De avonturen van een verkeersagent je JCetuttfaal aan den dag F 250. F 750. I ALLE ABONNÊ’S ongevallen verzekerd roor een der volgende ultkeerlngen F 750verlies van belde armen, I lavenhaler| Nieuwe kazernes Einar Norelius Muziek en jeu$d eert den tijd M. Hoe worden zy gebouwd? t ie ÏO^’ De nieuwe verloofde DOOR G MORRIS D- AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 18 X I De Zweedache aprookjeaachilder Op de lagere school r. I by- J. H. 13 VII XVIII (Wordt vervolgd) -X-A tV i L De kabouters keken verbaasd naar het parmantige agentje. Zooiete hadden ze nog nooit gezien. Ze schenen meer verwon derd dan angstig. Het waren grappige mannetjes, met hun aan suikerbrooden gelijke mutsen. Nu kwamen de mannetjes naar Keesie toe en gaven hem een handje. Ze vroegen heel beleefd, hoe hü het maakte, en op welke manier hü op hun grondgebied terecht was geko men. Daarop verzochten de kabouters hem om met ben mee te gaan, daar ze Keesie aan hun koning wilden voorstellen. de iet en a, n gaven van Aklén en Akerlundo Förlag, Stock holm, nog geen Nederlandsche uitgeverij zich belast heeft met de vertaling en weder-ultgavel Hier is voor jong en oud een bron van huise lijk genoegen op te sporen. zang dat van an- lUen be llederen, den avond van den derden dag viel de wind bijna even snel, als hü was opgestoken. Kapitein Lovett heesch wat zeil, en zoodra de zee het toellet, begon hj| oen beetje tegen den om Alles door ver at. ri n se el m in et r- et n d Ie n e it g karakteristieke verschillen vertonnen met beperkte dualiteit van majeur en mineur. Ook rhvthmisch is het anders geaard. In algemeen opzicht kan het dus de muzikale opvoeding ten n welken geest dient het muziekonderwijs op de katholieke scholen te worden gege ven? zoo luidde de vraag, die wjj de vo- „blijft er maar één oplossing over. Zoo gauw als er een auto voorbij kaant, sullen we dien aanhouden, en vragen, of ze jou meenemen en thuis brengen.” Dat was een redelijk voor stel, en de lieve Roosje nam het aan. Even later kwam er een auto aan, met een Jongeman en een er wel voor om een teeken dat het niet netjes was, dien d by ook wel degelijk een algemeen muzikaal doel voor oogen. edenk in uren van beproeving en I smart, dat led’re mensch wel iets I te boeten heeft en het leed zal I lichter te dragen worden. straten, grachten en pleinen en waarin bulten de kommen der gemeenten zooi mogelijk gezorgd wordt, dat ons mooie t landsche landschap niet wordt geschoni door wansmaak behoort de regeerlng genie niet los te laten op den bouw i kazernes, zonder dat rekening gehoui wordt met de eischen der architectuur. Dit beteekent natuurlijk niet, dat de bouwen kazernes kleine paleisjes moe worden I Het spreekt vanzelf, dat alle ov bodlge luxe vermeden moet worden, d< Dat zou me niets verwonderen, zei kapitein Lovett. En wat dan? Nu, een paar zullen er misschien gewond worden, zei Thompson, en dan is het alle maal voorbij n.l. voor u en den jongen, dat beloof ik u. Kapitein Lovett’s oogen fonkelden van toorn. Je bent niet in een toestand, om iets te beloven, zelde hij. En ga nu achter dat touw, en blijf daar. Naarmate de wind afnam, heesch de Alba tros steeds meer zeil. Het scheen, of de halve bemanning altijd In touw waa. Toen het mid dag werd, gaf kapitein Lovett het stuur over Lovett. Ik ga je landgenooten in vrijheid stellen. In plaats van uiting te geven aan zijn vol doening, of vebazlng, floot Mongo zachtjes voor zich heen. Hij was bezorgd, om niet te zeggen: ontsteld. Dat worden gróóte moellykhden, zelde hl). en een geweldig gevecht. BIJ het woord .gevecht” fonkelden zijn oogen, en liet hij zijn tanden zien. Mongo had tot een van de wildste stammen behoord, en zijn tanden hadden scherpe punten. De neger