H
De avonturen van een verkeersagentje
De listige slager
T
F 250.-
F 750.-
-SHEA
I
t
yan de lersche Brigade
DONDERDAG 17 FEBRUARI 1938
De Yucca’s n
De secretaresse van den
maarschalk
Arbeid der gehuwde
vrouw
„Limerick*” en redelijkheid
1
r
WW
Een geldschieterstrucje
den kop ingedrukt
DOOR RANDALL PARRISH
N iemand kan twaa haaran dianan.
I Alle hoeren moeten God dienen.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Ml vttüee van een band,
een voet af een aas.
I
1
Na een kouden tocht smaakt een warme dronk
(Nadruk verboden)
t
En deze „nieuw-femlniste” besluit:
nu
jong had
niet
twee
van
Wordt vervolgd.
aanvoerder
leid tot werken door
beenen of belde oogen
woord troffen wij echter aan in het orgaan
van het „Nieuw Feminisme”, waar mevr. Ad.
Veen-Brons (Famke) de opmerking maakt,
dat
„Het is mü ónmogelijk om terwille van een
lieve vriendin of een mij sympathiek jong paar
tje te .sjacheren" met de groote lijnen.”
:10TB!
at> JOI
De uil maakte een verborgen venster open en het verkeers
agentje ea de kabouters konden nu In de hut zien en de uu
vertekfe hun, dat de heks wel een poosje weg zou blijven. In
den hoek van de hut kroop een muisje. In een kast stonden
potten en pannen, waarin de heks haar tooverdrank brouwde en
bewaarde. Het ziet er leelük uit, „geen blind paard kan hier
schade doen.*’ zeide Keesie.
Eén der kabouters vond een gat in den muur, waaruit een
droevig geschrei opsteeg. HIJ belichtte met den tooverstaf het
gat en hü zag een uil, die hem met doordringende, verschrikte
oogen aankeek. Die uil was eens een gelukspoppetje geweest,
dat door de heks was betooverd. „Je moet maar boffen.’ zei
de kabouter.
overtuigen overreedt het charme van haar be
scheiden belangeloosheid. Kazimiera Illakowiez
verhaalt, hoe Jósef Pilsudski Polen redde met
zes paarden en zes ruiters: zijn eerste regiment
cavalerie, waarmee hij de Kozakkenhorden te
lijf ging. J
Een dictator? We zijn voorzichtig met het
uitspreken van dit woord, dat *n bitteren bij
smaak kreeg. Kazimiera Illakowicx glimlacht:
„Dat zou bij ons een volkomen mislukking zijn
geworden De Polen zün Individualisten, zooa.s
Ik ze op m’n reizen misschien alleen maar iu
Nederland heb ontmoet; iemand, die grootsche
allures aanneemt, maakt zich gauw belachelijk
Van Pruis schen militairen geest zün zü wars;
Pilsudski, die toen nog kortweg .Jósef” heette
leerde zijn strjjdbenden, hoe zij het juk moesten
afwerpen, niet hoe zij moesten paradeeren. Het
is daardoor, dat zjjn legionnalrs zulke goede
soldaten worden. Voor 1 overige konden zij doen
wat zij wilden; deden zü ook wat zjj wilden.
Het eenige, wat hü deed, was, den vrijheidsgeest,
die in zijn volk leefde, moblliseeren. En ook
later heeft hij niet naar de macht gegrepenhet
presidentschap van den staat heeft hij altijd
afgeweven, zelfs toen, na den staatsgreep
in 1926. de macht hem voor het grijpen
lag. Slechts tegen de corruptie heeft hij zich
verzet, zooals hij zich vroeger schrap zette te
gen den guren wind, die uit het Oosten woei.
„Naczelnlk” noemde het volk hem, den leider,
wiens volgelingen zich achter hem schaarden
ATT T A T>/*AKTAT^1 *C* °P <Ut blad «Un Ingevolge de verxekeringsvoorwaarden tegen T7 7^0 Ml levenslange geheele ongeschikt!»
■éraj 4| /A IsIJ IN lv F. ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van belde armen, beide bee
^jjM^JX'orloén op de voorbank van
/^^Kjuto zitten mag alléén, als er
den bestuurder 60 cm en voor
//alken passagier 40 cm beschikbaar
is (voor'n kind tot 12 jaar: 30 cm).
-$>-
standlgst zoo lang mogelijk van het schrale
daglicht te proflteeren."
Ik keek weer naar de groep en lette er eigen
lijk niet eens op, wat de man antwoordde, vast
overtuigd als ik was, dat hij mij trouw zou
blijven. De forsche aanvoerder was in het ge
bouwtje verdwenen, maar de anderen bleven
om het vuur gehurkt en uit hun houding en
hun manier van doen viel gemakkelijk op te
maken, dat sü zich volkomen gerust voelden.
