SHetwïAaal
uan
De avonturen vaneen verkeersagentje
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
dan dag
VIM»
De weervisscherij
SHEA
ïïKSrSs F 750.- F 750.- asasrïs: F 250.-
ALLE ABONNÊ’S ongevallen rorzekSd°wir een der
MUIZENVAL?
VALDA PASTILLES
van de lersche Brigade
DONDERDAG 24 FEBRUARI 1938
Verkeerd
aangesloten
Babelsberg-Ufastadt
De koppige Toscanini
DOOR RANDALL PARRISH
En
In het Markiezaat van
Bergen-op-Zoom
ER KÓU DHEID^k
vóór zich complicaties voordoen.
ECHTE VALDA
In Hollondtche doezen
SO cent.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERDIJK. DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
i -
Vereeniging vim Reeder* in de
Binnenvaart
-
-e
-e
H
-e
miiimiiii
w 1
U krijgt het dubbele
en U betaalt minder
iblleft. Ik...
XVI
MKT MADEMOISELLE
weten.
schuil?
1
De kabouter haalde zijn tooverst^f voor den dag en door den
glans in den steen kon de kabouter sten, dat het meisje niet
gelogen had. Het was Inderdaad een lief, aardig prinsesje, in
het wit gekleed en In beur haar droeg zy een zwarten band
vol diamanten. „Ik kan wel sten, dat je een prinsesje bent,**
seide de kabouter. Heb nog wat geduld, lief kind, geduld over
wint alles.**
Binnenkort zal de burgemeester van Babels
berg bekend maken, dat bet station zijner ge
meente, gelegen ten Westen van Berlijn en
bekend door de studio’s van de groots Dultsche
filnwndernemlng de Ufa, verdoopt aal worden
tot Babelsberg-Ufastadt.
geen kwaad. Ik ben een prinsesje en die afschuwelijke toover-
heks heeft mij betooverd in een muis.”
,Je hoeft niet bang voor mij te zijn,” seide de kabouter, jen
vooral nu ik weet, dat de heks jou ook kwaad beeft gedaan.
Maar wees maar niet bezorgd. Mijn vriend Keesie geeft den
moed niet op en we zullen eindelijk wel overwinnen. Weet, de
kruik gaat zoo lang te water tot ze breekt.**
deropbloel van de oude bedrijven te zullen be
leven, daar men te lerseke gemakkelijker en
goedkooper kan werken.
Met een woord van erkentelijkheid en dank
aan den Gemeente-Archivaris van Bergen-op-
Zoom, den heer Slootmans, voor de door hem
welwillend verstrekte historische gegevens, moge
ik besluiten. Dr. A. GRIJNS
Ik schopte den steek in sen boek van het ver
trek.
.Het is heel goed te sten, dat er hier een
gevangene was,” merkte ik op. „Daar behoeven
wy niet lang over te praten, maar ik
wie de man was. Wat je ook moogt beweren,
ik biyf volhouden, dat de man niet de chevalier
d’Envllle was. Ken je den chevalier?"
Jk heb hem meer dan eens gezien."
„Ba durf je er nog een eed op doen, dat hg.
hebt met Je verhaal dat deze hier is, en ik wil
er ml) eerst eens van overtuigen voor ik op zoek
ga naar Mademoiselle. Wys my dus den weg
en houd my niet voor den gek."
Hy ging my voor en toen ik hem zoo gade
sloeg, kreeg ik hoe langer hoe meer de overtui
ging dat wat hy zoo even had verteld, de waar
heid was. Het kon hem nu maar bitter weinig
schelen of ik al een en ander ontdekte, want
hy was vast in den waan, dat ik toch in het
minst geen kans op ontsnapping had en dat
alles wat ik van het dwaze plan van zyn meester
op het spoor mocht komen, toch met my sou
sterven. Maar dit was voor my juist een prik
kel te meer om voet by stuk te houden. Wel
was ik geheel alleen, zonder de minste hulp.