ging weer naar de kombuis, en Thompson kwam naar het achterdek, tot bij de afslüiting, die kapitein Lovett had laten aan brengen van want tot want. Ik zou u graag en oogenblik willen spre ken. meneer, riep hij. Komt dan maar, antwoordde kapitein Lovett, terwijl hij tastte, of zijn revolver onder zijn bereik was. Nu, wat is er? Je hoeft niet dichterbij te komen. Het schijnt daar eigenaardig helder te wezen, vlak vóór ons, zei Thompson, en Ik kan er niet uit wijs worden, wat het Is. Kapitein Lovett had zplf die toenemende hel derheid eenlgen tijd gadegeslagen. Dat heldere, wat je ziet, zei kapitein Lovett, is de zon. De zon? zei Thompson. Maar, goede hemel, komt de zon dan niet in het Oosten op? Geen twijfel aan. Wat is er dan aan de hand? Wel. dat oorlogsschip zjjn we kwijt ge raakt, hé? En door den storm zijn weookheen- gekomen, is *t niet? Dat was alleen door Gods goedheid. Aan Hem hebben we allemaal ons leven te danken. Mr. Thompson, en we zijn nu op weg. aan Hem onze schuld te betalen. Thompson dacht bijna en oogenblik, dat Lovett’s hersens door den storm in de war ge raakt waren; maar de volgende woorden van den kapitein verdreven die gedachte. We sullen de negers laten loopen, zei hij, dat is de heele kwestie. Er zjjn er heel wat onder ons, zei Thomp son. die dat niet goed sullen vinden. Wat heeft het voor nut, om herrie te maken? Meent u het in ernst? Het Is me heilige ernst, zei kapitein Lovett. Ik weet niet, wat de rest zal beslissen, zei Thompson; waarschijnlijk zullen ze het schip met geweld wllen terugnemen. Als a som oom teveel hoost bobt om uw beurt of te wach ten bij oen kruispunt, dan Is ft oen prettige zekerheid, dat ar een bndere wagon voor a Maar staat, die steeds den tijd heeft en altijd roetig zijn beurt afwacht dit gevaar is bij den tegenwoordlgen stand der architectuur niet bepaald groot I Wel is het gevaar groot gelet op de ervaring dat de nieuwe kazernes met bouwkunsbniets te maken zullen hebben en dat wij en ons nageslacht opgescheept zullen zijn met groote en leelljke blokkendoozen, ten koste van zeer vele millioenen. Wij hopen, dat de regeerlng en de mili taire autoriteiten deze belangrijke aange legenheid nog eens rustig zullen bekijken I geruild heeft tegen de motorfiets van Flip (Nadruk verboden) ongeschiktheid tot werken door i, belde beenen of belde oogen jongedame erin. Maar Flip wachtte zich Je gewen. HIJ zei, Bt te onderbreken, omdat die twee beslist een paartje waren, en een derde hun Idylle zou verstoren. Zooals u ziet, Flip Kater heeft niet alleen verstand van machines, maar beschikt ook over een zekere fijngevoeligheid, die zelfs Roosje niet van hem gedacht had. Wéér gaan er tien minuten voorbij, en nu. komt er een groote wagen aangereden, bestuurd door een tamelijk roekeloos chauffeur. In den wagen zijn drie oudsT dames te onderscheiden. Maar Flip wilde t>ok d ien wagen niet aanhouden, omdat 'zooals hü tegen Roosje zei, die hem verbaasd aankeek) die chauffeur niet be trouwbaar leek. Zag ze dan niet, hoe hü reed? Hü wilde in geen geval, dat zijn lieve Roosje op die manier haar leven in de waagschakl stelde. Eindelijk, na wéér een goed kwartier wach- e ten, kwam een derde auto aangereden een van die kleine sportwagens bestuurd door een Innemend uitziend jongmensch» Er was nie mand anders in den wagen, en toen besloot Flip eindelijk, om het teeken te geven. De wagen bleef aanstonds staan, en Flip bracht den bestuurder op de hoogte van het ongemak, dat hem overkomen was, terwijl Roosje glim lachte. zooals zij alléén kan glimlachen. De be stuurder was niet moeilijk te overreden, om het lieve meisje te laten Instappen, dat begrijpt u natuurlijk wel! Een minuut later was de wal gen in volle vaart op weg naar de stad. Als