M1
S
I
H
I
I
I
t
0
FOTOREPORTAGE I
11. .v-ó
<r
DE BETOOVERDE HALSKETTING
F
ÉS
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel
Pi
HAGEDISSEN EN
SALAMANDERS
il
I
I
Mn-
3T
Plaats dan een „Omroeper’*
voor 80.000 gezinnen
LT
r
V j
•ag
r,»'-
>1
I
X
L1N
4
4
j£
u
I
S
M
I
J
r'%h&
4
k
i^ua
- O
J
D» Marfn^epeh fe Kmrt^'vh htf
s
I
J
M V.P.D.
1
.X.'
O -&
■a
M
V-C»
wi
'1
4
M
De garnizoenstroepen te Den Haag maakten Woensdag een feestmarsch door de stad,
waarbij op Plein 1813 werd gedefileerd voor den waarnemend gouverneur der residentie
BIJ DE GEBOORTE VAN HET
PRINSESJE
r
4
v>
F
<l>'
iytjcr^inr
I T
«we
Ml x
■■iÈ
'oensda^
een jnarsch door de stad, welke zeer veel bekijks trok
Hagedis
aquariumbak, die tot ter-
richt. Kees en Rob begre
pen, dat daar de hazelworm wel in zou zit
ten en inderdaad, toen ze ng»een poosje
ook tot den bak genaderd waren, zagen zij
een bruin dier, dat veel op een slangetje
leek (fig. 1) en -van tijd tót tijd zijn tong
uitstak. „Dat doet hjj om te voelen”, ver
telde een mijnheer, die er bij stond. „Een
hazelworm heeft net als alle hagedissen
schubben, die maken, dat hij weinig gevoel
heeft in zijn huid. Met zijn tong moet hjj
daarom den om trek verkennen.” ,^e je
zjjn oogleden?” vroeg Kees aan Rob. ,JDaax-
aan kun je zien, dat hij een hagedis en
geen slang is." „Heb je zelf ook een hazel-
worm gehad?” vroeg de mijnbeer aan
Kees. „Neen mijnheer, maar een vriend
van mij wel.” „Kijk maar eens goed”, ging
de mijnheer voort," er zitten nog meer die
ren in het terrarium." Nu zagen de jongens
dat er een gewone hagedis rondkroop (Flg.
2) en een paar groote dieren met een heel
andere huid. „Wat zijn dat voor dieren,
mijnheer?” vroeg Rob, die merkte, dat de
mijnheer weg wilde gaan. „Dat zijn ribsa-
lamanders, ze hooren in Spanje, Portugal
F
r
1
UtW'
niinmiiiiiHiiHiiiiuHiiiiiniiuiiiiimimmHMMmnnntinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiitiiiiiiHii!ii!|
DONDERDAG 3 FEBRUARI 1938
Si j
V
’"Z
-*■—
I
J
fd
•e
I
..t.
•t
'XX'
Ti«jl
J
HAzclwor^
I
[T
4
EMM
4
4-
TX» l-
r
f
t*
WW»
drongen om
rarlum was
1
I
de«
de
I
Le'
E
hle
'.•x-
I
vo
tel
1
trc
nl
v»
ZU
w»
i
kei
me
■dl
bUl
de
ten
Be
te Ti
To
bevoi
tu
Wa
•pont
innjg
heid
opvoll
aanhi
Bare
dat i
toot 1
•elUk
harte
De
•temn
baart,
blijde
E
nar
bij
M
in i
zag
heu
aan
sell)
Un
hul» i
onze
eigene
beljvei
Neder!
Oranj,
een el
moeilt
een te
ïen ee
derlan
menaei
•chlet
Zoo
Tan ee
•chiedi
hc
>do
Sc
Ni
schs
zich
houi
reed
Oi
de 1
innli
ten
land
heel
ook
W
die
x-^?
ti «v'w». «4—sws~«.-^x»
geboorte van Primes
Woensdag door den
S(a.n^
GlTd
bevestigd.
In
Scha
houd
Na
op 1
aan
geha;
lens
verte
wil T
Ten.
heeft
in at
htnre
*rins
tuurli
boort
den
Tan
- 'X X
schen”, riep ze uit, „dat is de halsketting!"
Direct nam ze den ketting op en bevestigde
hem om haar hals.
Nauwelijks was dit geschied, of er ge
beurden vreeselijke dingen. Er ontstemd iets
als een vreesel
leis in al zijn
en Marokko thuis. Het merkwaardige van
deze dieren is, dat zij even goed in het wa
ter, als op bet droge kunnen leven, als
Tem
•POMlli
tewtdi
«ewekt
*t v<x
tot zichzelf. HU zette er nog wat meer den
stap in en na een hoek te zijn omgeslagen,
liep hU in het gezicht van de koningin van
de witte stad in eigen persoon, die met
haar raadsman, den graaf van Tooverland,
en al haar hofdames een wandeling aan *t
maken waren rond de mooie witte stad.
„Maar jongen”, sprak de koningin met
van woede sidderende stem. ,JIoe durf je
mU in *t gezicht te loopen en hoe durf je
me in den weg te staan! OogenbllkkeMjk
opzij", en haar koninklijke handen trilden
van kwaadheid, terwUl al de hofdames met
4.1 1 1.*. a. J 4. 4.
In verband met de
Beatrix werd
commissaris der Koningin In Groningen,
mr. J. Linthorst Homan, een
hecht aan hot monument
Adolf van
i krans ge-
van Graaf
Nassau tg Heiligerlee
Victor, de Fransche ontdekkingsreiziger,
die maandenlang op Groenland door
bracht, heeft de eerste postverbinding
met Eskimo-honden In de Fransche
Alpen Ingesteld
Een exemplaer onder het oog van
den keurmeester op de internationale
plulmveetentoonstelling te Parijs
- "-»■
tenmin^ droge vochtig gehouden
wordt. Ze leven hier van regenwormen en
.we hepen ze nog lang in het leven te h<x>-
dta.” „Hebt u die slang nog?” vroeg Kees.
HU had al eens rondgekeken in den bak,
maar geen slang kunnen ontdekken. ^Ja,
die hebben we nog wel, maar niet in bet
terrarium. Hier staat zU” en mUnheer wees
lep een lange flesch waarin een slang te
gen een glazen plaat was bevestigd (Flg.
!3).-Jp, op sterk water!” „Ja, ze is eenige
dagen geleden gestorven en we hebben
haar dadeiUk op sterk water gezet, want ze
'was nog heelemaal gaaf.” Eenige bruine
klkvorschen hielden de hagedissen geselt
schap. Ze ichenen het wel naar hun zin te
hebben, al leek Rob de ruimte een beetje
klein. Maar nu moest de vriendelijke mijn
heer toch heusch weg en Kees en Rog
gingen nog eens rondkijken.
Rob had eens op de klok gekeken. ,^eg
Kees, we moeten gaan, het is üjd.” Veel
lust had Kees niet. *t Was intusschen weer
droog geworden, zoodat zU een prettigs
wandeling naar huls hadden. A. L.
enk Volmoed was nergens bang voor,
zelfs niet voor zUn stiefmoeder, die
toch des Vrijdags de koekepan ach
ter hem aan gooide, en de overige dagen
met een dikken stok klaar stond, als hU
«ven iets verkeerd deed.
„Wat kan mU *t schelen!" placht Henkje
zichzelf te troosten. „Vandaag of morgen
is *t toch afgeloopen. Dan zal er wel wat
gebeuren, dat een eind maakt aan dit een
tonig bestaan!”
En dat gebeurde ook! Op zekeren dag,
terwUl hU aan *t graven was in den tuin
haalde hU met zUn schop een halsketting
naar boven. Vuil en vol aarde natuurlUk,
maar met mooie gekleurde steenen, in
goud gevat, dat Henkje, die nooit iets van
dien aard zag, al een buitengewone vondst
leek!
„Dat is een mooi iets!" sprak hU met be
wondering in zUn stem, terwUl hU het om
hoog hield. „Vast Iets, dat erg waardevol
is! Weet je wat, ik probeer het te verkoo-
pen. Dan is mijn fortuin gemaakt!”
Juist op dat oogenblik stapte zUn stief
moeder door de achterdeur naar buiten.
„Henk”, riep ze met haar onaangename
schrille stem. „Heb je de aardappels nog
niet uit den grond.”
„Neel” riep Henkje terug, terwUl hU als
de weerga maakte, dat hU uit het tuin
hekje kwam. ,JEn ik geloof, dat u zelf maar
in het vervolg de aardappelen eruit moest
halen. Ik ga de wUde wereld in, om prin
sessen van de draken te verlossen en ge-
vaarlijke avonturen te beleven."
„JU?” riep de stiefmoeder smalend. „JU,
in je oude afgesleten kleeren? Ach, je bent
sot!”
