De R.K. Volksbond staat De avonturen van een verkeersagentje sharing? vijftig jaren (dat u> Uaï mxutingoïWi V wma dan daq a an een der tafeltjes in bet groote volks- ZA koffiehuis „De Zilveren ster” zaten twee A mannen schynbaar verdiept in een krant, maar achter hun blad verscholen, fluisterden zy met elkaar. Victor Werns vertelde: „Over drie weken is er een goede slag te slaan, kerel! Nog nooit hebben wy zulk een prachtige ge legenheid gehad. By den graaf De Végal wordt een gecostumeerd bal gegeven en ik hoor tot de bedienden, die daar voor het feest zyn aange nomen.” Eenige grepen uit het verleden KOFFIE HAG het merk, dat de Nedcr- landsche huisvrouw in staat stelt, haar gezin elke dag op een heerlijk kopje „troost” te tracteeren, zonder be vreesd te moeten zijn voor schadelijke gevolgen voor hart en zenuwen. SHEA. ALLE ABONNÉ’S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen ^7 van de lersche Brigade DONDERDAG 3 MAART 1938 I Gemaskerd bal 1 Is REINIGT ALLES maar Jceast nooit Wanneer een firma ruim 30 j aar Koffie Hag fabriceert, d.w.z. reeds aan millioenen balen koffie de coffeïne heeft onttrokken, die zooveel menschen niet kunnen ver dragen, dan moet deze firma over ervaringen van onschat bare waarde beschikken. Ook U kunt van deze er varingen profiteeren, als U zich maar houdt aan het gerenommeerde merk DOOR RANDALL ^PARRISH Een vroolljke schelm 9 A - Onder den boom, waar de‘witte vogel eerst had postgevat, bQ mb cngwval ma* ‘S De heks, die niet wist, dat de vogel haar in het hoofd had gepikt, koos ocunlddeliy k het basenpad. Ze vloog naar haar hut terug, een dikke rookwolk achterlatende. Keesie was buitenge woon in >Un schik, dat hij er zoo genadig was afgekomen. „Dat is tenminste met een sisser afgeloopen,” zeide hij. an het eerste oogenbllk af julehte de kerkelijke overheid het streven van den R.K. Volksbond toe en onder- bU 1.. verlies den Heiligen Vader in een schrijven, waarin o.m. deze zinsneden voorkwamen: De hield IqJeteau? Dat gy weigert zetten. Mon aan wel- blootstaat, VIM Déér ontpopte zich .mijnheer Jansen” als Willem Passtoors en kwam de Volks bond tot stand. beenen of belde oogen F 750doodèSlkm’^sSoMip F 250.- AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWÏNTIG UUR NA HST ONGEVAL werd van het .goede dier afscheid genomen. „Wat je voor me hebt gedaan zal ik nooit vergeten,” zeide “het verkeersagentje en de kabouter knikte met zijn hoofd alsof hy zeggen wou^dat hij het er volkomen mee eens was. De vogel beloofde hun den konlng der kabouerz dadelijk te waarschuwen als de heks van huls was. „Eens,’ zeide Keesie, zullen we de heks overwinnen. „Het s(jn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen.” kwam, dan waren daar mannen en vrouwen, vage, spookachtige wezens, die dansten in een onweaeniyk lloht, dat de oogen verblindde. „Een zekeren nacht. Monsieur, besloot ik hen te trotseeren; Ik kroop in het donker deae trap op tot aan de groote saai, waar, sooals men vertelt, een konlng aan zijn eind kwam. Ik had Jules en Francois hier ieder twintig goudstukken gegeven, opdat zy met mij mee zou den gaan, en wij hadden alle drie een pistool by ons, Wü waren al tot bij de estrade geko men en staarden om ons heen in het donker, maar wij hoorden of zagen niets, tot zij ineens verschenen. Het had er veel van of zij, spook achtig wit als zij er ultaagen, zoo uit de muren kwamen opaetten. Ik zag gezichten, lange haarlokken en uitgestrekte armen en ik hoorde een geluid, dat mij deed denken aan bet slaan van een trom. Mon Dieul Ik gunde mij zelf Mn enkelen blik en aetta bet toen op een loopen. Ik weet nop niet, hoe wij levend de trap zijn afgeklommen, maar Francois had leeiyke wonden opgeloopen, doordat hij over een paar steenen was getuimeld en Jules’ haar is van dien dag af wit geweest." „Niets dan verbeelding, jullie drieën gingen half dood van angst in het donker de trap op. Kwam dan niemand op de gedachte om eens te schieten?” t-> eschermlng van den werkmansstand p) tegen den kwaden, ongodsdlenstigen en onvaderlandschen geest van het socialisme, daarin lag de eerste bedoeling van den nieuwen bond. „Het gaat hier niet om Mn man of om een doaijn, Monsieur. Wat hun schrik aanjaagt is niet iets van deze wereld.... de geesten van de dooden bevolken deze gangen.” De Saule lachte boosaardig, maar ik zag zijn oogen onrustig naar boven dwalen en zijn hand steviger zijn zwaard omklemmen. „Geesten! Groote genade! Ik kan mij nog indenken, dat de anderen zoo iets gelooven, maar in geen geval jij en ik, Guleteau. Daar zijn wij allang overheen!” De grijsbaard aarzelde, draaide zich om -en om en trok met kracht aan het heft van zijn mes. o. ,Jk ben niet laf, Monsieur, dat weet u zelf wel, en wij hebben meer dan eens uw wil ge daan, ook als er gevaar bij was. Maar er spoken daar geesten ik heb se met eigen oogen ge zien.” „Geesten! Ba! Je hebt schaduwen gezien in een vreemden lichtglans, anders niets! Mis schien heeft de een of andere schelm je leeiyk bij den neus gehad! Ik zeg je, Guleteau, de dooden zijn dood, en kunnen de levenden met meer kwaad doen. Wat heb je toch gezien, dat je bloed in water heeft omgezet?" Münheer de Hertog,” gaf de ander plechtig ten antwoord, ,*y kent my al jaren en weet, dat Ik u altyd trouw ben geweest.... of ia dat misschien niet waar?" De Saule knikte, zyn oogen nog altijd op de donkere ruimte boven hem gericht. „Ik heb u gediend als soldaat en sinds wy hier zyn, als uw luitenant Ik vrees keen enkelen man, ook niet den dood. Kr is een tyd geweest, dat ook steunde zij hem. Reeds kort na de oprichting liet Mgr. Bottemanne zijdelings naar de -beginselen en de werkwijze van den niatfwen bond in- formeeren. Op een audiëntie, die bij wijze van bijzondere gunst op Zondagmorgen plaats had, omdat de arbeiders op geen an deren dag zich daartoe vrij konden maken, lichtte het bestuur den Bisschop van Haar lem in. „Nederland wacht op U”, zei Mon seigneur en kort daarna lichtte hij den Paus zelf over het bestaan en het streven van den Volksbond in. In November 1888 richtte het Bestuur zich rechtstreeks tot een reuzenkerel, met een eenigszlns ronden rug, ongekamd lang grys haar en een buiten gewoon langen baard. Hy was gekleed in een kort leeren wambuis, dat verkleurd was en r-ar- dig versleten, en droeg een gordel, waarin twee plstokm en een mes. De mannen waren ook allen gewapend; zelfs nu zy zich by het vuur ver poosden, hadden zy hun messen voor direct ge bruik uit de scheede getrokken, onder hun onmlddeliyk bereik. Ik merkte maar enkele vuurwapenen op. Behalve de geweren, die de schildwachts droegen, zag ik er nog een paar tegen de trap aan. De meeste mannen lagen met pypen in den mond op den vloer; sommigen waren in dekens gewikkeld om zich tegen de ruwe steenen te beschermen. Er werden maar weinig woorden gewisseld; alleen was op het oogenbllk een van hen bezig een verhaal te doen aan