I ZUIDERZEEWERKEN BIJ URK. I w I I fi III P® w, •u FOTO REPORTAG E Van een Wolf, een Schaap én 'n Geit meO -|L, RU Zoekt gij betrouwbaar Personeel Omroeper’’! voor 80.000 gezinnen Plaats dan een 'Lz W OVER CONDORS EN GIEREN F ol 0 m a Dezelfde i H ■- DONDERDAG 10 FEBRUARI 1938 «I r iW’ 86?'" 4 DE V. P. D. Secret** a r Re j W, sv I jM L* Bis» K. f I k i j Waschdag op Urk. De mannen, die thuis zijn, helpen een handje bij het ophangea - van het waschgoed V A I s.’ .i M ';is '«*s F* 1 - fi .*3-3.3 Mr. B. R. Royer, oud advocaat-generaal 1 Ineens, geit, n«th M r/ i &<- |W tai eenige Lukt h de taf bet fauteel •knerp ,v: Ah politie M* hun nn i verhit «evolgi 8pr Utlek de eii uof e social cpkon voeret lijn i heids! minde voor 1 abeolt date zonde overb 1 •aid Wat de u kwesti Spr. drjjfse handhi band lijke 1 doortn de wei De n naar p ring d De wei tot ara den dé geldell) den of der we tie ter digheld ft I uitvoert belangt flng. m voor di mlaechii achaiflr tonde t «n. Mi ben i woon bijjk nbee deae een speek wens jt gebouwen, moskeeën, pagoden (tempels» en in boomen. De IWM ak begn ter. '*.W3 I ft de ging welk groo leid. 1 C. M Inl va ■■1 di I -i M'ïi Da Gouverneur-generaal slaat gade, dat ter gelegenheid van werd i ven!” „Vooruit dan maar!” zei de geit. De wolf draafde weg en lachte in zijn vuistje, dat hij door zijn slimheid weer aan dat gevaar was ontsnapt. Toen hij zijn familie reeds van ver sag, riep hij: „Vlught, vlucht, als je leven je lief is; de ram en de geit zitten achter ons aan om ons op te eten.” anderen keken hem eens spottend <r voor het paleis te Batavia het datM :n ^de^geboorte vae Prinses Beatrix zyn rug stonden, naar beneden tuimelden en zoo schrokken, dat ze zoo vlug mogelijk het hazenpad .kozen. Holderdebolder ging het naar huis. Maar de ram en de geit leefden voortaan stil en onbezorgd tot hun dood in het bosch en werden zoo dik als renteniers. PIET BROOS uit Hulst ten palelza Soestdijk bloemenhulde lijk Paer. |- - y De Zuiderzeewerken bij Urk, die in December werden stopgezet, zijn thans weer hervat Een overzicht van den dijk tusschen Urk enSchokland, waarvan het vorige seizoen het eerste gedeelte werd uitgevoerd /I ?v :'3 De schilder W. A. van Konijnenburg te 's Gravenhage wordt deze weel zeventig jaar De gieren zijn niet beperkt tot Amerika, maar komen in alle warme streken voor. Niet alleen met aas voeden zij zich, som mige soorten gebruiken allen mogelijken afval. Heel bekend is bijvoorbeeld de vale gier. Deze vogel, die een enkele maal ook in ons land geschoten is, heeft een langen snavel en zoekt bij voorkeur die plaatsen waar menschen wonen, hetzij tijdelijk in een tentenkamp, hetzij blijvend De hoofd kleur is vuilwit. Bij de Egyptenaren stond hij In zulk een hoog aanzien, dat men hem op beeldhouwwerken afbeeldde. Het nest van den valen gier vindt men meestal op stelle rotswanden van takken en afval. soms met lompen inwendig bekleed. In Azli- maakt de vogel dikwijls een nest in groou nieuwsgierig wat de geit daar nu wel mee zou gaan doen. Maar de geit vulde den zak gewoon met een paar houtblokken en teleurgesteld vroeg de ram:- „Wat ga je daar nu mee doen?” „Niks bijzonders," antwoordde de „maar als er gevaar dreigt, klapperen we er zoo hard mee, dat zelfs een tijger op de vlucht zou slaan." De ram had er niet veel vertrouwen in. Namens geheel Zeeuwsch Vlaanderen heelti Woensdag een groep kinderen t een bracht aan het Prlnse- weg naar het paleis bij het Gerechtshof te 's Gravenhage is overleden terde om de geit te grijpen, liet deze den zak vallen, die net op den kop van den ram terecht kwam. ,Jtam,” riep de geit, „slacht ze allemaal I” En de ram, geschrokken van den zak, rende van angst in vliegende vaart tegen den wolf op, die Op den grond stond, zoo- dat deze omtolde en al de wplven, die op Dehw Kamer «denrei bochel u la eei nn hei overheid d»t aan I k ander, De kat •te overh Mam te arbel< Aan<ez •orden c ’'tent een te worde Poote g ’«wekere ®en rijl tevezen i tett *te verscH '*P*alder ^Daarom Wan om De onderwijzer gaf den jongens een opstel te maken over ,jnoeder”. Toen btj de schriften had opgehaald en thuis de op stellen nakeek, was hij heel verbaasd, dat twee broertjes woordelijk hetzelfde opstel hadden Ingelevérd. t Den volgenden morgen vroeg de onder wijzer in de klas asm een der jongens: Jioe komt dat Jan, dat je precies hetzelfde opstel hpbt geschreven als je broertje Piet" Jan keek den onderwijzer heel verbaasd aan en zei: „Dat kan toch niet anders, mijnheer, het is toch dezelfde moeder?’ I o De heer J. C. Lamiter, waarnemend directeur der afdeeling Volkenkunde van het Koloniaal Instituut te Amster dam, die waarschijnlijk 1 Maart aj. zijn functie zal neerleggen n de buMt van Knollendonk stond een klein huisje, dat door een arm gezin werd bewoond. De man en de vrouw hielden een schaap en een geit, maar ze waren zoo arm, dat ze den dieren niet te eten konden geven. Op een goeden dag zei de man dan ook ■tot zijn vrouw: ^et beste zal zjjn de arme dieren te slachten, anders komen ze nog van hpnger om. Wat denk jij er van?” „Waarom zouden we ze slachten,” meen de de vrouw, ,*a zijn toch veel te mager om er een i we ze lie1 De club was weer „op de been”, dat wil zeggen, dat de zieken en halve zieken her steld wieren. Maar, voor een grooten tocht was nog derware lust niet aanwezig, ’t Ge volg was, dat een „praatmiddag" was in gesteld. Op dezen eersten praatmiddag zou Kees het woord voeren en hij had heel echt aangekondigd, dat hij over condors en gieren zou spreken. Nu, hij bleek zich goed voorbereid te hebben en had bovendien een groot boek met plaatjes bij zich. „Condors" begon hij, „vind ik toch zul ke merkwaardige dieren. Je moet eens op het plaatje zien (Fig. 1), wat een mooie vogels het zijn. De hoofdkleur Is zwart, maar de* buitenste dekveeren en het dons zijn wit, evenals de schouderveeren. Hals, keel en een paar wratten aan den hals van het mannetje zijn rood. De vogels hooren thuis in Zuid-Amerika, in Jiet hooggeberg te. Zij 4ln vaak waargenomen op een hoog te van 7000 meter boven den zeespiegel. Op die hoogte heeft een condor een goed uit zicht op de vlakten en bergpassen. Zoo ziet hij, dank zij zijn uitstekend gezicht, een gewond of stervend dier al heel gauw. Meestal zijn er meerdere condors bijeen en dan gaat het er maar om, wie de eer- «te zal zijn. Vooral de ingewanden worden met graagte verslonden en de condor eet zooveel, dat hij niet meer vliegen kan en zoekt zoo mogelijk een rustig plekje op om *t rustig te verteren. Wordt hij hierbij ge stoord en moet hij wegvliegen, dan spuwt hij het opgenomen voedsel eerst uit. Men heeft wel eens waargenomen, dat condors levende dieren zoo lang najoegen, tot zij niet meer voortkonden en gewond en we) neerstortten. Onmiddellijk waren de con dors er bij hun maal te doen. Voor menschen zijn deze vogels echter niet ge vaarlijk. In gevangenschap wennen zij spoedig aan hun verzorgers en trachten hen op hun manier te liefkoozen met hun stifkje van te kunnen eten. Laten ev#r dea straatweg opjagen, dan kunnen ze zich te goed doen aan het gras dat hier en daar te vinden is.” Dat vond de man best. De twee magere beesten werden losgela ten en ze aten zich in een paar dagen dik aan gras en koren, dat ze tegenkwamen. Maar toen hoorden ze op een goeden dag het gebrul van een roofdier in het bosch. Toen kregen ze angst. „Als de beer en de wolf ons maar niet aanvallen,” zei de geit, „anders is ’t met ons gedaan. We moeten iets verzinnen om ons in tijd van nood te kunnen redden.” „Daar heb ik ook al over gedacht,” ant woordde de ram, „maar hoe willen wij, zwakke wezens, ons nu tegen die sterke kerels verdedigen?” Als we maar een zak had den, wist ik er wel raad op,” zei d geit. .Als het an ders niet is,” riep de ram, Jk zal er wel eentje opzoe ken” HIJ ging op stap en kwam niet lang er na met een ouden zak te rug. Hij was niet weinig it Van een aasgier heb ik hier geen afbeel ding, wel van een vogel, die ook tot ds roofvogels