u mijn nichtje kent, zult u wel weten, dat ze er niet eentje te. om zich een goede gelegenheid te laten ontsnappen. Vóór ze nog maar de helft van den weg hadden afgelegd, waren ze al beste maatjes, en toen ze in de stad kwamen, hoefde Roosje niet veel woorden te verspillen, om den vriendeiyken automobilist over te halen, een kopje koffie bij ons te komen drinken. Dien zelfden avond ging hü met haar mee naar den schouwburg. Als die twee al eens dachten aan den armen Flip Kater, dan kunt u er zeker van zijn, dat ze het alleen deden, om hem ach ter zijn rug uit te lachen. Om tot de werke lijkheid terug te keeren. Flip kwam niet te voor schijn vóór den volgenden avond. En toen kreeg hij de boodschap, dat het meisje naar den schouwburg was, met een jongeman een zekeren Jaap Kwant.... En deze jongeman te, zooals u nu wel begrepen hebt, de nieuwe verloofde van Roosje. Wat dien ander betreft -f- Flip Kater hü draagt zijn verlies dapper, - en tracht Roosje zoo goed mogelijk te vergeten. Maar maar.... er zijn twee eigenaardige omstandigheden, die ik van de buren gehoord heb en die ik niet begrijp, bü die wisseling van verloofde. De eene te. dat Flip (voorzooveel zün vrienden tenminste beweren) gezegd sou heb ben, dat zijn motor heelemaal geen pech had. en ook nooit gehad heeft. En de tweede om- t-s en hoogst merkwaardige expositie van H. teekenlngen, voornamelijk vignetten en 1L lustraties, alsmede van aquarellen en olie verfschilderijen, te momenteel in het Rljks- museum „Huls Lambert van Meerten” te Delft gearrangeerd. Het zijn een groot aantal repre sentatieve werkstukken van den Zweedschen sprookjesachilder Einar Norelius, die aldaar ten toon gesteld worden van 15 Januari tot 5 Februari as. Norelius werd in 1000 geboren in Falun, midden in het Zweedsche boech- en heuvelland. Hij studeerde aan de Technische Hoogeschool in Stockholm in de scheepsbouwkunde, maar moest zijn studie wegens ziekte afbreken. Reeds als kind had htf een groote belangstel ling voor schilderen en teekenen. In den tijd van herstel van de ziekte begon hij deze vak ken intensiever te beoefenen. Na zijn herstel bezocht hij een schilderschool in Stockholm. Vanaf 1924 illustreert hü boeken en tijdschrif ten. Vooral beweegt hy zich op het gebied der sprookjesillustratle. Al spoedig (in 1928) werd hü uitgenoodigd het jaarlijks verschijnende sprookjesboek „Bland Tomtar och TtroH" (Tus- schen datsrgen en kobolden) te ulustreeren. Dit te een interessante editie in Zweden; elk Jaar komt zoon boek met sprookjes tegen Kerstmis uit, in een oplaag varf eenige tien- duizenden exemplaren. Einar Norelius schrijft 1 ook zelf sprookjes. Verder schreef hü eenige kinderprentenboe ken, oa. .Kobold Trlx”, „Drie stevige Kobol den”, .Drie hobbelende Kobolden”, .Drie tropi sche Kobolden" waarvan er ook in Noorwegen en Amerika uitgekomen zijn. Zijn schilder- en teekenwerken kwamen vaak in tentoonstellingen uit in Zweden en Noorwe gen. Noreliu^la een groot bewonderaar van Pieter Breughel den Ouden, van wiens humor hij veel leerde. Nu hjj voor de eerste maal in ons land ex poseert, kan men moeilijk anders doen dan er kennen, dat hü een geniaal vakman te. In zijn werk ligt, een naïef-oprechte weergave van de sprookjessfeer, die zün phantasie hem voor- toovert. Zelf schrijft hü bü sommige dezer il lustratieve verhalen den tekst, waarin een llcht- ironische Inslag herkenbaar te, die trouwens oofc in vele der teekenlngen aanwezig is. Zijn phantasie speelt met reuzen en dwergen, met bergkoningen en kobolden, met betooverde din gen en dieren. De humor in zün werk is on miskenbaar, voornamelük daar waar hü onze technische wonderwereld tot kinderlijke propor ties weet terug te brengen, oa. in de verbeel ding van het vliegtuig