De R.K. Volksbond
staat
De avonturen van een verkeersagentje
sharing?
vijftig jaren
(dat u> Uaï
mxutingoïWi
V
wma dan daq
a an een der tafeltjes in bet groote volks-
ZA koffiehuis „De Zilveren ster” zaten twee
A mannen schynbaar verdiept in een krant,
maar achter hun blad verscholen, fluisterden
zy met elkaar. Victor Werns vertelde: „Over
drie weken is er een goede slag te slaan, kerel!
Nog nooit hebben wy zulk een prachtige ge
legenheid gehad. By den graaf De Végal wordt
een gecostumeerd bal gegeven en ik hoor tot de
bedienden, die daar voor het feest zyn aange
nomen.”
Eenige grepen uit het
verleden
KOFFIE HAG
het merk, dat de Nedcr-
landsche huisvrouw in staat
stelt, haar gezin elke dag op
een heerlijk kopje „troost”
te tracteeren, zonder be
vreesd te moeten zijn voor
schadelijke gevolgen voor
hart en zenuwen.
SHEA.
ALLE ABONNÉ’S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen ^7
van de lersche Brigade
DONDERDAG 3 MAART 1938
I Gemaskerd bal
1
Is
REINIGT ALLES
maar Jceast
nooit
Wanneer een firma ruim
30 j aar Koffie Hag fabriceert,
d.w.z. reeds aan millioenen
balen koffie de coffeïne heeft
onttrokken, die zooveel
menschen niet kunnen ver
dragen, dan moet deze firma
over ervaringen van onschat
bare waarde beschikken.
Ook U kunt van deze er
varingen profiteeren, als U
zich maar houdt aan het
gerenommeerde merk
DOOR RANDALL ^PARRISH
Een vroolljke schelm
9
A
-
Onder den boom, waar de‘witte vogel eerst had postgevat,
bQ mb cngwval ma*
‘S
De heks, die niet wist, dat de vogel haar in het hoofd had
gepikt, koos ocunlddeliy k het basenpad. Ze vloog naar haar hut
terug, een dikke rookwolk achterlatende. Keesie was buitenge
woon in >Un schik, dat hij er zoo genadig was afgekomen. „Dat
is tenminste met een sisser afgeloopen,” zeide hij.
an het eerste oogenbllk af julehte de
kerkelijke overheid het streven van
den R.K. Volksbond toe en onder-
bU 1..
verlies
den Heiligen Vader in een schrijven, waarin
o.m. deze zinsneden voorkwamen:
De
hield
IqJeteau? Dat
gy weigert
zetten. Mon
aan wel-
blootstaat,
VIM
Déér ontpopte zich .mijnheer Jansen”
als Willem Passtoors en kwam de Volks
bond tot stand.
beenen of belde oogen F 750doodèSlkm’^sSoMip F 250.-
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWÏNTIG UUR NA HST ONGEVAL
werd van het .goede dier afscheid genomen. „Wat je voor me
hebt gedaan zal ik nooit vergeten,” zeide “het verkeersagentje
en de kabouter knikte met zijn hoofd alsof hy zeggen wou^dat
hij het er volkomen mee eens was. De vogel beloofde hun den
konlng der kabouerz dadelijk te waarschuwen als de heks van
huls was. „Eens,’ zeide Keesie, zullen we de heks overwinnen.
„Het s(jn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen.”
kwam, dan waren daar mannen en vrouwen,
vage, spookachtige wezens, die dansten in een
onweaeniyk lloht, dat de oogen verblindde.
„Een zekeren nacht. Monsieur, besloot ik hen
te trotseeren; Ik kroop in het donker deae
trap op tot aan de groote saai, waar, sooals
men vertelt, een konlng aan zijn eind kwam.
