De avonturen vaneen verkeersagentje S'Cet wolbaal wm den daq fschoon het al laat was. werkte de man f 1 op dien warmen dag nog door op sün land, dat aan de grens van het bosch ge legen was. HU moest nog eenlge voren aanleg gen en dan was z’n taak geëindigd. Eensklaps bleef hU staan, omdat hü meende, dat hU door ’t dlctjj begroeide struikgewas, dat aan den eenen kant van z*n akker grensde, z’n naam hoorde roepen. HU keek op en luisterde nog maals scherp toe. Nu hoorde hU een zachte stem: SHEA De listige slager f-4 Hl van de lersche Brigade DONDERDAG 17 FEBRUARI 1938 De Yucca’. De secretaresse van den maarschalk Arbeid der gehuwde vrouw DOOR RANDALL PARRISH Een geldschieterstrucje den kop ingedrukt „Limerick»” AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UTTERL1JK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL die en redelijkheid ‘A (Nadnik verboden) f Ze niet twee het van voor de deur sag staan. Ben groep struiken o Eén der kabouters vond een gat in den muur, waaruit een droevig geschrei opsteeg. HU belichtte met den tooverstaf bet gat en hü zag een uil, die hem met doordringende, verschrikte oogen aankeek. Die uil was eens een gelukspoppetje geweest, dat door de heks was betooverd. „Je moet maar boffen.*' set de kabouter. ons mü hoe van staren voor ik een groep mannen, die in het schrale licht maar nauwelijks zichtbaar waren. -luid dan I te ^liwmand kan twww hewren dienen. I Alle heeren moeten God dienen. noegen als de inzending van één onzer le zers, die dicht over „een dame voor wie het heusch naar is, gehuwd met een hoog functionaris,’’ dewelke bij elke vacature in zijn rayon aan zijn gade pleegt te vragen „of het soms iets voor haar is.”' Doch met de redelijke gronden van minis ter Romme’s voorontwerp heeft deze poëzie slechts een verwijderd verband. Een redelijk woord troffen wij echter aan in het orgaan van het „Nieuw Feminisme", waar mevr. Ad. Veen-Brons (Famke) de opmerking maakt, dat daar komt er nog Deze, tenger ak versleten hemd e® De uil maakte een verborgen venster open en bet verkeers- agentje en de kabouters konden nu in de hut zien en de un vertekfc hun, dat de heks wel een poosje weg zou blijven. In den hoek van de hut kroop een muisje. In een kast stonden potten en pannen, waarin de heks haar tooverdrank brouwde en bewaarde. Het ziet er leelük uit. .geen blind paard kan hier schade doen,** aeide Heeste. De nacht was aangebroken en alles was stil. I toen Emile Ouvrard voorzichtig uit het boeeh kwam en zich op weg naar z*n huis begaf. Zacht I sluipend als een roofdier, kroop hü voort, totdat hU in *t bleeke maanlicht z’n woning zag- Er cm heen stond het gras hoog; de vroeger aoo keu rig onderhouden tuin leek nu een wildernis. De ontvluchte misdadiger onderdrukte elk senti menteel gevoel. Z*n doel was om onder den haard het geld op te graven van den ouden man, die door hem en .kleine Jean” vergiftigd was. Voetje voor voetje, met de uiterste voorzich tigheid. uit vrees, dat z’n vUand hem een val strik sou hebben gespannen, sloop Ouvrard verder. Links en rechts van den ingang stonden twee yucca’s, die zoo sterk gegroeid waren, dat ze bijna de helft van de deur bedekten en als twee sombere wachters, met hun donker groene. stekelige bladeren, den Ingang schenen te bewaken. Emlle Ouvrard schoof een steen op «n vond den sleutel, dien hU verborgen .het vraagstuk van de gehuwde vrouw, maat schappelijk en cultureel gezien, van oneindig meer gewicht is dan het vraagstuk van de ónge- huwde vrouw.” Hoeveel pennen het voornemen van minister Romme in beweging heeft gezet, is bjjna niet te tellen; het is allemaal oude kost en telkens weer de oude argumenten: vóór de Vrijheid der Vrouw, vóór het belang van het meestal eenlge kind, dat een opvoeding moet hebben, dat boven het inkomen van den vader gaat, (bl) de debat ten in den Haagschen Gemeenteraad bleek dat 