De avonturen van een verkeersagent je
JCetuttfaal aan den dag
F 250.
F 750.
I
ALLE ABONNÊ’S ongevallen verzekerd roor een der volgende ultkeerlngen F 750verlies van belde armen,
I
lavenhaler|
Nieuwe kazernes
Einar Norelius
Muziek en jeu$d
eert den tijd
M.
Hoe worden zy gebouwd?
t
ie
ÏO^’
De nieuwe
verloofde
DOOR G MORRIS
D-
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
18
X
I
De Zweedache aprookjeaachilder
Op de lagere school
r.
I
by-
J. H.
13
VII
XVIII
(Wordt vervolgd)
-X-A tV
i
L
De kabouters keken verbaasd naar het parmantige agentje.
Zooiete hadden ze nog nooit gezien. Ze schenen meer verwon
derd dan angstig. Het waren grappige mannetjes, met hun aan
suikerbrooden gelijke mutsen.
Nu kwamen de mannetjes naar Keesie toe en gaven hem
een handje. Ze vroegen heel beleefd, hoe hü het maakte, en
op welke manier hü op hun grondgebied terecht was geko
men. Daarop verzochten de kabouters hem om met ben mee
te gaan, daar ze Keesie aan hun koning wilden voorstellen.
de
iet
en
a,
n
gaven van Aklén en Akerlundo Förlag, Stock
holm, nog geen Nederlandsche uitgeverij zich
belast heeft met de vertaling en weder-ultgavel
Hier is voor jong en oud een bron van huise
lijk genoegen op te sporen.
zang
dat
van an-
lUen be
llederen,
den avond van den derden dag viel de
wind bijna even snel, als hü was opgestoken.
Kapitein Lovett heesch wat zeil, en zoodra de
zee het toellet, begon hj| oen beetje tegen den
om
Alles
door
ver
at.
ri
n
se
el
m
in
et
r-
et
n
d
Ie
n
e
it
g
karakteristieke verschillen vertonnen met
beperkte dualiteit van majeur en mineur. Ook
rhvthmisch is het anders geaard. In algemeen
opzicht kan het dus de muzikale opvoeding ten
n welken geest dient het muziekonderwijs
op de katholieke scholen te worden gege
ven? zoo luidde de vraag, die wjj de vo-
„blijft er maar één oplossing over. Zoo gauw
als er een auto voorbij kaant, sullen we dien
aanhouden, en vragen, of ze jou meenemen en
thuis brengen.” Dat was een redelijk voor
stel, en de lieve Roosje nam het aan. Even later
kwam er een auto aan, met een Jongeman en
een
er wel voor om een teeken
dat het niet netjes was, dien d
by ook wel degelijk een algemeen muzikaal doel
voor oogen.
edenk in uren van beproeving en
I smart, dat led’re mensch wel iets
I te boeten heeft en het leed zal
I lichter te dragen worden.
straten, grachten en pleinen en waarin
bulten de kommen der gemeenten zooi
mogelijk gezorgd wordt, dat ons mooie t
landsche landschap niet wordt geschoni
door wansmaak behoort de regeerlng
genie niet los te laten op den bouw i
kazernes, zonder dat rekening gehoui
wordt met de eischen der architectuur.
Dit beteekent natuurlijk niet, dat de
bouwen kazernes kleine paleisjes moe
worden I Het spreekt vanzelf, dat alle ov
bodlge luxe vermeden moet worden, d<
Dat zou me niets verwonderen, zei kapitein
Lovett. En wat dan?
Nu, een paar zullen er misschien gewond
worden, zei Thompson, en dan is het alle
maal voorbij n.l. voor u en den jongen, dat
beloof ik u.
Kapitein Lovett’s oogen fonkelden van toorn.
Je bent niet in een toestand, om iets te
beloven, zelde hij. En ga nu achter dat touw,
en blijf daar.
Naarmate de wind afnam, heesch de Alba
tros steeds meer zeil. Het scheen, of de halve
bemanning altijd In touw waa. Toen het mid
dag werd, gaf kapitein Lovett het stuur over
Lovett. Ik ga je landgenooten in vrijheid
stellen.
In plaats van uiting te geven aan zijn vol
doening, of vebazlng, floot Mongo zachtjes voor
zich heen. Hij was bezorgd, om niet te zeggen:
ontsteld.
Dat worden gróóte moellykhden, zelde hl).
en een geweldig gevecht.