Er bestond geen enkele reden, waarom wij naar
hen zouden blijven kijken.
Zonder eenige tegenwerping volgde Cazrter
tnlj weer naar de gang, naar de groote trap.
Hij tas natuurlijk wel in mljZaoogen, dat ik
vast besloten was mjjn wil door te zetten en
het zal hem wel niet bijzonder hebben toege
lachen daar alleen achter te blijven. Maar wat
dan ook zijn motief om den tocht verder voort
te zetten, moge geweest zijn. b|j mij was het
niet nieuwsgierigheid alleen. Ik verwachtte
boven dezelfde wanhopige eenzaamheid aan te
treffen, belichaamd In die op cellen gelijkende
vertrekken, dezelfde grauwe steenen muren,
door het vuur geblakerd, dezelfde vloeren, be
dekt met het stof van eeuwen.
daar
had
Met eenige moei
te opende hü de
leur, maar sprong
met een kreet
van schrik eens
klaps achteruit.
bevolkten deze gangen, en al mijn gedachten
hielden er zich mee bezig, hen op het spoor te.
komen. Ik hoorde Cassler zuchten van verba
zing, toen hij naar het gewelfde plafond keek en
de uitgestrektheid van de hal in zich opnam.
drie man verlieten onmiddellljk de groep en
verdwenen, tegelijk met den bode. De leider
bleef achteloos tegen de.deur leunen. Ik keerde
mij om en keek Cassler in het gezicht.
„En hoe verklaart gij dit alles, Monsieur?”
vroeg h(j.
„Wel, op deze marnier. Het kasteel wordt
door deze schurken als hoofdkwartier gebruikt,
waar zjj zich voor achtervolging schuil houden
en hun gevangerien opsluiten. Zjj voelen zich hier
volkomen veilig, want het kasteel staat natuur
lijk bekend als een plaats waar het spookt,
en geen mensch uit de buurt ml zich zelfs
maar in de nabijheid durven wagen. Daarom
dan ook is er geen wacht bij de groote poort
noodlg. Als zjj onraad vreezen, gaan zjj zelf voor
spook spelen. Hier tegenover ons is natuurlijk
het hoofdkantoor van de bende.”
„En wat zullen wü nu gaan beginnen?”
i „Eenvoudig ons onderzoek voorteelten. Zoudt
gü dan gevangenen hulpeloos in hun handen
willen achterlaten? Er moeten er hier nog meer
verborgen zijn om eens iemand te noemen,
de vrouw, bijvoorbeeld. Het ml "het veiligst voor
ons zijn met vertrekken te wachten tot het
donker is; de neger komt u toch maar eenmaal
per dag opzoeken?"
.Meest wel.... maar wie zal zeggen?"
„Die kans moeten wü wagen. Deae kerels ba
neden hebben niet de minste achterdocht en
zullen ook wel het een of ander plan hebben.
Als er hier beneden al volstrekt geen vracht
is, dan behoeven wij ook niet bang te zijn,
dat er hier boven een ia. Het lijkt mij bet ver-
vriend,” fluisterde hij, door ontzag aangegrepen
„Kent gij misschien iets van haar geschiedenis?"
.Maar een heel klein beetje; drie eeuwen
lang is het al een ruïne, zij werd door een
bende muitende soldaten van Parijs geplunderd
en verwoest. Toen het volk in.opstand kwam,
was de konlng hier met zijn hof en lijfwacht
heengevjucht Wat de reden was van den op
stand, weet ik niet meer,,maar men vertelt, dat
hij in de groote feestzaal bovin met het zwaard
In de hand stierf als een dapper edelman fen
vele ridders en adellijke dames gingen tegelijk
met hem den dood In. Toen werd het kasteel
aan de bijl en aan de fakkel overgelaten en
bleef er niets van over dan een hoop grijze
steenen.”
„En den naam, kunt gij mjj dien ook zeg
gen?”
.Jtoisel maar ga mee, wjj kunnen onzen
tijd hier niet blijven verpraten. Neem die gang
voor uw rekening, dan onderzoek ik deze. Wees
op uw hoede, he£ is heusch geen kinderspel, of
schoon ik niet geloof, dat de duivels hier
hulzen."