60 pet der gehuwde ambtenaressen kinderloos was en 23 pet. het één-klnderen-stelsel huldig de), enz. enz. En déze .jiieuw-feministe” besluit: „Het is mü ónmogelijk om terwllle van een lieve vriendin of een ml) sympathiek, jong paar tie te .sjacheren" met de groote lijnen." op do voorbank van /^A/ïrto zitten mag alléén, als ar \^<éor dan bestuurder 60 cm en voor /eiken passagier 40 cm beschikbaar is (voor kind tot 12 jaar: 30 cm). onttrok hen eenlgszlns aan het oog en als niet een van de mannen overeind was gerezen en de deur was ingegaan, dan betwijfel ik, of ik ben zelfs wel zou hebben opgemerkt. Met de hand wenkte ik mijn kameraad naast mü te komen staan. „Zie daar eens,” zei ik, „bjj de groote bres in den muur, daar zit een doaün mannen om een vuurtje heen.” Wü tuurden belden een poos naar de groep Doch teen Pilsudski premier werd, in 1936, schreef bü haar, dat hü een secretaresse noo- dlg had. ,4e wordt in rang gelijk gesteld met mUn adjudant', voegde hü er licht-lro- nlsch bij. Ze heeft die taak aanvaard, en tot den dóód van den maarschalk vervuld. En uw litteraire werk? Hoe staat bet met de jongste litteratuur in Poten? „Ik zal u een overzicht laten sturen over onze jongste letterkundigen, belooft glim lachend. Het is zoo moelUjk voor me, alle richtingen en stroomingen uit elkaar te hou den. Onze jongeren zoeken naar een nieuwen vorm, en ik geloof, dat er onder hen zijn, die zeker op Europeesch niveau staan. Merkwaar dig is. dat bü ons de vrouwen zeer goede pro zaïsten zijn; de mannen munten uit in lyriek. Wat mijn eigen verzen betreft: ik geloof, dat de muzikaliteit van het woord de grootste kracht geeft aan verzen. Dat is aoo sterk, dat ik zelf al schrijvende er een melodie bU zing Misschien is het daarom, dat Szymanowski ze geschikt vond om er muziek bü te schrijven. Van uw litteratuur ken Ik, uiteraard, weinig. Op het oogenbllk herinner ik me alleen maar de biografie van Rembrandt door Van Loon, die werkelUk indruk op ml) maakte. Maar wat zegt ons tenslotte een vertaling? En ik moet mü zeer beperken bü het lezen: mün oogen worden te snel vermoeid.” Van anderen moet men hooren. dat Kaxi- mlera Hlakowicz een der grootste dichteressen van het jonge Polen is; haar verzen werden unaniem geprezen om den klassieken en ge- voeligen vorm. Bk staat een oeuvre van 23 werken op haar naam; de Poolsche Academie bood haar in 1933 het lidmaatschap aan. Zü weigerde dien eeretltel, uit bescheidenheid-Na den dood van Pilsudski legde zü haar officieele taak neer; wanneer zü thans nog in het Open baar optreedt, is bet om in het buitenland do harten te winnen voor haar vaderland en den man, die bet bevrijdde. De wet is door dit arrest in eere hersteld; zü zal niet meer op deze wijze straffeloos ontdo ken kunnen worden, omdat in Nederland de lagere rechtscolleges loyaal met den Hoogen Raad medewerken aldus (Professor Taverne). De slager Is de laatste listellng van dit soort geweest, hopen wij. eies te omscljrüven is; woeker is een „onvermij delijk gevolg van de vrUheid om Mn te gaan.” Niet slechts, dat het Juridisch be grip woeker allerminst vaststaat, ook in de moreele en maatschappelijke orde kan men geen nauwkeurige omschrijving geven. De grens tusschen woeker en geoorloofde rente Is niet precies vast te leggen. Eenerzijds voorziet de wet in de Jeenbe- hoefte’’, anderzijds schept zjj middelen om de Jeenzlekte" te bestrijden. Overhelds-geldschie- ters worden in t leven geroepen, de particu liere geldschieters aan eenlge dwingende regels, os. betreffende maximum-rente en maxlmum- kosten onderworpen. Zoodoende wordt de kleine woeker bestreden, en tevens de Jeenzlekte" ge nezen, Immers het verleenen van onnoodige, al te veelvuldige en gevaarlijke credieten, onmo gelijk gemaakt. Men mag er in de toekomst slechts zijn beroep of bedrijf van maken, om sommen van of beneden zevenhonderd