Ik had Jules en Francois hier ieder twintig
goudstukken gegeven, opdat zy met mij mee zou
den gaan, en wij hadden alle drie een pistool
by ons, Wü waren al tot bij de estrade geko
men en staarden om ons heen in het donker,
maar wij hoorden of zagen niets, tot zij ineens
verschenen. Het had er veel van of zij, spook
achtig wit als zij er ultaagen, zoo uit de muren
kwamen opaetten. Ik zag gezichten, lange
haarlokken en uitgestrekte armen en ik hoorde
een geluid, dat mij deed denken aan bet slaan
van een trom. Mon Dieul Ik gunde mij zelf
Mn enkelen blik en aetta bet toen op een
loopen. Ik weet nop niet, hoe wij levend de trap
zijn afgeklommen, maar Francois had leeiyke
wonden opgeloopen, doordat hij over een paar
steenen was getuimeld en Jules’ haar is van
dien dag af wit geweest."
„Niets dan verbeelding, jullie drieën gingen
half dood van angst in het donker de trap
op. Kwam dan niemand op de gedachte om
eens te schieten?”
t-> eschermlng van den werkmansstand
p) tegen den kwaden, ongodsdlenstigen
en onvaderlandschen geest van het
socialisme, daarin lag de eerste bedoeling
van den nieuwen bond.
„Het gaat hier niet om Mn man of om een
doaijn, Monsieur. Wat hun schrik aanjaagt is
niet iets van deze wereld.... de geesten van
de dooden bevolken deze gangen.”
De Saule lachte boosaardig, maar ik zag zijn
oogen onrustig naar boven dwalen en zijn hand
steviger zijn zwaard omklemmen.
„Geesten! Groote genade! Ik kan mij nog
indenken, dat de anderen zoo iets gelooven,
maar in geen geval jij en ik, Guleteau. Daar
zijn wij allang overheen!”
De grijsbaard aarzelde, draaide zich om -en
om en trok met kracht aan het heft van zijn
mes. o.
,Jk ben niet laf, Monsieur, dat weet u zelf
wel, en wij hebben meer dan eens uw wil ge
daan, ook als er gevaar bij was. Maar er spoken
daar geesten ik heb se met eigen oogen ge
zien.”
„Geesten! Ba! Je hebt schaduwen gezien in
een vreemden lichtglans, anders niets! Mis
schien heeft de een of andere schelm je leeiyk
bij den neus gehad! Ik zeg je, Guleteau, de
dooden zijn dood, en kunnen de levenden met
meer kwaad doen. Wat heb je toch gezien, dat
je bloed in water heeft omgezet?"
Münheer de Hertog,” gaf de ander plechtig
ten antwoord, ,*y kent my al jaren en weet,
dat Ik u altyd trouw ben geweest.... of ia dat
misschien niet waar?"
De Saule knikte, zyn oogen nog altijd op de
donkere ruimte boven hem gericht. „Ik heb u
gediend als soldaat en sinds wy hier zyn, als
uw luitenant Ik vrees keen enkelen man, ook
niet den dood. Kr is een tyd geweest, dat ook
steunde zij hem.
Reeds kort na de oprichting liet Mgr.
Bottemanne zijdelings naar de -beginselen
en de werkwijze van den niatfwen bond in-
formeeren. Op een audiëntie, die bij wijze
van bijzondere gunst op Zondagmorgen
plaats had, omdat de arbeiders op geen an
deren dag zich daartoe vrij konden maken,
lichtte het bestuur den Bisschop van Haar
lem in. „Nederland wacht op U”, zei Mon
seigneur en kort daarna lichtte hij den
Paus zelf over het bestaan en het streven
van den Volksbond in. In November 1888
richtte het Bestuur zich rechtstreeks tot
een reuzenkerel, met een eenigszlns ronden
rug, ongekamd lang grys haar en een buiten
gewoon langen baard. Hy was gekleed in een
kort leeren wambuis, dat verkleurd was en r-ar-
dig versleten, en droeg een gordel, waarin twee
plstokm en een mes. De mannen waren ook allen
gewapend; zelfs nu zy zich by het vuur ver
poosden, hadden zy hun messen voor direct ge
bruik uit de scheede getrokken, onder hun
onmlddeliyk bereik. Ik merkte maar enkele
vuurwapenen op. Behalve de geweren, die de
schildwachts droegen, zag ik er nog een paar
tegen de trap aan. De meeste mannen lagen
met pypen in den mond op den vloer; sommigen
waren in dekens gewikkeld om zich tegen de
ruwe steenen te beschermen. Er werden maar
weinig woorden gewisseld; alleen was op het
oogenbllk een van hen bezig een verhaal te
doen aan een groepje, waarvan hy het middel
punt was, en de lange leider gaf van tyd tot
tyd op ruwen toon een bevel, waarby gewoon-
iyk een vloek zyn woorden kracht moest bilzet
ten. Dat hy gevreesd waz en zyn uit verschil
lende elementen bestaande troep louter door
schrik regeerde, bleek genoeg hieruit, dat de
mannen zijn bevelen met de grootst mogeiyke
snelheid opvolgden. Zoo gaf hy op zekpr oogen
bllk een man, die niet onmlddeliyk<aan zyn
bevel gehoorzaamde, een fermen slag en schopte
hem met zyn gelaarsden voet, maar de anderen
vonden het niet eens de moeite om het hoofd
om te draaien, en de mishandelde kerel ging
met gebogen hoofd in een hoekje zitten.