BIJ het woord .gevecht” fonkelden zijn
oogen, en liet hij zijn tanden zien. Mongo had
tot een van de wildste stammen behoord, en
zijn tanden hadden scherpe punten.
De neger ging weer naar de kombuis, en
Thompson kwam naar het achterdek, tot bij de
afslüiting, die kapitein Lovett had laten aan
brengen van want tot want.
Ik zou u graag en oogenblik willen spre
ken. meneer, riep hij.
Komt dan maar, antwoordde kapitein
Lovett, terwijl hij tastte, of zijn revolver onder
zijn bereik was. Nu, wat is er? Je hoeft niet
dichterbij te komen.
Het schijnt daar eigenaardig helder te
wezen, vlak vóór ons, zei Thompson, en Ik
kan er niet uit wijs worden, wat het Is.
Kapitein Lovett had zplf die toenemende hel
derheid eenlgen tijd gadegeslagen.
Dat heldere, wat je ziet, zei kapitein Lovett,
is de zon.
De zon? zei Thompson. Maar, goede
hemel, komt de zon dan niet in het Oosten op?
Geen twijfel aan.
Wat is er dan aan de hand?
Wel. dat oorlogsschip zjjn we kwijt ge
raakt, hé? En door den storm zijn weookheen-
gekomen, is *t niet? Dat was alleen door Gods
goedheid. Aan Hem hebben we allemaal ons
leven te danken. Mr. Thompson, en we zijn nu
op weg. aan Hem onze schuld te betalen.
Thompson dacht bijna en oogenblik, dat
Lovett’s hersens door den storm in de war ge
raakt waren; maar de volgende woorden van
den kapitein verdreven die gedachte.
We sullen de negers laten loopen, zei hij,
dat is de heele kwestie.
Er zjjn er heel wat onder ons, zei Thomp
son. die dat niet goed sullen vinden. Wat
heeft het voor nut, om herrie te maken? Meent
u het in ernst?
Het Is me heilige ernst, zei kapitein Lovett.
Ik weet niet, wat de rest zal beslissen, zei
Thompson; waarschijnlijk zullen ze het schip
met geweld wllen terugnemen.
Als a som oom teveel hoost
bobt om uw beurt of te wach
ten bij oen kruispunt, dan Is
ft oen prettige zekerheid, dat
ar een bndere wagon voor a
Maar staat, die steeds den tijd
heeft en altijd roetig zijn
beurt afwacht
dit gevaar is bij den tegenwoordlgen stand
der architectuur niet bepaald groot I Wel is
het gevaar groot gelet op de ervaring
dat de nieuwe kazernes met bouwkunsbniets
te maken zullen hebben en dat wij en ons
nageslacht opgescheept zullen zijn met
groote en leelljke blokkendoozen, ten koste
van zeer vele millioenen.
Wij hopen, dat de regeerlng en de mili
taire autoriteiten deze belangrijke aange
legenheid nog eens rustig zullen bekijken I
geruild heeft tegen de motorfiets van Flip
(Nadruk verboden)
ongeschiktheid tot werken door
i, belde beenen of belde oogen
jongedame erin. Maar Flip wachtte zich
Je gewen. HIJ zei,
Bt te onderbreken,
omdat die twee beslist een paartje waren, en
een derde hun Idylle zou verstoren. Zooals u
ziet, Flip Kater heeft niet alleen verstand van
machines, maar beschikt ook over een zekere
fijngevoeligheid, die zelfs Roosje niet van hem
gedacht had.
Wéér gaan er tien minuten voorbij, en nu.
komt er een groote wagen aangereden, bestuurd
door een tamelijk roekeloos chauffeur. In den
wagen zijn drie oudsT dames te onderscheiden.
Maar Flip wilde
t>ok d ien wagen
niet aanhouden,
omdat 'zooals hü
tegen Roosje zei,
die hem verbaasd
aankeek) die
chauffeur niet be
trouwbaar leek. Zag ze dan niet, hoe hü reed?
Hü wilde in geen geval, dat zijn lieve Roosje
op die manier haar leven in de waagschakl
stelde.