Cassler was op een wonderiyke manier ver
dwenen, en of hy er nu plotseling uit angst van
door was gegaan, om uit die spookachtige gangen
en zalen weg te komen, of dat hy de een of
andere ontmoeting had gehad, daar kon ik
natuuriyk alleen maar naar gissen. Ik zou nóch
om genade smeeken, nóch zelf genade verleenen.
en wat dezen kleinen duivel betreft, ik zou er
voor zorgen, dat ik hem gauw kwyt sou zijn;
dan kon ik op mijzelf verder voortwerken.
Moed en overleg zouden hier uitkomst bren
gen en aam moed en verleg had bet my nog
noit ontbroken.
wy stonden nu voor een eikenhouten deur,
die er nog vry nieuw uitzag. De dwerg scheen
heel verbaasd, toen hy bemerkte, dat zy aan
stond. maar ik duwde hem met geweld door de
opening en nam vlug een overzicht van het in
wendige. Kr was niemand in, doch aan een en
Toscanini heeft bekend gemaakt, dat van zyn
beneficeconcert van 4 Maart as. te Nieuw York
geen cent aan de fondsen van de Festsplele te
Salzburg zal ten goede komen, waarvoor hy de
opbrengst oorspronkeiyk had bestemd. Nu hy
wegens Oostenryks veranderde houding jegens
Dultschland niet in Salzburg komt dlrigeeren,
zullen de Amerikaansche musici 80 pct. van de
ooncertrecette krygen; de overige 40 pCt. kry-
gen ook een bestemming in Amerika.
Bruno Walter heeft, naar uit Weenen wordt
gemeld, direct na de onderteekening van een
nieuw contract voor drie Jaar met de Weensche
Staatsopera, een telegram aan den te Nieuw
York verblyvenden Toscanini gezonden, waarin
hy dezen te verstaan geeft, dat er geen enkel
beswaar zou kunnen bestaan tegen Toscanini's
deelneming aan de Festsplele te Salzburg.
Het telegram heeft den volgenden inhoud.
„Daar het voortduren van de cultureele
richting, zooals die tot nu toe in Oostenryk
gegolden heeft, niet ter sprake is gekomen,
heb ik een nieuw contract met de Staatsopera
gesloten. Verzekert u ook uwerzijds de kunst
en het vrije geesteiyke leven in Oostenryk door
medewerking te Salzburg. Met groet.
Bruno Walter."
vrije gronden werden nu ingedeeld en verpacht
aan de kweekers, die behalve terrein voor het
winnen van het oesterbroed ook ondiepe per-
oeelen noodlg hadden, teneinde daar hun oes
ters snel te doen groeien en diepere perceelen
om den volwassen oesters het noodige embon
point by te brengen. Bovendien moest men aan
den wal sorteer- en pakloodsen en oesterputten
Inrichten, bestaande uit gemetselde bakken, die
van buiten af door sluizen geregeld versch
water uit de Schelde binnen krygen en dat er
by laag water weder op aflaten, om er den voor
raad consumptieoesters in uit te leggen in af
wachting van bestelling.
Naarmate meer hygiënische begrippen veld
wonnen, leerde men gaandeweg inzien, dat
rauw gegeten oesters een groot gevaar vóór de
gezondheid opleveren, wanneer zy in veront
reinigd zeewater gelegen hebben. Nadat in En
geland een groot aantal ziektegevallen de juist
heid hiervan bewezen had, vatte het Bestuur
der Visscheryen op de Zeeuwscbe Stroomen
namens den Staat de zaak grondig aan, be
paalde langs becteriologischen weg welke oes-
ea U zult *s morgens „kiplekker"
uit bed springen.
Eiken das moet Uw lever een liter gal in de to-
gewonden doen vloeien. Wanneer de gajafscboidlng
onvoldoende la wordt Uw voedsel niet verteerd, bet
bederft. Er vormen rich gassen in Uw lichaam. U
raakt verstopt. Uw organ lone wordt vergiftigd en
U wordt humeurig on loom. U slot alles swart.
Do meeste laxeermiddelen illn slechts lapmid
delen! oen geforceerde stoelgang noemt do oor-
saak niet weg.