vijftig gulden (vóór 1937 was de grens nog vijfhonderd gulden) uit te leenen, als men daartoe toestem ming heeft van B. en W. En die toestemming wordt natuurlijk slechts gegeven wanneer er geen bezwaren tegen den betrokken persoon bestaan. Een Haarlemsche slager had geen toestem ming om naast het slagersvak ook nog het in de wet bedoeld geldschietersvak te beoefenen. Niettemin was deze slager dit laatste vak zeer genegen, alhoewel hü er weinig voor voelde om In conflict te komen met de nieuwe wet, en daardoor de kans te loopen tot een gevangenis straf van twee Jaren of een geldboete van liefst 10.000 te krijgen. De slager peinsde en vond een sluwe oplossing. HU leende een be drag boven de 500.(dat was toen nog de limiet) en bedong, dat de leener hem den vol genden dag het verschil zou terugbetalen, tus schen het z.g. uitgeleende bedrag, en het be drag dat de leener werkelUk wilde leenen. Zoo ■loot hü b.v. de volgende overeenkomst af. I Iemand moest 70.hebben. De slager maakte toen een royaal gebaar en leende f 502.50, maar nam onmlddellUk weer zijn vrijgevigheid' terug, I door te bedingen, dat de leener hem den vol- I genden dag al 439.50 moest terug betalen, zoodat de leener slechte 63.ontving. Die I 7.— was de den slager „toekomende” rente. I Verder bedong de slager, dat de leener hem iedere week 3.50 moest terug betalen, totdat I de f 70.waren terugbetaald. Een vlug cU- feraar kan uitrekenen, dat de slager zoodoende I een rentetje trok van liefst 30 pCt. per jaar. Maar dit laatste doet nu minder ter zake. Een tweede voorbeeld. Een andere leener I moest f 350.hebben; hü kreeg f 501.en moest ’s anderdaags 251.terug brengen. HU I leende dus in werkelükheid 250.en wel tegen 10 pCt. en af te lossen met 10.per week. Uit die twee voorbeelden ziet men duidelUk I wat de slager deed. HU leende voor één enke len dag een bedrag grooter dan f 500.uit, om dan verder slechts een veel kleiner bedrag uit staande te laten, een en ander kennelUk met de bedoeling de wet te ontduiken. De man^ werd dan ook vervolgd, maar zün I ■luwheid wérd ongestraft gelaten, zoowel door I Rechtbank als door het Hof. BU beide instan- I ties werd hU vrijgesproken. Men begrijpt dat dit succes een maas in de wet zou beteekenen, waardoor alle minder goed bekend staande geldschieters heen zouden gaan kruipen. De wet zou een bespotting geworden zUn. Maar de I slager was vrijgesproken; en tegen een vrij sprekend vonnis kan men niet in cassatie gaan. I Daarom bleef er niets anders over dan cassatie in het belang der wet aan te teekenen. Cassa tie in het belang der wet, in te stellen door I den Procureur (of Advocaat) Generaal bU den I Hoogen Raad, verschilt in velerlei opzichten van de gewone cassatie, onder meer hierdoor, I dat fouten in ’n vrUsprekend vonnis gemaakt I normaliter niet, maar bü dezen speclalen vorm I van cassatie wél ter beoordeeling aan den Hoo- I gen Raad worden voorgelegd. Overigens kan «en cassatie in het belang der wet nooit eenig I nadeel toebrengen aan de verkregen rechten; zü I fungeert dus in het recht als een (juridische) I vragenbus in een courant. Derhalve stelde de Advocaat-Generaal een I eawatie-beroep in het belang der wet in. Want I de slager was er goed afgekomen, helaas maar men moest belëtten, dat er nog andere I slagers en lieden van allerhand slag het ge- I wekte voorbeeld zouden gaan navolgen. Daar- om was het noodlg. te weten te komen, ons hoogste rechtscollege over deze uiting geslepenheid dacht. In de Tweede Kamer had men al zoo’n beet je nattigheid gevoeld, maar de opkomende angst, dat nJ. door middel van allerlei listige kunstgrepen de schün zou worden gewekt, dat geldleenlngen van een grooter bedrag dan f 500 gesloten waren, werd gesust. Men riep zich de oude Romeinsche spreuk in het ge heugen: „plus valet quod agitur, quam quod simulate condpltur”,„ hetwelk vrij vertaald