,J»ff!” antwoordde Henkje. „Mooie kiee-
ren alleen hebben nog nooit draken ver
slagen en wat mU betreft, ik ben om den
drommel niet zot. Als ik zot was, dan bleet
ik hier, om me steeds maar door u te laten
slaan.”
En hU pakte den halsketting netjes in en
ging op pad langs den heeten landweg.
Henkje liep ver, heel ver door, sliep onder
struikgewas, at boschbessen.en bramen voor
den honger en was nergens bevree^i voor.
Ten laatste, na een goede week, kwam er
een groote witte stad in het gezicht, wier
glinsterende witte torens helder afstaken
tegen den blauwen hemel.
„Dat ziet er prachtig uit", sprak Henkje
f. >--:‘
j 4
Voor het opdoen ven meer kennis omtrent het moderne luchtvaertverkeer
zal in de maanden Februari en Maart een groot aantal onderwijzers en
onderwijzeressen een excursie naar de vlleghaven Schiphol ondernemen.
Een viertal onderwijzeressen tijdens de «lea»
- ontploffing, die het pa-
idslagen deed trlllen-
Beneden in de groote hal wreven de hof
jonkers en de hofdames hun oogen uit,
alsof ze uit een diepen slaap ontwaakten
en keken met groote oogen naar de twee
.Jridringers" (de graaf van Tooverland met
zijn dochter) die ze nu ineens niet meer -
herkenden. De twee indringers zaten als
marmeren beelden, aan de tafel, niet in
staat zich te bewegen als gevolg van de
tooverkracht van den halsketting.
„Wie zUn daar”, bulderde de kapitein van
de hofgarde, die t eerst zUn positieven
weer bU elkaar scheen gekregen te hebben,'
en wUzende op dé jtwee „Indringers.” Maar k
voordat hU op de twee toegestapt was,
waren xe reeds in twee groote zwarte raven
veranderd, die met een akelig gekrUsch
door het raam naar buiten vlogen....
En zoo werd prinses Rosemary weer ko
ningin van het witte rijk en maakte Henkje
Volmoed tot haar hoogsten raadsheer.
PUCK
l^awssr
Hoera, toif steken de vlaggen utt,
En eten veel muisjes oj> onze beschuit.
WV vieren nu feest en we hebben geen les.
Hoera voor het kindje van onze Prinsesi
Hoera voor de sprutt van, Oranje’s stam.
De torenklokken slaan bim-bom-bam.
WIJ vieren nu feest en we hebben geen les.
Hoera voor het kindje van ome Prinses.
Hoera, klein prinsesje van Nederland,
Wij hebben je al reeds ons hart verpand.
W'ü vieren nu feest en we hebben geen les,
Hoera voor het kindje van ome Prinses.
Hoera Beatrix, leef lang en leef bUl.
Dat bidden, ja. en dat hopen wV.
Wjj vieren nu feest en we hebben geenms,
Hoera voor het kindje van onze pr'n'ei-
C. U»
-e-v- ees had het land. Dat was iets on-
14 gewoons, maar, laten we eerlijk zeg-
gen, hU had er reden toe. Want hU
had dezen Woensdagmiddag juist weinig
te doen, hU had zich al dagen van te voren
op een mooien tocht van de „Vereeniging
Plant en Dier” verheugd en nu, nu het ein
delijk zoo ver was, waren èn Mientje én
Evelien ziek en ten overvloede regende het,
dat het goot. Reden genoeg om uit je hu
meur te zUn. Daar kwam zUn vriend Rob
aan. ,^eg, ik heb van mUn vader gehoord
dat er een hazelworm in het museum te
zien is. Ga je mee kUken, het dier is levend
aangekomen, maar hU is bUna aan zUn
winterslaap toe."
Dat liet Kees zich geen tweemaal vragen.
„NatuurUjk ga ik mee.” HU had zUn regenjas
al bUna aan, zUn pet op en nu kon hU er
wel tegen. Met Hinken pas stapten de jon
gens naar het museum, dat een kwartier
loopen was. Wel waren ze nat geworden,
maar welke Nederlandsche jongen geeft
daar nu om?
Het was druk in het museum, er waren
een heele partU kinderen, die zich ver-
ernstlge gezichten stemden toe te kUken
„Hoe heb ik het nu”, sprak Henkje di
rect terug. „Ik voor U uit den weg gaan,
'k Denk er niet aan! Gaat U maar voor
mU opzU!"