Eindelijk, na wéér een goed kwartier wach- e
ten, kwam een derde auto aangereden een
van die kleine sportwagens bestuurd door
een Innemend uitziend jongmensch» Er was nie
mand anders in den wagen, en toen besloot
Flip eindelijk, om het teeken te geven. De
wagen bleef aanstonds staan, en Flip bracht
den bestuurder op de hoogte van het ongemak,
dat hem overkomen was, terwijl Roosje glim
lachte. zooals zij alléén kan glimlachen. De be
stuurder was niet moeilijk te overreden, om
het lieve meisje te laten Instappen, dat begrijpt
u natuurlijk wel! Een minuut later was de wal
gen in volle vaart op weg naar de stad. Als
u mijn nichtje kent, zult u wel weten, dat ze er
niet eentje te. om zich een goede gelegenheid
te laten ontsnappen. Vóór ze nog maar de helft
van den weg hadden afgelegd, waren ze al beste
maatjes, en toen ze in de stad kwamen, hoefde
Roosje niet veel woorden te verspillen, om den
vriendeiyken automobilist over te halen, een
kopje koffie bij ons te komen drinken. Dien
zelfden avond ging hü met haar mee naar den
schouwburg. Als die twee al eens dachten aan
den armen Flip Kater, dan kunt u er zeker
van zijn, dat ze het alleen deden, om hem ach
ter zijn rug uit te lachen. Om tot de werke
lijkheid terug te keeren. Flip kwam niet te voor
schijn vóór den volgenden avond. En toen kreeg
hij de boodschap, dat het meisje naar den
schouwburg was, met een jongeman een
zekeren Jaap Kwant.... En deze jongeman
te, zooals u nu wel begrepen hebt, de nieuwe
verloofde van Roosje. Wat dien ander betreft
-f- Flip Kater hü draagt zijn verlies dapper, -
en tracht Roosje zoo goed mogelijk te vergeten.
Maar maar.... er zijn twee eigenaardige
omstandigheden, die ik van de buren gehoord
heb en die ik niet begrijp, bü die wisseling van
verloofde. De eene te. dat Flip (voorzooveel zün
vrienden tenminste beweren) gezegd sou heb
ben, dat zijn motor heelemaal geen pech had.
en ook nooit gehad heeft. En de tweede om-
t-s en hoogst merkwaardige expositie van
H. teekenlngen, voornamelijk vignetten en 1L
lustraties, alsmede van aquarellen en olie
verfschilderijen, te momenteel in het Rljks-
museum „Huls Lambert van Meerten” te Delft
gearrangeerd. Het zijn een groot aantal repre
sentatieve werkstukken van den Zweedschen
sprookjesachilder Einar Norelius, die aldaar
ten toon gesteld worden van 15 Januari tot 5
Februari as.
Norelius werd in 1000 geboren in Falun, midden
in het Zweedsche boech- en heuvelland. Hij
studeerde aan de Technische Hoogeschool in
Stockholm in de scheepsbouwkunde, maar moest
zijn studie wegens ziekte afbreken.
Reeds als kind had htf een groote belangstel
ling voor schilderen en teekenen. In den tijd
van herstel van de ziekte begon hij deze vak
ken intensiever te beoefenen. Na zijn herstel
bezocht hij een schilderschool in Stockholm.
Vanaf 1924 illustreert hü boeken en tijdschrif
ten. Vooral beweegt hy zich op het gebied der
sprookjesillustratle. Al spoedig (in 1928) werd
hü uitgenoodigd het jaarlijks verschijnende
sprookjesboek „Bland Tomtar och TtroH" (Tus-
schen datsrgen en kobolden) te ulustreeren.
Dit te een interessante editie in Zweden; elk
Jaar komt zoon boek met sprookjes tegen
Kerstmis uit, in een oplaag varf eenige tien-
duizenden exemplaren. Einar Norelius schrijft
1 ook zelf sprookjes.
Verder schreef hü eenige kinderprentenboe
ken, oa. .Kobold Trlx”, „Drie stevige Kobol
den”, .Drie hobbelende Kobolden”, .Drie tropi
sche Kobolden" waarvan er ook in Noorwegen
en Amerika uitgekomen zijn.
Zijn schilder- en teekenwerken kwamen vaak
in tentoonstellingen uit in Zweden en Noorwe
gen. Noreliu^la een groot bewonderaar van
Pieter Breughel den Ouden, van wiens humor
hij veel leerde.
Nu hjj voor de eerste maal in ons land ex
poseert, kan men moeilijk anders doen dan er
kennen, dat hü een geniaal vakman te. In zijn
werk ligt, een naïef-oprechte weergave van de
sprookjessfeer, die zün phantasie hem voor-
toovert. Zelf schrijft hü bü sommige dezer il
lustratieve verhalen den tekst, waarin een llcht-
ironische Inslag herkenbaar te, die trouwens
oofc in vele der teekenlngen aanwezig is. Zijn
phantasie speelt met reuzen en dwergen, met
bergkoningen en kobolden, met betooverde din
gen en dieren. De humor in zün werk is on
miskenbaar, voornamelük daar waar hü onze
technische wonderwereld tot kinderlijke propor
ties weet terug te brengen, oa. in de verbeel
ding van het vliegtuig en de radio-uitzending!