schildwacht aan den voet van de trap
voortdurend de donkere gaping in het
Ik lachte om spoken, en leder, die bang was
voor dergeiyke dingen, uitlachte. Maar nu la
het anders. Nóch de konlng, nóch zelfs u. Mon
sieur, zouden my er toe kunnen krygen in den
donkeren nacht deae spookachtige gangen hier
boven te doorkruisen. En een ander wil ik ook
niet op zulk een tocht uiteenden. Deae steen
massa wordt door de geesten der dooden be
zocht; ik heb ze gezien en kan het dus weten.”
De ernst, waarmede de man sprak, scheen
zelfs de Saule te treffen; hy stond den man
tegenover hem in het grove gelaat te staren en
scheen al half overtuigd.
,Je hebt hen gezien, zeg je? Ba, je droomt.
Waar dan toch? En op wie leken zy?”
.Met staat u vry, het al of niet te gelooven,
maar ik zal u vertellen wat ik weet." en de
mannen by het vuur, door deze woordenwisse
ling getrokken, namen een luisterende houding
aan; enkelen schoven zelfs dichter by oen beter
te kunnen hooren.
„wy hebben hier nu al zes maanden lang
elkaar rendez-vous gegeven en er is nog geen
nacht voorby gegaan of voor de ramen boven
waren vreemde lichtjes te zien. En wy hebben
allerlei vreemde geluiden gehoord, het kletteren
van staal op staal en/daartusschen lachen
en schreeuwen. Op myn woord, het werkte op
de zenuwen van de kalmsten onder ons, want
wy konden maar niet begrijpen, wat het was.
Overdag ging ik dan telkens opnieuw de gan
gen af, van den kerker tot in den toren, maar
,k kwam nooit iets op het spoor. Er Is niet
Mn kamer of cel. die ik niet onderzocht heb.
Niets viel er te bespeuren, maar als de nacht
hield; in de redevoeringen van den heer
Kater, den leider van „Patrimonium”, klonk
een echo van de rhetoriek der predikanten.
Wanneer de Volksbond vergaderde, werd
een plechtig ceremonieel in acht genomen.
Wanneer het moment der opening was aan
gebroken, verhieven allen zich van hun
zetels. Plechtstatig schreden de ordecom
missarissen van achter de zaal binnen, ver
volgens de bestuursleden, dan de adviseur
.en eindelijk de voorzitter. Men sprak elkan
der nooit anders aan dan met „Mijne
Heeren”.
Dit alles markeerde zoo scherp mogelijk
den afstand tot de „nur-proletarische”, tot
de klasse-instelllng van het socialisme, die
alles wat aan de burgerlijke Samenleving
herinnerde wilde vernietigen. De Volksbond
heeft den Katholieken arbeider met de mid
delen van dien tijd uit de handen van de
dwaling gehouden en bewaard voor Kerk en
vaderland.
„Wat de Bond wil, Heeren? schreef Jos
W(inkelmeyer) in den eersten jaargang van
het Jaarboekje, in 1801 verschenen .Door
samenwerking zyner leden, In den geest en
volgens de beginselen der Katholieke Kerk,
vooral den werkmansstand en de kleine bur-
gery beveiligen tegen de socialistische dwalin
gen van onzen tyd”.