een groepje, waarvan hy het middel punt was, en de lange leider gaf van tyd tot tyd op ruwen toon een bevel, waarby gewoon- iyk een vloek zyn woorden kracht moest bilzet ten. Dat hy gevreesd waz en zyn uit verschil lende elementen bestaande troep louter door schrik regeerde, bleek genoeg hieruit, dat de mannen zijn bevelen met de grootst mogeiyke snelheid opvolgden. Zoo gaf hy op zekpr oogen bllk een man, die niet onmlddeliyk<aan zyn bevel gehoorzaamde, een fermen slag en schopte hem met zyn gelaarsden voet, maar de anderen vonden het niet eens de moeite om het hoofd om te draaien, en de mishandelde kerel ging met gebogen hoofd in een hoekje zitten. schildwacht aan den voet van de trap voortdurend de donkere gaping in het Ik lachte om spoken, en leder, die bang was voor dergeiyke dingen, uitlachte. Maar nu la het anders. Nóch de konlng, nóch zelfs u. Mon sieur, zouden my er toe kunnen krygen in den donkeren nacht deae spookachtige gangen hier boven te doorkruisen. En een ander wil ik ook niet op zulk een tocht uiteenden. Deae steen massa wordt door de geesten der dooden be zocht; ik heb ze gezien en kan het dus weten.” De ernst, waarmede de man sprak, scheen zelfs de Saule te treffen; hy stond den man tegenover hem in het grove gelaat te staren en scheen al half overtuigd. ,Je hebt hen gezien, zeg je? Ba, je droomt. Waar dan toch? En op wie leken zy?” .Met staat u vry, het al of niet te gelooven, maar ik zal u vertellen wat ik weet." en de mannen by het vuur, door deze woordenwisse ling getrokken, namen een luisterende houding aan; enkelen schoven zelfs dichter by oen beter te kunnen hooren. „wy hebben hier nu al zes maanden lang elkaar rendez-vous gegeven en er is nog geen nacht voorby gegaan of voor de ramen boven waren vreemde lichtjes te zien. En wy hebben allerlei vreemde geluiden gehoord, het kletteren van staal op staal en/daartusschen lachen en schreeuwen. Op myn woord, het werkte op de zenuwen van de kalmsten onder ons, want wy konden maar niet begrijpen, wat het was. Overdag ging ik dan telkens opnieuw de gan gen af, van den kerker tot in den toren, maar ,k kwam nooit iets op het spoor. Er Is niet Mn kamer of cel. die ik niet onderzocht heb. Niets viel er te bespeuren, maar als de nacht hield; in de redevoeringen van den heer Kater, den leider van „Patrimonium”, klonk een echo van de rhetoriek der predikanten. Wanneer de Volksbond vergaderde, werd een plechtig ceremonieel in acht genomen. Wanneer het moment der opening was aan gebroken, verhieven allen zich van hun zetels. Plechtstatig schreden de ordecom missarissen van achter de zaal binnen, ver volgens de bestuursleden, dan de adviseur .en eindelijk de voorzitter. Men sprak elkan der nooit anders aan dan met „Mijne Heeren”. Dit alles markeerde zoo scherp mogelijk den afstand tot de „nur-proletarische”, tot de klasse-instelllng van het socialisme, die alles wat aan de burgerlijke Samenleving herinnerde wilde vernietigen. De Volksbond heeft den Katholieken arbeider met de mid delen van dien tijd uit de handen van de dwaling gehouden en bewaard voor Kerk en vaderland. „Wat de Bond wil, Heeren? schreef Jos W(inkelmeyer) in den eersten jaargang van het Jaarboekje, in 1801 verschenen .Door samenwerking zyner leden, In den geest en volgens de beginselen der Katholieke Kerk, vooral den werkmansstand en de kleine bur- gery beveiligen tegen de socialistische dwalin gen van onzen tyd”. 81 De roode gloed van de vlammen gaf aan het tooneel een byzonder fantastischen en zelfs eenigszlns demonischen gloed. Mademoiselle drong zich tegen my aan, toen wy ons bukten om een goed overzicht te krygen van het tooneeltje beneden, en ik hoorde Cassier in de opwinding van het ongewone tafereel een vloek uitstooten. Ondanks het groote vuur was de uitgestrekte ruimte slechts gedeelteiyk verlicht, en vreemd soortige schaduwen gleden langs de wanden. Maar de uitstraling was juist krachtig genoeg om de hopelooze kaalheid in het. oog te doen vallen. Ik telde veertien man met inbegrip van de takkendragers, die weer nieuwen voorraad gingen halen. De kerels droegen arove kleeren en byna allen hadden een baard. Zy zagen er uit als landbouwers, die niet aan tucht gewoon zyn, maar wel in staat een gevecht te leveren. Niets wees op een bepaalde uniform of op een of ander onderscheid in rang. De man, die de leiding scheen te hebben, was taisschlen nog onooglijker gekleed dan de anderen en hy zag er ook elgeniyk wanhopig uit a an den oorsprong van de arbeiders- ZX beweging staan slechts weinig arbei- X x ders. Karl Marx, de vader van het socialisme was een doctor in de wijsbe geerte. Bakunin, de anarchist, behoorde tot den hoogen Russischen adel. Friedrich Engels werd geboren en opgevoed als zoon van een textielfabrikant. Lenin was advo- caat, Trotzkj ingenieur, Stalin priester student. Tal van Europeesche leiders 'be oefenden beroepshalve de journalistiek. In ons eigen land zagen wij een Troel- stra, meester In de rechten, een Domela Nieuwenhuis, gewezen predikant, optreden. De protestantsche „Vaderlandsche Werk- mansvereeniging” werd in 1871 gesticht door den bankier E. H. Kol. Op de verga dering, waar tot oprichting van „Patrimo nium” werd besloten, zaten vier werklie den en vijf „heeren” bijeen. Ariëns en Schaepman gaven den stoot tot de Katho lieke arbeidersbeweging in het Aartsbis dom. En ook de R-K. Volksbond die in deze dagen zijn vljftig-jarig bestaan viert, kwam niet als een zuivere arbeidersvereenl- ging ten leven, doch met het doel: „den werkmansstand en de kleinere burgerij te beveiligen tegen de socialistische dwa lingen van dezen tijd”. De man, die den R.K. Volksbond in het leven riep, Willem Passtoors, was ook geen arbeider. „Hij was zeggen thans nóg degenen, die hem ken den. Zijn grootvader was keizerlijk post meester in Zundert. Zijn vader volgde hem als zoodanig op, doch werd door de ont wikkeling der spoorwegen gedwongen naar de stad te gaan, waar hij door bemidde ling van Alberdingk Thijm een post kreeg. Willem Passtoors zelf genoot overeenkom stig de eischen van dien tijd een Fransche opvoeding in Mechelen en studeerde daar na in het pensionaat St. Louis te Ouden- bosch om vervolgens de officlersloopjAan te beproeven. Hij slaagde daarin niét en zette een sigarenzaak op. Hoewel hij dus nooit een arbeider was, droeg hij toch den werkmansstand en den stand der kleine luiden een warm hart toe. Toen in het begin van 1888 het tienjarig pontificaat van Paus. Leo XIII In Amster dam werd gevierd, vorderden de organi satoren een zoo hoogen toegangsprijs voor de feestelijkheden, dat de gewone man er niet aan kon denken, een plaatsje in het Paleis voor Volksvlijt te bemachtigen. Willem Passtoors vond in den wrevel, daar door gewekt, aanleiding om in de destijds bij het Centrum uitgegeven „Volkscou rant” onder den naam van „Mijnheer Jansen” een artikel te lanceeren, waarin hij de oprichting van een onafhankelijke organisatie voor den werkmansstand en de kleine burgerij bepleitte. Degenen, die met deze gedachte instemden, werden uitge- noodigd, daarvan kennis te geven aan een zekeren mijnheer van Luyden in de Lau rierstraat te Amsterdam, den schoonvader .van Passtoors. De dertig of veertig men schen, die aan deze ultnoodiging gevolg gaven, ontvingen allen een briefkaart, waar in zijwerden verzocht zich op den 26sten Februari te vervoegen in het café „De Oude Graaf” aan de Kalverstraat „boven zaal, aan het einde van (je gang de trap op”. Victor had natuurlijk den een of anderen be diende van den graaf uitgehoord en hy, Hugo, kon gerust zyn gang gaan. En als de dame den diefstal ontdekte en alarm maakte, dan was hy in het tumult, dat zou ontstaan, in een oog wenk bulten. Hy sprong door een venster, dat open stond, nam plaats achter bet stuur van een der vele auto’s, die daar maar voor het grijpen stonden, zette dien dan ergens langs den weg, liet er zyn domino en masker in en spoedde zich naar zyn zolderkamer. In zyn geest had hy dit alles voorbereid. Ingestudeerd als tware, alsof hy in ’n film moest optreden. De muziek speelde. Er werd gelachen en pret gemaakt. Achter een groepje palmen zat Hugo en terwyi hy lieve woorden sprak tot de ge maskerde, speelde hy met haar parelsnoer en wilde met zyn geoefende handen het slotje los maken, maar het snoer brak en de parels rolden over haar zyden gewaad op het vloerkleed. „O, wat spyt me dat verschrikkeiyk,” ael hy. Jk ben wat hardhandig met uw halssnoer om gesprongen. Gelieve me te verontschuldigen, mooi masker? Ik zal se gauw voor u oprapen.” Ze lachte: -aat ze maar liggen, ze vertegenwoor digen niet meer waarde dan twee gulden. Als Ik ge maskerd ben. draag ik nooit juweelen. Men kan nooit weten of er zich soms geen boeven onder de verkleeden bevinden. Dit gebeurt zoo dikwyis.” Hugo Hemstein smoorde een verwenschlng. Nu had hy zyn ganschen avond verprutst en over een half uur zou het bevel klinken: .Dé masqué!” „U hebt geiyk, mooie dame,” voelde hy zich verplicht te zeggen. .De voorzichtigheid Is de moeder van de porcelelnkast. Maar het spyt me toch zeer en ik bied u nogmaals myn veront schuldiging aan." „Willen we maar weer gaan dansen?” stelde ze voor. Ze schoof met haar fyne voetje de parels tegen de kuipjes van de palmen en zei: ,Jk zal even een bediende waarschuwen, dan kan hy ze wegnemen, want als iemand ze ont dekt en ook denkt.... dat het echte zyn, dan verwek Ik onnoodige drukte." Ze sprak even met een bediende en deze gaf een ander order de parels op te rapen. Na dien dans zocht Hugo zich een ander slachtoffer. Deze dame droeg wel degeiyk echte juweelen. Het verschil viel hem nu op. Hoe had hy zich zoo kunnen vergissen! Hugo zag de kans klaar en onder den dans ontfutselde hy haar een kostbaren speld. De dans was ten einde. De dame voegde zich weer by haar kennissen. Ulteriyk kalm verliet Hugo de zaal. Maar plotseling voelde hy zyn arm als in een klem en een stem fluisterde: „Politie. Hierheen!” Verschrikt keek hy om. Een zoogenaamde be diende, dezelfde tot wien de dame met de val- sche juweelen zich gewend had, stond naast hem. Ook de bewuste dame was In zyn naby- held. Hy zag haar oogen van pret glinsteren achter haar lichtblauw zyden masker. Zy had hem dus doorgrond? Maar later vernam hy, dat ook zy tot de ge heime politie behoorde en, om eventueel de aandacht te trekken van gauwdieven, zich als een boeddhabeeld met sieraden had omhangen. (Nadruk verboden) „Wat schieten wy daar mee op?" vroeg Hem stein. „Vooreerst zullen er wel eenige detectives ronddwalen en ten tweede: hoe kom ik bin nen?” ,Jk zei je immers al dat Jk” als bediende aanwezig zal zyn. Een achterdeur is licht ge vonden. als het mocht biyken dat de controle aan de voordeur streng wordt toegepast. Je begrypt, dat de genoodigden kaarten ontvan gen. waar hun namen op voorkomen en dat zy zullen moeten bewyzen wie ze zyn. Maar ik ben er ook. en daar wy niet aan ons eerste proefstuk zyn.... Het beste Is, dat jy je als kellner kleedt, dan kan ik je wel binnenloodsen. En je zorgt een domino en masker by je te hebben. En verder moet je zelf maar zien hoe Je zakken te vullen. De gansche élite zal er vertegenwoordigd zyn en juweelen zullen er zeker genoeg tentoongesteld worden. Je zult ze maar voor het grypen hebben, man. Wat ik je brom! En onder een domino kan je alles puik verbergen, zonder dat het opvalt, jy, als af stammeling van een voornaam geslacht, weet je onder je soort zoo prachtig te bewegen, dat het my zeer zou verwonderen, als Je niet een van die dames onder je Invloed kunt brengen. En dan is de weg gebaand. Een verloren hoekje achter palmen, een omhelzing en een beetje vingervlugheid, en het prachtigste halssnoer kan je. Ik bedoel: ons deel zyn, want zooals altyd, komt my de helft vaa den bult toe.” „Daar hoef je my niet steeds weer aan te herinneren. Dit is onze overeenkomst, en daar wyk ik niet van af. wy hebben elkaar noodlg en dus zyn we verplicht looden pypen samen te deelen.” „Zoo hoort het ook,” knikte Victor Werns. .Met hoeveel bedienden zyn ze daar?” „Er zyn er twaalf aangenomen en dan nog natuuriyk het eigen personeel. Gelukkig dat ik er weer by ben. Nu, als bediende of kellner is er niets op my af te keuren. Ik ken myn vak.” „En dat andere ook,” grinnikte Hemstein. Hy vouwde zyn krant dicht, ten teeken dat hun gesprek geëindigd was. En opstaande zei hy: „Over een week zien wy elkaar hier weer te rug, hé?” „Goed, over een week. Ik zal intusschen eens poolshoogte gaan nemen, hoe de villa er zoo al uitziet, en dan kunnen we verder spreken. Ik heb vanmiddag het adres van de Maatschappy voor Personeel gekregen." „Best." Hugo betaalde en verliet het café, i Ook Victor vertrok even later. De feestavond by den graaf De Végal was aangebroken. Door de groote vensters straal- den bundels licht naar buiten. De zalen waren met groen en bloemen kwistig versierd. Een strykje, verscholen achter palmen, zorgde voor muziek. Auto's reden voor en brachten telkens weer gemaskerden aan, de meesten in prachtige kleedlng, vooral de dames, om biykbaar met haar Juweelen te kunnen pronken. Zorg- i vuldig werden de personen met de ultnoodl- gingskaarten gecontroleerd. Men kon immers niet voorzichtig genoeg wezen? Het leek Hugo Hemstein onmogeiyk langs dien weg binnen te geraken en hy moest dus Victor, die nu en dan langs een raam kwam, teekenen geven, dat hy den achterkant van het 1 huis zou zien te bereiken. Dit zou niet gemak- keiyk gaan, maar hy had wel voor heeter vuren i gestaan en was hy niet als kellner gekleed? Het lukte hem veilig en wel een kamertje bin nen te sluipen, waar denkeiyk de wasch behan- deld werd en daar kon hy. geholpen door Victor, zich vlug den domino over zyn kleeren gooien. Even later bewoog hy zich vry onder de gasten en werd als een genoodigde beschouwd. Het scheen hem