luidt: .niet de schün, maar, wat er in werke lUkheid gebeurt, is van beteekenis.” Ja zelfs men dacht aan den molenaar en koning Fre- derlk den Grooten van Pruisen: II y a de juges k Berlin, er zUn nog rechters in Nederland! een oude strUdbUl had gevonden. Er waren nog een paar kleine zUgangetjes, die wü ook onderzochten, en daarna kwamen de keukens en de proviandkamers aan de beurt. Van de proviandkamers *as niet veel meer over, maar de keukens waren er beter aan toe, al hadden ook zU veel van het vuur te lüden gehad. waren heel ruim en schenen den laatsten tijd meer gebruikt te «Un. Er waren groote stookplaatsen in, maar de beide schoor- oen Jóeef Pilsudski in 1867 nabü Wilna geboren werd, waren de galgen, die de Russische overheerschers voor de Pool sche opstandelingen van '63 hadden opgericht, nauwelUks koud; de knoet daalde met ver nieuwde kracht op de gewesten neer, den haat tegen dezen onderdrukker opnieuw voedend. De jonge Pilsudski was als gymnasiast al een klei ne agitator en hU moge dan onschuldig zUn ge weest aan het feit, waarvoor de Russen hem een verblUf in Siberië aanboden, dat SU den juiste te pakken hadden, is hun later overdul- delUk gebleken. ZUn organisatorisch taleht was verbluffend; overal waar hU verbleef, stampte hU de kleine patriottische groepen uit. den grond, die hem later bU zUn bevrUdlngswerk zouden steunen; de Polen, die met hem in aan raking kwamen, leerden schieten, vrouwen zoo wel als mannen. Voor de Russen was hU bUna onvindbaar; hadden zU hem, dan was hU al weer gevlucht voor ze er zich goed van bewust waren. Toen zUn kans kwam, nam hU die waar; met een belachelijk minimum van middelen, maar met een prachtig élan, dat op al «Un land- genooten oversloeg, wist hU, den een na den ander, de veroveraars te verjagen. Aan het eind van dezen wereldoorlog was Polen vrU; toen wachtte hem de zwaarste taak: de consolidatie van den jongen staat. Met ongeloofelUke han digheid volbracht hU die taak, en toen hU in 1935 het moede hoofd neerlegde, kon het jonge Polen de toekomst rustig tegemoet zien. Wat bezielde dezen man, dat hU de enorme opdracht kon vervullen, eenheid te scheppen in den chaos van een uit elkaar gerukt volk, le vend op een verscheurd territoir? De vrouw, die negen jaar lang zUn trouwe medewerkster is geweest, die sinds den staats greep van 1926 de omvangrUke correspondentie van den belangrUksten man van Polen ver zorgde, vertelt van den „grooten Maarschalk* zooals sU hem gekend heeft. Temidden van de babylonisebe spraakverwarring, die op de te harer eer gegeven receptie bU een der Poolsche consulaire attaché’s in de hoofdstad heerschr. hanteert zjj haar Fransche volzinnen met een gemak, dat een académlcien het haar nauwelUks zou verbeteren. Men moet wel zien naar haar rijn besneden gelaat, luisteren naar haar rus tige stem, die spreekt van haar vaderland en zUn bevrijder en meer nog dan haar woorden drie man verlieten omniddellUk de groep en verdwenen, tegelUk met den bode. De leider bleef achteloos tegen de deur leunen. Ik keerde mU om en keek Gassier in het gezicht. ,JCn hoe verklaart gU dit alles. Monsieur?” vroeg hU. „Wel, op dese manier. Het kasteel wordt door dese schurken als hoofdkwartier gebruikt, waar zU zich voor achtervolging schuil houden en hun gevangenen opsluiten. ZU voelen zich hier volkomen veilig, want het kasteel staat natuur- lUk bekend als een plaats waar het spookt, en geen mensch uit de buurt zal zich zelfs maar in de nabUheid durven wagen. Daarom dan ook is er geen wacht bU de groote poort noodlg. Als zU onraad vreezen, gaan zU self voor spook spelen. Hier tegenover ons is natuurlU^ het hoofdkantoor van de bende.” ,En wat zullen wU nu gaan beginnen?” .Eenvoudig ons ondersoek voortsetten. Zoudt gU dan gevangenen hulpeloos in hun handen willen achterlaten? Er moeten er hier nog mM? verborgen «Un om eens iemand te