Zün reuzen zün sterk verbonden aan het
landschapsbeeld, waar zü, zooals „De slapende
reus", gansch en al deel van uitmaken, terwül
,De reus die graaft” en „De reus die drinkt”,
menschelüke porallel-figuren van de natuurver
schijnselen vormen.
Van zün sprookjesboekjes zün op de exposi
tie enkele fraaie exemplaren aanwezig. Verwon-
derlük mag heeten, dat voor deze keurige uit-
rige maal ter beantwoording open Heten.
In een reeds eerder vermeld, zeer lezenswaar-
- dig artikel betoogt de heer J. Sicking, voor-
zitter der R. K. Toonkunstenaarsvereenlging,
omtrent dit onderwerp het volgende:
„Onze Katholieke scholen zün gebonden door
dezelfde wettelüke voorschriften als de open
bare scholen. Dezelfde vakken van onderwüs
moeten worden gegeven. Toch zün zü op heel
1 andere leest geschoeid. Een Katholieke school
Is geen neutrale school met een kruis er boven
op. d w.z. een school waar ook enkele uren
godsdienstonderricht gegeven wordt. Neen, de
godsdienstige opvoeding gaat dieper. De Chrte-
i lelijke geest moet het geheele onderwüs door-
i dringen. En als dit het geval te voor andere
leervakken, dan toch zeker ook voor het zang
en muziekonderwijs, die zoo sterk het gemoed
en het gevoelsleven beïnvloeden en die
den llturgischen zang in rechtstreeksch
band staan met het kerkelük leven. X Is dan
ook hierom, dat onze Paus in de Apost. Con
stitutie over den Gregoriaanschen zang den
uitdrukkelüken wensch uitspreekt, dat reeds
op de L. 8. met het onderwüs in zang en mu
ziek wordt begonnen. Van groot belang te ook
het geestelük lied in en bulten de kerk. Dit
moet in de school en in de zangklassen aange
leerd worden. Ook de huismuziek kan en moet
meewerken tot bevordering van het godsdien
stig leven. De liturgische zang en het geestelük
lied moeten dan ook het middelpunt, de kem
zün van alle jeugdzang-onderricht. Cursussen
die van neutrale züde gegeven worden tot op
leiding van leerkrachten hiervoor* sullen dan
ook uiteraard voor Katholieke leerkrachten on
volledig zün. In het gunstigste geval zal men
wellicht door eigen studie trachten aan te vul
len. wat in dit opzicht aan de opleiding ont
broken heeft De meesten zullen hier echter
niet toe komen.
Er zü hier echter nadrukkelük op gewezen,
dat ook van Katholieke züde op dit terrein
reeds veel en belangrük werk is gepresteerd.
Onze kerkelüke jongenskoren bevorderen
voor zoover ze onder goede leiding staan
zeker de muzikale ontwikkeling* der Jeugd. De
R. K. Kerkmuzlekschool, de R. K. Leergangen
en vooral het Wardinstituut hebben veel ge
daan voor de opleiding van goede leeraren aan
de kweekscholen en de lagere scholen. Het
zangonderwüs te daar dan ook veel verbeterd,
al blüft nog veel te wenschen over. Op ver
schillende middelbare scholen werd „een uur
muziek" ingesteld. Ook de R. K. Vereenlglng
van Toonkunstenaars zat op dit terrein niet
stil en verrichtte meer werk dan om tactische
redenen naar buiten bekend gemaakt werd."
In haar methode van muziek-onderlicht ver
dedigt Justine Ward ongeveer hetzelfde stand
punt, evenwel niet zoo principleel-overtuigend
als bovengenoemde schrüver.
Zü beveelt den onderwüzer aan een keuze
te doen uit de Nederlandsche en Gregoriaan-
sche liederen en zegt dan: „Men meene niet,
dat wü de kinderen Gregorlaansche gezangen
willen laten zingen enkel en alleen uit een U-
turglsche beweegreden, al staat dit natuurlük
daarbü op den vóórgrond. Wü hebben daar-
u,.
Het Gregoriaansch te voor het
meerendeel gecomponeerd in toonsoorten, die
de
m r is eenige deining in de archltecten-
H wereld. En wij kunnen dat begrijpen.