81
De roode gloed van de vlammen gaf aan het
tooneel een byzonder fantastischen en zelfs
eenigszlns demonischen gloed. Mademoiselle
drong zich tegen my aan, toen wy ons bukten
om een goed overzicht te krygen van het
tooneeltje beneden, en ik hoorde Cassier in de
opwinding van het ongewone tafereel een vloek
uitstooten.
Ondanks het groote vuur was de uitgestrekte
ruimte slechts gedeelteiyk verlicht, en vreemd
soortige schaduwen gleden langs de wanden.
Maar de uitstraling was juist krachtig genoeg
om de hopelooze kaalheid in het. oog te doen
vallen. Ik telde veertien man met inbegrip van
de takkendragers, die weer nieuwen voorraad
gingen halen. De kerels droegen arove kleeren
en byna allen hadden een baard. Zy zagen er uit
als landbouwers, die niet aan tucht gewoon zyn,
maar wel in staat een gevecht te leveren. Niets
wees op een bepaalde uniform of op een of
ander onderscheid in rang.
De man, die de leiding scheen te hebben, was
taisschlen nog onooglijker gekleed dan de
anderen en hy zag er ook elgeniyk wanhopig uit
a an den oorsprong van de arbeiders-
ZX beweging staan slechts weinig arbei-
X x ders. Karl Marx, de vader van het
socialisme was een doctor in de wijsbe
geerte. Bakunin, de anarchist, behoorde
tot den hoogen Russischen adel. Friedrich
Engels werd geboren en opgevoed als zoon
van een textielfabrikant. Lenin was advo-
caat, Trotzkj ingenieur, Stalin priester
student. Tal van Europeesche leiders 'be
oefenden beroepshalve de journalistiek.
In ons eigen land zagen wij een Troel-
stra, meester In de rechten, een Domela
Nieuwenhuis, gewezen predikant, optreden.
De protestantsche „Vaderlandsche Werk-
mansvereeniging” werd in 1871 gesticht
door den bankier E. H. Kol. Op de verga
dering, waar tot oprichting van „Patrimo
nium” werd besloten, zaten vier werklie
den en vijf „heeren” bijeen. Ariëns en
Schaepman gaven den stoot tot de Katho
lieke arbeidersbeweging in het Aartsbis
dom.
En ook de R-K. Volksbond die in deze
dagen zijn vljftig-jarig bestaan viert,
kwam niet als een zuivere arbeidersvereenl-
ging ten leven, doch met het doel: „den
werkmansstand en de kleinere burgerij
te beveiligen tegen de socialistische dwa
lingen van dezen tijd”.
De man, die den R.K. Volksbond in het
leven riep, Willem Passtoors, was ook
geen arbeider. „Hij was
zeggen thans nóg degenen, die hem ken
den. Zijn grootvader was keizerlijk post
meester in Zundert. Zijn vader volgde hem
als zoodanig op, doch werd door de ont
wikkeling der spoorwegen gedwongen naar
de stad te gaan, waar hij door bemidde
ling van Alberdingk Thijm een post kreeg.
Willem Passtoors zelf genoot overeenkom
stig de eischen van dien tijd een Fransche
opvoeding in Mechelen en studeerde daar
na in het pensionaat St. Louis te Ouden-
bosch om vervolgens de officlersloopjAan
te beproeven. Hij slaagde daarin niét en
zette een sigarenzaak op. Hoewel hij dus
nooit een arbeider was, droeg hij toch den
werkmansstand en den stand der kleine
luiden een warm hart toe.
Toen in het begin van 1888 het tienjarig
pontificaat van Paus. Leo XIII In Amster
dam werd gevierd, vorderden de organi
satoren een zoo hoogen toegangsprijs voor
de feestelijkheden, dat de gewone man
er niet aan kon denken, een plaatsje in het
Paleis voor Volksvlijt te bemachtigen.