noemen, de vrouw, bUvoorbeeld. Het zal bet veiligst /oor ons zUn met vertrekken te wachten tot donker is; de neger komt u toch maar eep per dag opsoeken?" .Meest wel.... maar wie zal zeggen?” „Die kans moeten wü wagen. Deze kerels be neden hebben niet de minste achterdocht en zullen ook wel het een of ander plan hebben. Als er hier beneden al volstrekt geen wacht is, dan behoeven wü ook niet bang te «Un, .Echrlk niet, Pierre. Ik ben het: Binile.” .Allemachtig," mompelde de aangeroepene verschrikt, en tusschen de struiken verscheen een somber, bezorgd gezicht. „Luister, Pierre. Bluf staan, terwül ik met je spreek. Doe net of je aan t werk bent Niemand mag iets verdachts zien of vermoeden.” ,Jn orde,” klonk het terug. .Maar man. wat kom J hier doen?” ,Jk moest iets uit m*n huis halen. Wat heb ben se met m*n huis gedaan?” „Niets. Er woont niemand in en t is gesloten.” .Dan ga ik er vannacht heen en ben morgen vroeg weer vertrokken. Maar ik moet weten of de .giftmenger” er nog is.” „Wie, zeg Je?” vroeg Pierre. „Och, ik bedoel Jtleine Jean.” In de gevan genis had men hem dien naam gegeven, omdat hü in de apotheek van de ziekenzaal moest hel- pefl Een goeie naam voor dien kerel." M»ar...." «el Pierre, A*n vonnis is herzien en de rechtbank heeft z’n onschuld erkend.” Een Ingehouden sarcastische lach klonk als eenig antwoord. „Ieder weet hier,” ging de landbouwer Pierre voort, „dat JU van Cayenne bent ontsnapt, Emile. Ongeveer 4 maanden geleden stond het bericht in de kranten. Ik had nooit gedacht, dat je hier in t land zou terug komen." .Etill t Is over „kleine Jean,” dat ik je wil spreken," zei Binile met heesche stem. „We wa ren beiden medeplichtig in die zaak. Ik heb dit steeds voor de rechters verklaard. En nu wil die kleine schurk mUn dood. En toen....” „Wees gerust. Sinds z’n invrüheldstelling 1* „Kleine Jean" weer in t dorp gaan wonen, maar hü is voor een dag at veertien weer ver trokken. „Weet je dat zeker?" ,4a, eergisteren, per trein.” g,, ,Jk heb je al gezegd, dat hü *t op m"n leven gemunt heeft. Hü zal weten, dat ik terug ben. Niets bewijst me, dat hü vertrokken la Hü kan zich best hier of daar verborgen houden en op de loer liggen. Misschien simuleert hü afwezig heid en „Nu. dat zou ik je niet kunnen zeggen." „Gaat hü wel eens de richting van m(jn huis uit?” „Hoe zou Ik dat weten? Je goederen zün in beslag genomen en we gaan nooit dien kant uit Maar als hü iets tegen je in z’n schild voert, dan zal hü dit zeker niet overdag doen.' „Bkifin.” mompelde Emile OuvrardJe zegt, dat hü op reis is....” ,Jk meen het stellig." „Goed, ik zal in elk geval m’n voorzorgen ne men Adieu Pierre, en hartelük bedankt Je veo raadt me toch niet?” .Maar Emlle, waar zie je me voor aan? Nu, adieu en veel succes. Pas op. dat ze je niet te pakken krijgen.” Wü gunden ons slechts weinige minuten om deze dingen te bespreken en kwamen ten slotte *°t het besluit, eerst voorzichtig een onder zoek in te stellen voor wü tot een bepaald plan overglngen. Cassler had geen ander wapen dan ®ün mes, dat hü in zün gordel stak; hü scheen de grootste haast te hebben, om den tocht te beginnen. Samen stapten wU de gang in en deden de Uzeren deur zacht achter ons dicht. waren aan deze gang nog maar enkele kamers, die ik niet bezocht had; ik besloot deev nog even een kükje te nemen vóór wü “eer de groote hal teruggingen. Ze waren ook •He leeg en onbewoond, alleen een er van had •en dwarsbalk op de deur en had misschien •ertüds als gevangenis dienst gedaan. Op den •rond lagen nog enkele vodden, die aan een Uniform deden denken; ook stond er in een “°ek een strooleger. Verder zoeken had geen nut meer en wü gingen dan ook naar den “oofdlngang terug. Nu ik iemand naast mü had, ik niet langer de gruwelüke stilte en de nopelooze verlatenheid. Geen spoken, maar op root en moord zinnende menschelUke wezens steenen waren