In de laatste jaren feitelijk zoolang
de crisis bestaat is er in ons land weinig
gebouwd, is er althans weinig architecto
nisch gebouwd. Gevolg is hiervan niet al
leen geweest werkloosheid onder de archi
tecten, doch ook weinig practteche beoefe
ning van een der schoonste kunsten, wat
het gevaar meebrengt van verarming en
verschraling. Er wordt te weinig aan ge
dacht, dat in een crisis niet alleen arbeiders
en kleine middenstanders, maar ook: de
kunstenaars verarmen, de inspiratie ver
zwakt, de kunstvaardigheid vermindert. WIJ
weten heel goed, dat menig kunstenaar zich
door de armoede niet laat ontmoedigen, dat
hü schoonheid weet te scheppen ook zon
der opdrachten, op den duur is een
lange periode van armoede nadeelig voor
den kunstenaar en zjjn kunst.
En nu zullen door het Rijk niet minder
dan ruim twintig millioen gulden worden
besteed aan.... bouwen! Aan het bouwen
van kazernes en wat daar allemaal bij be
hoort. Men zou zeggen: gelukkig, nu komt
er werk voor de architecten en voor tal van
andere kunstenaars, die met architecten
plegen samen te werken. Wij bedoelen
natuurlijk niet, dat die kazernes weelderige
en kostbare verblijven moeten worden: wij
dringen integendeel aan op soberheid. Al
leen: wij vestigen op tweeërlei de aandacht.
Vooreerst dat de kazernes gebouwen zijn,
welke gedurende ettelijke tientallen van
jaren een sieraad in de gemeenten maar ook
een smakeloos wanproduct kunnen zijn. En
voorts, dat onze jongens in deze kazernes'
gehuisvest zullen *worden, onze jongens, die
niet verwend behoeven te zijn om toch te
mogen verwachten, dat de kazernes eenigs-
zlns lijken op huisvesting!.
De bouwkundigen hebben op een en ander
de aandacht gevestigd van de regeerlng. In
„De Ingenieur”, het weekblad van het Ko
ninklijk Instituut voor Ingenieurs, is met
nadruk hierop gewezen en de Maatschappij
tot Bevordering der Bouwkunst heeft po
gingen in het werk gesteld om te voorko
men. dat er onoordeelkundig gebouwd
wordt. Maar wij vreezen: zonder eeriig re
sultaat. En wij vreezen dit niet zonder
reden!
In een gesprek met een vertegenwoordiger
van .De Telegraaf” heeft n.l. ’majoor J.
Zwart, eerstaangewezen ingenieur in het
eerste Oenie-commandement te Breda, op
zijn wijze het Inzicht meegedeeld van het
Departement van Defensie. En dat was niet
mis. Majoor Zwart verklaarde: Een kazerne
is geen jongemeisjes-pensionaat met wa-
renhuis-ingang, alle overbodige luxe moet
vermeden worden. Uit! Blijkbaar zul
len nu de kazernes niet gebouwd worden
door architecten doch door de.... genie!
Wü hebben te slechte herinneringen aan
den tg. waierstaats-bouw uit het laatst der
vorige eeuw om gerust te zün over den aan
staanden genie-bouw! -
De zaak is de aandacht ten volle waard!
In een tijd, waarin men gelukkig al
het mogelüke doet om het stedenschoon te
behouden en te bevorderen, waarin Monu
mentenzorg en schoonheidscommissies
f»» gemakkelük genoeg, een plan te
“teken. Het wonder bestond natuurlük in de
uitvoering van het plan.
stond op het °°8«nbllk een flinke bries,
yese nam «nel toe tot een stevige bries, en in
den laten namiddag was de stevige bries aan-
««wakkerd tot matigen storm. Kapitein Lovett
wal de topzeilen te strüken. Zün plan was.
om de Albatros geheel te wenden, zoodat hü
net oorlogsschip totkal kwüt was, en weer op
ae Afrikaansche kust aan te houden; alsdan de
darten in hun eigen land aan wal te letten,
en daarna al het mogelüke te doen, om de mui
ters de dwaling huns weegs te doen Inzien, en
op weg te helpen om een beter leven te
leiden. Hoe hü dit laatste gedeelte van zün
Plan ten uitvoer zou leggen, daaromtrent
tartte hü vrijwel in het duister. Het sou nog
tijd genoeg zün. veronderstelde hü, om dat
waagstuk op te lossen, als hü er aan toe was.