Willem Passtoors vond in den wrevel, daar
door gewekt, aanleiding om in de destijds
bij het Centrum uitgegeven „Volkscou
rant” onder den naam van „Mijnheer
Jansen” een artikel te lanceeren, waarin
hij de oprichting van een onafhankelijke
organisatie voor den werkmansstand en de
kleine burgerij bepleitte. Degenen, die met
deze gedachte instemden, werden uitge-
noodigd, daarvan kennis te geven aan een
zekeren mijnheer van Luyden in de Lau
rierstraat te Amsterdam, den schoonvader
.van Passtoors. De dertig of veertig men
schen, die aan deze ultnoodiging gevolg
gaven, ontvingen allen een briefkaart, waar
in zijwerden verzocht zich op den 26sten
Februari te vervoegen in het café „De
Oude Graaf” aan de Kalverstraat „boven
zaal, aan het einde van (je gang de trap
op”.
Victor had natuurlijk den een of anderen be
diende van den graaf uitgehoord en hy, Hugo,
kon gerust zyn gang gaan. En als de dame den
diefstal ontdekte en alarm maakte, dan was hy
in het tumult, dat zou ontstaan, in een oog
wenk bulten. Hy sprong door een venster, dat
open stond, nam plaats achter bet stuur van
een der vele auto’s, die daar maar voor het
grijpen stonden, zette dien dan ergens langs
den weg, liet er zyn domino en masker in en
spoedde zich naar zyn zolderkamer. In zyn
geest had hy dit alles voorbereid. Ingestudeerd
als tware, alsof hy in ’n film moest optreden.
De muziek speelde. Er werd gelachen en pret
gemaakt. Achter een groepje palmen zat Hugo
en terwyi hy lieve woorden sprak tot de ge
maskerde, speelde hy met haar parelsnoer en
wilde met zyn geoefende handen het slotje los
maken, maar het snoer brak en de parels rolden
over haar zyden gewaad op het vloerkleed.
„O, wat spyt me dat verschrikkeiyk,” ael hy.
Jk ben wat hardhandig met uw halssnoer om
gesprongen. Gelieve me te verontschuldigen,
mooi masker? Ik zal se gauw voor u oprapen.”
Ze lachte: -aat
ze maar liggen,
ze vertegenwoor
digen niet meer
waarde dan twee
gulden. Als Ik ge
maskerd ben.
draag ik nooit
juweelen. Men kan nooit weten of er zich soms
geen boeven onder de verkleeden bevinden. Dit
gebeurt zoo dikwyis.”
Hugo Hemstein smoorde een verwenschlng.
Nu had hy zyn ganschen avond verprutst en
over een half uur zou het bevel klinken: .Dé
masqué!”
„U hebt geiyk, mooie dame,” voelde hy zich
verplicht te zeggen. .De voorzichtigheid Is de
moeder van de porcelelnkast. Maar het spyt me
toch zeer en ik bied u nogmaals myn veront
schuldiging aan."
„Willen we maar weer gaan dansen?” stelde
ze voor. Ze schoof met haar fyne voetje de
parels tegen de kuipjes van de palmen en zei:
,Jk zal even een bediende waarschuwen, dan
kan hy ze wegnemen, want als iemand ze ont
dekt en ook denkt.... dat het echte zyn, dan
verwek Ik onnoodige drukte."
Ze sprak even met een bediende en deze gaf
een ander order de parels op te rapen.
Na dien dans zocht Hugo zich een ander
slachtoffer. Deze dame droeg wel degeiyk echte
juweelen. Het verschil viel hem nu op. Hoe had
hy zich zoo kunnen vergissen! Hugo zag de
kans klaar en onder den dans ontfutselde hy
haar een kostbaren speld.
De dans was ten einde. De dame voegde zich
weer by haar kennissen. Ulteriyk kalm verliet
Hugo de zaal. Maar plotseling voelde hy zyn
arm als in een klem en een stem fluisterde:
„Politie. Hierheen!”
Verschrikt keek hy om. Een zoogenaamde be
diende, dezelfde tot wien de dame met de val-
sche juweelen zich gewend had, stond naast
hem. Ook de bewuste dame was In zyn naby-
held. Hy zag haar oogen van pret glinsteren
achter haar lichtblauw zyden masker. Zy had
hem dus doorgrond?
