De avonturen vaneen verkeersagentje
S'Cet wolbaal wm den daq
fschoon het al laat was. werkte de man
f 1 op dien warmen dag nog door op sün
land, dat aan de grens van het bosch ge
legen was. HU moest nog eenlge voren aanleg
gen en dan was z’n taak geëindigd. Eensklaps
bleef hU staan, omdat hü meende, dat hU door
’t dlctjj begroeide struikgewas, dat aan den
eenen kant van z*n akker grensde, z’n naam
hoorde roepen. HU keek op en luisterde nog
maals scherp toe. Nu hoorde hU een zachte
stem:
SHEA
De listige slager
f-4 Hl
van de lersche Brigade
DONDERDAG 17 FEBRUARI 1938
De Yucca’.
De secretaresse van den
maarschalk
Arbeid der gehuwde
vrouw
DOOR RANDALL PARRISH
Een geldschieterstrucje
den kop ingedrukt
„Limerick»”
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UTTERL1JK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
die
en redelijkheid
‘A
(Nadnik verboden)
f
Ze
niet
twee
het
van
voor de deur sag staan. Ben groep struiken
o
Eén der kabouters vond een gat in den muur, waaruit een
droevig geschrei opsteeg. HU belichtte met den tooverstaf bet
gat en hü zag een uil, die hem met doordringende, verschrikte
oogen aankeek. Die uil was eens een gelukspoppetje geweest,
dat door de heks was betooverd. „Je moet maar boffen.*' set
de kabouter.
ons
mü
hoe
van
staren voor ik een groep mannen, die in het
schrale licht maar nauwelijks zichtbaar waren.
-luid
dan I
te
^liwmand kan twww hewren dienen.
I Alle heeren moeten God dienen.
noegen als de inzending van één onzer le
zers, die dicht over „een dame voor wie het
heusch naar is, gehuwd met een hoog
functionaris,’’ dewelke bij elke vacature in
zijn rayon aan zijn gade pleegt te vragen
„of het soms iets voor haar is.”'
Doch met de redelijke gronden van minis
ter Romme’s voorontwerp heeft deze poëzie
slechts een verwijderd verband. Een redelijk
woord troffen wij echter aan in het orgaan
van het „Nieuw Feminisme", waar mevr. Ad.
Veen-Brons (Famke) de opmerking maakt,
dat
daar komt er nog
Deze, tenger ak
versleten hemd e®
De uil maakte een verborgen venster open en bet verkeers-
agentje en de kabouters konden nu in de hut zien en de un
vertekfc hun, dat de heks wel een poosje weg zou blijven. In
den hoek van de hut kroop een muisje. In een kast stonden
potten en pannen, waarin de heks haar tooverdrank brouwde en
bewaarde. Het ziet er leelük uit. .geen blind paard kan hier
schade doen,** aeide Heeste.
De nacht was aangebroken en alles was stil.
I toen Emile Ouvrard voorzichtig uit het boeeh
kwam en zich op weg naar z*n huis begaf. Zacht
I sluipend als een roofdier, kroop hü voort, totdat
hU in *t bleeke maanlicht z’n woning zag- Er cm
heen stond het gras hoog; de vroeger aoo keu
rig onderhouden tuin leek nu een wildernis. De
ontvluchte misdadiger onderdrukte elk senti
menteel gevoel. Z*n doel was om onder den
haard het geld op te graven van den ouden
man, die door hem en .kleine Jean” vergiftigd
was.
Voetje voor voetje, met de uiterste voorzich
tigheid. uit vrees, dat z’n vUand hem een val
strik sou hebben gespannen, sloop Ouvrard
verder. Links en rechts van den ingang stonden
twee yucca’s, die zoo sterk gegroeid waren,
dat ze bijna de helft van de deur bedekten en
als twee sombere wachters, met hun donker
groene. stekelige bladeren, den Ingang schenen
te bewaken.
Emlle Ouvrard schoof een steen op «n
vond den sleutel,
dien hU
verborgen
.het vraagstuk van de gehuwde vrouw, maat
schappelijk en cultureel gezien, van oneindig
meer gewicht is dan het vraagstuk van de ónge-
huwde vrouw.”
Hoeveel pennen het voornemen van minister
Romme in beweging heeft gezet, is bjjna niet
te tellen; het is allemaal oude kost en telkens
weer de oude argumenten: vóór de Vrijheid der
Vrouw, vóór het belang van het meestal eenlge
kind, dat een opvoeding moet hebben, dat boven
het inkomen van den vader gaat, (bl) de debat
ten in den Haagschen Gemeenteraad bleek dat
60 pet der gehuwde ambtenaressen kinderloos
was en 23 pet. het één-klnderen-stelsel huldig
de), enz. enz.