toe of de meeste dames een koningin in gala wilde voorstellen, zoo ryk en prachtig was haar kleedlng en de sieraden, die zy droegen. Deze moesten van groote waarde zyn. Eén dame vooral trok zyn aandacht Een kostbaar parelsnoer sierde haar hals en reikte tot haar middel. Broche, armbanden schitter den met een pracht van ontelbare stralen en kleuren. Ze droeg een konlnkiyk gewaad. Blon de pypekrullen hingen langs haar lichtblauw zyden masker. Myn prooi, dacht Hugo. Dat parelsnoer wordt myn eigendom. Toen de dame begon, was hy de eerste, die voor de bewuste dame boog en haar vroeg om de eer van een dans. Dit werd hem toegestaan. En daar Hugo zeer hoffeiyk kon zyn. een goed causeur was en biyk gaf in de hoogste kringen te verkeeren, scheen de dame zyn gezelschap zeer op prys te stellen. Maar terwyi hy haar het hof maakte, zoch ten zyn oogen de zalen door, of hy geen on raad kon ontdekken. Wel vermoedde hy. dat onder de gemaskerden zich speuragenten be vonden, maar hy scheen geen achterdocht te wekken. Niemand die speciaal op hem lette. En dan dacht hy weer: Misschien zyn er geen detectives. Maar toch mocht hy zyn plan niet lang verschuiven, want om twee uur was het démasqué bevolen, zy, die niet graag herkend werden, konden dus vóór dien tyd het bal ver laten. En onder dezen wilde hy zich voegen. Dus troonde hy de dame mee naar een rustig zitje, waar hy haar, zooals hy beweerde, wat zoets in de ooren wilde fluisteren. „Want.” gaf hy voor, „op een gemaskerd bal is Immers alles toegestaan?” Victor, die juist een schaal belegde broodjes naar het buffet droeg, gaf hem een byna on merkbaar knipoogje. Dit beteekende dat alles veilig was. Dus er waren geen speuragenten. „De voortdurende beproevingen, ke de Vader der geloovlgen legt zelfs aan de geringsten zyner kinderen den plicht op van by elke voegzame gelegenheid Hem de getuigenis te hernieuwen tan hunne liefde en trouw. Sedert eenige maanden, H. Vader, hebben wy ons vereenigd tot een Bond, die In de Hoofdstad van het Konlnkryk der Nederlanden thans meer dan 600 leden telt. Wy stellen ons tot taak door onderlinge zorg en hulp tegemoet te komen aan de verschillende nooden stoffeiyke en zedeiyke die in on- redlge mate vooral zich voordoen onder de ar beidende klasse van de groote centra van han del en nyverheid. Acht gevend op de vermaningen van Uwe Heiligheid, stre.en wy ernaar door onzen Bond de zwakken onder ons te beveiligen voor de ver woesting met welke het ongeloof en de hebzucht der revolutlonnalre sécte, die alle orde en gezag wil omverwerpen, hen bedreigen. wy beyveren ons tevens naar ons vermogen langs vreedzamen en wettigen weg de middelen na te sporen door welke verschillende misstan den op sociaal gebied kunnen worden verhol pen. Heilige Vader, nederige werklieden, als wy zyn, beboerende tot een stand In de maatschappy, die noch de voorrechten van stoffeiyke fortuin, noch den overvloed van gekhg of wetenschap zyn eigendom noemt, wyken wy voor niemand, wanneer het geldt den schat te waardeeren en te bewaren van ons katholiek geloof. Op dezen brief, waarin een aflaat voor de leden van den Bond werd gevraagd, ant woordde de Heilige Vader onmiddellijk. Niet éénen, doch drie aflaten schonk hij, zooals Mgr. Bottemanne later meedeelde, spon taan aan de leden van den Volksbond, zoo lang als deze zou bestaan. Deze zegen heeft ongetwijfeld den voor- spoedigen groei van den Bond bevorderd. Tegenover de socialistische