Maar later vernam hy, dat ook zy tot de ge
heime politie behoorde en, om eventueel de
aandacht te trekken van gauwdieven, zich als
een boeddhabeeld met sieraden had omhangen.
(Nadruk verboden)
„Wat schieten wy daar mee op?" vroeg Hem
stein. „Vooreerst zullen er wel eenige detectives
ronddwalen en ten tweede: hoe kom ik bin
nen?”
,Jk zei je immers al dat Jk” als bediende
aanwezig zal zyn. Een achterdeur is licht ge
vonden. als het mocht biyken dat de controle
aan de voordeur streng wordt toegepast. Je
begrypt, dat de genoodigden kaarten ontvan
gen. waar hun namen op voorkomen en dat zy
zullen moeten bewyzen wie ze zyn. Maar ik
ben er ook. en daar wy niet aan ons eerste
proefstuk zyn.... Het beste Is, dat jy je als
kellner kleedt, dan kan ik je wel binnenloodsen.
En je zorgt een domino en masker by je te
hebben. En verder moet je zelf maar zien hoe
Je zakken te vullen. De gansche élite zal er
vertegenwoordigd zyn en juweelen zullen er
zeker genoeg tentoongesteld worden. Je zult ze
maar voor het grypen hebben, man. Wat ik je
brom! En onder een domino kan je alles puik
verbergen, zonder dat het opvalt, jy, als af
stammeling van een voornaam geslacht, weet
je onder je soort zoo prachtig te bewegen, dat
het my zeer zou verwonderen, als Je niet een
van die dames onder je Invloed kunt brengen.
En dan is de weg gebaand. Een verloren hoekje
achter palmen, een omhelzing en een beetje
vingervlugheid, en het prachtigste halssnoer
kan je. Ik bedoel: ons deel zyn, want zooals
altyd, komt my de helft vaa den bult toe.”
„Daar hoef je my niet steeds weer aan te
herinneren. Dit is onze overeenkomst, en daar
wyk ik niet van af. wy hebben elkaar noodlg
en dus zyn we verplicht looden pypen samen
te deelen.”
„Zoo hoort het ook,” knikte Victor Werns.
.Met hoeveel bedienden zyn ze daar?”
„Er zyn er twaalf aangenomen en dan nog
natuuriyk het eigen personeel. Gelukkig dat ik
er weer by ben. Nu, als bediende of kellner is
er niets op my af te keuren. Ik ken myn vak.”
„En dat andere ook,” grinnikte Hemstein.
Hy vouwde zyn krant dicht, ten teeken dat hun
gesprek geëindigd was. En opstaande zei hy:
„Over een week zien wy elkaar hier weer te
rug, hé?”
„Goed, over een week. Ik zal intusschen eens
poolshoogte gaan nemen, hoe de villa er zoo al
uitziet, en dan kunnen we verder spreken. Ik
heb vanmiddag het adres van de Maatschappy
voor Personeel gekregen."
„Best." Hugo betaalde en verliet het café,
i Ook Victor vertrok even later.
De feestavond by den graaf De Végal was
aangebroken. Door de groote vensters straal-
den bundels licht naar buiten. De zalen waren
met groen en bloemen kwistig versierd. Een
strykje, verscholen achter palmen, zorgde voor
muziek. Auto's reden voor en brachten telkens
weer gemaskerden aan, de meesten in prachtige
kleedlng, vooral de dames, om biykbaar met
haar Juweelen te kunnen pronken. Zorg-
i vuldig werden de personen met de ultnoodl-
gingskaarten gecontroleerd. Men kon immers
niet voorzichtig genoeg wezen?
Het leek Hugo Hemstein onmogeiyk langs
dien weg binnen te geraken en hy moest dus
Victor, die nu en dan langs een raam kwam,
teekenen geven, dat hy den achterkant van het
1 huis zou zien te bereiken. Dit zou niet gemak-
keiyk gaan, maar hy had wel voor heeter vuren
i gestaan en was hy niet als kellner gekleed?
Het lukte hem veilig en wel een kamertje bin
nen te sluipen, waar denkeiyk de wasch behan-
deld werd en daar kon hy. geholpen door Victor,
zich vlug den domino over zyn kleeren gooien.