En déze .jiieuw-feministe” besluit:
„Het is mü ónmogelijk om terwllle van een
lieve vriendin of een ml) sympathiek, jong paar
tie te .sjacheren" met de groote lijnen."
op do voorbank van
/^A/ïrto zitten mag alléén, als ar
\^<éor dan bestuurder 60 cm en voor
/eiken passagier 40 cm beschikbaar
is (voor kind tot 12 jaar: 30 cm).
onttrok hen eenlgszlns aan het oog en als niet
een van de mannen overeind was gerezen en de
deur was ingegaan, dan betwijfel ik, of ik ben
zelfs wel zou hebben opgemerkt. Met de hand
wenkte ik mijn kameraad naast mü te komen
staan.
„Zie daar eens,” zei ik, „bjj de groote bres in
den muur, daar zit een doaün mannen om een
vuurtje heen.”
Wü tuurden belden een poos naar de groep
Doch teen Pilsudski premier werd, in 1936,
schreef bü haar, dat hü een secretaresse noo-
dlg had. ,4e wordt in rang gelijk gesteld
met mUn adjudant', voegde hü er licht-lro-
nlsch bij. Ze heeft die taak aanvaard, en tot
den dóód van den maarschalk vervuld.
En uw litteraire werk? Hoe staat bet met
de jongste litteratuur in Poten?
„Ik zal u een overzicht laten sturen over
onze jongste letterkundigen, belooft glim
lachend. Het is zoo moelUjk voor me, alle
richtingen en stroomingen uit elkaar te hou
den. Onze jongeren zoeken naar een nieuwen
vorm, en ik geloof, dat er onder hen zijn, die
zeker op Europeesch niveau staan. Merkwaar
dig is. dat bü ons de vrouwen zeer goede pro
zaïsten zijn; de mannen munten uit in lyriek.
Wat mijn eigen verzen betreft: ik geloof, dat
de muzikaliteit van het woord de grootste
kracht geeft aan verzen. Dat is aoo sterk, dat
ik zelf al schrijvende er een melodie bU zing
Misschien is het daarom, dat Szymanowski ze
geschikt vond om er muziek bü te schrijven.
Van uw litteratuur ken Ik, uiteraard, weinig.
Op het oogenbllk herinner ik me alleen maar
de biografie van Rembrandt door Van Loon,
die werkelUk indruk op ml) maakte. Maar wat
zegt ons tenslotte een vertaling? En ik
moet mü zeer beperken bü het lezen: mün
oogen worden te snel vermoeid.”
Van anderen moet men hooren. dat Kaxi-
mlera Hlakowicz een der grootste dichteressen
van het jonge Polen is; haar verzen werden
unaniem geprezen om den klassieken en ge-
voeligen vorm. Bk staat een oeuvre van 23
werken op haar naam; de Poolsche Academie
bood haar in 1933 het lidmaatschap aan. Zü
weigerde dien eeretltel, uit bescheidenheid-Na
den dood van Pilsudski legde zü haar officieele
taak neer; wanneer zü thans nog in het Open
baar optreedt, is bet om in het buitenland do
harten te winnen voor haar vaderland en den
man, die bet bevrijdde.
De wet is door dit arrest in eere hersteld; zü
zal niet meer op deze wijze straffeloos ontdo
ken kunnen worden, omdat in Nederland de
lagere rechtscolleges loyaal met den Hoogen
Raad medewerken aldus (Professor Taverne).
De slager Is de laatste listellng van dit soort
geweest, hopen wij.
eies te omscljrüven is; woeker is een „onvermij
delijk gevolg van de vrUheid om
Mn te gaan.” Niet slechts, dat het Juridisch be
grip woeker allerminst vaststaat, ook in de
moreele en maatschappelijke orde kan men
geen nauwkeurige omschrijving geven. De grens
tusschen woeker en geoorloofde rente Is niet
precies vast te leggen.
Eenerzijds voorziet de wet in de Jeenbe-
hoefte’’, anderzijds schept zjj middelen om de
Jeenzlekte" te bestrijden. Overhelds-geldschie-
ters worden in t leven geroepen, de particu
liere geldschieters aan eenlge dwingende regels,
os. betreffende maximum-rente en maxlmum-
kosten onderworpen. Zoodoende wordt de kleine
woeker bestreden, en tevens de Jeenzlekte" ge
nezen, Immers het verleenen van onnoodige, al
te veelvuldige en gevaarlijke credieten, onmo
gelijk gemaakt. Men mag er in de toekomst
slechts zijn beroep of bedrijf van maken, om
sommen van of beneden zevenhonderd vijftig
gulden (vóór 1937 was de grens nog vijfhonderd
gulden) uit te leenen, als men daartoe toestem
ming heeft van B. en W. En die toestemming
wordt natuurlijk slechts gegeven wanneer er
geen bezwaren tegen den betrokken persoon
bestaan.