HU verdween den kant uit, dien ik hem had
aangewezen, terwijl ik den anderen kant koos,
maar toen wü weer bjj elkaar stonden, had geen
van ons tweeën iets bijzonders te vertellen, be
halve dan dat hü het verroeste bovendeel van
fschoon het al laat was, werkte de man
f I op dien warmen dag nog door op zün
land, dat aan de grens van het boech ge
legen was. HU moest nog eenige voren aanleg
gen en dan was z n taak geëindigd. Eensklaps
bleef hU staan, omdat hU meende, dat hü door
t dicht begroeide struikgewas, dat aan den
eenen kant ran s’n akker grensde, s’n naam
hoorde roepen. HU keek op en luisterde nog
maals scherp toe. Nu hoorde hü een zachte
stem:
„Schrik niet, Pierre. Ik ben het: Emlle."
•Allemachtig,” mompelde de aangeroepene
verschrikt, en tusschen de struiken verscheen
een somber, bezorgd gezicht.
„Luister. Pierre. Blijf staan. terwül ik met je
spreek. Doe net of Je aan t werk bent Niemand
mag iets verdachts zien of vermoeden."
,Jn orde," klonk het terug. .Maar man, wat
kom j U hier doen?”
,Jk moest iets uit m’n huis halen. Wat heb
ben zé met m’n huis gedaan?"
„Niets. Er woont niemand in en *t is gesloten.”
„Dan ga ik er vannacht heen en ben morgen
vroeg weer vertrokken. Maar tk moet weten of
de .giftmenger" er nog is."
„Wie. zeg je?" vroeg Pierre.
„Och, ik bedoel .kleine Jean." In de gevan
genis had men hem dien naam gegeven, omdat
I hU in de apotheek ran de zieken zaal moest hel
pen. Een goeie naam voor dien kerel.”
.Maar....” sei Pierre, „z’n vonnis is herzien
en de rechtbank heeft s’n onschuld erkend.”
Een Ingehouden sarcastische lach klonk als
eenlg antwoord.
„Ieder weet hier," ging de landbouwer Pierre
voort, .dat JU van Cayenne bent ontsnapt,
1 Emile. Ongeveer 4 maanden geleden stond het
bericht in de kranten. Ik had nooit gedacht,
dat je hier in 1 land zou terug komen.”
„Stil! t Is over .kleine Jean,” dat ik je wil
spreken,” zei Dnlle met heesche stem. „We wa-
ren beiden medeplichtig in die snak. Ik heb dit
steeds voor de rechters verklaard. En nu wil die
kleine schurk mijn dood. En toen....”
„Wees gerust. Sinds s’n invrijheidstelling is
.Kleine Jean* weer in t dorp gaan wonen,
maar hü is voor een dag of veertien weer ver-
trokken.
„Weet je dat zeker?"
„Ja, eergisteren, per trein.”
,Jk heb je al gezegd, dat hü *t op m’n leven
gemunt heeft. HU zal weten, dat ik terug ben.
Niets bewijst me, dat hU vertrokken is. HU kan
zich best hier of daar verborgen houden en op
de loer liggen. Misschien simuleert hü afwezig
heid en.
„Nu, dat zou ik je niet kunnen zeggen."
„Gaat hU wel eens de richting van mün huis
uit?"
„Hoe sou ik dat weten? Je goederen zün in
beslag genomen en we gaan nooit dien kant
uit. Maar als hü iets tegen je in s’n schild
voert, dan zal hü dit zeker niet overdag doen."
.Enfin.” mompelde Emlle OuvrardJe
zegt, dat hU op reis is....”
,Jk meen het stellig."
„Goed, ik zal in elk geval m’n voorzorgen ne
men. Adieu Pierre, en bartelUk bedankt. Je ver
raadt me toch niet?"
.Maar Emlle, waar zie Je me voor aan? Nu. 1
adieu en veel succes. Pas op, dat as je niet te
pakken krijgen."
Rechtbank en Hof stelden deze Kamerleden
teleur. De Hooge Raad wilde echter niet achter
staan bü de BerlUnsche rechters. Een molenaar
had op hen vertrouwd, zouden dan Kamerleden
niet meer op de Nederlandsche rechters kun
nen vertrouwen??!
.Het uitleenen voor één dag van een groot
bedrag maar voor de rest van den tUd een
kleiner bedrag dan 500.is een ontoelaatbare
ontduiking. Een dergelUke overeenkomst doet
immers duidelük blUken „van den wil van par-
tUen, dat de leener slechte over het dén nog
overblUvende bedrag werkelUk de beschikking
881 krU8en.” De Hooge Raad vernietigde dus
het arrest van het Hof en het vonnis der
Rechtbank, zonder dat de slager er onder leed.
Het initiatief van den Advocaat-Oeneraal is
ten zeerste toe te juichen en het arrest van den
Hoogen Raad is den Hoogen Raad waardig. Wü
spreken de hoop uit, dat de slager civlel-rech-
telUk zwaar geplaagd wordt met weigeringen
om de geëlschte rente te betalen en besprongen
wordt met allerlei rechtsvorderingen uit hoofde
van verboden overeenkomsten, dus met vorde
ringen wegens onverschuldigde rentebetalingen.