«den tusschentüd had hü altüd nog met het
oorlogsschip te maken, en de matige storm be-
op te treden met nagenoeg de kracht van
een flinken storm.
Toen het donker was geworden, woedde
een orkaan, en kapitein Lovett streek hoe lan
ger hoe meer zeil. Torenhooge golven verhie
ven zich, en de Albatros was thans moeilük
te sturen. Ze was zoo klein, en de golven zoo
ontzagHjk! Als een slee gleed ze telkens van
de hoogte af, en werd dan weer omhoogge
slingerd. Lovett moest zün uiterste kracht aan
wenden, om het schip in zün hand te houden.
Nog steeds nam de storm in hevigheid toe. De
luiken waren dichtgespükerd. en het dek was
geen oogenblik vrij van water. De eene stortzee
na de andere stortte zich over de geheele lengte
van het schip uit.
De geestesgesteldheid van de bemanning had
een seer gebruikelüke verandering ondergaan.
Niemand had thans ook maar het minste ver
langen, om kapitein Lovett kwaad te doen.
Allen voelden, dat hü alleen het schip kon red
den. Niemand dacht nog aan het oorlogsschip.
Dat was nu een stuk geschiedenis geworden.
De geestelüke en lichamelüke toestand van de
rampzalige negers, die alleen aan de grillen van
rivierwater gewoon waren, was onbeschrüfelük.
In dezen plkdonkeren stormnacht had het
een goede gelegenheid voor kapitein Lovett
kunnen lüken. om den boeg weer naar Afrika
te wenden, zonder dat iemand er benul van had.
Maar als hü dat geprobeerd had, zou de Alba
tros het geen vüf minuten overleefd hebben.
Het beste, wat hü nog kon doen, was: voor den
storm uit te loopen.
In
aan Swifty, en maakte aanstalten, om het
kompas te raadplegen. Terwül hü daarop stond
te küken, kwam een enterhaak ergens uit de
hoogte vandaan, en ging rakelings langs zün
hoofd. In een ommezien had hü zün revolver
te voorschün gehaald, en den haan gespannen.
Grimes deed het, meneer, zei de jongen
aan het stuur.
Kapitein Lovett pikte Grimes zorgvuldig uit,
tusschen de matrozen, die met het topzeil bezig
waren, en mikte, nieuwsgierig onderwül. of je
met zoo n nieuw pistool hoog of laag moest
mikken. Hü raakte Grimes in zün knie, en de
man schreeuwde het uit van de pün, Hü viel
uit den mast, en bleef kennend op het dek lig
gen. Kapitein Lovett maakte alleen een op
merking voor zichzelf.
Je moet laag mikken, en een beetje links
houden, zei bü. Met deze te het tenminste
zoo.
Hü nam het stuur weer over.
Swifty. zelde hü, haal de munitie, die je
uit Thompson’s hut gehaald hebt Ik kan ae
noodig hebben. En zeg Mrs. Lovett, dat ze niet
aan dek komt
Een groep mannen, waaronder Thompoon.
had zich om Grimes verzameld. Klaarblükelük
was de man niet dood, daar vier anderen hun
armen om hem heen sloegen, hem opnamen,
en hem naar het voordek droegen. Thompson
bleef achter, haalde zün schouders op, keerde
zich om. en riep kapitein Lovett toe:
Een mooi schot, meneer.
wind Irf te draaien. Niemand dacht daar iets
büzonders bü. op dat oogenbUk, daar allen
overtuigd waren, dat de kapitein wel wist, wat
hü deed.
De dag brak aan, grauw en bewolkt. In het
Oosten was er geen bepaalde helderheid te be
speuren, om den stand van de zon aan te
duiden. Alles werkte kapitein Lovett in de
hand. Zelfs de wind draaide zoetjes aan.
Van tüd tot tüd had kapitein Lovett, ge
durende den storm, een beetje rust genomen
doch ook maar een beetje. Niettemin was hü
thans eerder opgewekt, dan vermoeid. De Alba
tros was op dat oogenblik op den terugweg
naar Afrika, en niemand wist het, behalve
kapitein Lovett Maar het was een soort ge
heim, dat men niet erg lang kon bewaren.
Wanneer de zware mist zou breken, en de zon
doorkwam, zou iedereen het weten, en dan
zouden er moeilijkheden komen. Zoover hü
wist, waren alle vuurwapens aan boord in zün
bezit. Maar de muiters beschikten over messen,
enterhaken en aantal. Als ze hem bestormden,
zoo moest hü zich zelf bekennen, had hü niet
veel kans al stonden Swifty en Mongo dan
ook aan zün kant. Hü stuurde Swifty uit, om
Mongo te halen, en vertrouwde dezen laatste
een van de twee revolvers toe.