Een Haarlemsche slager had geen toestem
ming om naast het slagersvak ook nog het in
de wet bedoeld geldschietersvak te beoefenen.
Niettemin was deze slager dit laatste vak zeer
genegen, alhoewel hü er weinig voor voelde om
In conflict te komen met de nieuwe wet, en
daardoor de kans te loopen tot een gevangenis
straf van twee Jaren of een geldboete van
liefst 10.000 te krijgen. De slager peinsde en
vond een sluwe oplossing. HU leende een be
drag boven de 500.(dat was toen nog de
limiet) en bedong, dat de leener hem den vol
genden dag het verschil zou terugbetalen, tus
schen het z.g. uitgeleende bedrag, en het be
drag dat de leener werkelUk wilde leenen. Zoo
■loot hü b.v. de volgende overeenkomst af. I
Iemand moest 70.hebben. De slager maakte
toen een royaal gebaar en leende f 502.50, maar
nam onmlddellUk weer zijn vrijgevigheid' terug, I
door te bedingen, dat de leener hem den vol- I
genden dag al 439.50 moest terug betalen,
zoodat de leener slechte 63.ontving. Die I
7.— was de den slager „toekomende” rente. I
Verder bedong de slager, dat de leener hem
iedere week 3.50 moest terug betalen, totdat I
de f 70.waren terugbetaald. Een vlug cU-
feraar kan uitrekenen, dat de slager zoodoende I
een rentetje trok van liefst 30 pCt. per jaar.
Maar dit laatste doet nu minder ter zake.
Een tweede voorbeeld. Een andere leener I
moest f 350.hebben; hü kreeg f 501.en
moest ’s anderdaags 251.terug brengen. HU I
leende dus in werkelükheid 250.en wel
tegen 10 pCt. en af te lossen met 10.per
week.
Uit die twee voorbeelden ziet men duidelUk I
wat de slager deed. HU leende voor één enke
len dag een bedrag grooter dan f 500.uit, om
dan verder slechts een veel kleiner bedrag uit
staande te laten, een en ander kennelUk met
de bedoeling de wet te ontduiken.
De man^ werd dan ook vervolgd, maar zün I
■luwheid wérd ongestraft gelaten, zoowel door I
Rechtbank als door het Hof. BU beide instan- I
ties werd hU vrijgesproken. Men begrijpt dat
dit succes een maas in de wet zou beteekenen,
waardoor alle minder goed bekend staande
geldschieters heen zouden gaan kruipen. De
wet zou een bespotting geworden zUn. Maar de I
slager was vrijgesproken; en tegen een vrij
sprekend vonnis kan men niet in cassatie gaan. I
Daarom bleef er niets anders over dan cassatie
in het belang der wet aan te teekenen. Cassa
tie in het belang der wet, in te stellen door I
den Procureur (of Advocaat) Generaal bU den I
Hoogen Raad, verschilt in velerlei opzichten
van de gewone cassatie, onder meer hierdoor, I
dat fouten in ’n vrUsprekend vonnis gemaakt I
normaliter niet, maar bü dezen speclalen vorm I
van cassatie wél ter beoordeeling aan den Hoo- I
gen Raad worden voorgelegd. Overigens kan
«en cassatie in het belang der wet nooit eenig I
nadeel toebrengen aan de verkregen rechten; zü I
fungeert dus in het recht als een (juridische) I
vragenbus in een courant.
Derhalve stelde de Advocaat-Generaal een I
eawatie-beroep in het belang der wet in. Want I
de slager was er goed afgekomen, helaas
maar men moest belëtten, dat er nog andere I
slagers en lieden van allerhand slag het ge- I
wekte voorbeeld zouden gaan navolgen. Daar-
om was het noodlg. te weten te komen,
ons hoogste rechtscollege over deze uiting
geslepenheid dacht.