Dan heeft ook hjj weinig succes met zijn truc
je. Dat dergelljke weigeringen en acties na het
arrest van den Hoogen Raad zullen slagen lUkt
mU zeer twUfelachtig.
wier protest déarom zoo heftig is, wijl zij
bevroeden, dat het beginsel, eenmaal ten
slechts een verwijderd verband. Een redelUk
gunden ons slechts weinige minuten om
<»e dingen te bespreken en kwamen tên slotte
het besluit, eerst voorzichtig een onder-
77* te stellen voor wü tot een bepaald plan
«gingen. Cassler had geen ander wapen dan
mes, dat hu in zUn gordel stak; hjj scheen
Protste haast te hebben, om den tocht te
Titanen. Samen stapten wü de gang in en
^aen de Ijzeren deur zacht achter ons dicht.
k,m Waren aan deze gang nog maar enkele
™ne*z, die ik niet bezocht had; ik besloot
“rog even een kükje te nemen voor wü
“•«r de groote hal teruggingen. Ze waren ook
leeg en onbewoond, alleen een er van had
^dwarsbalk op de deur en had misschien
als gevangenis dienst gedaan. Op den
*”“d lagen nog enkele vodden, die aan een
™“<*m deden denken; ook stond er in een
een strooleger. Verder zoeken had geen
meer en wü gingen dan ook naar den
»_I5~«ang terug. Nu ik iemand naast mü had,.
niet langer de gruwelüke stilte en de
•rajeiooze verlatenheid. Geen spoken, maar op
to moord zinnende menschelüke wezens
De wet is door dit arrest in eere hersteld; zü
zal niet meer op deze wüze straffeloos ontdo-
!C.e“_ku?nt“ w?7den- omdat In Nederland de
- -i Hoogen
Raad medewerken aldus (Professor Taverne).
De nacht was aangebroken en alles was stil,
I toen Emlle Ouvrard voorzichtig uit het boech
I kwam en zich op weg naar z’n huls begaf. Zacht
I sluipend als een roofdier, kroop hü voort, totdat
hü in 1 bleeke maanlicht s’n woning zag. Er om
heen stond het gras boog; de vroeger soo keu
rig onderhouden tuin leek nu een wildernis. De
ontvluchte misdadiger onderdrukte elk senti
menteel gevoel. Z’n doel «ras om onder den
haard het geld op te graven van den ouden
num, die door hem en „kleine Jean” vergiftigd
waa
Voetje voor voetje, met de uiterste voorzich
tigheid, uit vrees, dat s’n vüand hem een val
strik zou hebben gespannen, sloop Ouvrard
verder. Links en rechts van den’ Ingang stonden
twee yucca’s, die zoo sterk gegroeid waren,
dat ze bijna de helft van de deur bedekten en
als twee sombere wachters, met hun donker
groene, stekelige bladeren, den Ingang schenen
te bewaken.
Emlle Ouvrard schoof een steen op sü en
vond den sleutel,
dien hü
Iemand had hem met sen
scherp voorwerp in s’n dü geprikt.
„Wat is dat?” vroeg hü zich met ontzetting
af; „ben ik soms gek geworden? Ea is hier toch
niemand." Even dacht hü na.
HU begreep, dat het een der yucca-bladeren
«ras geweest, die in een scherpe punt eindigen.
Opnieuw betrad Emlle voorzichtig den drem
pel, sloot geruischloos de deur achter zich dicht
en maakte licht met z’n sigarenaansteker. Hü
smoorde een vloek. De steenen onder den haard
waren verdwenen en hü onderscheidde een
leege holte. De .Kleine Jean”, die listige dief,
had z’n werk verricht. Eensklaps voelde Emlle
een hevige pün.
„Wat heb ik nu?” kreunde hü in s’n «roede.
Hü wilde gaan zitten en bemerkte dat s’n dü
was opgezet. HU voelde een vreemd, zwaar ge
voel in s’n leden. HU ontblootte s’n been. Het
was zwart tot aan z’n knie. Een rauwe wan
hoopskreet ontsnapte aan s’n lippen. Hü «1st
maar al te goed, wat dat zeggen wilde.
De .giftmenger” had de punten van de
Yucca’s vergiftigd. In de overtuiging dat de
vluchteling zich vroeg of laat naar s’n huis zou
begeven, om zich dan met het geld van bun
slachtoffer uit de voeten te maken.
Emlle Ouvrard kromde zich op den grond van
pün. HU steunde en jammerde. De verlamming
breidde zich snel over al s’n ledematen uit. Z’n
hart bonsde zóó hevig en fel, dat h$t eensklaps
leek alsof het stil stond. Na ruim een half uur
had Emlle Ouvrard opgehouden te leven.
De twee yucca’s stonden onbeweeglijk in de
duisternis van den nacht.
et voornemen van den minister van
Sociale Zaken, om beperkingen te
stellen aan den arbeid der gehuwde
vrouwen, heeft tal van gemoederen in be
weging gebracht. Van vrijzinnige zUde
vooral heeft men pogingen gedaan om een
storm te verwekken, die echter een stormpje
gebleven is in het glas water van protestee-
rende dames. De arbeidersvrouwen, wlen ’t
op de eerste plaats aangaat, hebben geen
massa gevormd om deze leidsters te volgen,
ZUn tegenstanders bestreden zün denkbeelden;
sUn persoon was bü allen in hooge achting. Hij
«ras geen dictator, hü was veeleer ons aller
grootvader; de eigenschap, die allen het meest
trof, was zijn goedheid. Hü was dol op kinderen
en in den grond van zün hart verschilde hü niet
veel van de oude boeren, die men bü ons aan
treft. Als ze mü vragen: ..Hoe was de maar
schalk nu eigenlük?” dan zeg ik ze: Zooals
JU daar, en JU. en hü- En ik moet lachen, als
ze me dan ongeloovig aanstaren'’.
Al heel jong had Illakowiez den maar
schalk leeren kennen, en in de voor-oorlogs-
Jaren bood se hem aan, zün adjudant te wor
ded. „Zoolang ik nog mannen heb, laat ik de
vrouwen erbuiten”, was zün antwoord. Zü ia
toen in het buitenland gaan studeeren; in de
oorlogsjaren was sü Roode Kruis-verpleegster.
aanzien van den fabrieksarbeid aanvaard,
te gelegener tijd, als een aanstekelijke ge
zondheid, ook op hoogere betrekkingen zal
moeten overslaan.
Vandaar de stemmingmakerij, die zich
o.a. bediende van versjes In den stijl der
„limericks”, waarin echter het rijm beter
klopt dan de feiten. Zoo bezong men „een
coupeur en coupeuse in Ommen, die er
samen juist konden kommen,” maar nu uit
elkaar zfjn door toedoen van Romme; of
ook „een zoon met talent voor notaris,” die
studeert van het moederlijke arbeidsinko
men, „doch Romme komt vóór hü klaar is.”
Zulke poëzie vervroolükt de politieke
arena, en wü lazen haar met evenveel ge
noegen als de inzending van één onzer le
zers, die dicht over „een dame voor wie het
heusch naar is, gehuwd met een hoog
functionaris,” dewelke bü elke vacature In
zün rayon aan zün gade pleegt te vragen
,of het soms iets voor haar is.”
Doch met de redelüke gronden van minis
ter Romme’s voorontwerp heeft deze poëzie
oen Jósef Pilsudski in 1867 nabü Wilns
geboren werd, waren de galgen, die de
Russische overheerschers voor de Pool-
sche opstandelingen van '63 hadden opgericht,
nauwelüks koud; de knoet daalde met ver
nieuwde kracht op de gewesten neer, den haat
tegen dezen onderdrukker opnieuw voedend. De
Jonge Pilsudski was als gymnasiast al een klei
ne agitator en hü moge dan onschuldig zün ge
weest aan het feit waarvoor de Russen hem
een verbluf In Siberië aanboden, dat zü den
juiste te pakken hadden, is hun later overdul-
delUk gebleken. Zün organisatorisch talent was
verbluffend; overal waar hü verbleef, stampte
hü de kleine patriottische groepen uit den
grond, die hem later bü zUn bevrUdlngswerk
zouden steunen; de Polen, die met hem In aan
raking kwamen, leerden schieten, vrouwen zoo
wel als mannen. Voor de Russen was hü büna
onvindbaar; hadden zü hem. dan was hü al
weer gevlucht voor ze er zich goed van bewust
waren. Toen zün kana kwam, nam hü die waar,
met een belachelük minimum van middelen,
maar met een prachtig élan, dat op al zün land-
genootén oversloeg, wist hü. den een na den
ander, de veroveraars te verjagen. Aan het eind
van dezen wereldoorlog was Polen vrUtoen
wachtte hem de zwaarste taak: de consolidatie
van den jongen staat. Met ongeloofelüke han
digheid volbracht hü die taak, en toen hü in
1935 het moede hoofd neerlegde, kon het jonge
Polen de toekomst rustig tegemoet zien.
Wat bezielde dezen man. dat hü de enorme
opdracht kon vervullen, eenheid te scheppen in
den chaos van een uit elkaar gerukt volk, le
vend op een verscheurd territoir?