Als er moellükheden komen, zelde hü.
ga dan, zoo gauw je kunt, naar het achterdek,
en stel Je naast me op.
Waarom zullen er moellükheden komen?
vroeg Mongo.
We zün op weg naar Afrika, aei kapitein
-r-TT«t een meisje toch, die Roosje! zei de
Vy goede mevrouw Praatgraag, die ons weer
eens’ was komgn opzoeken. Stel u
voocr-wtevrouw, ae heeft een anderen verloofde
gevonden.
Maar Ik dacht, waagde mün vrouw te zeg
gen. dat uw nichtje allang een anderen ver
loofde had.
Ik heb haar nooit zonder verloofde gezien,
zei mevrouw Praatgraag trotsch (at had een zwak
voor haar knappe ■-nichtMaar dit is haar
nieuwste verloofde. O. wat is ze gewiekst! Als
ze één verloofde kwüt is. heeft ze dadelük weer
een ander, en beter dan den vorigen! En nu moet
u niet denken, dat ze koket is. Begrijp me goed,
ze doet, natuurlük haar best, om er aardig uit
te zien, en zoo. Maar heelemaal zonder bereke
ning. Ik was dus bezig u te vertellen van
haar nieuwen verloofde. U moet weten, dat
een dag of veertien geleden Flip Kater, die
de dienstdoende verloofde was. om t zoo maar
eens te zeggen, haar voorstelde om een tochtje
te maken met zün motorfiets. Het was tame-
lük koud, maar Roosje had zich warm inge
pakt Ze nam dus plaats in het wagentje en v
had eens moeten zien, wat een goed figuur ze
daarin maakte! Goed. Flip zette den motor
aan, en de jongelui vertrokken, al bü voorbaat
genietend van het tochtje. Ze waren al een
aantal kilometers buiten de stad, toen de motor
begon te sputteren, en al heel gauw totaal niet
meer verder wilde. Voor en achter hen strekte
de weg zich uit in een lange lün, er was nie
mand te zien, en de lucht stond grauw.
Niets dan omgeploegde velden, en rijen psa-
geplante boompjes. De kou deed zich meer dan
ooit gevoelen, en een lichte nevel hing over al
les. De jongeman stapte af, en begon den motor
te onderzoeken. Hü hamerde, en klopte, en
schroefde de heele machine uit elkaar, en toen
hü alles weer in elkaar gezet had, probeerde hü
opnieuw om den motor op gang te brengen.
Vergeefsche moeite! En toch kan niemand zeg
gen. dat Flip een kwajongen is, wat machines
betreft. Hü heeft er verstand van! Men kan
zelfs zeggen, dat hü twee liefdes heeft: voor
Roosje en voor motoren. En ik zou u niet kun
nen zeggen, welke van die twee bü hem het
sterkst is. Ondertusschen stond die arme
Roosje daar maar te küken. Ze was slechtge-
mutst, en stampte met haar voeten ook al,
om ze warm te krijgen. Mün nichtje is niet een
meisje met veel geduld. Ze was van huls ge
gaan, om een aardig tochtje te maken, en daar
stond ze, met dat „prachtige” landschap voor
haar neus, en met het vooruitzicht, dat ze het
verscheiden uren achtereen zou moeten bewon
deren. Toen zei Flip, die een beetje in de
war scheen te zün door dat ongemak: „Lieve
Roosje, het spüt me erg, maar geloof me, ik
kan er niets aan doen. Wil jü naar de dichtst-
büzünde garage gaan, en zeggen, dat ze iemand
sturen, om me te helpen?” „Ik?” gilde Roos
je, met een rood neusje en fonkelende oogen.
.Nooit! Dat is me een mooie manier, om met
een dame om te gaan'," „Goed, dan zal ik
gaan,” zei FHp kalm. „Blüf Jü dan hier, om
op den motor te passen. Het zal wel niet meer
dan acht kilometer wezen naar de dlchtstbü-
zünde garage, en ik zal zoo gauw mogelük terug
wezen, zoodat we over een paar uur weer op
weg kunnen." Maar ook dit was niet in
staat, om het arme meisje te kal mee ren. Stel
u voor, ze moest fnidden op straat blüven staan,
héél alleen, en uren langNeen, en nog eens --a t
neen! En ze zou ook nooit meen een tochtje ^tandlgheld is. dat Jaap^want zyn^sportwagen
gaan maken met zoo’n sukkel als hy! Nooit
meer! de zaken zóó staan,” zei FUp,
goede komen.