Maar CARTER'S LEVERPILLSTJBS sullen Bor
gen voor do vrUe toevoer van gal. waardoor U weer
geheel herstelt. Een plantaardig, zacht, onover
troffen middel om do gal te doen vloeien.
Klacht Carter’s LeverplIletjes. verkrijgbaar Ml
apothekers en drogisten In flggpns van 0.75.
Ken verheugend, klein berichtje
Kwam er dezer dagen weer
Voor degenen, die 't goed meenen
Met het vreemdelingverkeer:
Aan de grenzen van ons Neerland
Worden huisjes dra gebouwd,
Waar men zich steeds ter beschikking
Van de vreemdelingen houdt.
Die advies of bijstand wenschen
In hun zaken, groot of klein,
Kn dan door die service merken
Dat ze waarlijk welkom zijn.
Dat is weer zoo’n loffelijk streven,
Dat is weer zoo’n goed idee.
Van die pracht-organisatie.
Van den bond A.N.WJI.
Maar... laat Neerland nu ook zorgen
Want zóó is het niet bedoeld!
Dat geen vreemdeling zich dan verder
In een muizenval gevoelt!
Dat geen vreemdeling kan zeggen:
„Daar in Holland dat is gek.
Aan de grens: een prima service.
Ja, ze lokken je met spek;
Maar wanneer je in de val zit.
Nou, dan word je uitgebeend.
Nee, dat is niet de bedoeling
Van de hulp, die wordt verleend!
het was? En als ik je dan vertel, dat ik weet,
dat d’Envllle dood is?”
„X is mogeiyk dat hy nu dood is. Monsieur,
maar nog geen twee uur geleden heb ik met
hem gesproken."
De man sprak met zóóveel ernst, dat ik er my
by na van overtuigd voelde. Ik had natuuriyk
niets lievers gewild dan dat hy de waarheid
sprak, maar ik kon my toch niet voorstellen, hoe
het mogeiyk zou kunnen zijn. Was dan mis
schien de een of andere officier van denzelfden
rang in handen van deze schurken gevallen en
leek hy zóó zeer op d’Envllle dat zelfs Gospele,
die hem vroeger gekend had, ‘zich in hem ver
giste? De dwerg had hem waarschyniyk slechte
op afstand gezien en daardoor alleen een vagen
indruk van den man gekregen. En als Gospele
hem voor den chevalier uitgaf, zou geen van
de anderen daar langer over praten. Maar, on
verschillig wie hy was, wat was er van den man
geworden? Was hy ontsnapt of was hy ver
moord? De steek op den grond was de steek
van Desllns en Desllns self lag dood in de
groote zaal, in de uniform van den gevangene.
De cipier had den dood gevonden door een slag,
die hem van achteren was toegebracht, maar
als de officier in een wanhoopspoging om te
ontsnappen deaen slag had toegebracht, hoe
was de doode dan aan de uniform gekomen?
Waar hield de gevangene ziel
was er met Cassler gebeurd?
ZDasa kunt u zich om acht uur precies ven
overtuigen. Den zal ik in de hall van *t Europe-
hotel op u wachten. Ik draag een das met witte
stippen, als herkennlngsteekenl”
.Maar hoe wilt u my kennen? Ik draag mijn
stem toch niet aan den buitenkant?”
.Maakt u zich daar geen zorgen over. Ik ber
ken u oogenbllkkeiyk.” Toen verbrak hy de
verbinding.
Een uur later stond een jong, keurig gekleeds
heer in de hall van *t Europe-hotel, die zyn
belangstelling verdeelde tusschen de komende
gasten, zyn polshorloge en *n blauwe, met witte
stippen bezaaide das. Een minuut of tien kon
hy daar soowat gestaan hebben, toen plotseling
een stem in zyn oor fluisterde:
„Blauwe das witte stippen.... Ja, pardon,
bent u John?"
John kromp in elkaar, stiet een ruw geluid
uit en draalde zich als een wervelwind om.
Voor hem stond een kleine, oude dame, met
witte haren, ge
rimpeld gezichtje
en eenvoudig in X
zwart gekleed.
Een paar diep
blauwe oogen
fixeerden hem
van achter goud
omrande brillenglazen.