De vrouw, die negen jaar lang zün trouwe
medewerkster Is geweest, die sinds den staats
greep van 1926 de omvangrüke correspondentie
van den belangrüksten’ man van Polen ver
zorgde, vertelt van den „grooten Maarschalk’-,
zooals zü hem gekend heeft. Temidden van de
babylonlsche spraakverwarring, die op de te
barer eer gegeven receptie bü een der Poolsche
consulaire attaché’s in de hoofdstad heerscht,
hanteert zü haar Fransche volzinnen met een
gemak, dat een académlcien het haar nauwelüks
zou verbeteren. Men moet wel zien naar haar
fün besneden gelaat, luisteren naar haar rus
tige stem, die spreekt van haar vaderland en
zün bevrijder en meer nog dan haar woorden
bü wn ongeval met
doodelljken afloop
1) De yucca Is een plant in Zuld-Amerika.
met groote. stekelige btaderen, scherp als
doornen.
g en weet wellicht, dat In 1932 een wette-
A/l lüke regeling tot. stand kwam op het
I l’A geldschietersbedrüf- Die wet bestrükt
slechts de kleine geldleeningen; de leeners van
I groote bedragen, dus ook de gróóte woekeraars,
iijn nog niet aan banden gelegd. De Minister
af tijdens de behandeling dezer wet te ken
nen, dat algeheele onderdrukking van den
„oeker wel nooit geheel zal kunnen bereikt
«oden, Juist omdat het begrip woeker niet pre
ses te omschrüven is; woeker is een „onvermü-
delljk gevolg van de vrüheid om contracten
.,n te gaan.” Niet slechts, dat het juridisch be-
pip woeker allerminst vaststaat, ook In de
njoreele en maatschappelüke orde kan men
»en nauwkeurige omschrüving geven. De grens
tusschen woeker en geoorloofde rente is niet
peedes vast te leggen.
Eenerzüds voorziet de wet in de Jeenbe-
jjoefte", anderzüds schept zü middelen om de
jeenziekte” te bestrüden. Overhëlds-geldschie-
ten worden In 't leven geroepen, de partlcu- --- -™
Here geldschieters aan eenige dwingende regels, *a8eke rechtscolleges loyaal met den
oa. betreffende maximum-rente en maximum- medewerken aldus (Professor
gotten onderworpen. Zoodoende wordt de kleine 06 afell15 de laatste listeling van dit soort
woeker bestreden, en tevens de .Jeenziekte” ge- I Keweest, hopen wü.
peten, immers het verleenen van onnoodlge, al
te veelvuldige en gevaarlüké credieten, ónmo
gelijk gemaakt. Men mag er in de toekomst
slechts zün beroep of bedrüf van maken, om
sommen van of beneden zevenhonderd vüftig
gulden (vóór 1937 was de grens nog vüfhonderd
gulden) uit te leenen, als men daartoe toestem
ming heeft van B. en W. En die toestemming
wordt natuurlüy slechts gegeven wanneer er
geen bezwaren Ategen den betrokken persoon
bestaan.
Een Haarlemsche slager had geen toestem
ming om naast het slagersvak ook nog het In
de wet bedoeld geldschietersvak te beoefenen.
Niettemin was deze slager dit laatste vak zeer
genegen, alhoewel hü er weinig voor voelde om
In conflict te komen met de nieuwe wet, en
daardoor de kans te loopen tot een gevangenis
straf van twee jaren of een geldboete van
liefst 10.000 te krügen. De slager peinsde en
vond een sluwe oplossing. Hü leende een be
drag boven de f 500.(dat was toen nog de
limiet) en bedong, dat de leener hem den vol
genden dag het verschil zou terugbetalen, tus
schen het z.g. uitgeleende bedrag, en het be
drag dat de leener werkelUk wilde leenen. Zoo
stoot hü b.v. de volgende overeenkomst af.
Iemand moest f 70.hebben. De slager maakte
toen een royaal gebaar en leende 502.50, maar
nam onmlddellük weer zün vrügevigheld terug,
door te bedingen, dat de leener hem den vol
genden dag al 439.50 moest terug betalen,
soodat de leener slechts f 63.ontving. Die
was de den slager „toekomende” rente.
Verder bedong de slager, dat de leener hem
iedere week f 3.50 moest terug betalen, totdat
de 70.— waren terugbetaald. Een vlug cü-
feraar kan uitrekenen, dat de slager zoodoende
een rentetje trok van liefst 30 pCt. per jaar.
Maar dit laatste doet nu minder ter zake.
Een tweede voorbeeld. Een andere leener
moest 250.hebben; hü kreeg f 501.en
moest 's anderdaags 251.— terug brengen. Hü
leende dus in werkelükheid f 250.en wel I
tegen 10 pCt. en af te lossen met 10.per
week.
Uit die twee voorbeelden ziet mén duidelük I
wat de slager deed. Hü leende voor één enke- I
len dag een bedrag grooter dan 500.uit, om
dan verder slechts een veel kleiner bedrag ult-
gtaande te laten, een en ander kennelük met
4e bedoeling de wet te ontduiken.
f—De man werd dan ook vervolgd, maar zün
lluwheld werd ongestraft gelaten, zoowel door I
Rechtbank als door het Hof. Bü beide instan- I
ties werd hü vrijgesproken. Men begrüpt dat
dit succes een maas in de wet zou beteekenen,
waardoor alle minder goed bekend staande I
geldschieters heen zouden gaan kruipen. De
wet sou een bespotting geworden zün. Maar de I
slager was vrügesprokenen tegen een vrü- I
sprekend vonnis kan men niet in cassatie gaan.
Daarom bleef er niets anders over dan cassatie
in het belang der wet aan te teekenen. Cassa
tie in het belang der wet, in te stellen door I
den Procureur (of Advocaat) Generaal bü den
Hoogen Raad, verschilt in velerlei opzichten I
van de gewone cassatie, onder meer hierdoor, I
dat fouten in ’n vrüsprekend vonnis gemaakt I
normaliter niet, maar bü dezen specialen vorm I
van cassatie wél ter beoordeeling aan den Hoo- I
gen Raad worden voorgelegd. Overigens kan
een cassatie in het belohg der wet nooit eenlg I
nadeel toebrengen aan de verkregen rechten; zü
fungeert dus in het recht als een (juridische) I
vragenbus in een courant.
Derhalve stelde de Advocaat-Generaal een
cassatie-beroep in het belang der wet in. Want
de slager was er goed afgekomen, helaas I
maar men moest beletten, dat er nog andere I
dagers en lieden van allerhand slag het ge- I
•ekte voorbeeld zouden gaan navolgen. Daar-
to was Jiet noodlg, te weten te komen, hoe I
hoogsfe'rechtscollege over deze uiting ran I
geslepenheid dacht.
In de Tweede Kamer had men al zoo’n beet
je nattigheid gevoeld, maar de opkomende I
w^t, dat nJ. door middel van allerlei listige I
kunstgrepen de schün zou worden gewekt, dat I
Celdleeningen van een grooter bedrag dan I
t 500— gesloten waren, werd gesust. Men riep
•Ich de oude Romelnsche spreuk in het ge- I
teugen: „plus valet quod agitur, quam quod
emulate conclpitur”, hetwelk vrü vertaald I
luidt: „niet de schün, maar, wat er in werke
lijkheid gebeurt, is van beteekenis.” Ja zelfs I
“*n dacht aan den molenaar en koning Pre- I
Uertk den Grooten van Pruisen: n y a de juges
Berlin, er zün nog rechters in Nederland! I
onttrok hen eenigszlns aan het oog en als niet
een van de mannen overeind was gerezen en de
deur was Ingegaan, dan betwüfel ik, of ik hen
zelfs wel zou hebben opgemerkt. Met de hand
wenkte ik mün kameraad naast mü te komen
staan.
.Zie daar eens,” zei ik, „bü de groote bres in
den muur, daar zit een dosün mannen om een
vuurtje heen.”
WU tuurden beiden een poos nw de groep
en ik hoorde zün adem snel gaan.
„Ha!” ultte hü ten slotte zün verbazing, ..dat
zün de schurken. Achter dat gebouwtje heeft
de muur zeker een flinke opening. Kun gü ze
goed zien? Mün oogen «ün niet scherp ge-
noeg.”
.Maar slecht, toch zie ik dat het geen sol
daten zün. De man, die naar binnen ging, had
echter de uniform der cavalerie aan hü
komt weer terug zeker de aanvoerder.”
De hand van Cassler drukte zwaar op mün
arm.
„Het is dezelfde ruwe schurk, die mü hier
heeft gebracht,” fluisterde hü mü toe. .Kunt gü
de anderen tellen?”
„Voor zoover ik zien kan, tien, maar het la
heel goed mogelük. dat er nog meer zün. Ha!
daar komt er nog een een bode.”