en de radio-uitzending! Zün reuzen zün sterk verbonden aan het landschapsbeeld, waar zü, zooals „De slapende reus", gansch en al deel van uitmaken, terwül ,De reus die graaft” en „De reus die drinkt”, menschelüke porallel-figuren van de natuurver schijnselen vormen. Van zün sprookjesboekjes zün op de exposi tie enkele fraaie exemplaren aanwezig. Verwon- derlük mag heeten, dat voor deze keurige uit- rige maal ter beantwoording open Heten. In een reeds eerder vermeld, zeer lezenswaar- - dig artikel betoogt de heer J. Sicking, voor- zitter der R. K. Toonkunstenaarsvereenlging, omtrent dit onderwerp het volgende: „Onze Katholieke scholen zün gebonden door dezelfde wettelüke voorschriften als de open bare scholen. Dezelfde vakken van onderwüs moeten worden gegeven. Toch zün zü op heel 1 andere leest geschoeid. Een Katholieke school Is geen neutrale school met een kruis er boven op. d w.z. een school waar ook enkele uren godsdienstonderricht gegeven wordt. Neen, de godsdienstige opvoeding gaat dieper. De Chrte- i lelijke geest moet het geheele onderwüs door- i dringen. En als dit het geval te voor andere leervakken, dan toch zeker ook voor het zang en muziekonderwijs, die zoo sterk het gemoed en het gevoelsleven beïnvloeden en die den llturgischen zang in rechtstreeksch band staan met het kerkelük leven. X Is dan ook hierom, dat onze Paus in de Apost. Con stitutie over den Gregoriaanschen zang den uitdrukkelüken wensch uitspreekt, dat reeds op de L. 8. met het onderwüs in zang en mu ziek wordt begonnen. Van groot belang te ook het geestelük lied in en bulten de kerk. Dit moet in de school en in de zangklassen aange leerd worden. Ook de huismuziek kan en moet meewerken tot bevordering van het godsdien stig leven. De liturgische zang en het geestelük lied moeten dan ook het middelpunt, de kem zün van alle jeugdzang-onderricht. Cursussen die van neutrale züde gegeven worden tot op leiding van leerkrachten hiervoor* sullen dan ook uiteraard voor Katholieke leerkrachten on volledig zün. In het gunstigste geval zal men wellicht door eigen studie trachten aan te vul len. wat in dit opzicht aan de opleiding ont broken heeft De meesten zullen hier echter niet toe komen. Er zü hier echter nadrukkelük op gewezen, dat ook van Katholieke züde op dit terrein reeds veel en belangrük werk is gepresteerd. Onze kerkelüke jongenskoren bevorderen voor zoover ze onder goede leiding staan zeker de muzikale ontwikkeling* der Jeugd. De R. K. Kerkmuzlekschool, de R. K. Leergangen en vooral het Wardinstituut hebben veel ge daan voor de opleiding van goede leeraren aan de kweekscholen en de lagere scholen. Het zangonderwüs te daar dan ook veel verbeterd, al blüft nog veel te wenschen over. Op ver schillende middelbare scholen werd „een uur muziek" ingesteld. Ook de R. K. Vereenlglng van Toonkunstenaars zat op dit terrein niet stil en verrichtte meer werk dan om tactische redenen naar buiten bekend gemaakt werd." In haar methode van muziek-onderlicht ver dedigt Justine Ward ongeveer hetzelfde stand punt, evenwel niet zoo principleel-overtuigend als bovengenoemde schrüver. Zü beveelt den onderwüzer aan een keuze te doen uit de Nederlandsche en Gregoriaan- sche liederen en zegt dan: „Men meene niet, dat wü de kinderen Gregorlaansche gezangen willen laten zingen enkel en alleen uit een U- turglsche beweegreden, al staat dit natuurlük daarbü op den vóórgrond. Wü hebben daar- u,. Het Gregoriaansch te voor het meerendeel gecomponeerd in toonsoorten, die de m r is eenige deining in de archltecten- H wereld. En wij kunnen dat begrijpen. In de laatste jaren feitelijk zoolang de crisis bestaat is er in ons land weinig gebouwd, is er althans weinig architecto nisch gebouwd. Gevolg is hiervan