Even later bewoog hy zich vry onder de gasten
en werd als een genoodigde beschouwd.
Het scheen hem toe of de meeste dames een
koningin in gala wilde voorstellen, zoo ryk en
prachtig was haar kleedlng en de sieraden, die
zy droegen. Deze moesten van groote waarde
zyn. Eén dame vooral trok zyn aandacht Een
kostbaar parelsnoer sierde haar hals en reikte
tot haar middel. Broche, armbanden schitter
den met een pracht van ontelbare stralen en
kleuren. Ze droeg een konlnkiyk gewaad. Blon
de pypekrullen hingen langs haar lichtblauw
zyden masker.
Myn prooi, dacht Hugo. Dat parelsnoer wordt
myn eigendom. Toen de dame begon, was hy
de eerste, die voor de bewuste dame boog en
haar vroeg om de eer van een dans. Dit werd
hem toegestaan. En daar Hugo zeer hoffeiyk
kon zyn. een goed causeur was en biyk gaf in
de hoogste kringen te verkeeren, scheen de
dame zyn gezelschap zeer op prys te stellen.
Maar terwyi hy haar het hof maakte, zoch
ten zyn oogen de zalen door, of hy geen on
raad kon ontdekken. Wel vermoedde hy. dat
onder de gemaskerden zich speuragenten be
vonden, maar hy scheen geen achterdocht te
wekken. Niemand die speciaal op hem lette.
En dan dacht hy weer: Misschien zyn er geen
detectives. Maar toch mocht hy zyn plan niet
lang verschuiven, want om twee uur was het
démasqué bevolen, zy, die niet graag herkend
werden, konden dus vóór dien tyd het bal ver
laten. En onder dezen wilde hy zich voegen.
Dus troonde hy de dame mee naar een rustig
zitje, waar hy haar, zooals hy beweerde, wat
zoets in de ooren wilde fluisteren.
„Want.” gaf hy voor, „op een gemaskerd bal
is Immers alles toegestaan?”
Victor, die juist een schaal belegde broodjes
naar het buffet droeg, gaf hem een byna on
merkbaar knipoogje. Dit beteekende dat alles
veilig was. Dus er waren geen speuragenten.
„De voortdurende beproevingen,
ke de Vader der geloovlgen
legt zelfs aan de geringsten zyner kinderen den
plicht op van by elke voegzame gelegenheid
Hem de getuigenis te hernieuwen tan hunne
liefde en trouw.
Sedert eenige maanden, H. Vader, hebben wy
ons vereenigd tot een Bond, die In de Hoofdstad
van het Konlnkryk der Nederlanden thans
meer dan 600 leden telt.
Wy stellen ons tot taak door onderlinge zorg
en hulp tegemoet te komen aan de verschillende
nooden stoffeiyke en zedeiyke die in on-
redlge mate vooral zich voordoen onder de ar
beidende klasse van de groote centra van han
del en nyverheid.
Acht gevend op de vermaningen van Uwe
Heiligheid, stre.en wy ernaar door onzen Bond
de zwakken onder ons te beveiligen voor de ver
woesting met welke het ongeloof en de hebzucht
der revolutlonnalre sécte, die alle orde en gezag
wil omverwerpen, hen bedreigen.
wy beyveren ons tevens naar ons vermogen
langs vreedzamen en wettigen weg de middelen
na te sporen door welke verschillende misstan
den op sociaal gebied kunnen worden verhol
pen.
Heilige Vader, nederige werklieden, als wy zyn,
beboerende tot een stand In de maatschappy,
die noch de voorrechten van stoffeiyke fortuin,
noch den overvloed van gekhg of wetenschap
zyn eigendom noemt, wyken wy voor niemand,
wanneer het geldt den schat te waardeeren en
te bewaren van ons katholiek geloof.
Op dezen brief, waarin een aflaat voor de
leden van den Bond werd gevraagd, ant
woordde de Heilige Vader onmiddellijk. Niet
éénen, doch drie aflaten schonk hij, zooals
Mgr. Bottemanne later meedeelde, spon
taan aan de leden van den Volksbond, zoo
lang als deze zou bestaan.