In de Tweede Kamer had men al zoo’n beet
je nattigheid gevoeld, maar de opkomende
angst, dat nJ. door middel van allerlei listige
kunstgrepen de schün zou worden gewekt, dat
geldleenlngen van een grooter bedrag dan
f 500 gesloten waren, werd gesust. Men riep
zich de oude Romeinsche spreuk in het ge
heugen: „plus valet quod agitur, quam quod
simulate condpltur”,„ hetwelk vrij vertaald
luidt: .niet de schün, maar, wat er in werke
lUkheid gebeurt, is van beteekenis.” Ja zelfs
men dacht aan den molenaar en koning Fre-
derlk den Grooten van Pruisen: II y a de juges
k Berlin, er zUn nog rechters in Nederland!
een oude strUdbUl had gevonden. Er waren
nog een paar kleine zUgangetjes, die wü ook
onderzochten, en daarna kwamen de keukens
en de proviandkamers aan de beurt. Van de
proviandkamers *as niet veel meer over, maar
de keukens waren er beter aan toe, al hadden
ook zU veel van het vuur te lüden gehad.
waren heel ruim en schenen den laatsten tijd
meer gebruikt te «Un. Er waren
groote stookplaatsen in, maar de beide schoor-
oen Jóeef Pilsudski in 1867 nabü Wilna
geboren werd, waren de galgen, die de
Russische overheerschers voor de Pool
sche opstandelingen van '63 hadden opgericht,
nauwelUks koud; de knoet daalde met ver
nieuwde kracht op de gewesten neer, den haat
tegen dezen onderdrukker opnieuw voedend. De
jonge Pilsudski was als gymnasiast al een klei
ne agitator en hU moge dan onschuldig zUn ge
weest aan het feit, waarvoor de Russen hem
een verblUf in Siberië aanboden, dat SU den
juiste te pakken hadden, is hun later overdul-
delUk gebleken. ZUn organisatorisch taleht was
verbluffend; overal waar hU verbleef, stampte
hU de kleine patriottische groepen uit. den
grond, die hem later bU zUn bevrUdlngswerk
zouden steunen; de Polen, die met hem in aan
raking kwamen, leerden schieten, vrouwen zoo
wel als mannen. Voor de Russen was hU bUna
onvindbaar; hadden zU hem, dan was hU al
weer gevlucht voor ze er zich goed van bewust
waren. Toen zUn kans kwam, nam hU die waar;
met een belachelijk minimum van middelen,
maar met een prachtig élan, dat op al «Un land-
genooten oversloeg, wist hU, den een na den
ander, de veroveraars te verjagen. Aan het eind
van dezen wereldoorlog was Polen vrU; toen
wachtte hem de zwaarste taak: de consolidatie
van den jongen staat. Met ongeloofelUke han
digheid volbracht hU die taak, en toen hU in
1935 het moede hoofd neerlegde, kon het jonge
Polen de toekomst rustig tegemoet zien.
Wat bezielde dezen man, dat hU de enorme
opdracht kon vervullen, eenheid te scheppen in
den chaos van een uit elkaar gerukt volk, le
vend op een verscheurd territoir?
De vrouw, die negen jaar lang zUn trouwe
medewerkster is geweest, die sinds den staats
greep van 1926 de omvangrUke correspondentie
van den belangrUksten man van Polen ver
zorgde, vertelt van den „grooten Maarschalk*
zooals sU hem gekend heeft. Temidden van de
babylonisebe spraakverwarring, die op de te
harer eer gegeven receptie bU een der Poolsche
consulaire attaché’s in de hoofdstad heerschr.
hanteert zjj haar Fransche volzinnen met een
gemak, dat een académlcien het haar nauwelUks
zou verbeteren. Men moet wel zien naar haar
rijn besneden gelaat, luisteren naar haar rus
tige stem, die spreekt van haar vaderland en
zUn bevrijder en meer nog dan haar woorden
drie man verlieten omniddellUk de groep en
verdwenen, tegelUk met den bode. De leider
bleef achteloos tegen de deur leunen. Ik keerde
mU om en keek Gassier in het gezicht.
,JCn hoe verklaart gU dit alles. Monsieur?”
vroeg hU.
„Wel, op dese manier. Het kasteel wordt
door dese schurken als hoofdkwartier gebruikt,
waar zU zich voor achtervolging schuil houden
en hun gevangenen opsluiten. ZU voelen zich hier
volkomen veilig, want het kasteel staat natuur-
lUk bekend als een plaats waar het spookt,
en geen mensch uit de buurt zal zich zelfs
maar in de nabUheid durven wagen. Daarom
dan ook is er geen wacht bU de groote poort
noodlg. Als zU onraad vreezen, gaan zU self voor
spook spelen. Hier tegenover ons is natuurlU^
het hoofdkantoor van de bende.”
,En wat zullen wU nu gaan beginnen?”
.Eenvoudig ons ondersoek voortsetten. Zoudt
gU dan gevangenen hulpeloos in hun handen
willen achterlaten? Er moeten er hier nog mM?
verborgen «Un om eens iemand te noemen,
de vrouw, bUvoorbeeld. Het zal bet veiligst /oor
ons zUn met vertrekken te wachten tot
donker is; de neger komt u toch maar eep
per dag opsoeken?"