niet al leen geweest werkloosheid onder de archi tecten, doch ook weinig practteche beoefe ning van een der schoonste kunsten, wat het gevaar meebrengt van verarming en verschraling. Er wordt te weinig aan ge dacht, dat in een crisis niet alleen arbeiders en kleine middenstanders, maar ook: de kunstenaars verarmen, de inspiratie ver zwakt, de kunstvaardigheid vermindert. WIJ weten heel goed, dat menig kunstenaar zich door de armoede niet laat ontmoedigen, dat hü schoonheid weet te scheppen ook zon der opdrachten, op den duur is een lange periode van armoede nadeelig voor den kunstenaar en zjjn kunst. En nu zullen door het Rijk niet minder dan ruim twintig millioen gulden worden besteed aan.... bouwen! Aan het bouwen van kazernes en wat daar allemaal bij be hoort. Men zou zeggen: gelukkig, nu komt er werk voor de architecten en voor tal van andere kunstenaars, die met architecten plegen samen te werken. Wij bedoelen natuurlijk niet, dat die kazernes weelderige en kostbare verblijven moeten worden: wij dringen integendeel aan op soberheid. Al leen: wij vestigen op tweeërlei de aandacht. Vooreerst dat de kazernes gebouwen zijn, welke gedurende ettelijke tientallen van jaren een sieraad in de gemeenten maar ook een smakeloos wanproduct kunnen zijn. En voorts, dat onze jongens in deze kazernes' gehuisvest zullen *worden, onze jongens, die niet verwend behoeven te zijn om toch te mogen verwachten, dat de kazernes eenigs- zlns lijken op huisvesting!. De bouwkundigen hebben op een en ander de aandacht gevestigd van de regeerlng. In „De Ingenieur”, het weekblad van het Ko ninklijk Instituut voor Ingenieurs, is met nadruk hierop gewezen en de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst heeft po gingen in het werk gesteld om te voorko men. dat er onoordeelkundig gebouwd wordt. Maar wij vreezen: zonder eeriig re sultaat. En wij vreezen dit niet zonder reden! In een gesprek met een vertegenwoordiger van .De Telegraaf” heeft n.l. ’majoor J. Zwart, eerstaangewezen ingenieur in het eerste Oenie-commandement te Breda, op zijn wijze het Inzicht meegedeeld van het Departement van Defensie. En dat was niet mis. Majoor Zwart verklaarde: Een kazerne is geen jongemeisjes-pensionaat met wa- renhuis-ingang, alle overbodige luxe moet vermeden worden. Uit! Blijkbaar zul len nu de kazernes niet gebouwd worden door architecten doch door de.... genie! Wü hebben te slechte herinneringen aan den tg. waierstaats-bouw uit het laatst der vorige eeuw om gerust te zün over den aan staanden genie-bouw! - De zaak is de aandacht ten volle waard! In een tijd, waarin men gelukkig al het mogelüke doet om het stedenschoon te behouden en te bevorderen, waarin Monu mentenzorg en schoonheidscommissies f»» gemakkelük genoeg, een plan te “teken. Het wonder bestond natuurlük in de uitvoering van het plan. stond op het °°8«nbllk een flinke bries, yese nam «nel toe tot een stevige bries, en in den laten namiddag was de stevige bries aan- ««wakkerd tot matigen storm. Kapitein Lovett wal de topzeilen te strüken. Zün plan was. om de Albatros geheel te wenden, zoodat hü net oorlogsschip totkal kwüt was, en weer op ae Afrikaansche kust aan te houden; alsdan de darten in hun eigen land aan wal te letten, en daarna al het mogelüke te doen, om de mui ters de dwaling huns weegs te doen Inzien, en op weg te helpen om een beter leven te leiden. Hoe hü dit laatste gedeelte van zün Plan ten uitvoer zou leggen, daaromtrent tartte hü vrijwel in het duister. Het sou nog tijd genoeg zün. veronderstelde hü, om dat waagstuk op te lossen, als hü er aan toe was. «den tusschentüd had hü altüd nog met het oorlogsschip te maken, en de matige storm be- op te treden met nagenoeg de kracht van een flinken storm. Toen