg Jaapje tel
kens:
„Zijn we al in Rotterdam?"
„Nee," antwoordde vader dan, „dat duurt
nog zooveel minuten!"
Maar eindelijk wees vader
raampje.
„Dat is Rotterdam," zei hij en Jaapje
keek zijn oegen uit. Want ze reden nu over
een hooge brug en je kon bij de menschen
in huls kijken.
„Als de trein direct een bocht maakt,
rijdt ie zóó een huls binnen," zei Jaapje en
de andere reizigers in den coupé moesten
lachen.
„Station Delftsche Poort,” zei vader, „we
moeten d’r uit."
Ze stapten uit en liepen naar den
gang. Vader gaf de kaartjes af, waar
helft van af werd genomen en toen ston
den ze in Rotterdam.
Wat moest Jaapje kijken. In de plaats
waar hij woonde, waren óók groote hulzen,
maar hier! Nee maar! Je kreeg haast
kramp in je nek'als je er naar keek. En
druk was het er. Je zou ieder oogenblik
overreden kunnen worden door een auto
of een tram, als je niet uitkeek.
,J4Jn vier moeten we hebben,” zei vader,
„dat kan ik me nog wel van vroeger her
inneren.**
Lang, heel lang geleden hadden de hon
den hun verblijf in de woestijn, terwijl de
jakhals in de steden woonde, dus net om
gekeerd als thans. De honden zouden ech
ter ook wel eens graag in de stad willen
wonen, vooral toen ze van den jakhals
hoorden, hoe prachtig en gemakkelijk het
daar was. Altijd eten in overvloed, nooit
buiten slapen enz., terwijl het in de woestijn
dikwijls honger lijden was....
Toen de jakhalz niet uit de stad wilden
verdwijnen, riepen de honden hun krijgs
raad bijeen en besloten een boodschap naar
de stad te sturen, waarin aan de jakhal
zen werd bericht, dat een groot gedeelte
van de honden ziek was en voor hun ge
zondheid een poos in de stad moest ver
blijven. Het zou slechts voor een paar da
gen te doen zijn, dan zouden de honden weer
naar de woestijn terugkeeren en konden de
jakhalzen weer in de stad komen.
De jakhalzen vonden het goed, voorai
omdat ze het ook wel eens leuk vonden een
paar dagen buiten in de woestijn te zwer
ven. Bovendien namen ze voedsel genoeg
mee, zoodat ze geen honger zouden be
hoeven te lijden.
Maar al heel spoedig bemerkten de jak
halzen, dat het in de woestijn niets fijn was
en ze besloten dan ook maar weer gauw
naar de stad terug te keeren. Maar toen se
daar kwamen, bleken de honden niet van
plan te zijn, naar de woestijn terug te
keeren.
„Jullie zieken zullen toch ai wel beter
zijn!” riepen de jakhalzen.
Maar de honden blaften eg alle uit en
antwoordden niets anders dan „Wa.. Wa..
Nee.. Nee.." en de teleurgestelde jakhal
zen moesten onverrichterzake weer terug
keeren naar de woestijn.
Eiken nacht echter probeeren de jakhal
zen weer in de stad te komen en stellen
dan weer dezelfde vraag, maar eiken nacht
kan men in het oosten, al honderden jaren
lang, de honden hooren blaffen „Wa.
Wa.. Nee.. Nee..”
Moeder hoefde niet meer te vragen of hij
zin had, want van blijdschap sprong Jaap
je de kamer rond.
„Ja," antwoordde moeder, Jullie gaan
met den trein. Ik denk dat de boot om een
uur of twee aankomt."
„Dat moet ik gauw aan Huug gaan ver
tellen,” riep Jaapje en weg was hij al.
Huug was Jaapje’s vriendje, begrijp je.
„Huug, Huug,” schreeuwde hij, .heeroom
komt en ik mag ’m mee gaan halen. Heele-
t maal uit Rotterdam, jó. En hij heeft zoo’n
baard."
Daarbij wees hij met zijn hand tot
zijn maag.
„Fijn,” zei Huug, „hè, ik wou dat ik ook
zoo’n heeroom had. Waar komt hij van
daan?"
„Ehehantwoordde Japie en
dacht diep na. HU was heelemaal vergeten
waar Heerooms missiegebied gelegen was.