„Het spyt my, dat ik zoo laat kom,” sprak
de kleine oude dame, „maar ik kon zoo gauw
myn Zondagschen hoed niet vinden.”
„Bent.haperde John, die een gevoel had,
alsof hy in het donker wel drie, vier trappen
was afgevlogen en nu in een onverwachte duis
ternis ronddoolde. .Bent.... bent U.... Mary?”
„Zeker," antwoordde het oude dametje, stra
lend. ,Het was echt lief van u my uit te noo-
digen! En ik houd zooveel van hondenl” bab
belde ze verder.
.Honden,” mymerde John hardop. .Honden?
O. Ja zeker, honden.tja.I” Hij voelde zich
Bestrijd
Gebruik
■n het sterk antiseptische geneesmiddel
Maar vraag naar d
het dametje het restaurant binnen te leiden
Tot John's groote verrassing bleek zyn tafel
dame een buitengewoon onderhoudend persoon
tje te zyn. Ze bleek rap van tong en begrip te
zyn en schertste over alles en allen. Ze toonde
bovendien den fynen tact te bezitten niet naar
zyn werkzaamheden en wat dies meer zy te
informeeren, hoewel ze evenmin haar eigen in
teresse besprak. De tyd verliep op deze manier
zoo snel, dat hy verrast opkeek, toen zijn gast
opmerkte: „O Jeh, al half tien! Ik moet gaan.
Om 10 uur moet ik in bed liggen.dat wil
de dokter. Ik dank u hartelyk. John, voor dezen
echt-gezelligen avond.... Neen, maakt u ge
rust geen aanstalten om my te vergezellen,
vsnt daar is myn nichtje al om my af te
halen!"
Een slank, aardig meisje, met donker-bruine-
oogen was naast het tafeltje gekomen en knikte p
de oudere dame vriendeiyk toe.
.Mag ik u voorstellen, mynheer John, myn
nichtje, Mary Clifford, u.mynheer John.
.John Dunsley!” stamelde hy verbouwereerd.
Als ontwakend uit een droom keek hy naar de
beide vrouwen, die glimlachend naast elkaar
stonden. Intuïtief voelde hy aan, dat ze hem
op de een of andere manier een poets gebak
ken hadden, maar hoe?
,Jk ben u een verklaring schuldig, mynheer
Dunstey," sprak de oude dame .Maar ik vind
het er hier een weinig geschikte gelegen
heid voor. Ik wilde u inviteeren ons naar buis
te vergezellen. Ik vond uw telefonische invita
tie zoo zonderling, dat ik niet mocht toestaan,
Mary zonder meer haar gang te laten gaan. Nu
ik echter zelf heb kunnen constateeren, dat u
een gentleman is in den waren sin des woords
myn komst moet voor u toch een ontnuch
tering zyn geweest, hoewel u my er niets ven
hebt laten merken mag ik Mary geen hin
dernissen meer in den weg leggen!"
■v-x eeds hun scheldnaam „krabben” verraadt,
dat de inwoners van Bergen-op-Zoom de
Schelde niet links laten liggen, doch er
innige betrekkingen mede onderhouden Niet
alleen geldt dit voor de vlsschers uit hoofde
van hun beroep, doch evenzeer voor het ove
rige deel der bevolking, dat naar gelang van
zyn smaak aan den zeekant wandelt, zwemt,
spelevaart ef kreukels zoekt.
De Bergenaren kunnen er zich op beroemen
een vlsschery uit te oefenen, die men elders ta
ons land tevergeefs zoekt, nJ. de weervlsschery.
Een weer bestaat uit twee 400—1400 meter
lange heiningen van eiken of berken staken,
dicht opeen geplant in den bodem der Ooster-
•c helde, samen een V vormende, waarvan de
punt naar het diepere gedeelte wijst en de ar
men ultloopen op de by laagwater droogval
lende oevers of zandplaten. By opkomend wa
ter zoekt de visch de ondiepe kanten op en ge
raakt ongemerkt achter de vleugels van de
weer; treedt vervolgens de eb in, dan trekt zy
zich terug naar het diep. Achterwaarts is haar
de pas dan afgesngden door den inmiddels
boven gekomen bodem en zydelings door het
weerhout, zoodat de eenige kans op ontsnappen
gezocht wordt in de punt van de weer. Hier
drijven de vlsschers tegen laag water hun buit
met een net naar de smalle opening, waarin de
fuik bevestigd is.