Deze, tenger als een jongen, alleen met een
versleten hemd en een gescheurde broek ge
dekt, bleef pratend en gestlculeerend voor den
staan. De woorden waren niet te
verstaan, wü konden eigenlük maar nauwelüks
hooren, dat er gesproken werd. Als antwoord
daarop gaf de reus eenige korte bevelen, en
i een oude strüdbül had gevonden. Er waren
nog een paar kleine zUgangetjes, die wü ook
onderzochten, en daarha kwamen de keukens
i en de proviandkamers aan de beurt. Van de
proviandkamers was niet veel meer over, maar
„Saint Denis! Geen kleine ruïne, mün lersche’ de keukens waren er beter aan toe, al hadden
ook zü veel van het vuur te lüden gehad. Ze
waren heel ruim en schenen den laatsten tüd
meer gebruikt te zün. Er waren
groote stookplaatsen in, maar de beide schoor
steenen waren verstopt door allerlei neergevallen
steenen en de vloeren lagen vol asch. Geen
enkele voetafdruk viel hier waar te nemen en we
begrepen dan ook onmlddellük, dat er in jaren
geen sterveling geweest was. De vensters, van
üzeren staven, voorzien, waren niet zoo hoog
als die aan den voorkant, en nieuwsgierigheid
dreef mü er heen, om een blik op de binnen
plaats er onder te kunnen slaan.
Eerst zag ik niets anders dan den grüzen
steenen buitenmuur, die op verschillende plaat
sen was afgebrokkeld en waar doorheen ik de
met bosschen bedekte heuvels kon zien. In de
spleten hadden zich allerlei struiken vastgezet
en er boven uit staken de boomen, die zoo echt
volkomen bü de oude ruïne pasten.
Daarop bleven mün oogen op een gebouwtje
één verdieping rusten; de muren waren
van steen en het dak van stroo. Juist het dak,
dat eerst kort met nieuw riet scheen gedekt,
had het eerst mün aandacht getrokken en ik
had er dan ook wel een volle minuut op staan
staren voor ik een groep mannen, die in het
schrale licht maar nauwelüks zichtbaar waren,
voor de deur zag staan. Een groep struiken
Doch teen Pilsudski premier werd, in 1926,
schreef hü haar, dat hü een secretaresse noo-
dig had. ^Je wordt in rang geiük gesteld
met mün adjudant", voegde hü er licht-lro-
nlach bü. Ze heeft die taak aanvaard, en tot
den dood van den maarschalk vervuld.
En uw litteraire werk? Hoe staat het met
de Jongste litteratuur in Polen?
„Ik sal u een overzicht laten sturen over
onze jongste letterkundigen, belooft sü glim
lachend. Het is zoo moeilUk voor me, alle
richtingen en stroomlngen uit elkaar te hou
den. Onze jongeren zoeken naar een nieuwen
vorm, en Ik geloof, dat er onder hen zün. die
zeker op Europeesch niveau staan. Merkwaar
dig is, dat bü ons de vrouwen zeer goede pro
zaïsten zün; de mannen munten uit in lyriek.
Wat mijn eigen verzen betreft: ik geloof, dat
de muzikaliteit van het woord de grootste
kracht geeft aan verzen. Dut is zoo sterk, dat
ik zelf al schrüvende er een melodie bü zing
Misschien is het daarom, dat Szymanowski sa
geschikt vond om er muziek bü tc schrüven.
Van uw litteratuur ken ik, uiteraard, weinig.
Op het oogenblik herinner ik me alleen maar
de biografie ran Rembrandt door Van Loon,
die werkelijk indruk op mü maakte. Maar wat
zegt ons tenslotte een vertaling? En ik
moet mü zeer beperken bü het lezen: mün
oogen worden te snel vermoeid.”
Van anderen moet men hooren, dat Kazi-
miera Illakowiez een der grootste dichteressen
uit vrüen wil, om zün persoonlük voorbeeld. ïan toet Jonge Polen is; haar verzen «rordeo
unaniem geprezen om den klassieken en ge-
voeligen vorm. Er staat een oeuvre van 22
werken op haar naam; de Poolsche Academie
bood haar in 1933 het lidmaatschap aan. Zü
weigerde dien eeretitel. uit bescheidenheid. Na
den dood van Pilsudski legde zü haar officleeie
taak neer; «runneer zü thans nog in het open
baar optreedt, ia het om in het buitenland do
harten te winnen voor haar vaderland en den
man, die het bevrüdde.
„het vraagstuk van de gehuwde vrouw, maat-
schappelük en cultureel gezien, van oneindig
meer gewicht is dan het vraagstuk van de ónge-
huwde vrouw.”
Hoeveel pennen het voornemen van minister
Romme in beweging heeft gezet, is büna niet
te tellen; het is allemaal oude kost en telkens
weer de oude argumenten: vóór de Vrijheid der
Vrouw, vóór het belang van het meestal eenige
kind, dat een opvoeding moet hebben, dat boven
het inkomen van den vader gaat, (bü de debat
ten in den Haagschen Gemeenteraad bleek dat
60 pet der gehuwde ambtenaressen kinderloos
was en 22 pet. het één-klnderen-stelsel huldig
de), enz. enz.