Moeder had er vaak genoeg van verteld en
ze kregen dikwUls brieven met van die
vreemde postzegels, waar vader zoo zuinig
op was; maar nu was hU het Ineens ver
geten.
„Uit China, geloof ik,” zei hu toen maar.
„Zou hU goed kunnen vertellen?" vroeg
Huug.
„Reken maar!" antwoordde Jaapje. „Van
die rare Chineezen is natuurUJk een hoop
te vertellen.”
,Moe zou d’r zoo’n Chinees uitzien?"
„Je hebt ze toch vaak genoeg voorbij
Zien komen met hun trommel,” zei Jaapje.
„O,” meende Huug, „maar dat zjjn geen
echte Chineezen, dat zUn Pinda-Chinee-
zen!”
Wat moest Jaapje lachen.
zei hU, „Pinda-Chineezen zijn ook
echte Chineezen. Ze verkoopen pinda’s,
daarom worden ze zoo genoemd."
„O," antwoordde Huug, ,Jk dacht dat ze
uit Pindaland kwamen.”
Maar Jaapje geloofde dat niet.
Ze staptpn in de tram en Jaapje had
geen oogen genoeg om links en rechts alles
te bekUken.
„Oosterkaderiep de conducteur.
„Hier moeten we er uit," zei vader, „la
ten we eerst maar eens gaan onderzoeken
hoe laat de boot verwacht wordt.”
Ze stapten een passagekantoor binnen en
daar werd hun uitgelegd, dat het nog wel
een uur of twee zou duren, voor de boot
gemeerd was in de haven. t
„Dat Is nog een heele tijd,” zei vader tol
Jaapje, „weet je wat, dan gaan wij intus-
schen een rondvaart door de havens ma
ken, dat zal je wel leuk vinden.”
Jaapje had wel kunnen dansen van pret,
zoo fUn vónd hU dat.
Vader kocht kaartjes en ze stapten aan
boord. De stoomfluit floot, de loopplank
werd Ingehaald en daar gingen ze al, zon
der dat je er eigenlUk erg in had. Eerst
voeren ze onder de twee Maasbruggen door
langs de Boompjes, het Prinsenhoofd en
het Park. Dat vertelde vader allemaal.
Daarna kwamen ze in de eigenlUke ha
vens. Wat een Japen van schepen lagen
daar.
„Met zoo’n groote boot komt heeroom
straks ook aan,” zei vader, „kUk, nu draait
de boot, dan zUn we aan de grens tusschen
Rotterdam en Schiedam.”
Aan den anderen oever van de havens
voeren ze weer terug. De tocht had bijna
Onderwijzer: „Als ik vijftien centen in mö»
zak heb en Ik verilee er tien, wat blijft er
nog in mijn zak?"
Jantje: Jten gat, meester!"
oom zag hen. Met groote stappen kwam hij
op hen af.
„Welkom, welkom in het vaderland,” zei
vader en zUn stem trilde een beetje. Dat
was geen wonder ook, want hU had zUn
broer in tien Jaar niet meer gezien. Ze
drukten elkaar stevig de hand en daarna
nam heeroom Jaapje van den grond op en
zei:
„En dat is dus Jaapje; J<
JU al groot. Ik dacht dat JU nog maar een
kleine peuter was."
Jaapje bloosde van plezier.
„M*n koffers worden wel nagestuurd,”
zei heeroom. „We hoeven nergens meer on
te wachten."
Zoo werd de reis naar huls aanvaard
Jaapje nam heerooms hand en hU keek
zoo trotsch rond, alsof hU zeggen wilde:
„Zie je wel dat dat m ij n heeroom is?”
In den trein had hu nu geen tijd om
naar hulten te kUken, want hU moest
maar luisteren naar heeroom en zelf ook
honderduit vertellen.
Met een taxi tuften ze naar huis, waar
moeder de koffie al klaar had. Ze verwel
komde hem harteljjk en troonde hem di
rect mee naaf een fijnen ruststoel met veel
kussens. Daarna schonk ze hem een heer
lijk bakje koffie in.
TerwUl moeder de tafel dekte, vertelde
heeroom maar en Huug kwam ook nog even
kUken.
„Als ik wat uitgerust ben, kom je maar
eens op visite,” lachte heeroom, „dan zal
ik jullie wel eens spannende verhalen over
Afrika vertellen!"
Dat was goed. En toen Jaapje even alleen
met Huug in de gang stond, zei Huug: