SHetwïAaal uan De avonturen vaneen verkeersagentje WEK DE GAL IN UW LEVER OP dan dag VIM» De weervisscherij SHEA ïïKSrSs F 750.- F 750.- asasrïs: F 250.- ALLE ABONNÊ’S ongevallen rorzekSd°wir een der MUIZENVAL? VALDA PASTILLES van de lersche Brigade DONDERDAG 24 FEBRUARI 1938 Verkeerd aangesloten Babelsberg-Ufastadt De koppige Toscanini DOOR RANDALL PARRISH En In het Markiezaat van Bergen-op-Zoom ER KÓU DHEID^k vóór zich complicaties voordoen. ECHTE VALDA In Hollondtche doezen SO cent. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERDIJK. DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL i - Vereeniging vim Reeder* in de Binnenvaart - -e -e H -e miiimiiii w 1 U krijgt het dubbele en U betaalt minder iblleft. Ik... XVI MKT MADEMOISELLE weten. schuil? 1 De kabouter haalde zijn tooverst^f voor den dag en door den glans in den steen kon de kabouter sten, dat het meisje niet gelogen had. Het was Inderdaad een lief, aardig prinsesje, in het wit gekleed en In beur haar droeg zy een zwarten band vol diamanten. „Ik kan wel sten, dat je een prinsesje bent,** seide de kabouter. Heb nog wat geduld, lief kind, geduld over wint alles.** Binnenkort zal de burgemeester van Babels berg bekend maken, dat bet station zijner ge meente, gelegen ten Westen van Berlijn en bekend door de studio’s van de groots Dultsche filnwndernemlng de Ufa, verdoopt aal worden tot Babelsberg-Ufastadt. geen kwaad. Ik ben een prinsesje en die afschuwelijke toover- heks heeft mij betooverd in een muis.” ,Je hoeft niet bang voor mij te zijn,” seide de kabouter, jen vooral nu ik weet, dat de heks jou ook kwaad beeft gedaan. Maar wees maar niet bezorgd. Mijn vriend Keesie geeft den moed niet op en we zullen eindelijk wel overwinnen. Weet, de kruik gaat zoo lang te water tot ze breekt.** deropbloel van de oude bedrijven te zullen be leven, daar men te lerseke gemakkelijker en goedkooper kan werken. Met een woord van erkentelijkheid en dank aan den Gemeente-Archivaris van Bergen-op- Zoom, den heer Slootmans, voor de door hem welwillend verstrekte historische gegevens, moge ik besluiten. Dr. A. GRIJNS Ik schopte den steek in sen boek van het ver trek. .Het is heel goed te sten, dat er hier een gevangene was,” merkte ik op. „Daar behoeven wy niet lang over te praten, maar ik wie de man was. Wat je ook moogt beweren, ik biyf volhouden, dat de man niet de chevalier d’Envllle was. Ken je den chevalier?" Jk heb hem meer dan eens gezien." „Ba durf je er nog een eed op doen, dat hg. hebt met Je verhaal dat deze hier is, en ik wil er ml) eerst eens van overtuigen voor ik op zoek ga naar Mademoiselle. Wys my dus den weg en houd my niet voor den gek." Hy ging my voor en toen ik hem zoo gade sloeg, kreeg ik hoe langer hoe meer de overtui ging dat wat hy zoo even had verteld, de waar heid was. Het kon hem nu maar bitter weinig schelen of ik al een en ander ontdekte, want hy was vast in den waan, dat ik toch in het minst geen kans op ontsnapping had en dat alles wat ik van het dwaze plan van zyn meester op het spoor mocht komen, toch met my sou sterven. Maar dit was voor my juist een prik kel te meer om voet by stuk te houden. Wel was ik geheel alleen, zonder de minste hulp. Cassler was op een wonderiyke manier ver dwenen, en of hy er nu plotseling uit angst van door was gegaan, om uit die spookachtige gangen en zalen weg te komen, of dat hy de een of andere ontmoeting had gehad, daar kon ik natuuriyk alleen maar naar gissen. Ik zou nóch om genade smeeken, nóch zelf genade verleenen. en wat dezen kleinen duivel betreft, ik zou er voor zorgen, dat ik hem gauw kwyt sou zijn; dan kon ik op mijzelf verder voortwerken. Moed en overleg zouden hier uitkomst bren gen en aam moed en verleg had bet my nog noit ontbroken. wy stonden nu voor een eikenhouten deur, die er nog vry nieuw uitzag. De dwerg scheen heel verbaasd, toen hy bemerkte, dat zy aan stond. maar ik duwde hem met geweld door de opening en nam vlug een overzicht van het in wendige. Kr was niemand in, doch aan een en Toscanini heeft bekend gemaakt, dat van zyn beneficeconcert van 4 Maart as. te Nieuw York geen cent aan de fondsen van de Festsplele te Salzburg zal ten goede komen, waarvoor hy de opbrengst oorspronkeiyk had bestemd. Nu hy wegens Oostenryks veranderde houding jegens Dultschland niet in Salzburg komt dlrigeeren, zullen de Amerikaansche musici 80 pct. van de ooncertrecette krygen; de overige 40 pCt. kry- gen ook een bestemming in Amerika. Bruno Walter heeft, naar uit Weenen wordt gemeld, direct na de onderteekening van een nieuw contract voor drie Jaar met de Weensche Staatsopera, een telegram aan den te Nieuw York verblyvenden Toscanini gezonden, waarin hy dezen te verstaan geeft, dat er geen enkel beswaar zou kunnen bestaan tegen Toscanini's deelneming aan de Festsplele te Salzburg. Het telegram heeft den volgenden inhoud. „Daar het voortduren van de cultureele richting, zooals die tot nu toe in Oostenryk gegolden heeft, niet ter sprake is gekomen, heb ik een nieuw contract met de Staatsopera gesloten. Verzekert u ook uwerzijds de kunst en het vrije geesteiyke leven in Oostenryk door medewerking te Salzburg. Met groet. Bruno Walter." vrije gronden werden nu ingedeeld en verpacht aan de kweekers, die behalve terrein voor het winnen van het oesterbroed ook ondiepe per- oeelen noodlg hadden, teneinde daar hun oes ters snel te doen groeien en diepere perceelen om den volwassen oesters het noodige embon point by te brengen. Bovendien moest men aan den wal sorteer- en pakloodsen en oesterputten Inrichten, bestaande uit gemetselde bakken, die van buiten af door sluizen geregeld versch water uit de Schelde binnen krygen en dat er by laag water weder op aflaten, om er den voor raad consumptieoesters in uit te leggen in af wachting van bestelling. Naarmate meer hygiënische begrippen veld wonnen, leerde men gaandeweg inzien, dat rauw gegeten oesters een groot gevaar vóór de gezondheid opleveren, wanneer zy in veront reinigd zeewater gelegen hebben. Nadat in En geland een groot aantal ziektegevallen de juist heid hiervan bewezen had, vatte het Bestuur der Visscheryen op de Zeeuwscbe Stroomen namens den Staat de zaak grondig aan, be paalde langs becteriologischen weg welke oes- ea U zult *s morgens „kiplekker" uit bed springen. Eiken das moet Uw lever een liter gal in de to- gewonden doen vloeien. Wanneer de gajafscboidlng onvoldoende la wordt Uw voedsel niet verteerd, bet bederft. Er vormen rich gassen in Uw lichaam. U raakt verstopt. Uw organ lone wordt vergiftigd en U wordt humeurig on loom. U slot alles swart. Do meeste laxeermiddelen illn slechts lapmid delen! oen geforceerde stoelgang noemt do oor- saak niet weg. Maar CARTER'S LEVERPILLSTJBS sullen Bor gen voor do vrUe toevoer van gal. waardoor U weer geheel herstelt. Een plantaardig, zacht, onover troffen middel om do gal te doen vloeien. Klacht Carter’s LeverplIletjes. verkrijgbaar Ml apothekers en drogisten In flggpns van 0.75. Ken verheugend, klein berichtje Kwam er dezer dagen weer Voor degenen, die 't goed meenen Met het vreemdelingverkeer: Aan de grenzen van ons Neerland Worden huisjes dra gebouwd, Waar men zich steeds ter beschikking Van de vreemdelingen houdt. Die advies of bijstand wenschen In hun zaken, groot of klein, Kn dan door die service merken Dat ze waarlijk welkom zijn. Dat is weer zoo’n loffelijk streven, Dat is weer zoo’n goed idee. Van die pracht-organisatie. Van den bond A.N.WJI. Maar... laat Neerland nu ook zorgen Want zóó is het niet bedoeld! Dat geen vreemdeling zich dan verder In een muizenval gevoelt! Dat geen vreemdeling kan zeggen: „Daar in Holland dat is gek. Aan de grens: een prima service. Ja, ze lokken je met spek; Maar wanneer je in de val zit. Nou, dan word je uitgebeend. Nee, dat is niet de bedoeling Van de hulp, die wordt verleend! het was? En als ik je dan vertel, dat ik weet, dat d’Envllle dood is?” „X is mogeiyk dat hy nu dood is. Monsieur, maar nog geen twee uur geleden heb ik met hem gesproken." De man sprak met zóóveel ernst, dat ik er my by na van overtuigd voelde. Ik had natuuriyk niets lievers gewild dan dat hy de waarheid sprak, maar ik kon my toch niet voorstellen, hoe het mogeiyk zou kunnen zijn. Was dan mis schien de een of andere officier van denzelfden rang in handen van deze schurken gevallen en leek hy zóó zeer op d’Envllle dat zelfs Gospele, die hem vroeger gekend had, ‘zich in hem ver giste? De dwerg had hem waarschyniyk slechte op afstand gezien en daardoor alleen een vagen indruk van den man gekregen. En als Gospele hem voor den chevalier uitgaf, zou geen van de anderen daar langer over praten. Maar, on verschillig wie hy was, wat was er van den man geworden? Was hy ontsnapt of was hy ver moord? De steek op den grond was de steek van Desllns en Desllns self lag dood in de groote zaal, in de uniform van den gevangene. De cipier had den dood gevonden door een slag, die hem van achteren was toegebracht, maar als de officier in een wanhoopspoging om te ontsnappen deaen slag had toegebracht, hoe was de doode dan aan de uniform gekomen? Waar hield de gevangene ziel was er met Cassler gebeurd? ZDasa kunt u zich om acht uur precies ven overtuigen. Den zal ik in de hall van *t Europe- hotel op u wachten. Ik draag een das met witte stippen, als herkennlngsteekenl” .Maar hoe wilt u my kennen? Ik draag mijn stem toch niet aan den buitenkant?” .Maakt u zich daar geen zorgen over. Ik ber ken u oogenbllkkeiyk.” Toen verbrak hy de verbinding. Een uur later stond een jong, keurig gekleeds heer in de hall van *t Europe-hotel, die zyn belangstelling verdeelde tusschen de komende gasten, zyn polshorloge en *n blauwe, met witte stippen bezaaide das. Een minuut of tien kon hy daar soowat gestaan hebben, toen plotseling een stem in zyn oor fluisterde: „Blauwe das witte stippen.... Ja, pardon, bent u John?" John kromp in elkaar, stiet een ruw geluid uit en draalde zich als een wervelwind om. Voor hem stond een kleine, oude dame, met witte haren, ge rimpeld gezichtje en eenvoudig in X zwart gekleed. Een paar diep blauwe oogen fixeerden hem van achter goud omrande brillenglazen. „Het spyt my, dat ik zoo laat kom,” sprak de kleine oude dame, „maar ik kon zoo gauw myn Zondagschen hoed niet vinden.” „Bent.haperde John, die een gevoel had, alsof hy in het donker wel drie, vier trappen was afgevlogen en nu in een onverwachte duis ternis ronddoolde. .Bent.... bent U.... Mary?” „Zeker," antwoordde het oude dametje, stra lend. ,Het was echt lief van u my uit te noo- digen! En ik houd zooveel van hondenl” bab belde ze verder. .Honden,” mymerde John hardop. .Honden? O. Ja zeker, honden.tja.I” Hij voelde zich Bestrijd Gebruik ■n het sterk antiseptische geneesmiddel Maar vraag naar d het dametje het restaurant binnen te leiden Tot John's groote verrassing bleek zyn tafel dame een buitengewoon onderhoudend persoon tje te zyn. Ze bleek rap van tong en begrip te zyn en schertste over alles en allen. Ze toonde bovendien den fynen tact te bezitten niet naar zyn werkzaamheden en wat dies meer zy te informeeren, hoewel ze evenmin haar eigen in teresse besprak. De tyd verliep op deze manier zoo snel, dat hy verrast opkeek, toen zijn gast opmerkte: „O Jeh, al half tien! Ik moet gaan. Om 10 uur moet ik in bed liggen.dat wil de dokter. Ik dank u hartelyk. John, voor dezen echt-gezelligen avond.... Neen, maakt u ge rust geen aanstalten om my te vergezellen, vsnt daar is myn nichtje al om my af te halen!" Een slank, aardig meisje, met donker-bruine- oogen was naast het tafeltje gekomen en knikte p de oudere dame vriendeiyk toe. .Mag ik u voorstellen, mynheer John, myn nichtje, Mary Clifford, u.mynheer John. .John Dunsley!” stamelde hy verbouwereerd. Als ontwakend uit een droom keek hy naar de beide vrouwen, die glimlachend naast elkaar stonden. Intuïtief voelde hy aan, dat ze hem op de een of andere manier een poets gebak ken hadden, maar hoe? ,Jk ben u een verklaring schuldig, mynheer Dunstey," sprak de oude dame .Maar ik vind het er hier een weinig geschikte gelegen heid voor. Ik wilde u inviteeren ons naar buis te vergezellen. Ik vond uw telefonische invita tie zoo zonderling, dat ik niet mocht toestaan, Mary zonder meer haar gang te laten gaan. Nu ik echter zelf heb kunnen constateeren, dat u een gentleman is in den waren sin des woords myn komst moet voor u toch een ontnuch tering zyn geweest, hoewel u my er niets ven hebt laten merken mag ik Mary geen hin dernissen meer in den weg leggen!" ■v-x eeds hun scheldnaam „krabben” verraadt, dat de inwoners van Bergen-op-Zoom de Schelde niet links laten liggen, doch er innige betrekkingen mede onderhouden Niet alleen geldt dit voor de vlsschers uit hoofde van hun beroep, doch evenzeer voor het ove rige deel der bevolking, dat naar gelang van zyn smaak aan den zeekant wandelt, zwemt, spelevaart ef kreukels zoekt. De Bergenaren kunnen er zich op beroemen een vlsschery uit te oefenen, die men elders ta ons land tevergeefs zoekt, nJ. de weervlsschery. Een weer bestaat uit twee 400—1400 meter lange heiningen van eiken of berken staken, dicht opeen geplant in den bodem der Ooster- •c helde, samen een V vormende, waarvan de punt naar het diepere gedeelte wijst en de ar men ultloopen op de by laagwater droogval lende oevers of zandplaten. By opkomend wa ter zoekt de visch de ondiepe kanten op en ge raakt ongemerkt achter de vleugels van de weer; treedt vervolgens de eb in, dan trekt zy zich terug naar het diep. Achterwaarts is haar de pas dan afgesngden door den inmiddels boven gekomen bodem en zydelings door het weerhout, zoodat de eenige kans op ontsnappen gezocht wordt in de punt van de weer. Hier drijven de vlsschers tegen laag water hun buit met een net naar de smalle opening, waarin de fuik bevestigd is. Deze even simpele als doeltreffende wyze van vlschvangst stamt uit oeroude tyden en is over de geheele wereld bekend, onder meer ook in enze Oost. Op de Schelde kan zy echter niet van zoo ouden datum zyn? daar de weren in hoofdzaak staan op terreinen, die omstreeks 1500 nog bewoond waren en eerst by den 8t. Fellxvloed op Zaterdag 5 November 1530 ver zwolgen werden, zy vormden een stuk van Zuidbeveland, de zoogenaamde Oostwatering tusschen lerseke en Bergen-op-Zoom, ter grootte van 1287 H.A. In 1570 volgde het Noord- land. By de satisfactie van 1579 schonk Prins Willem I de Relmerswaalsche visscheryen op het verdronken land definitief aan Bergen-op- Zoom. Dit voorkwam echter niet, dat er later, byvoorbeeld in 1779, heftige ruzlepartyen tus schen Bergen-op-Zoom en Tolen ontstonden •ver het bezit der weren. Een bezoek aan een weervlsschery op een mooien, stillen, zonnigen zomerdag is stellig de moeite waard. Het heen en weer zwemmen 1 van de ansjovis met haar prachtige groene l kleurschakceringen op den rug, *t ranke ma- 1 noeuvreeren der geepen, die soms als een steen- I tje over het water keilen om meester te blyven 1 ;;van het bliekje in hun bek, t wonderiyke 'waaieren der roggen en pyistaarten, X is alles 1 een onvergeteiyk mhouwspel. Heeft men het I geluk een overvloedige ansjovisvangst mee te maken, dan staat men verstomd van den ryk- dom der zee. Een Rembrandt zou er ongetwy- feld door geïnspireerd zyn tot het schilderen van de wonderbare vlschvangst op het meer van Gennesareth. Behalve in de weren vangt men ook nog visch op andere wijze. De Toolsche vlsschers zetten hun botnetten uit rondom de droog vallende platen en rapen by laagwater de bot op, die achter het net op 't zand of beter ge zegd ingegraven in X zand is achtergebleven. Vrijdags leuren deze menschen met hun ver- sche, springlevende waar door de Bergsche straten. Ook mosselen en alikruiken of kreukels wor den door de Tolenaren in Bergen-op-Zoom verkocht. De eerstgenoemde hebben in vroeger tyden aanleiding geven tot heftige vechtpar tijen tusschen de inwoners van belde plaatsen. Er bestaat zelfs een boekje van Mr. van Mans- feldt uit 1806, waarin deze „mosseloorlog” be schreven wordt. Voorts levert de Schelde nog andere smakeiyke gerechten aan Bergen-op- Zoom, nJ. lamsooren en zeekraal, die op de schorren groeien en als groenten gegeten wor den. Wat de oestercultuur betreft, zy is een oude liefde van Bergen-op-Zoom, die echter op een scheiding is ultgeloopen. Laat my u tot slot nog iets van dit treurspel vertellen. Voor 1870 was er van oestercultuur nog geen sprake. Wel vischte men oesters op de vrye gronden, maar men was tevreden met wat de natuur opleverde. Omstreeks genoemd Jaar echter begon men naar het voorbeeld van an dere landen, vooral Frankryk, te trachten de in Juli rykelyk in het Scheldewater rondzwem mende oesterlarven by Ben broedval te doen aanslaan op gekalkte dakpannen om die kleine oestertjes dan op te kweeken tot consumptie oesters. De tot het Staatsdomein behoorende terperceelen en -putten voldoende sulver wa ren, stelde een certificaat van onbesmetheid in voor de daaruit afkomstige oesters en verbood de verzending van oesters zonder dit certifi caat. De putten te Bergen-op-Zoom werden even eens onderzocht; het resultaat was vernietigend voor hun reputatie. Het rioolvocht uit de ha vengeul kwam by verscheidene putten binnen. Toen zich tot overmaat van ramp nog een groot aantal ziektegevallen ten gevolge van het eten van oesters uit deze putten voordeed, viel de genadeslag. In December 1908 werden alle oesterputten te Bergen-op-Zoom definitief af gekeurd. Zoo vernietigde de stad tegen wil en dank door haar eigen afvalwater een bloeiende industrie. In de laatste Jaren hebben de Gebroeders van Dort door gebruik te maken van moderne middelen tot sterilisatie van zeewater aan het havenhoofd weder een oesterput in bedryf kunnen nemen, die aan alle hygiënische eischen ruimschoots voldoet. Bergen-op-Zoom mag ech ter op grond daarvan niet verwachten den we- ,X>at is* wel vreemd. Ofwel de wachter heeft geslapen, of het was de tijd van aflossing. Een tweede maal zal het u niet gelukken, Monsieur.” Een leeiyke gryns lag er op zyn lippen en zyn oogen drukten ten volle den haat uit, dien hy al dien tyd al gevoeld had, maar nu niet langer probeerde te verbergen. „Wat kan het my schelen wat gy hier ontdekt, of dat gy my door dreigementen hoopt uit te hooren? X Zal u weinig baten, want gij komt hifi- toch niet meer levend vandaan. Ba! Gy zyt nu even goed een gevangene als dat gy, geketend, In een cel waart opgesloten. Er bestaat voor u niet de minste kans op ontkomen. Gy denkt mis schien, dat ik u een en ander zal vertellen om dat ik bang voor u ben? Parbleul Ik vertel het, omdat het toch geen kwaad kan of gy het Al of niet weet. Als dit niet het geval was, dan aoudt gy my levend kunnen villen en ik sou toch niet spreken. By St. Christopher! probeer den chevalier en de dame te vinden! Ik sal er u met alle pleizier heen brengen. Maar wat zal het geven? Oy kunt hier toch niet vandaan. Ik haat u. Monsieur, maar ik lach, want ik zal het ge noegen hebben u te zien, wanneer gy dood zyt en Ik zal u elke beleedlglng dubbel en dwars terugbetalen. Ik had den kerel kunnen dooden, zoo woedend was ik en myn hand omknelde reeds zyn keel. Maar zyn woorden, die van een diepen haat getuigden en ook veel waan bevatten, bezorg den my een rilling, die myn vingen deed ver- styven. In een seconde stond alles my duldeiyk voor oogen: de wanhopige toestand, waarin ik my bevond, de gevaren, die my van alle kanten ander was heel goed te zien, dat het vertrek nog maar kort geleden bewoond was. Tenminste, er stond in een schotel op den vloer nog wat voed sel en op een ruwe bank onder het eenige venster een pannetje water. Het venster zat heel hoog in den muur, er waren yzeren staven voor aangebracht, waar doorheen de groene bladeren van een wynrank kwamen kyken. Er was nog Juist licht genoeg, dat ik een omgegooiden stoel kon zien; de zware balk, die de deur had afgesloten, lag in een hoek op den vloer, en daarnaast een vuile, veel gedragen steek. Ik staarde naar deze dingen en toen keek ik Gos- pele aan, die voor den toorn, die uit mijn oogen sprak, terugschrok. „Zooals ik je al gezegd heb, hy ia hier niet.” ,M*ar hy was hier toch heusch, Monsieur, ik kan er een eed op doen. Desllns is hier nog eens alleen geweest nadat ik er met hem samen ben geweest; daar ligt zyn steek.” p-y ieaoo, het is voor vandaag meer dan wel- letjes geweest.” John Dunstey schroefde den dop op zyn vulpenhouder en stak dezen ge woontegetrouw in zyn vestzak, dan griste hy verschillende papieren by elkaar, zoodat zijn bureau weer zichtbaar werd, borg ze in de lade, welke hy met een slag dlchtwlerp en dan siogg de klok weer half 7, en toen ze 7 uur sloeg, zat John Dunstey nog in dezelfde apathische hou ding in zyn stoel. De drukte en zorgen van den voorbijen dag hadden hem zoo afgemat, dat hem de lust ontbrak zyn stoel te verlaten. Ge tallen en menschen en menschen en getallen gingen in een dolle, eindelooze cadans door zyn herinnering en by elk daarvan zette hy nog een kantteekenlng. Het gerinkel der telefoon verbrak de stilte en maakte een abrupt einde aan zyn peinzen. .Hallo!” „Ben jy het John?” vroeg een stem. Een hel dere. muzikale vrouwenstem was het. waaraan zelfs de telefoon haar natuuriyke aantrekkeiyk- held niet kon ontnemen. „U bedoelt?" hgperde John. ,Je bent John toch?" „Inderdaad.... met wlen spreek ik?” .Ach, domme jongen, met Mary natuuriyk. Zeg. hoe gaat het met je hoofdpljn?" ,Met wat?" informeerde John. „Wat Jou vandaag scheelt, weet ik niet 1c Zal er ook maar niet verder naar vragen. Maar hoe - staat het met morgenavond? Heb Je al afge- llllllllllllllllll^ omgaven, de geringe kans, die ik had, Made moiselle van dienst te kunnen zyn. Een wacht was in deze plaats geheel overbodig. Wat ik voor gebrek aan tucht voor zorgeloosheid had gehouden was niets anders dan een volmaakt vertrouwen In de veilige ligging van deze schuilplaats. De bygeloovige praatjes toch, die in den omtrek over de ruïne in omloop waren, en de dekking, die de natuur bood, maakten de plaats voor lederen vijand zoo goed als onneem baar. Door de een of andere speling van het fortuin was ik ongemerkt binnengekomen, maar om er weer ongemerkt uit te komen, hetzy alleen of met de dame, was zoo goed alz onmogeiyk. Doch al was de toestand ook hope loos, ik was vast besloten niet aan wanhoop toe te geven of deaen leeiyken duivel over my te laten triumfeeren. Ik bleef het mannetje dan ook zóó lang in de oogen kyken tot de gryns om zyn mon<l geheel wegstierf. t Je doet er heel verstandig aan om eerst eens flink te lachen," zei ik koud, „want wanneer ik dood aal zijn, zal jy ook niet veel méér te vertellen hebben. Ik heb al in heel wat moei- lykbeden verkeerd, myn waarde Gospele, en ik heb er my altijd nog uit weten te redden, spaar dus je adem. Ik aal eerst eens wat je my vertefd hebt, aan de waarheid gaan toetsen en daarna myn eigen plannen opmaken. Ga dus voor, mijn vriend.” „Voorgaan waarheen. Monsieur? en hy zag er iju heel wat minder triomfanteiyk uit .Haar de dame?” .Neen, ik heb je toch al eerder gezegd, naar den ehevaller. Ik bob zoo n idee, dat Je gelogen De Vereeniging van Reeders in de Binnen vaart hield Woensdag in gebouw Tlvoll te Rot terdam haat vierde jaarvergadering onder voor zitterschap van den heer C. P. Biesta. Aan dl jaarverslagen van den secretaris ontleenen wü dat het ledental, zoowel als de tonnage, stij gende is en thans bedraagt 61 leden met 304 schepen, samen groot 204.833 ton. Besloten werd te blyven yveren voor verbetering del wet op de evenredige vrachtverdeellng. Als af gevaardigden in het bestuur der