beginselen stelde de Bond 1. een uitgesproken gods dienstige verheffing van den werkmans stand, 2. een sterke nationale gezindheid en 3. een hecht vertrouwen op Paus Leo XIII. Reeds uit het door Alberdingk Thijm ontworpen insigne: een rood-wit-blauw schild met een geel-witten band, spreekt deze doelstelling duidelijk. Hij wilde niets weten van afzondering der arbeiders. Hij trok, integendeel, de in- tellectueelen naar zich toe. Thijm heeft geestelijk zeer veel contact gehad met den stichter van den Bond, die hem reeds via zijn vader kende. De Bond zag in hem steeds een zijner geestelijke vaders. Pas stoors dankte hem aan zijn graf, Mn jaar na de stichting van den Volksbond, voor al wat hij voor den Bond deed. En uit de bewaard gebleven notulen der bestuursver gaderingen blijkt, dat in den kring van het Volksbondsbestuur net initiatief een mijnheer" rees tot het plaatsen van een gedenksteen in den gevel van Thijm’s huls. Ook andere intellectueelen steunden den Bond met raad en daad. De toenmalige hoofdredacteur van ,De Tijd”, Mgr. Eygen- raam, die later het Bondslied: „Voor God en Kerk, Vorstin en Land” dichtte, nam leven dig aandeel in zijn stichting en werd als eerste adviseur van het Centraal Bestuur aangewezen. Velen, die heelemaal niet tot den werkenden of den kleinen burgerstand behoorden, traden in den beginne tot zijn ge lederen toe. De oude heer Helmer bijvoor beeld, redacteur van „De Tijd", bleef steeds lid van den Volksbond. En thans nóg on derscheidt zich deze organisatie van haar zustervereenigingen in andere diocesen, die alle „Werkliedenvereenigingen” heeten, doordat zij onder baar leden nog verschil lenden telt, die strikt genomen niet tot den arbeidersstand behooren. Overeenkomstig den geest van de meeste niet-soclalistische werkliedenvereenigingen van dien tijd, trachtte de RK. Volksbond ook den stijl der hoogere standen over te nemen. Heldt sprak in die dagen voor zijn werklieden alsof hij een parlementaire rede oog en hield zyn geweer steeds in deselfde positie. Een oogenbllkje later kwam de bode, die met een opdracht van den leider was uit gezonden, van de Saule vergezeld, binnen den vuurgloed terug. Ik herkende den schurk op het eerste gezicht zelfs zonder den waarschu wenden druk van Mademoiselle op myn arm al was zyn gezicht ook dusdanig met een grooten doek bedekt, dat alleen maar zyn oogen er boven uit kwamen. Of deze doek by wijze van vermomming werd gedragen of dat hy een wond moest bedekken, wist ik natuuriyk niet, maar de uitdagende, zwaaiende gang van den kerel en zyn aanmatigende manier van spreken waren voor my bewys genoeg, dat hy het Was. Met een boos gezicht en een air van gezag* liep hy op den man met den gryzen baard af en sprak luid tot hem, zoodat zelfs wy, boven in onze schuilplaats, konden hooren, wat hy zei. „Wat moet dat nu beteekenen, Gu rapaille vertelt my daar juist, dat een onderzoekingstocht op touw to i Dleu, vergeet gy dan zoo gemakkeiyk wie ik ben? Weet gy dan niet, dat dit een zaak is, waar de konlng belang by heeft en niet slechts een gewone roofaffalre? Antwoord myi” „Niet dat Ik weiger. Monsieur,” ael nu weer de ander, en zyn stem klonk nu heel wat mil der. „Maar de mannen willen niet, zy zyn veel banger voor wat zy daar boven misschien sul len ontmoeten dan voor myn bedreigingen en slagen.” „Wat? Van één man «n nog wei een onge wapend man?” Qó Cv>Ai>s<huT-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 19