het donker was geworden, woedde een orkaan, en kapitein Lovett streek hoe lan ger hoe meer zeil. Torenhooge golven verhie ven zich, en de Albatros was thans moeilük te sturen. Ze was zoo klein, en de golven zoo ontzagHjk! Als een slee gleed ze telkens van de hoogte af, en werd dan weer omhoogge slingerd. Lovett moest zün uiterste kracht aan wenden, om het schip in zün hand te houden. Nog steeds nam de storm in hevigheid toe. De luiken waren dichtgespükerd. en het dek was geen oogenblik vrij van water. De eene stortzee na de andere stortte zich over de geheele lengte van het schip uit. De geestesgesteldheid van de bemanning had een seer gebruikelüke verandering ondergaan. Niemand had thans ook maar het minste ver langen, om kapitein Lovett kwaad te doen. Allen voelden, dat hü alleen het schip kon red den. Niemand dacht nog aan het oorlogsschip. Dat was nu een stuk geschiedenis geworden. De geestelüke en lichamelüke toestand van de rampzalige negers, die alleen aan de grillen van rivierwater gewoon waren, was onbeschrüfelük. In dezen plkdonkeren stormnacht had het een goede gelegenheid voor kapitein Lovett kunnen lüken. om den boeg weer naar Afrika te wenden, zonder dat iemand er benul van had. Maar als hü dat geprobeerd had, zou de Alba tros het geen vüf minuten overleefd hebben. Het beste, wat hü nog kon doen, was: voor den storm uit te loopen. In aan Swifty, en maakte aanstalten, om het kompas te raadplegen. Terwül hü daarop stond te küken, kwam een enterhaak ergens uit de hoogte vandaan, en ging rakelings langs zün hoofd. In een ommezien had hü zün revolver te voorschün gehaald, en den haan gespannen. Grimes deed het, meneer, zei de jongen aan het stuur. Kapitein Lovett pikte Grimes zorgvuldig uit, tusschen de matrozen, die met het topzeil bezig waren, en mikte, nieuwsgierig onderwül. of je met zoo n nieuw pistool hoog of laag moest mikken. Hü raakte Grimes in zün knie, en de man schreeuwde het uit van de pün, Hü viel uit den mast, en bleef kennend op het dek lig gen. Kapitein Lovett maakte alleen een op merking voor zichzelf. Je moet laag mikken, en een beetje links houden, zei bü. Met deze te het tenminste zoo. Hü nam het stuur weer over. Swifty. zelde hü, haal de munitie, die je uit Thompson’s hut gehaald hebt Ik kan ae noodig hebben. En zeg Mrs. Lovett, dat ze niet aan dek komt Een groep mannen, waaronder Thompoon. had zich om Grimes verzameld. Klaarblükelük was de man niet dood, daar vier anderen hun armen om hem heen sloegen, hem opnamen, en hem naar het voordek droegen. Thompson bleef achter, haalde zün schouders op, keerde zich om. en riep kapitein Lovett toe: Een mooi schot, meneer. wind Irf te draaien. Niemand dacht daar iets büzonders bü. op dat oogenbUk, daar allen overtuigd waren, dat de kapitein wel wist, wat hü deed. De dag brak aan, grauw en bewolkt. In het Oosten was er geen bepaalde helderheid te be speuren, om den stand van de zon aan te duiden. Alles werkte kapitein Lovett in de hand. Zelfs de wind draaide zoetjes aan. Van tüd tot tüd had kapitein Lovett, ge durende den storm, een beetje rust genomen doch ook maar een beetje. Niettemin was hü thans eerder opgewekt, dan vermoeid. De Alba tros was op dat oogenblik op den terugweg naar Afrika, en niemand wist het, behalve kapitein Lovett Maar het was een soort ge heim, dat men niet erg lang kon bewaren. Wanneer de zware mist zou breken, en de zon doorkwam, zou iedereen het weten, en dan zouden er moeilijkheden komen. Zoover hü wist, waren alle vuurwapens aan boord in zün bezit. Maar de muiters beschikten over messen, enterhaken en aantal. Als ze hem bestormden, zoo moest hü zich zelf bekennen, had hü niet veel kans al stonden Swifty en Mongo dan ook aan zün kant. Hü stuurde Swifty uit, om Mongo te halen, en vertrouwde dezen laatste een van de twee revolvers toe. Als er moellükheden komen, zelde hü. ga dan, zoo gauw je kunt, naar het achterdek, en stel Je naast me op. Waarom zullen er moellükheden komen? vroeg Mongo. We zün op weg naar Afrika, aei kapitein -r-TT«t een meisje toch, die Roosje! zei de Vy goede mevrouw Praatgraag, die ons weer eens’ was komgn opzoeken. Stel u voocr-wtevrouw, ae heeft een anderen verloofde gevonden. Maar Ik dacht, waagde mün vrouw te zeg gen. dat uw nichtje allang een anderen ver loofde had. Ik heb haar nooit zonder verloofde gezien, zei mevrouw Praatgraag trotsch (at had een zwak voor haar knappe ■-nichtMaar dit is haar nieuwste verloofde. O. wat is ze gewiekst! Als ze één verloofde kwüt is. heeft ze dadelük weer een ander, en beter dan den vorigen! En nu moet u niet denken, dat ze koket is. Begrijp me goed, ze doet, natuurlük haar best, om er aardig uit te zien, en zoo. Maar heelemaal zonder bereke ning. Ik was dus bezig u te vertellen van haar nieuwen verloofde. U moet weten, dat een dag of veertien geleden Flip Kater, die de dienstdoende verloofde was. om t zoo maar eens te zeggen, haar voorstelde om een tochtje te maken met zün motorfiets. Het was tame- lük koud, maar Roosje had zich warm inge pakt Ze nam dus plaats in het wagentje en v had eens moeten zien, wat een goed figuur ze daarin maakte! Goed. Flip zette den motor aan, en de jongelui vertrokken, al bü voorbaat genietend van het tochtje. Ze waren al een aantal kilometers buiten de stad, toen de motor begon te sputteren, en al heel gauw totaal niet meer verder wilde. Voor en achter hen strekte de weg zich uit in een lange lün, er was nie mand te zien, en de lucht stond grauw. Niets dan omgeploegde velden, en rijen psa- geplante boompjes. De kou deed zich meer dan ooit gevoelen, en een lichte nevel hing over al les. De jongeman stapte af, en begon den motor te onderzoeken. Hü hamerde, en klopte, en schroefde de heele machine uit elkaar, en toen hü alles weer in elkaar gezet had, probeerde hü opnieuw om den motor op gang te brengen. Vergeefsche moeite! En toch kan niemand zeg gen. dat Flip een kwajongen is, wat machines betreft. Hü heeft er verstand van! Men kan zelfs zeggen, dat hü twee liefdes heeft: voor Roosje en voor motoren. En ik zou u niet kun nen zeggen, welke van die twee bü hem het sterkst is. Ondertusschen stond die arme Roosje daar maar te küken. Ze was slechtge- mutst, en stampte met haar voeten ook al, om ze warm te krijgen. Mün nichtje is niet een meisje met veel geduld. Ze was van huls ge gaan, om een aardig tochtje te maken, en daar stond ze, met dat „prachtige” landschap voor haar neus, en met het vooruitzicht, dat ze het verscheiden uren achtereen zou moeten bewon deren. Toen zei Flip, die een beetje in de war scheen te zün door dat ongemak: „Lieve Roosje, het spüt me erg, maar geloof me, ik kan er niets aan doen. Wil jü naar de dichtst- büzünde garage gaan, en zeggen, dat ze iemand sturen, om me te helpen?” „Ik?” gilde Roos je, met een rood neusje en fonkelende oogen. .Nooit! Dat is me een mooie manier, om met een dame om te gaan'," „Goed, dan zal ik gaan,” zei FHp kalm. „Blüf Jü dan hier, om op den motor te passen. Het zal wel niet meer dan acht kilometer wezen naar de dlchtstbü- zünde garage, en ik zal zoo gauw mogelük terug wezen, zoodat we over een paar uur weer op weg kunnen." Maar ook dit was niet in staat, om het arme meisje te kal mee ren. Stel u voor, ze moest fnidden op straat blüven staan, héél alleen, en uren langNeen, en nog eens --a t neen! En ze zou ook nooit meen een tochtje ^tandlgheld is. dat Jaap^want zyn^sportwagen gaan maken met zoo’n sukkel als hy! Nooit meer! de zaken zóó staan,” zei FUp, goede