Deze even simpele als doeltreffende wyze van
vlschvangst stamt uit oeroude tyden en is over
de geheele wereld bekend, onder meer ook in
enze Oost. Op de Schelde kan zy echter niet
van zoo ouden datum zyn? daar de weren in
hoofdzaak staan op terreinen, die omstreeks
1500 nog bewoond waren en eerst by den 8t.
Fellxvloed op Zaterdag 5 November 1530 ver
zwolgen werden, zy vormden een stuk van
Zuidbeveland, de zoogenaamde Oostwatering
tusschen lerseke en Bergen-op-Zoom, ter
grootte van 1287 H.A. In 1570 volgde het Noord-
land. By de satisfactie van 1579 schonk Prins
Willem I de Relmerswaalsche visscheryen op
het verdronken land definitief aan Bergen-op-
Zoom. Dit voorkwam echter niet, dat er later,
byvoorbeeld in 1779, heftige ruzlepartyen tus
schen Bergen-op-Zoom en Tolen ontstonden
•ver het bezit der weren.
Een bezoek aan een weervlsschery op een
mooien, stillen, zonnigen zomerdag is stellig
de moeite waard. Het heen en weer zwemmen 1
van de ansjovis met haar prachtige groene l
kleurschakceringen op den rug, *t ranke ma- 1
noeuvreeren der geepen, die soms als een steen- I
tje over het water keilen om meester te blyven 1
;;van het bliekje in hun bek, t wonderiyke
'waaieren der roggen en pyistaarten, X is alles 1
een onvergeteiyk mhouwspel. Heeft men het I
geluk een overvloedige ansjovisvangst mee te
maken, dan staat men verstomd van den ryk-
dom der zee. Een Rembrandt zou er ongetwy-
feld door geïnspireerd zyn tot het schilderen
van de wonderbare vlschvangst op het meer
van Gennesareth.
Behalve in de weren vangt men ook nog
visch op andere wijze. De Toolsche vlsschers
zetten hun botnetten uit rondom de droog
vallende platen en rapen by laagwater de bot
op, die achter het net op 't zand of beter ge
zegd ingegraven in X zand is achtergebleven.
Vrijdags leuren deze menschen met hun ver-
sche, springlevende waar door de Bergsche
straten.
Ook mosselen en alikruiken of kreukels wor
den door de Tolenaren in Bergen-op-Zoom
verkocht. De eerstgenoemde hebben in vroeger
tyden aanleiding geven tot heftige vechtpar
tijen tusschen de inwoners van belde plaatsen.
Er bestaat zelfs een boekje van Mr. van Mans-
feldt uit 1806, waarin deze „mosseloorlog” be
schreven wordt. Voorts levert de Schelde nog
andere smakeiyke gerechten aan Bergen-op-
Zoom, nJ. lamsooren en zeekraal, die op de
schorren groeien en als groenten gegeten wor
den.
Wat de oestercultuur betreft, zy is een oude
liefde van Bergen-op-Zoom, die echter op een
scheiding is ultgeloopen. Laat my u tot slot
nog iets van dit treurspel vertellen.
Voor 1870 was er van oestercultuur nog geen
sprake. Wel vischte men oesters op de vrye
gronden, maar men was tevreden met wat de
natuur opleverde. Omstreeks genoemd Jaar
echter begon men naar het voorbeeld van an
dere landen, vooral Frankryk, te trachten de
in Juli rykelyk in het Scheldewater rondzwem
mende oesterlarven by Ben broedval te doen
aanslaan op gekalkte dakpannen om die kleine
oestertjes dan op te kweeken tot consumptie
oesters. De tot het Staatsdomein behoorende
terperceelen en -putten voldoende sulver wa
ren, stelde een certificaat van onbesmetheid in
voor de daaruit afkomstige oesters en verbood
de verzending van oesters zonder dit certifi
caat.
