H
FOTOREPORTAGE
DE BETOOYERDE HALSKETTING
Plaats dan een „Omroeper
gezinnen
Zoekt gij betrouwbaar
PersoneelI
ll
HAGEDISSEN EN
SALAAAANDERS
t
voor 80.
waarbij op Plein 1813 werd gedefileerd Voor den waarnemend gouverneur der residentie
een marsch door de stad, welke zeer veel bekijks trok
HAzcl
BIJ DE GEBOORTE VAN HET
DE V.P.D.
giL
bevestigd
DONDERDAG 3 FEBRUARI 1938
I 9
iiiiiiinminniiniiiiiHiiiiiiii
A
PRINSESJE
Zü
pluimveetentoonstelling te Parijs
die
SI
Maria Esmeralda,
ft
Hoera voor de spruit van Oranje’* stam,
De torenklokken staan bim-bom-bam.
Wij vieren nu feest en we hebben geen les.
Hoera voor het kindje van onze Prinses.
ley
E
hle
N
schi
zich
hou
reet
O.
de
toni
ten
Isnc
heel
ook
sch
bill
Ter
•Poedi
«eeetd
«ewek
TO
Be
te v
Tt
bevo
van
heu
aan
«H
nat
bU
We
•pont
tanig
held
opvol
aanh
Hare
dat
voor
•elUk
harte
Da
stemr
baart
blijde
In
Beta
houc
Ne
op 1
aan
geha
lens
verte
*üv
ven.
heeft
in al
huwt
Print
tuurl
boort
den
vu I
Lm
huis
onze
eigen»
beïjve
Neder
Oranj
een
taoeül
•en t-
gen e
derlar
menst
«chlet
Zoo
vu e
•chled
en Marokko thuis. Het merkwaardige van
deze dieren is, dat zij even goed in het wa
ter, als op bet droge kunnen leven, als.
tenminste dat droge vochtig gehouden
w^rdt. Ze leven hier van regenwormen en
we hopen ze nog lang in het leven te hou
den.” „Hebt u die slang nog?” vroeg Kees.
Hij had al een» rondgekeken in den bak.
maar geen slang kunnen ontdekken. Ja,
die hebben we nog wel, maar niet in bet
terrarium. Hier staat zij” en mijnheer wees
op een lange flesch. waarin een slang te
gen een glazen plaat was bevestigd (Flg.
3). ‘„O, op sterk waterl” „Ja, ze is eenige
dagen geleden gestorven en we hebben
haar dadelijk op sterk water gezet, want ze
was nog heelemaal gaaf.” Eenige bruine
kikvorschen hielden de hagedissen gezel*
schap. Ze schenen het wel naar hun zin te
hebben, al leek Rob de ruimte een beetje
klein. Maar nu moest de vriendelijke mijn
heer toch heusch weg en Kees en Rog
gingen nog eens rondkijken.
Rob had eens op de klok gekeken. „Zeg
Kees, we moeten gaan, het is tijd.” Veel
lust had Kees niet, t Was intusschen weer
droog geworden, zoodat zij een prettige
wandeling naar huis hadden.
drongen om een aquariumbak, die tot ter
rarium was ingericht. Kees en Rob begre
pen, dat daar de hazelworm wel in zou zit
ten en inderdaad, toen ze na een poosje
ook tot den bak genaderd waren, zagen zij
een bruin dier, dat veel op een slangetje
leek (fig. 1) en van tijd tot tijd zijn tong
uitstak. „Dat doet hij om te voelen”, ver
telde een mijnheer, die er bij stond. „Een
hazelworm heeft net als alle hagedissen
schubben, die maken, dat hij weinig gevoel
heeft in zijh huid. Met zijn tong moet hij
daarom den omtrek verkennen.” ^Zie je
zijn oogleden?” vroeg Kees aan Rob. „Daar
aan kun je zien, dat hij een hagedis en
geen slang is.” „Heb je zelf ook een hazel
worm gehad?” vroeg de mijnheer aan
Kees. „Neen mijnheer, maar een vriend
van mij wel.” „Kijk maar eens goed", ging
de mijnheer voort,” er zitten nog meer die
ren in het terrarium." Nu zagen de jongens
dat er een gewone hagedis rondkroop (Flg.