ïtijnvaartcen- trale werden opnieuw benoemd de heeren O. P. Biesta en F. Vos Man. Volgens het verslag van den penningmeester verkeeren ds financiën in zeer bevredigenden toestand. Menschen, maak nu van ons Neerland Alsjeblieft geen muizenval! Laat de vreemd’ling kunnen zeggen: „Service is er.... overól!” HERMAN KRAMER sproken?" John zweeg. Zulke directe vragen had hy niet verwacht. Bovendien kende hy geen Mary met zoo’n melodieuze stem. Blikskater, hy had al genoeg dingen aan s*n hoofd, om zich nu nog te vermoeien met de vraag, hoe hy deze ver keerde telefoonaansluiting tot een behooriyk einde zou brengen. „O ja.... pardon, Ik bedoel te zeggen. Ik ben nog zoo vry als een vogeltje in de lucht. Maar het zal er wel niet zoo erg veel aan toe doen. at Ik morgenavond vry ben of niet, want....” duizelig, maar zag geen anderen uitweg dan ,Maar je weet toch, dat je ons een groot ple- I sier sou doen, als je kwam, John?” „Luistert u eens. Juffrouw, ik ben wel John, een heel doodgewone, alledaagsche John zelfs, maar toch niet dien....” „Spreek ik dan niet met 2231?” John bespeur de een teleurstelling in haar stem. „X Spyt me vreeseiyk voor u, maar myn num- I mer is 2232." „Ohneem X me niet kwaïykl Goeden. I ,Ben oogenbllk astublleft. Ik....” .Hallo?” John schrok. Deksels, wat was hy nu begon- I nen? Hy haalde eens diep adem, kuchte onbe- hooriyk en voelde er elgeniy k veel voor de hoorn maar op den haak te leggen. ,Hyk.... ziet u, de kwestie is deze. Ik ben pas een paar weken in Southampton en weet hier heg noch steg. En nu ik op zoo’n even on gewone als onverwachte manier met een dame in contact ben gekomen, zou ik het eigeniyk toch wel Jammer vinden, als het by deze korte kennismaking moest blyven. Zoudt u my een genoegen willen doen?" „Waarom zou Ik?" was de koele wedervraag. Tóen domineerde biykbaar de vrouweiyke lo gica, want de stem vervolgde: „En wat is dat dan?” „Zoudt u vanavond met my willen soupeeren?” Een lange pauze volgde. Toen kwam het hef tig door den hoorn: „U durft nogal, vindt u niet? Maar hoe weet u, dat u Juist graag met my zou soupeeren?” „Uit uw stem!” was het oprechte antwoord. ,Jk zie u heel duldeiyk voor me. U bent groot en slank en ongeveer 30 Jaar. U hebt grijze oogen en houdt van honden. Komt dat uit?" „U is een toovenaar,” giechelde de stem. „U bent klein en dik en gaat naar de 40. U hebt een dikken bulk en een roodenneus; heb Ik goed geraden?” Even aarzelde hy, ik zou het niet eens hebben gemerkt, als ik minder attent en minder op myn hoede was geweest, maar de druk van myn Vingers dwongen hem te antwoorden. .Boven, in de torenkamer, Monsieur, aan het •ind van de gang is de trap.” -to is er geen wacht?” Alleen beneden op de binnenplaats. Waar door trouwens? Er komt hier toch niemand. De dooden spoken in dit kasteel; 's nachts wan delen zy er rond, men ziet dan spookachtige lichtjes. Niet één boer van St. Quentin zou den vest binnen deze muren durven zetten. Wat is dus te vreezen? Soldaten I Bal Wat zouden ■tl hier tusschen deze ruinen zoeken? Er U niets halen. Er leidt geen enkele weg hierheen, •Heen maar dat half verborgen pad over het moeras. Een schildwacht boven op de rots be- ***kt het, zoodat. niemand hier onbemerkt binnen kan komen.” my gelukt.” •M ta u het moeras overgestoken VISSCHERIJ OP DE SCHELDE - s S

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 9