.Meest wel.... maar wie zal zeggen?”
„Die kans moeten wü wagen. Deze kerels be
neden hebben niet de minste achterdocht en
zullen ook wel het een of ander plan hebben.
Als er hier beneden al volstrekt geen wacht
is, dan behoeven wü ook niet bang te «Un,
.Echrlk niet, Pierre. Ik ben het: Binile.”
.Allemachtig," mompelde de aangeroepene
verschrikt, en tusschen de struiken verscheen
een somber, bezorgd gezicht.
„Luister, Pierre. Bluf staan, terwül ik met je
spreek. Doe net of je aan t werk bent Niemand
mag iets verdachts zien of vermoeden.”
,Jn orde,” klonk het terug. .Maar man. wat
kom J hier doen?”
,Jk moest iets uit m*n huis halen. Wat heb
ben se met m*n huis gedaan?”
„Niets. Er woont niemand in en t is gesloten.”
.Dan ga ik er vannacht heen en ben morgen
vroeg weer vertrokken. Maar ik moet weten of
de .giftmenger” er nog is.”
„Wie, zeg Je?” vroeg Pierre.
„Och, ik bedoel Jtleine Jean.” In de gevan
genis had men hem dien naam gegeven, omdat
hü in de apotheek van de ziekenzaal moest hel-
pefl Een goeie naam voor dien kerel."
M»ar...." «el Pierre, A*n vonnis is herzien
en de rechtbank heeft z’n onschuld erkend.”
Een Ingehouden sarcastische lach klonk als
eenig antwoord.
„Ieder weet hier,” ging de landbouwer Pierre
voort, „dat JU van Cayenne bent ontsnapt,
Emile. Ongeveer 4 maanden geleden stond het
bericht in de kranten. Ik had nooit gedacht,
dat je hier in t land zou terug komen."
.Etill t Is over „kleine Jean,” dat ik je wil
spreken," zei Binile met heesche stem. „We wa
ren beiden medeplichtig in die zaak. Ik heb dit
steeds voor de rechters verklaard. En nu wil die
kleine schurk mUn dood. En toen....”
„Wees gerust. Sinds z’n invrüheldstelling 1*
„Kleine Jean" weer in t dorp gaan wonen,
maar hü is voor een dag at veertien weer ver
trokken.
„Weet je dat zeker?"
,4a, eergisteren, per trein.” g,,
,Jk heb je al gezegd, dat hü *t op m"n leven
gemunt heeft. Hü zal weten, dat ik terug ben.
Niets bewijst me, dat hü vertrokken la Hü kan
zich best hier of daar verborgen houden en op
de loer liggen. Misschien simuleert hü afwezig
heid en
„Nu. dat zou ik je niet kunnen zeggen."
„Gaat hü wel eens de richting van m(jn huis
uit?”
„Hoe zou Ik dat weten? Je goederen zün in
beslag genomen en we gaan nooit dien kant
uit Maar als hü iets tegen je in z’n schild
voert, dan zal hü dit zeker niet overdag doen.'
„Bkifin.” mompelde Emile OuvrardJe
zegt, dat hü op reis is....”
,Jk meen het stellig."
„Goed, ik zal in elk geval m’n voorzorgen ne
men Adieu Pierre, en hartelük bedankt Je veo
raadt me toch niet?”
.Maar Emlle, waar zie je me voor aan? Nu,
adieu en veel succes. Pas op. dat ze je niet te
pakken krijgen.”
Wü gunden ons slechts weinige minuten om
deze dingen te bespreken en kwamen ten slotte
*°t het besluit, eerst voorzichtig een onder
zoek in te stellen voor wü tot een bepaald plan
overglngen. Cassler had geen ander wapen dan
®ün mes, dat hü in zün gordel stak; hü scheen
de grootste haast te hebben, om den tocht te
beginnen. Samen stapten wU de gang in en
deden de Uzeren deur zacht achter ons dicht.
waren aan deze gang nog maar enkele
kamers, die ik niet bezocht had; ik besloot
deev nog even een kükje te nemen vóór wü
“eer de groote hal teruggingen. Ze waren ook
•He leeg en onbewoond, alleen een er van had
•en dwarsbalk op de deur en had misschien
•ertüds als gevangenis dienst gedaan. Op den
•rond lagen nog enkele vodden, die aan een
Uniform deden denken; ook stond er in een
“°ek een strooleger. Verder zoeken had geen
nut meer en wü gingen dan ook naar den
“oofdlngang terug. Nu ik iemand naast mü had,
ik niet langer de gruwelüke stilte en de
nopelooze verlatenheid. Geen spoken, maar op
root en moord zinnende menschelUke wezens
steenen waren verstopt door allerlei neergevallen en ik hoorde zün adem snel gaan,
steenen en de vloeren lagen vol asch. Geen - -
enkele voetafdruk viel hier waar te nemen en we
begrepen dan ook onmlddellUk, dat er in jaren
geen sterveling geweest was. De vensters, van
Uzeren staven voorzien, waren "niet aoo hoog
als die aan den voorkant, en nieuwsgierigheid
dreef mü er heen, om een blik op de binnen
plaats er onder te kunnen slaan.
Eerst zag ik niets anders dan den grijzen
steenen buitenmuur, die op verschillende plaat
sen was afgebrokkeld en waar doorheen ik de
met bosschen bedekte heuvels kon zien. In de
spleten hadden zich allerlei struiken vastgezet
en er boven uit staken de boomen, die zoo echt
volkomen bü de oude ruïne pasten.
Daarop bleven mün oogen op een gebouwtje
één verdieping rusten; de muren waren
van steen en het dak van stroo. Juist het dak,
dat eerst kort met nieuw riet scheen gedekt,
had het eerst mün aandacht getrokken en ik
had er dan ook wel een volle minuut op staan
overtuigen overreedt het charme van haar be
scheiden belangeloosheid. Kazimiera Hlakowicz
verhaalt, hoe Jósef Pilsudski Polen redde met
zes paarden en zes ruiters: zün eerste regiment
cavalerie, waarmee hüde Kozakkenhorden te
lüf ging.
Een dictator? We zün voorzichtig met het
uitspreken Van dit woord, dat *n bitteren bü-
smaak kreeg. Kazimiera niakowicx glimlacht:
,J)at zou bü °ns een volkomen mislukking sün
geworden De Polen zün individualisten, zooa.s
ik ze op m’n reizen misschien alleen maar in
Nederland heb ontmoet; iemand, die grootsche
allures aanneemt, maakt zich gauw belachelük.
Van Pruis schen militairen geest zün zü wars;
Pilsudski, die toen nog kortweg .JóseF’ heette
leerde zün strüdbenden, boe zü het juk moesten
afwerpen, niet hoe zü moesten paradeeren. Het
is daardoor, dat zün leglonnalrs zulke goede
soldaten worden. Voor *t overige konden zü doen
wat zu wilden; deden zü ook wat zü wilden.
Het eenlge, wat hü deed, was, den vrijheidsgeest,
die in zün volk leefde, mobiliseeren. Eh ook
later heeft hü niet naar de macht gegrepen: het
presidentschap van den staat heeft hü altijd
afgewezen, zelfs toen, na den staatsgreep
in 1936, de macht hem voor het grijpen
lag. Slechts tegen de corruptie heeft hü zich
verzet, zooals hü zich vroeger schrap zette te
gen den guren wind, die uit het Oosten woei.
„Naczelnik” noemde het volk hem, den leider,
wiens volgelingen zich achter hem schaarden
uit vrUen wil, om zün persoonlük voorbeeld.
Zün tegenstanders bestreden zün denkbeelden;
zün persoon was bü allen in hooge achting. Hü
was geen dictator, hü was veeleer ons aller
grootvader; de eigenschap, die allen het meest
trof, was zün goedheid. HU was dol op kinderen
en in den grond van-zün hart verschilde hü niet
veel van de oude boeren, die men bü ons aan
treft. Als ze mü vragen: Hoe was de maar
schalk nu elgenlük?’’ dan zeg ik Zooals
JU daar,en JU, en bü- En ik moet lachen, als
ze me dan ongeloovig aanstaren”.
Al heel jong had Hlakowicz den maar
schalk leeren kennen, en in de voor-oorlogs-
jaren bood ze hem aan, zün adjudant te wor
den. „Zoolang ik nog mannen heb, laat ik de
vrouwen erbuiten”, was zün antwoord. Zü 1»
toen in het buitenland gaan studeeren; in de
oorlogsjaren was zü Roode Kruls-verpleegster.
bevolkten deze gangen, en al mün gedachten
hielden er zich mee bezig, hen op het spoor te
komen. Ik hoorde Gassier zuchten van verba
zing, toen hü naar het gewelfde plafond keek en
de uitgestrektheid van de hal in zich opnam.
„Saint Denis! Geen kleine ruïne, mün lersche
vriend," fluisterde hü, door ontzag aangegrepen
.Kent gU misschien iets van haar geschiedenis?"