3) en een paar groote dieren met een heel
andere huid. „Wat zijn dat voor dieren
mijnheer?" vroeg Rob, die merkte, dat de
mijnheer weg wilde gaan. „Dat zijn ribsa-
lamanders, ze hooren In Spanje, Portugal
Hoera, wij steken de vlaggen utt,
Sn eten veel muisjes op onze beschuit.
Wij vieren nu feest en we hebben geen les.
Hoera voor het kindje van onze Prinses/
Hoera, klein prinsesje van Nederland,
Wij hebben je al reeds ons hart verpand.
WH vieren nu feest en we hebben geen les.
Hoera voor het kindje van onze Prinses.
Hoera Beatrix, leef lang en leef bil),
Dat bidden, ja, en dat hopen wj).
WU vieren nu feest en we hebben geen les.
Hoera voor het kindje van onze Prinses.
C. D.
schen”, riep ze uit, „dat is de halsketting!”
Direct nam ze den ketting op en bevestigde
hem om haar hals.
Nauwelijks was dit geschied, of er ge
beurden vreeselijke dingen. Er ontstond' iets
als een vreeselijke ontploffing, die het pa
leis in al zijn grondslagen deed trillen-
Beneden in de groote hal wreven de hof
jonkers en de hofdames bun oogen uit,
alsof ze uit een diepen slaap ontwaakten
en keken diet groote oogen naar de twee
„Indringers” (de graaf van Tooveriand met
zijn dochter) die ze nu ineens niet meer
herkenden. De twee indringers zaten als
marmeren beelden aan de tafel, niet in
staat zich te bewegen als gevolg van de
tooverkracht van den halsketting.
„Wie zijn daar”, bulderde de kapitein van
de hofgarde, die *t eerst zijn positieven
weer bij elkaar scheen gekregen te hebben,
en wijzende op de twee „indringers.” Maar
voordat hij op de twee toegestapt was,
waren ze reeds in twee groote zwarte raven
veranderd, die met een akelig gekrijsch
door het raam naar buiten vlogen....
En zoo werd prinses Rosemary weer ko
ningin van het witte rijk en maakte Henkje
Volmoed tot haar hoogsten raadsheer.
PUCK
zette hij zijn eigen dochter op den troon, en
liet de dochter van den gestorven koning
opsluiten. Dat was prinses Rosemary, de
rechtmatige opvolgster van haar vader. Al
geruimen tijd zat ze in haar eigen kamers
van het kasteel en mocht daar nooit uit.
„En nu”, sprak de vriendelijke bewaker
verder, „ziet niemand haar ooit meer. En
wat moeten wij doen? De toovergraaf met
zijn zwarte kunsten heeft het geheele bof
laten gelooven, dat zijn dochter de werke
lijke prinses is. En we zijn allen erg bang
voor hem.”
„Maar ik niet,” sprak Henkje moedig.
„Jij hebt nooit mijn stiefmoeder gekend
hè? Nou daar dogst ik nog wel tegenop
Dus voor dien zwarte-kunsten-maker ben
ik heelemaal niet bang! Maar kan er niets
voor die arme prinses gedaan worden?”
„Helaas nee”, was bet droevige antwoord
„Eens was er een toover-halsketting, een
Waardevol kleinood, dat, gedragen om den
hals van onze regeerende prinsessen, het
land bewaarde voor de gevolgen van de
tooverkunsten der toovenaars uit het na
burige rijk. Maar die ketting is al lang.
heel lang geleden verloren geraakt. Als we
dien nu nog eens konden terugvinden
Maar sja, waarom daar nog over te pie
keren. Die ketting is toch eenmaal voor
goed verloren en verdwenen!”
Jullie kunt wel begrijpen, dat Henkje
diep tjegon na te denken over wat hij ge
hoord had. Want halskettingen waren in
die dagen zeer zeldzaam en Henkje vond,
dat het niet eens zoo heel erg dwaas zou
zijn, te denken, dat de halsketting dien hij
tusschen de aardappelen opgegraven bad,
en die nu veilig in zijn zak zat, wel eens de
gezochte tooverketting kon zijn.