verstopt door allerlei neergevallen en ik hoorde zün adem snel gaan, steenen en de vloeren lagen vol asch. Geen - - enkele voetafdruk viel hier waar te nemen en we begrepen dan ook onmlddellUk, dat er in jaren geen sterveling geweest was. De vensters, van Uzeren staven voorzien, waren "niet aoo hoog als die aan den voorkant, en nieuwsgierigheid dreef mü er heen, om een blik op de binnen plaats er onder te kunnen slaan. Eerst zag ik niets anders dan den grijzen steenen buitenmuur, die op verschillende plaat sen was afgebrokkeld en waar doorheen ik de met bosschen bedekte heuvels kon zien. In de spleten hadden zich allerlei struiken vastgezet en er boven uit staken de boomen, die zoo echt volkomen bü de oude ruïne pasten. Daarop bleven mün oogen op een gebouwtje één verdieping rusten; de muren waren van steen en het dak van stroo. Juist het dak, dat eerst kort met nieuw riet scheen gedekt, had het eerst mün aandacht getrokken en ik had er dan ook wel een volle minuut op staan overtuigen overreedt het charme van haar be scheiden belangeloosheid. Kazimiera Hlakowicz verhaalt, hoe Jósef Pilsudski Polen redde met zes paarden en zes ruiters: zün eerste regiment cavalerie, waarmee hüde Kozakkenhorden te lüf ging. Een dictator? We zün voorzichtig met het uitspreken Van dit woord, dat *n bitteren bü- smaak kreeg. Kazimiera niakowicx glimlacht: ,J)at zou bü °ns een volkomen mislukking sün geworden De Polen zün individualisten, zooa.s ik ze op m’n reizen misschien alleen maar in Nederland heb ontmoet; iemand, die grootsche allures aanneemt, maakt zich gauw belachelük. Van Pruis schen militairen geest zün zü wars; Pilsudski, die toen nog kortweg .JóseF’ heette leerde zün strüdbenden, boe zü het juk moesten afwerpen, niet hoe zü moesten paradeeren. Het is daardoor, dat zün leglonnalrs zulke goede soldaten worden. Voor *t overige konden zü doen wat zu wilden; deden zü ook wat zü wilden. Het eenlge, wat hü deed, was, den vrijheidsgeest, die in zün volk leefde, mobiliseeren. Eh ook later heeft hü niet naar de macht gegrepen: het presidentschap van den staat heeft hü altijd afgewezen, zelfs toen, na den staatsgreep in 1936, de macht hem voor het grijpen lag. Slechts tegen de corruptie heeft hü zich verzet, zooals hü zich vroeger schrap zette te gen den guren wind, die uit het Oosten woei. „Naczelnik” noemde het volk hem, den leider, wiens volgelingen zich achter hem schaarden uit vrUen wil, om zün persoonlük voorbeeld. Zün tegenstanders bestreden zün denkbeelden; zün persoon was bü allen in hooge achting. Hü was geen dictator, hü was veeleer ons aller grootvader; de eigenschap, die allen het meest trof, was zün goedheid. HU was dol op kinderen en in den grond van-zün hart verschilde hü niet veel van de oude boeren, die men bü ons aan treft. Als ze mü vragen: Hoe was de maar schalk nu elgenlük?’’ dan zeg ik Zooals JU daar,en JU, en bü- En ik moet lachen, als ze me dan ongeloovig aanstaren”. Al heel jong had Hlakowicz den maar schalk leeren kennen, en in de voor-oorlogs- jaren bood ze hem aan, zün adjudant te wor den. „Zoolang ik nog mannen heb, laat ik de vrouwen erbuiten”, was zün antwoord. Zü 1» toen in het buitenland gaan studeeren; in de oorlogsjaren was zü Roode Kruls-verpleegster. bevolkten deze gangen, en al mün gedachten hielden er zich mee bezig, hen op het spoor te komen. Ik hoorde Gassier zuchten van verba zing, toen hü naar het gewelfde plafond keek en de uitgestrektheid van de hal in zich opnam. „Saint Denis! Geen kleine ruïne, mün lersche vriend," fluisterde hü, door ontzag aangegrepen .Kent gU misschien iets van haar geschiedenis?" .Maar een heel klein beetje; drie eeuwen lang is het al een ruïne, zü werd door een bende muitende soldaten van Parijs geplunderd en verwoest. Toen het volk in opstand kwam, was de koninfe hier met zün hof en lüfwacht heengevlucht Wat de reden was