De putten te Bergen-op-Zoom werden even
eens onderzocht; het resultaat was vernietigend
voor hun reputatie. Het rioolvocht uit de ha
vengeul kwam by verscheidene putten binnen.
Toen zich tot overmaat van ramp nog een
groot aantal ziektegevallen ten gevolge van het
eten van oesters uit deze putten voordeed, viel
de genadeslag. In December 1908 werden alle
oesterputten te Bergen-op-Zoom definitief af
gekeurd. Zoo vernietigde de stad tegen wil en
dank door haar eigen afvalwater een bloeiende
industrie.
In de laatste Jaren hebben de Gebroeders
van Dort door gebruik te maken van moderne
middelen tot sterilisatie van zeewater aan het
havenhoofd weder een oesterput in bedryf
kunnen nemen, die aan alle hygiënische eischen
ruimschoots voldoet. Bergen-op-Zoom mag ech
ter op grond daarvan niet verwachten den we-
,X>at is* wel vreemd. Ofwel de wachter heeft
geslapen, of het was de tijd van aflossing. Een
tweede maal zal het u niet gelukken, Monsieur.”
Een leeiyke gryns lag er op zyn lippen en
zyn oogen drukten ten volle den haat uit, dien
hy al dien tyd al gevoeld had, maar nu niet
langer probeerde te verbergen. „Wat kan het
my schelen wat gy hier ontdekt, of dat gy my
door dreigementen hoopt uit te hooren? X Zal
u weinig baten, want gij komt hifi- toch niet meer
levend vandaan. Ba! Gy zyt nu even goed een
gevangene als dat gy, geketend, In een cel
waart opgesloten. Er bestaat voor u niet de
minste kans op ontkomen. Gy denkt mis
schien, dat ik u een en ander zal vertellen om
dat ik bang voor u ben? Parbleul Ik vertel
het, omdat het toch geen kwaad kan of gy het
Al of niet weet. Als dit niet het geval was, dan
aoudt gy my levend kunnen villen en ik sou toch
niet spreken. By St. Christopher! probeer den
chevalier en de dame te vinden! Ik sal er u met
alle pleizier heen brengen. Maar wat zal het
geven? Oy kunt hier toch niet vandaan. Ik haat
u. Monsieur, maar ik lach, want ik zal het ge
noegen hebben u te zien, wanneer gy dood zyt
en Ik zal u elke beleedlglng dubbel en dwars
terugbetalen.
Ik had den kerel kunnen dooden, zoo woedend
was ik en myn hand omknelde reeds zyn keel.
Maar zyn woorden, die van een diepen haat
getuigden en ook veel waan bevatten, bezorg
den my een rilling, die myn vingen deed ver-
styven. In een seconde stond alles my duldeiyk
voor oogen: de wanhopige toestand, waarin ik
my bevond, de gevaren, die my van alle kanten
ander was heel goed te zien, dat het vertrek nog
maar kort geleden bewoond was. Tenminste, er
stond in een schotel op den vloer nog wat voed
sel en op een ruwe bank onder het eenige
venster een pannetje water. Het venster zat heel
hoog in den muur, er waren yzeren staven voor
aangebracht, waar doorheen de groene bladeren
van een wynrank kwamen kyken. Er was nog
Juist licht genoeg, dat ik een omgegooiden stoel
kon zien; de zware balk, die de deur had
afgesloten, lag in een hoek op den vloer, en
daarnaast een vuile, veel gedragen steek. Ik
staarde naar deze dingen en toen keek ik Gos-
pele aan, die voor den toorn, die uit mijn oogen
sprak, terugschrok.
„Zooals ik je al gezegd heb, hy ia hier niet.”