„Nou, m*n heer de toovergraaf”, sprak
hij bij zichzelf, „nu zullen we eens zien wie
er een aardworm wordt.” Hij nam een
broodje, dat de bewaker hem als avondeten
had gebracht en verborg in een diepe sne
de den halsketting, daarna riep hij den be
waker nog even bij zich, en, na hem ver
zocht te hebben, het geheim alleen voor
zich te houden, vroeg hij hem het broodje
stiekum tusschen de broodjes die bestemd
waren voor prinses Rosemary te smokkelen.
Ejp terwijl de prinses dien avond bedroefd
en eenzaam in haar kamer aan haar
avondeten zat, en een mes nam, om een
stukje van het broodje af te snijden, viel
daar iets uit, dat met een metaalachtig ge
luld op de marmeren tafel viel. De prinses
kon haar oogen niet gelooven. „Alle men-
enk Volmoed was nergens bang voor,
zelfs niet voor zijn stiefmoeder, die
toch des Vrijdags de koekepan ach-
ter hem aan gooide, en de overige dagen
met een dikken stok klaar stond, als hij
even iets verkeerd deed.
„Wat kan mij *t schelen!” placht Henkje
zichzelf te troosten. „Vandaag of morgen
is "t -toch afgeloópen. Dan zal er wel wat
gebeuren, dat een eind maakt aan dit een
tonig bestaan!"
En dat gebeurde ook! Op zekeren dag.
terwijl hij aan *t graven was in den tuin
baalde hij met zijn schop een halsketting
naar boven. Vuil en vol aarde natuurlijk,
maar met moojg^ gekleurde steenen, in
goud gevat, dav^enkje, die nooit iets van
dien aard zag, al een buitengewone vondst
leek!
.Dat is een mooi iets!” sprak hij met be
wondering in zijn stem, terwijl hij het om
hoog hield. „Vast iets, dat erg waardevol
is! Weet je wat, ik probeer het te verkoo-
pen. Dan is mijn fortuin gemaakt!”
Juist op dat oogenblik stapte zijn stief
moeder door de achterdeur naar buiten.
.Denk", riep ze met haar onaangename
schrille stem. „Heb je de aardappels nog
niet uit den grond.”
„Nee!” riep Henkje terug, terwijl hij als
de weerga maakte, dat hij uit het tuin
hekje kwam. „En ik geloof, dat u zelf maar
in het vervolg de aardappelen eruit moest
halen. Ik ga de wijde wereld in, om prin
sessen van de draken te verlosseti en ge
vaarlijke avonturen te beleven.”
„JU?” riep de stiefmoeder smalend. „Jij,
in je oude afgesleten kleeren? Ach, Je bent
zot!”
„Pttl" antwoordde Henkje. „Mooie kiee-
rea alleen hebben nog nooit draken ver
slagen en wat mij betreft, ik ben om den
drommel niet zot. Als ik zot was, dan bleet
ik hler. om me steeds maar door u*te laten
slaan.”
En hij pakte den halsketting netjes in en
ging op pad langs den heeten landweg.
Henkje liep ver, heel ver door, sliep onder
struikgewas, at boschbessen en bramen voor
den honger en was nergens bevreesd voor.
TJpn laatste, na een goede week, kwam er
•en groote witte stad in het gezicht, wier
glinsterende witte torens helder afstaken
tegen den blauwen hemel.
„Dat ziet er prachtig uit”, sprak, Henkje
y w- ees had het land. Dat was iets on-
gewoons, maar, laten we eerlijk zeg-
gen, hij had er reden toe. Want hij
had dezen Woensdagmiddag juist weinig
te doen, bij had zich al dagen van te voren
op een mooien tocht van de „Vereeniglng
Plant eu Dier” verheugd en nu, nu het ein
delijk zoo ver was, waren èn Mientje èn
Evelien ziek en ten overvloede regende het,
dat het goot. Reden genoeg om uit je hu
meur te zijn. Daar kwam zijn vriend Rob
aan. „Zeg, ik heb van mijn vader gehoord
dat er een hazelworm in het museum te
zien is. Ga je mee kijken, het dier is levend
aangekomen, maar bij is bijna aan zijn
winterslaap toe.”
Dat liet Kees zich geen tweemaal vragen.
„Natuurlijk ga ik mee.” Hij had zijn regenjas
al bijna aan, zijn pet op en nu kon hij er
wel tegen. Met Hinken pas stapten de jon
gens naar het museum, dat een kwartier
loopen was. Wel waren ze nat geworden,
maar welke Nederlandsche jongen geeft
daar nu om?
Het was druk in het museum, er waren
een heele partij kinderen, die zich ver-
tot zichzelf. Hij zette er nog wat meer den
stap in en na een hoek te zijn omgeslagen.
liep hij in het gezicht van de koningin van
i de witte stad in eigen persoon, die met
I haar raadsman, den graaf van Tooveriand,
en al haar hofdames een wandeling aan *t
i maken waren rond de mooie witte stad.
i „Maar jongen”, sprak de koningin met
van woede sidderende stem. „Hoe durf je
mij in 't gezicht te loopen en hoe durf je
me in den weg te staan! Oogenblikkelijk
opzij”, en haar koninklijke handen trilden
van kwaadheid, terwijl al de hofdames met
ernstige gezichten stonden toe te kijken
„Hoe heb ik het nu”, sprak Henkje di
rect terug. ,Jk voor U uit den weg gaan.
”k Denk er niet aan! Gaat U maar voor
mij opzij
Nu is t waar, dat Henkje nooit zoo
heel erg goed opgevoed was, zoodat hem
die woorden niet heelemaal kwalijk geno
men mogen worden.
Koningin Henrietta
om haar heelen naam te noemen, stampte
driemaal woedend met haar voetje op den
grond en de graaf van Tooveriand opende
haastig zijn boek No. 1 (Tooverboek) waar
in hij zocht, wat te doen in zoo’n onge
hoord geval!
„Lijfknechten”, riep ze twee lijfknechten
toe, zoodra ze weer in staat was te spre
ken. „Grijp dezen brutalen rekel en werp
hem in den kerker, den diepsten en vun-
zigsten die er te vinden is in bet heele
kasteel!”
„Zeker, hooggeachte koningin", sprak de
graaf van Tooveriand met zijn lijzige stem.
,Jk dacht ..er eerst aan, om hem in een
aardworm te veranderen, maar dit is veel
véél beter.” En hij lachte op een onaan-
gename manier.
Hierop werd Henkje Volmoed door de
lijfknechten van de koningin gegrepen en
in een donkere, vunzige cel van het kasteel
opgesloten, maar ook dat maakte hem niet
bang. Hij schikte zich dadelijk in zijn lot,
en daar hij een aardige, vroolijke jongen
was, stond hij al gauw op besten voet met
zijn bewaker. En het was van dien, dat hij
de vreemde geschiedenis hoorde van de.
jwitte stad.
Marmaduke, de graaf van Tooveriand,
werd hem verteld, was de grootste boos
wicht, maar tegelijk de knapste booswicht,
die er bestond. Toen de oude koning stierf,
he
do
8$
de
ten
1
I
dee
de
l
kei
me
tre
ssl
v»
A
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii«iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitnf*nïniniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi||||i*2
kt verband met de
Beatrix ward
commissaris der Koningin In Groningen,
r
hecht aan het monument van
Adolf van Nassau tg Heiligerlee
Voor het opdoen ven meer kennis omtrent het moderne luchtvaartverkeer
zal In de maanden Februari en Maart een groot aantal onderwijzers en
1 onderwijzeressen een excursie naar de vheghayen Schiphol ondernemen.
Victor, de Fransche ontdekkingsreiziger,
die maandenlang op Groenland door
bracht, heeft de eerste postverbinding
met Eskimo-honden in de Fransche
Alpen Ingesteld