van den op stand, weet ik niet meer, maar men vertelt, dat hü in de groote feestzaal boven met het zwaard in de hand stierf als een dapper edelman en vele ridders en adellüke dames gingen tegelük met hem den dood in. Toen werd het kasteel aan de bül en aan de fakkel overgelaten en bleef er niets van over dan een hoop grüze steenen. „En den naam, kunt gü mü dien ook zeg gen?" .Rolsel maar ga mee, wü kunnen onzen tüd hier niet blüven verpraten. Neem die gang voor uw rekening, dan onderzoek Ik deze. Wees op uw hoede, het is heusch geen kinderspel, of schoon ik niet geloof, dat de duivels hier hulzen.”* Hü verdween den kant uit. dien ik hem had aangewezen, terwül ik den anderen kant koos, maar toen wü weer bü elkaar stonden, had geen van ons tweeën iets bijzonders te vertellen, be halve dan dat hü bet verroeste bovendeel van ,Ha!” ultte hü ten slotte zün verbazing, „dat zün de schurken. Achter dat gebouwtje heeft de muur zeker een flinke opening. Kun gü «e goed zien? Mün oogen zün niet scherp ge noeg." Maar slecht, toch zie ik dat het geen sol daten zijn. De man, die naar binnen ging, had echter de uniform der cavalerie aan hü komt weer terug zeker de aanvoerder.” De hand van Cassler drukte zwaar op mün arm. .Het is dezelfde ruwe schurk, die mü hier heeft gebracht," fluisterde hü mü toe. .Kunt gü de anderen tellen?" „Voor zoover ik zien kan, tien, maar het is heel goed mogelijk, dat er nog meer zün. Hal een een bode.” een jongen, alleen met een een gescheurde broek ge dekt, bleef pratend en gestlculeerend voor den aanvoerder staan. De woorden waren niet te verstaan, wü konden elgenlük maar nauwelUks hooren, dat er gesproken werd. Als antwoord - ----- daarop gaf de reus eenlge korte bevelen, en I dat er hier boven een la Het lijkt mü bet ver standigst aoo lang mogelük van het schrale daglicht te profiteeren." Ik keek weer naar de groep en lette er eigen- lük niet eens op, wat de man antwoordde, vast overtuigd als ik was, dat hü mü trouw zou blüven. De forsche aanvoerder was in bet ge bouwtje verdwenen, maar de anderen bleven ,om het vuur gehurkt en uit hun houding en hun manier van doen viel gemakkelük op te maken, dat zü zich volkomen gerust voelden. Er bestond geen enkele reden, waarom wü naar hen zouden blüven küken. Zender eenlge tegenwerping volgde Cassier mü weer naar de gang, naar de groote trap. Hü las natuurlijk wel in mün oogen. dat ik vast besloten was mijn wil door te zetten en 1 hem wel niet büaonder hebben toege- daar alleen achter te blüven. Maar wat zün motief om den tocht verder voort en, moge geweest zün, bü mü was het nieuwsgierigheid alleen. Ik verwachtte dezelfde wanhopige eenzaamheid aan te treffen, belichaamd in die op cellen gelükende vertrekken, dezelfde grauwe steenen muren, door het vuur geblakerd, deaelfde vloeren, be dekt met het stof van eeuwen. aanzien van den fabrieksarbeid aanvaard, te gelegener tüd. als een aanstekeUJke ge zondheid, ook op hoogere betrekkingen ^sal moeten overslaan. Vandaar de stemmingmakerij, die zich oa. bediende van versjes In den stijl der .Jimericks”, waarin echter het rijm beter klopt dan de feiten. „Zoo bezong men „een coupeur en coupeuse In Ommen, die er samen juist konden kommen,” maar nu uit elkaar zün door toedoen van Romme; of ook „een zoon met talent voor notaris,” die studeert van het moederlüke arbeidsinko men, „doch Romme komt vóór hü klaar is.” Zulke poëzie vervroolükt de politieke 1) De yucca is eet\ plant In Zuld-Amerika. met groote, stekelige bladeren, scherp als doornen. daar had Met eenlge moei te opende hü de leur, maar sprong met een kreet van schrik eens- klaps achteruit. Iemand had hem met een scherp voorwerp in z’n dü geprikt, „Wat Is dat?” vroeg hü zich met ontzetting af; „ben ik soms gek geworden? Er is hier toch niemand.” Even dacht hü na. Hü begreep, dat het een der yucca-bladeren was geweest, die