,M*ar hy was hier toch heusch, Monsieur, ik
kan er een eed op doen. Desllns is hier nog eens
alleen geweest nadat ik er met hem samen ben
geweest; daar ligt zyn steek.”
p-y ieaoo, het is voor vandaag meer dan wel-
letjes geweest.” John Dunstey schroefde den
dop op zyn vulpenhouder en stak dezen ge
woontegetrouw in zyn vestzak, dan griste hy
verschillende papieren by elkaar, zoodat zijn
bureau weer zichtbaar werd, borg ze in de lade,
welke hy met een slag dlchtwlerp en dan siogg
de klok weer half 7, en toen ze 7 uur sloeg, zat
John Dunstey nog in dezelfde apathische hou
ding in zyn stoel. De drukte en zorgen van den
voorbijen dag hadden hem zoo afgemat, dat
hem de lust ontbrak zyn stoel te verlaten. Ge
tallen en menschen en menschen en getallen
gingen in een dolle, eindelooze cadans door
zyn herinnering en by elk daarvan zette hy nog
een kantteekenlng.
Het gerinkel der telefoon verbrak de stilte en
maakte een abrupt einde aan zyn peinzen.
.Hallo!”
„Ben jy het John?” vroeg een stem. Een hel
dere. muzikale vrouwenstem was het. waaraan
zelfs de telefoon haar natuuriyke aantrekkeiyk-
held niet kon ontnemen.
„U bedoelt?" hgperde John.
,Je bent John toch?"
„Inderdaad.... met wlen spreek ik?”
.Ach, domme jongen, met Mary natuuriyk.
Zeg. hoe gaat het met je hoofdpljn?"
,Met wat?" informeerde John.
„Wat Jou vandaag scheelt, weet ik niet 1c Zal
er ook maar niet verder naar vragen. Maar hoe
- staat het met morgenavond? Heb Je al afge-
llllllllllllllllll^
omgaven, de geringe kans, die ik had, Made
moiselle van dienst te kunnen zyn. Een wacht
was in deze plaats geheel overbodig. Wat ik
voor gebrek aan tucht voor zorgeloosheid had
gehouden was niets anders dan een volmaakt
vertrouwen In de veilige ligging van deze
schuilplaats. De bygeloovige praatjes toch, die
in den omtrek over de ruïne in omloop waren,
en de dekking, die de natuur bood, maakten de
plaats voor lederen vijand zoo goed als onneem
baar. Door de een of andere speling van het
fortuin was ik ongemerkt binnengekomen,
maar om er weer ongemerkt uit te komen,
hetzy alleen of met de dame, was zoo goed alz
onmogeiyk. Doch al was de toestand ook hope
loos, ik was vast besloten niet aan wanhoop toe
te geven of deaen leeiyken duivel over my te
laten triumfeeren. Ik bleef het mannetje dan
ook zóó lang in de oogen kyken tot de gryns
om zyn mon<l geheel wegstierf. t
Je doet er heel verstandig aan om eerst eens
flink te lachen," zei ik koud, „want wanneer
ik dood aal zijn, zal jy ook niet veel méér te
vertellen hebben. Ik heb al in heel wat moei-
lykbeden verkeerd, myn waarde Gospele, en ik
heb er my altijd nog uit weten te redden,
spaar dus je adem. Ik aal eerst eens wat je my
vertefd hebt, aan de waarheid gaan toetsen en
daarna myn eigen plannen opmaken. Ga dus
voor, mijn vriend.”
„Voorgaan waarheen. Monsieur? en hy zag
er iju heel wat minder triomfanteiyk uit .Haar
de dame?”
.Neen, ik heb je toch al eerder gezegd, naar
den ehevaller. Ik bob zoo n idee, dat Je gelogen
De Vereeniging van Reeders in de Binnen
vaart hield Woensdag in gebouw Tlvoll te Rot
terdam haat vierde jaarvergadering onder voor
zitterschap van den heer C. P. Biesta. Aan dl
jaarverslagen van den secretaris ontleenen wü
dat het ledental, zoowel als de tonnage, stij
gende is en thans bedraagt 61 leden met 304
schepen, samen groot 204.833 ton. Besloten
werd te blyven yveren voor verbetering del
wet op de evenredige vrachtverdeellng. Als af
gevaardigden in het bestuur der ïtijnvaartcen-
trale werden opnieuw benoemd de heeren O.