Nu is 't waar, dat Henkje nooit zoo
heel erg goed opgevoed was, zoodat hem
die woorden niet heelemaal kwaUjk geno
men mogen worden.
Koningin Henrietta Maria Esmeralda,
om haar heelen naam te noemen, stampte
driemaal woedend met haar voetje op den
grond en de graaf van Tooverland opende
haastig zUn boek No. 1 (Tooverboek) waar
in hU zocht, wat te doen in zoo’n onge
hoord geval!
„Lijfknechten”, riep ze twee lijfknechten
toe, zoodra ze weer in staat was te spre
ken. „GrUp dezen brutalen rekel en werp
hem in den kerker, den dlepsten en vun-
zigsten die er te vinden is in het heele
kasteel!”
„Zeker, hooggeachte koningin”, sprak de
graaf van Tooverland met zUn lUzige stem.
„Ik dacht er eerst aan, om hem in een
aardworm te veranderen, maar dit is veel,
veel beter.” En hU lachte op een onaan
gename manier.
Hierop werd Henkje Volmoed door de
lUfknechten van de koningin gegrepen en
in een donkere, vunzige cel van bet kasteel
opgesloten, maar ook dat maakte hem niet
bang. HU schikte zich dadeiUk in zUn lot,
en daar hU een aardige, vroolUke jongen
was, stond hU al gauw op besten voet met
zUn bewaker. En het was van dien, dat hU
de vreemde geschiedenis hoorde van de
witte stad.
Marmaduke, de graaf van Tooverland,
werd hem verteld, was de grootste boos
wicht, maar tegelUk de knapste booswicht,
die er bestond. Toen de oude konlng stierf,
zette hU zUn eigen dochter op den troon, en
liet de dochter van den gestorven konlng
opsluiten. Dat was prinses Rosemary, de
rechtmatige opvolgster van haar vader. Al
gerulmen üjd zat ze in haar eigen kamers
van het kasteel en mocht daar nooit uit.
„En nu", sprak de vriendelUke bewaker
verder, „ziet niemand haar ooit meer. En
wat moeten wU doen? De toovergraaf met
zUn zwarte kunsten heeft het geheele hof
laten gelooven, dat zUn dochter de werke-
lUke prinses is. En we zUn allen erg bang
voor hem.”
„Maar ik niet," sprak Henkje moedig.
,4U hebt nooit mUn stiefmoeder gekend
hè? Nou daar dorst ik nog wel tegenop
Dus voor dien zwarte-kunsten-maker ben
ik heelemaal niet bang! Maar kan er niets
voor die arme prinses gedaan worden?”
„Helaas'nee”, was het droevige antwoord
„Eens was er een toover-halsketting, een
waardevol kleinood, dat, gedragen om den
hals van onze regeerende prinsessen, het
land bewaarde voor de gevolgen van de
tooverkunsten der totfvenaars uit het na
burige rijk. Maar die ketting is al lang.
heel lang geleden verloren geraakt. Als we
dien nu nog eens konden terugvinden....
Maar sja, waarom daar nog over te pie
keren, Die ketting is toch eenmaal voor
goed verloren en verdwenen!"
Jullie kunt wel begrijpen, dat Henkje
diep begon na te denken over wat hU ge
hoord had. Want halskettingen waren in
die dagen zeer zeldzaam en Henkje vond,
dat het niet eens zoo heel erg dwaas sou
zUn, te denken, dat de halsketting dien hU
tusschen de aardappelen opgegraven had,
en die nu veilig in zUn zak zat, wel eens de
gezochte tooverketting kon zUn.
„Nou, m’n heer de toovergraaf”, sprak
hU bU zichzelf, „nu zullen we ééns zien wie
er een aardworm wordt.” HU nam een
broodje, dat de bewajter hem als avondeten
had gebracht en verborg in een diepe sne
de den halsketting, daarna riep hU den be
waker nog even bU zich, en, na hem ver
zocht te hebben, het geheim alleen voor
zich te houden, vroeg hU hem het broodje
stiekum tusschen de broodjes die bestemd
waren voor prinses Rosemary te smokkelen.
En terwUl de prinses dien avond bedroefd
en eenzaam in haar kamer aan haar
avondeten zat, en een mes nam, om een
stukje van het broodje af te snUden, viel
daar iets uit, dat met een metaalachtig ge
luid op de marmeren tafel viel. De prinses
kon haar oogen niet gelooven. „Alle men-