Deze zegen heeft ongetwijfeld den voor-
spoedigen groei van den Bond bevorderd.
Tegenover de socialistische beginselen
stelde de Bond 1. een uitgesproken gods
dienstige verheffing van den werkmans
stand, 2. een sterke nationale gezindheid
en 3. een hecht vertrouwen op Paus Leo
XIII. Reeds uit het door Alberdingk Thijm
ontworpen insigne: een rood-wit-blauw
schild met een geel-witten band, spreekt
deze doelstelling duidelijk.
Hij wilde niets weten van afzondering
der arbeiders. Hij trok, integendeel, de in-
tellectueelen naar zich toe. Thijm heeft
geestelijk zeer veel contact gehad met den
stichter van den Bond, die hem reeds via
zijn vader kende. De Bond zag in hem
steeds een zijner geestelijke vaders. Pas
stoors dankte hem aan zijn graf, Mn jaar
na de stichting van den Volksbond, voor
al wat hij voor den Bond deed. En uit de
bewaard gebleven notulen der bestuursver
gaderingen blijkt, dat in den kring
van het Volksbondsbestuur net initiatief
een mijnheer" rees tot het plaatsen van een gedenksteen
in den gevel van Thijm’s huls.
Ook andere intellectueelen steunden den
Bond met raad en daad. De toenmalige
hoofdredacteur van ,De Tijd”, Mgr. Eygen-
raam, die later het Bondslied: „Voor God en
Kerk, Vorstin en Land” dichtte, nam leven
dig aandeel in zijn stichting en werd als
eerste adviseur van het Centraal Bestuur
aangewezen. Velen, die heelemaal niet tot
den werkenden of den kleinen burgerstand
behoorden, traden in den beginne tot zijn ge
lederen toe. De oude heer Helmer bijvoor
beeld, redacteur van „De Tijd", bleef steeds
lid van den Volksbond. En thans nóg on
derscheidt zich deze organisatie van haar
zustervereenigingen in andere diocesen, die
alle „Werkliedenvereenigingen” heeten,
doordat zij onder baar leden nog verschil
lenden telt, die strikt genomen niet tot den
arbeidersstand behooren.
Overeenkomstig den geest van de meeste
niet-soclalistische werkliedenvereenigingen
van dien tijd, trachtte de RK. Volksbond
ook den stijl der hoogere standen over te
nemen. Heldt sprak in die dagen voor zijn
werklieden alsof hij een parlementaire rede
oog en hield zyn geweer steeds in deselfde
positie. Een oogenbllkje later kwam de bode,
die met een opdracht van den leider was uit
gezonden, van de Saule vergezeld, binnen den
vuurgloed terug. Ik herkende den schurk op het
eerste gezicht zelfs zonder den waarschu
wenden druk van Mademoiselle op myn arm
al was zyn gezicht ook dusdanig met een
grooten doek bedekt, dat alleen maar zyn oogen
er boven uit kwamen. Of deze doek by wijze
van vermomming werd gedragen of dat hy
een wond moest bedekken, wist ik natuuriyk
niet, maar de uitdagende, zwaaiende gang van
den kerel en zyn aanmatigende manier van
spreken waren voor my bewys genoeg, dat hy
het Was. Met een boos gezicht en een air van
gezag* liep hy op den man met den gryzen
baard af en sprak luid tot hem, zoodat zelfs
wy, boven in onze schuilplaats, konden hooren,
wat hy zei.
„Wat moet dat nu beteekenen, Gu
rapaille vertelt my daar juist, dat
een onderzoekingstocht op touw to i
Dleu, vergeet gy dan zoo gemakkeiyk wie ik
ben? Weet gy dan niet, dat dit een zaak is,
waar de konlng belang by heeft en niet slechts
een gewone roofaffalre? Antwoord myi”
„Niet dat Ik weiger. Monsieur,” ael nu weer
de ander, en zyn stem klonk nu heel wat mil
der. „Maar de mannen willen niet, zy zyn veel
banger voor wat zy daar boven misschien sul
len ontmoeten dan voor myn bedreigingen en
slagen.”
„Wat? Van één man «n nog wei een onge
wapend man?”
Qó
Cv>Ai>s<huT-