P. Biesta en F. Vos Man.
Volgens het verslag van den penningmeester
verkeeren ds financiën in zeer bevredigenden
toestand.
Menschen, maak nu van ons Neerland
Alsjeblieft geen muizenval!
Laat de vreemd’ling kunnen zeggen:
„Service is er.... overól!”
HERMAN KRAMER
sproken?"
John zweeg. Zulke directe vragen had hy
niet verwacht. Bovendien kende hy geen Mary
met zoo’n melodieuze stem. Blikskater, hy had
al genoeg dingen aan s*n hoofd, om zich nu nog
te vermoeien met de vraag, hoe hy deze ver
keerde telefoonaansluiting tot een behooriyk
einde zou brengen.
„O ja.... pardon, Ik bedoel te zeggen. Ik ben
nog zoo vry als een vogeltje in de lucht. Maar
het zal er wel niet zoo erg veel aan toe doen.
at Ik morgenavond vry ben of niet, want....” duizelig, maar zag geen anderen uitweg dan
,Maar je weet toch, dat je ons een groot ple-
I sier sou doen, als je kwam, John?”
„Luistert u eens. Juffrouw, ik ben wel John,
een heel doodgewone, alledaagsche John zelfs,
maar toch niet dien....”
„Spreek ik dan niet met 2231?” John bespeur
de een teleurstelling in haar stem.
„X Spyt me vreeseiyk voor u, maar myn num-
I mer is 2232."
„Ohneem X me niet kwaïykl Goeden.
I ,Ben oogenbllk astublleft. Ik....”
.Hallo?”
John schrok. Deksels, wat was hy nu begon-
I nen? Hy haalde eens diep adem, kuchte onbe-
hooriyk en voelde er elgeniy k veel voor de hoorn
maar op den haak te leggen.
,Hyk.... ziet u, de kwestie is deze. Ik ben
pas een paar weken in Southampton en weet
hier heg noch steg. En nu ik op zoo’n even on
gewone als onverwachte manier met een dame
in contact ben gekomen, zou ik het eigeniyk
toch wel Jammer vinden, als het by deze korte
kennismaking moest blyven. Zoudt u my een
genoegen willen doen?"
„Waarom zou Ik?" was de koele wedervraag.
Tóen domineerde biykbaar de vrouweiyke lo
gica, want de stem vervolgde: „En wat is dat
dan?”
„Zoudt u vanavond met my willen soupeeren?”
Een lange pauze volgde. Toen kwam het hef
tig door den hoorn:
„U durft nogal, vindt u niet? Maar hoe weet
u, dat u Juist graag met my zou soupeeren?”
„Uit uw stem!” was het oprechte antwoord.
,Jk zie u heel duldeiyk voor me. U bent groot
en slank en ongeveer 30 Jaar. U hebt grijze
oogen en houdt van honden. Komt dat uit?"
„U is een toovenaar,” giechelde de stem. „U
bent klein en dik en gaat naar de 40. U hebt
een dikken bulk en een roodenneus; heb Ik goed
geraden?”
Even aarzelde hy, ik zou het niet eens hebben
gemerkt, als ik minder attent en minder op
myn hoede was geweest, maar de druk van myn
Vingers dwongen hem te antwoorden.
.Boven, in de torenkamer, Monsieur, aan het
•ind van de gang is de trap.”
-to is er geen wacht?”
Alleen beneden op de binnenplaats. Waar
door trouwens? Er komt hier toch niemand.
De dooden spoken in dit kasteel; 's nachts wan
delen zy er rond, men ziet dan spookachtige
lichtjes. Niet één boer van St. Quentin zou den
vest binnen deze muren durven zetten. Wat is
dus te vreezen? Soldaten I Bal Wat zouden
■tl hier tusschen deze ruinen zoeken? Er U niets
halen. Er leidt geen enkele weg hierheen,
•Heen maar dat half verborgen pad over het
moeras. Een schildwacht boven op de rots be-
***kt het, zoodat. niemand hier onbemerkt
binnen kan komen.”
my gelukt.”
•M ta u het moeras overgestoken
VISSCHERIJ OP DE SCHELDE
-
s
S