Aan hen. wier muzikale Indrukken van
jongsaf beperkt bleven tot het rhythmisch en
modaal systeem der laatste eeuwen of wier
smaak afgestemd is op de wereldlüke muziek
alléén, zal het moeilük vallen zich later tóe te
leggen op de melodleén der H. Kerk. Daarom
moeten we het zoo ontvankelüke kind een zoo
breed mogelüke opvatting van muziek
brengen.”
bij een ongeval met
doodelijken afloop
Deze opvatting lükt mü zeer juist. Want ook
de heer Sicking zal bü zün helder inzicht van
de principieel-godsdienstlge züde gedacht heb
ben aan de andere kanten van het probleem,
die Ward ten deele toelicht. Er komt nog bü,
dat onze kinderen later met menschi
dere overtuiging te zamen muziek
oefenen, als het zingen van national.
het geven van uitvoeringen op pleinen en In
parken etc. De arbeidsliederen en zoovele an
dere vormen van wereldlüke liederen mogen
niet als een quantité négligeablc worden be
schouwd. Kinderen moeten niet alleen litur
gisch. maar even goed wereldlük leeren zin
gen. De Gregorlaansche zang moet worden on
derwezen naast het nationale geestelüke en
wereldlüke lied; aan geen van alle dient een
overdreven plaats te worden geschonken.
In dit verband vermelden wü nog met groot
genoegen de houding, die de heer Sicking aan
neemt tegen het muzlekonderwüs op katho
lieke scholen door niet-katholieke leeraren.
Wat is n.1. het geval?
Onder auspiciën van de vereenlglng Muzi
kale Ontwikkeling der Schooljeugd in het bu
reau voor schoolmuziek, wordt aan de leerlingen
van een 4-tal Amsterdamsche scholen voor
middelbaar en voorbereidend hooger onderwüs
klassikaal muziekles gegeven. Wanneer deze
lessen gegeven worden door bevoegde leeraren
en er bestaat op het oogenblik geen reden
om hieraan te twüfelen valt dit zeker toe te
juichen. Wat echter niet toe te Julctien. valt,
is het feit, dat deze lessen niet gehonÓteerd
worden. De Vereenlglng voor Muzik. Ontw. der
Schooljeugd betreurt dit zelf het allermeest en
neemt daarmee dan ook alleen genoegen, om
dat anders de lessen die aanvankelük geho
noreerd werden geheel stopgezet zouden moe
ten worden. Maar wat nu te denken van de
afdeeling Utrecht, waar zich volgens het jaar
verslag 193637 verschillende leden „beschik
baar stelden om gratis zangonderwüs op de La
gere School te geven.” Wü achten het gelukkig,
dat dit plan, na een bespreking met den Rüks-
Kunnen de R. K. Volksmuziekscholen tot be
staan komen, dan wordt de zaak anders! Dan
zouden wü op den goeden weg zün en sou het
muziekonderwijs door katholieke muxlekpaeda-
gogen in handen kunnen worden genomen! o
Moge fiet voorbeeld, dat Rotterdam gaf met
de oprichting van een zoodanige school, tot
navolging leiden.
inspecteur bü het L. O„ niet voor verwezenlü-
king vatbaar bleek.
Van meer belang dan bovenstaande moellük-
heden is echter de principieele vraag: welke
houding hebben wü. Katholieken, aan te ne
men tegenover de actie die door bovengenoem
de instellingen gevoerd wordt? Deze vraag
dringt te meer, omdat deze actie zich ook uit
strekt tot de Katholieke scholen. Hü. die zich
blind staart op de technische züde vim het mu-
zlekonderricht, zal niet op de gedachte komen,
dat godsdienstige en muzikale opvoeding zoo
innig met elkaar in verband staan. Nog niet
zoo lang geleden hoorden wü een geloofsgenoot
beweren: „Of een katholiek of een andersden
kende Bach doceert blükt immers gelük." Maar
vergeet men dan den invloed, die van den per
soon van den leeraar uitgaat?
Uit het reeds boven geciteerde betoog van
den heer Sicking en van Justine Ward blükt
Inderdaad, dat het niet moet gaan in de rich
ting van vakonderwüs door neutrale muziek
scholen.
MM
JJe Reus graaft", een teekening van Rinar Norelius
»7