.Maar een heel klein beetje; drie eeuwen
lang is het al een ruïne, zü werd door een
bende muitende soldaten van Parijs geplunderd
en verwoest. Toen het volk in opstand kwam,
was de koninfe hier met zün hof en lüfwacht
heengevlucht Wat de reden was van den op
stand, weet ik niet meer, maar men vertelt, dat
hü in de groote feestzaal boven met het zwaard
in de hand stierf als een dapper edelman en
vele ridders en adellüke dames gingen tegelük
met hem den dood in. Toen werd het kasteel
aan de bül en aan de fakkel overgelaten en
bleef er niets van over dan een hoop grüze
steenen.
„En den naam, kunt gü mü dien ook zeg
gen?"
.Rolsel maar ga mee, wü kunnen onzen
tüd hier niet blüven verpraten. Neem die gang
voor uw rekening, dan onderzoek Ik deze. Wees
op uw hoede, het is heusch geen kinderspel, of
schoon ik niet geloof, dat de duivels hier
hulzen.”*
Hü verdween den kant uit. dien ik hem had
aangewezen, terwül ik den anderen kant koos,
maar toen wü weer bü elkaar stonden, had geen
van ons tweeën iets bijzonders te vertellen, be
halve dan dat hü bet verroeste bovendeel van
,Ha!” ultte hü ten slotte zün verbazing, „dat
zün de schurken. Achter dat gebouwtje heeft
de muur zeker een flinke opening. Kun gü «e
goed zien? Mün oogen zün niet scherp ge
noeg."
Maar slecht, toch zie ik dat het geen sol
daten zijn. De man, die naar binnen ging, had
echter de uniform der cavalerie aan hü
komt weer terug zeker de aanvoerder.”
De hand van Cassler drukte zwaar op mün
arm.
.Het is dezelfde ruwe schurk, die mü hier
heeft gebracht," fluisterde hü mü toe. .Kunt gü
de anderen tellen?"
„Voor zoover ik zien kan, tien, maar het is
heel goed mogelijk, dat er nog meer zün. Hal
een een bode.”
een jongen, alleen met een
een gescheurde broek ge
dekt, bleef pratend en gestlculeerend voor den
aanvoerder staan. De woorden waren niet te
verstaan, wü konden elgenlük maar nauwelUks
hooren, dat er gesproken werd. Als antwoord - -----
daarop gaf de reus eenlge korte bevelen, en I dat er hier boven een la Het lijkt mü bet ver
standigst aoo lang mogelük van het schrale
daglicht te profiteeren."
Ik keek weer naar de groep en lette er eigen-
lük niet eens op, wat de man antwoordde, vast
overtuigd als ik was, dat hü mü trouw zou
blüven. De forsche aanvoerder was in bet ge
bouwtje verdwenen, maar de anderen bleven
,om het vuur gehurkt en uit hun houding en
hun manier van doen viel gemakkelük op te
maken, dat zü zich volkomen gerust voelden.
Er bestond geen enkele reden, waarom wü naar
hen zouden blüven küken.
Zender eenlge tegenwerping volgde Cassier
mü weer naar de gang, naar de groote trap.
Hü las natuurlijk wel in mün oogen. dat ik
vast besloten was mijn wil door te zetten en
1 hem wel niet büaonder hebben toege-
daar alleen achter te blüven. Maar wat
zün motief om den tocht verder voort
en, moge geweest zün, bü mü was het
nieuwsgierigheid alleen. Ik verwachtte
dezelfde wanhopige eenzaamheid aan te
treffen, belichaamd in die op cellen gelükende
vertrekken, dezelfde grauwe steenen muren,
door het vuur geblakerd, deaelfde vloeren, be
dekt met het stof van eeuwen.
aanzien van den fabrieksarbeid aanvaard,
te gelegener tüd. als een aanstekeUJke ge
zondheid, ook op hoogere betrekkingen ^sal
moeten overslaan.
Vandaar de stemmingmakerij, die zich
oa. bediende van versjes In den stijl der
.Jimericks”, waarin echter het rijm beter
klopt dan de feiten. „Zoo bezong men „een
coupeur en coupeuse In Ommen, die er
samen juist konden kommen,” maar nu uit
elkaar zün door toedoen van Romme; of
ook „een zoon met talent voor notaris,” die
studeert van het moederlüke arbeidsinko
men, „doch Romme komt vóór hü klaar is.”
Zulke poëzie vervroolükt de politieke
1) De yucca is eet\ plant In Zuld-Amerika.
met groote, stekelige bladeren, scherp als
doornen.
daar
had
Met eenlge moei
te opende hü de
leur, maar sprong
met een kreet
van schrik eens-
klaps achteruit. Iemand had hem met een
scherp voorwerp in z’n dü geprikt,
„Wat Is dat?” vroeg hü zich met ontzetting
af; „ben ik soms gek geworden? Er is hier toch
niemand.” Even dacht hü na.