in een scherpe punt eindigen. Opnieuw betrad Etalle voorzichtig den drem pel, sloot gerulschloos de deur achter zich dicht en maakte licht met z’n sigarenaansteker. Hü smoorde een vloek. De steenen onder den haard waren verdwenen en hü onderscheidde een leege holte. De .Kleine Jean", die listige dief, had z’n werk verricht. Eensklaps voelde Emlle een hevige pün. „Wat heb ik nu?" kreunde hü in z’n woede. HU wilde gaan zitten en bemerkte dat z’n dü was opgezet. HU voelde een vreemd, zwaar ge voel In z’n leden. Hü ontblootte z’n been. Het was swart tot aan z’n knie. Een rauwe wan hoopskreet ontsnapte aan z’n lippen Hü wist maar al te goed, wat dat zeggen wilde. De „giftmenger" had de punten van de Yucca’s vergiftigd, in de overtuiging dat de vluchteling zich vroeg of laat naar z’n huls zou begeven, om zich dan met het geld van hun slachtoffer uit de voeten te maken. Emlle Ouvrard kromde zich op den grond van pün. Hü steunde en jammerde. De verlamming breidde zich snel over al z’n ledematen uit. Z’n hart bonsde zóó hevig en fel. dat het eensklaps leek alsof het stil stond. Na ruim een half uur had Eknlle Ouvrard opgehouden te leven. De twee yucca’» stonden onbeweeglük in de duisternis van den nacht. ~y ~y et voornemen van den minister van Sociale Zaken, om beperkingen te stellen aan den arbeid der gehuwde vrouwen, heeft tal van gemoederen in be- weging gebracht. Van vrijzinnige züde arena, en wü lazen haar'met evenveel ge- vooral heeft men pogingen gedaan om een storm te verwekken, die echter een stormpje gebleven is in het glas water van protestee- rende dames. De arbeidersvrouwen, wien ’t op de eerste plaats aangaat, hebben geen massa gevormd om deze leidsters te volgen, wier protest déarom zoo heftig is, wijl zü bevroeden, dat het beginsel, eenmaal ten Aï I? A IX'tltTKTÉ “P bUd «ö11 d« verzekeringsvoorwaarden tegen p bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bü een ongeval mot p >\l V-rl V1 VIL O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen VV»" verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen OVFe" doodelüken afloop Rechtbank en Hof stelden deze Kamerleden teleur. De Hooge Raad wilde echter niet achter staan bü de Berlünsche rechters. Een molenaar had op hen vertrouwd, zouden dan Kamerleden niet meer op de Nederlandsche rechters kun nen vertrouwen??! Het ultleenen voor één dag van een groot bedrag, maar voor de rest van den tüd een kleiner bedrag dan 500.— is een ontoelaatbare ontduiking. Een dergelüke overeenkomst doet immers duldelük blüken „van den wil van par- - r en weet wellicht, dat in 1932 een wette- ^en, dat de leener slechts over het dén nog ft/l lüke regeling tot stand kwam op het °verblüvende bedrag werkelUk de beschikking A’-t gëldschletersbedrüf. Die wet jMtrijkt ^rijgen." De Hooge Raad vernietigde dus ■lechts de kleine geldleenlngen; de leen^ van I het arre®t van het Hof en het vonnis der groote bedragen, dus ook de gróóte woekeraars, I Rechtbank, zonder dat de slager er onder leed. ■Un nog niet aan banden gelegd. De Minister Het lnitlatief van den Advocaat-Generaal is gaf tUdens de behandeling dezer wet te ken- ten zeerste toe te juichen en het arrest van den nen, dat algeheéle onderdrukking van den Ho°8en Raad is den Hoogen Raad waardig. WU woeker wel nooit geheel zal kunnen bereikt sPrek'n de hoop uit, dat de slager civlel-rech- worden, juist omdat het begrip woeker niet pre- tel'*k zwaar geplaagd wordt met weigeringen - - --om geslachte rente te betalen en besprongen extracten I wordt met allerlei rechtsvorderingen uit hoofde van verboden overeenkomsten, dus met vorde ringen wegens onverschuldigde rentebetalingen. Dan heeft ook hü weinig succes met zün truc je. Dat dergelüke weigeringen en acties na het arrest van den Hoogen Raad zullen slagen Hikt mü zeer twüfelachtig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 19