behoort en beroemd is als slan genjager. Dat is de secretarisvogel (Fig. 21. Ziet de secretaris een slang, dan nadert hij haar behoedzaam en geeft haar een flinken slag met de klauwen. Meestal wordt reeds bij den eersten slag de slang onschadelijk gemaakt. Lukt dit niet, dan gaat de vogel een eindje achteruit en geeft een stevigen trap, of zoo noodlg verschei dene trappen. Het eind is, dat hij haar de wervelkolom breekt. Hierna begint bij zijn prooi te verslinden. De kop wordt door ievige snavelhouwen verpletterd, de slang een aanval te doen voor hij haar de baas is geworden, dan vangt de vogel met uitgespreide vleugels den aanval op ML Weet zoo zijn tegenstandster af te matten. Of hij tegen een vergiftigen beet bestand is, schijnt niet vast te staan, in elk geval eet hij vergiftige slangen mei giftanden en al op. In gevangenschap wor den secretarisvogels zeer tam. Maar dj kunnen gevaarlijk worden voor tamme vo gels, omdat zij hun roofvogelaard altijd behouden. Zelfs katten en honden schijnen ze aan te vallen. Secretarisvogel wordt hij genoemd om de eigenaardige veeren, die I herinneren aan een secretaris met een pen achter zijn ooren.” 1 - X I Toen Kom met zijn interessante beschrij vingen ophield, vond iedereen het Jammer. I De plaatjes, die hij meegebracht had, wer- I den nog eens goed bekeken en Rob be- I dacht dat die verhalen over condors en I gieren hem misschien op school nog goed I te pas zouden kunnen komen. In zeer te vreden stemming ging de club uiteen. De aan. „Kom nou," riepen zij, „wij zijn met zijn twaalven én zij met z*n tweeën, hoe willen zij dat. aanleggen?” „Het zijn geen gewone beesten!” vertelde de wolf. „Ze hebben een grooten zak vol wolfskoppen bij zich." „Dat is onzin," riep de grootste van' den troep, „laten we d’r maar op los trekken, we overwinnen ze best!” Moedig begaven ze zich naar de plaats waar de geit en de ram zich ophielden en het zag er voor de twee vrienden niet zoo rooskleurig uit. Vluchten, jongen,” riep de geit, toen hij de wolven zag komen, „maak voort, anders d ben je opgegeten vóór je het zelf nog weet.” In de nabijheid stond een elkeboom. Vlug klom de geit naar boven, maar de ram kon van opwinding den eersten tak niet eens bereiken en kroop ten einde raad maar in de struiken. Intusschen hadden de wolven hun spooi gevonden en zagen de geit in den boom zitten. Het was niet eenvoudig om die daar uit te krijgen. Maar een van hen stelde voor op elkaar te gaan staan en zoo deden ze 3;. en kunnen geen ander voedsel vinden dan hier of daar een wolf of een beer. Ze liggen ons alleen wat zwaar op de maag, ’t Is In ieder geval beter dan niets.” „Ram,” schreeuwde hij toen „slacht dien wojf!” Wat schrok Isegrim van die woorden. „Beste vrienden,” zei hij vleiend, „ik ben jullie altijd erg genegen geweest. Uit dank baarheid moeten jullie me laten leven. Ik zal wel zorgen dat er inplaats van mij zelf, twaalf andere wolven als buit hier naar toe komen.” „Als je de waarheid spreekt, laten we je loopen," antwoordde de geit. ,Jk heb ïiog nooit gejokt," zei de wolf, &0AU A1CZU CA AUCV VCCA W1V1VUWVM MA, Daar kwam de wolf aangewandeld. HU .J® kunt mlJ <UtiJd °P m«n woord «elo°- had eeir booze bul, want hij had honger. „Heeremijntijd,” riep het schaap doods benauwd, „we zijn verloren." „Geen nood voor den dood," zei^de «bit en stapte dapper naar den wolf toe.\]^zak had zij over haar schouder geworpen^ mompelde de* wolf likkebaardend, „daar komt me waarachtig een heerlijk malsch hapje recht in mijn mond!” Hij wist dat geiten en schapen doodsbe nauwd voor hem waren. Toeh verwonderde het hem wel een beetje, dat mevrouw Sik zoo zonder vrees recht op hem af kwam. Dat maakte hem wat achterdochtig. „Wat heb jij daar in dien zak?” vroeg hij. zoo vriéndelijk als hij kon. „Oh, niets bijzonders,” antwoordde de geit onverschillig, „een paar wolfskoppen en beenderen, die wij buit hebben gemaakt We loopen al maanden in het bosch rond 3'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 4