Hü begreep, dat het een der yucca-bladeren
was geweest, die in een scherpe punt eindigen.
Opnieuw betrad Etalle voorzichtig den drem
pel, sloot gerulschloos de deur achter zich dicht
en maakte licht met z’n sigarenaansteker. Hü
smoorde een vloek. De steenen onder den haard
waren verdwenen en hü onderscheidde een
leege holte. De .Kleine Jean", die listige dief,
had z’n werk verricht. Eensklaps voelde Emlle
een hevige pün.
„Wat heb ik nu?" kreunde hü in z’n woede.
HU wilde gaan zitten en bemerkte dat z’n dü
was opgezet. HU voelde een vreemd, zwaar ge
voel In z’n leden. Hü ontblootte z’n been. Het
was swart tot aan z’n knie. Een rauwe wan
hoopskreet ontsnapte aan z’n lippen Hü wist
maar al te goed, wat dat zeggen wilde.
De „giftmenger" had de punten van de
Yucca’s vergiftigd, in de overtuiging dat de
vluchteling zich vroeg of laat naar z’n huls zou
begeven, om zich dan met het geld van hun
slachtoffer uit de voeten te maken.
Emlle Ouvrard kromde zich op den grond van
pün. Hü steunde en jammerde. De verlamming
breidde zich snel over al z’n ledematen uit. Z’n
hart bonsde zóó hevig en fel. dat het eensklaps
leek alsof het stil stond. Na ruim een half uur
had Eknlle Ouvrard opgehouden te leven.
De twee yucca’» stonden onbeweeglük in de
duisternis van den nacht.
~y ~y et voornemen van den minister van
Sociale Zaken, om beperkingen te
stellen aan den arbeid der gehuwde
vrouwen, heeft tal van gemoederen in be-
weging gebracht. Van vrijzinnige züde arena, en wü lazen haar'met evenveel ge-
vooral heeft men pogingen gedaan om een
storm te verwekken, die echter een stormpje
gebleven is in het glas water van protestee-
rende dames. De arbeidersvrouwen, wien ’t
op de eerste plaats aangaat, hebben geen
massa gevormd om deze leidsters te volgen,
wier protest déarom zoo heftig is, wijl zü
bevroeden, dat het beginsel, eenmaal ten
Aï I? A IX'tltTKTÉ “P bUd «ö11 d« verzekeringsvoorwaarden tegen p bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bü een ongeval mot p
>\l V-rl V1 VIL O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen VV»" verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen OVFe" doodelüken afloop
Rechtbank en Hof stelden deze Kamerleden
teleur. De Hooge Raad wilde echter niet achter
staan bü de Berlünsche rechters. Een molenaar
had op hen vertrouwd, zouden dan Kamerleden
niet meer op de Nederlandsche rechters kun
nen vertrouwen??!
Het ultleenen voor één dag van een groot
bedrag, maar voor de rest van den tüd een
kleiner bedrag dan 500.— is een ontoelaatbare
ontduiking. Een dergelüke overeenkomst doet
immers duldelük blüken „van den wil van par-
- r en weet wellicht, dat in 1932 een wette- ^en, dat de leener slechts over het dén nog
ft/l lüke regeling tot stand kwam op het °verblüvende bedrag werkelUk de beschikking
A’-t gëldschletersbedrüf. Die wet jMtrijkt ^rijgen." De Hooge Raad vernietigde dus
■lechts de kleine geldleenlngen; de leen^ van I het arre®t van het Hof en het vonnis der
groote bedragen, dus ook de gróóte woekeraars, I Rechtbank, zonder dat de slager er onder leed.
■Un nog niet aan banden gelegd. De Minister Het lnitlatief van den Advocaat-Generaal is
gaf tUdens de behandeling dezer wet te ken- ten zeerste toe te juichen en het arrest van den
nen, dat algeheéle onderdrukking van den Ho°8en Raad is den Hoogen Raad waardig. WU
woeker wel nooit geheel zal kunnen bereikt sPrek'n de hoop uit, dat de slager civlel-rech-
worden, juist omdat het begrip woeker niet pre- tel'*k zwaar geplaagd wordt met weigeringen
- - --om geslachte rente te betalen en besprongen
extracten I wordt met allerlei rechtsvorderingen uit hoofde
van verboden overeenkomsten, dus met vorde
ringen wegens onverschuldigde rentebetalingen.
Dan heeft ook hü weinig succes met zün truc
je. Dat dergelüke weigeringen en acties na het
arrest van den Hoogen Raad zullen slagen Hikt
mü zeer twüfelachtig.