komen. Aan hen. wier muzikale Indrukken van jongsaf beperkt bleven tot het rhythmisch en modaal systeem der laatste eeuwen of wier smaak afgestemd is op de wereldlüke muziek alléén, zal het moeilük vallen zich later tóe te leggen op de melodleén der H. Kerk. Daarom moeten we het zoo ontvankelüke kind een zoo breed mogelüke opvatting van muziek brengen.” bij een ongeval met doodelijken afloop Deze opvatting lükt mü zeer juist. Want ook de heer Sicking zal bü zün helder inzicht van de principieel-godsdienstlge züde gedacht heb ben aan de andere kanten van het probleem, die Ward ten deele toelicht. Er komt nog bü, dat onze kinderen later met menschi dere overtuiging te zamen muziek oefenen, als het zingen van national. het geven van uitvoeringen op pleinen en In parken etc. De arbeidsliederen en zoovele an dere vormen van wereldlüke liederen mogen niet als een quantité négligeablc worden be schouwd. Kinderen moeten niet alleen litur gisch. maar even goed wereldlük leeren zin gen. De Gregorlaansche zang moet worden on derwezen naast het nationale geestelüke en wereldlüke lied; aan geen van alle dient een overdreven plaats te worden geschonken. In dit verband vermelden wü nog met groot genoegen de houding, die de heer Sicking aan neemt tegen het muzlekonderwüs op katho lieke scholen door niet-katholieke leeraren. Wat is n.1. het geval? Onder auspiciën van de vereenlglng Muzi kale Ontwikkeling der Schooljeugd in het bu reau voor schoolmuziek, wordt aan de leerlingen van een 4-tal Amsterdamsche scholen voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwüs klassikaal muziekles gegeven. Wanneer deze lessen gegeven worden door bevoegde leeraren en er bestaat op het oogenblik geen reden om hieraan te twüfelen valt dit zeker toe te juichen. Wat echter niet toe te Julctien. valt, is het feit, dat deze lessen niet gehonÓteerd worden. De Vereenlglng voor Muzik. Ontw. der Schooljeugd betreurt dit zelf het allermeest en neemt daarmee dan ook alleen genoegen, om dat anders de lessen die aanvankelük geho noreerd werden geheel stopgezet zouden moe ten worden. Maar wat nu te denken van de afdeeling Utrecht, waar zich volgens het jaar verslag 193637 verschillende leden „beschik baar stelden om gratis zangonderwüs op de La gere School te geven.” Wü achten het gelukkig, dat dit plan, na een bespreking met den Rüks- Kunnen de R. K. Volksmuziekscholen tot be staan komen, dan wordt de zaak anders! Dan zouden wü op den goeden weg zün en sou het muziekonderwijs door katholieke muxlekpaeda- gogen in handen kunnen worden genomen! o Moge fiet voorbeeld, dat Rotterdam gaf met de oprichting van een zoodanige school, tot navolging leiden. inspecteur bü het L. O„ niet voor verwezenlü- king vatbaar bleek. Van meer belang dan bovenstaande moellük- heden is echter de principieele vraag: welke houding hebben wü. Katholieken, aan te ne men tegenover de actie die door bovengenoem de instellingen gevoerd wordt? Deze vraag dringt te meer, omdat deze actie zich ook uit strekt tot de Katholieke scholen. Hü. die zich blind staart op de technische züde vim het mu- zlekonderricht, zal niet op de gedachte komen, dat godsdienstige en muzikale opvoeding zoo innig met elkaar in verband staan. Nog niet zoo lang geleden hoorden wü een geloofsgenoot beweren: „Of een katholiek of een andersden kende Bach doceert blükt immers gelük." Maar vergeet men dan den invloed, die van den per soon van den leeraar uitgaat? Uit het reeds boven geciteerde betoog van den heer Sicking en van Justine Ward blükt Inderdaad, dat het niet moet gaan in de rich ting van vakonderwüs door neutrale muziek scholen. MM JJe Reus graaft", een teekening van Rinar Norelius »7

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 17