SCHAP IN TRAINING MET EEN RACEBOOT FOTOREPORTAGE DE SKI-SPÖRT DE GEHEIMZINNIGE B O Plaats dan een „Omroeper” gezinnen ft VERKOUDEN! - M V. I>. D. CORZEN IN DEN WINTER V 4 •HF |B DONDERDAG 3 MAART 1938 m|m| dsRj A van rtf’ zomer, de CEDA Krachtiger sloeg hij nu het wilde grot opzij 1 Ik ben erin geslaagd er *n paar te vangen. Uit tijdverdrijf heb ik hun toen de woorden geleerd, die u in het bosch gehoord hebt. Op goed geluk heb ik hun daarna de vrijhei^ gegeven en tot mijn groote vreugde zie ik nu, dat ik er succes mee heb gehad.” Nu lijkt het wel erg prettig, Om zoo eens ziek te zijn. Maar héél erg leuk is ‘t toch niet, M’n hoofd doet heusch wel ptfnl Ik lig er warmpjes in. Een extra wollen deken Deed moeder er nog btf. Die heeft het goed bekeken! Neen, 'k ben veel liever spoedig Weer heelemaal gezond. En spring dan met m’n zusjes. Het heele huis weer rond! En dan dat telkens niezen „Hatsji....daar heb je t weer... Al neem ik ook een dropje, M’n keel doet toch nog zeer! koude streken van het Noordelijk halfrond en komt bij ons als wintergast voor. Door zijn kleur kun je hem van een musch goed onderscheiden, ook van een rlngmusch, waar hij nog het meest op lijkt (Flg. 2). De snavel van den rlngmusch is bovendien niet zoo licht van kleur en langer.” „Staan er nog meer gorzen in dat boek je?” vroeg Mientje. „O ja, nog een heele massa. Maar er zijn maar weinig soorten algemeen. Hier zie ik als algemeene vogels genoemd de rietgors, de grauwe gors en de geelgors. De rietgors kun je natuurlijk alleen in moerassige 'streken vinden. Aan den buikkant hebben mannetjes en wijfjes kleine streepjes. Het mannetje heeft een heelemaal zwarten kop en een zwarte keel- vlek. De grauwe gors heeft kleine vlekken en streepjes aan den buik, aan de keel en op den kop. Ook zijn de vleugels en de staart meer aardkleurig. Een heel aardige vogel en heel algemeen is de geelgors (Flg. 3). Vooral het mannetje is mooi geel, de heele onderkant en de bovenkant van den kop zijn geel met hier en daar bruine stre pen, borst en zijden zijn bruin, de nek is op zij groenachtig, de buitenste veeren van den staart zijn geheel of gedeeltelijk *wit. Bij het wijfje is de kleur veel minder helder geel en de borst is gestreept. In den winter zijn de kleuren minder helder, dan in den dan hebben de veeren namelijk breede, grijze randen, die in den nawinter afvallen. Ook de Jongen zijn valer van kleur en meer gevlekt." „Hoe zijn de nesten van die gorzen?” vroeg Toos, die graag wat meer wilde hoe ren. ,Ik heb hier alleen maar opgaven over de rietgors, de grauwe gors en de geel gors. De rietgors maakt zijn nest meestal in de dichte planten, even boven of op dea grond, de eieren zijn licht- tot donkerbruin met zwartbruine streepjes en vlekken. Deze vogels broeden tweemaal, soms zelfs drie maal per jaar. De grauwe gors maakt een nestje uit plantendeelen op den grond, de eieren zijn lichtgrijs, lichtbruin of rood achtig met donkere vlekken en streepjes. Zij broeden meestal een keer, een enkele maal twee keer per jaar. De geelgors einde lijk maakt ook zijn nest op den grond of in lage struikjes. De eieren zijn wit tot don ker rossig met grijze plekken en met kron kels en strepen, die aan Arabische letter- teekens doen denken. Daarom noemen ze die eitjes wel eens schrjjvereitjes. Weet je wat, bekijken jullie het boekje nog maar eens op je gemak, maar ik moet nu weg want we hebben nog een heeleboel voor school te doen." „Zullen we aanstaanden Woensdag weer gaan wandelen?” vroeg Mientje. „Ja, dat is goed. Dan zal ik de anderen wel waar schuwen. Hoe laat komen we bij elkaar? Twee uur?" .Ju, dan zijn we wel klaar met eten.” „O Ké.” Jhr. 5. van Otter», wlen door den senaat der Landbouwhoogeschool te Wageningen het eere-doctoraat in de. Landbouwkunde Is verleend Hatsji. hatsji, hatsji, Ik ben zoo erg verkouden. En nu moet ik van moe, Vandaag het bed maar houden! en Proost van het Kathedraal Kapittel. Deken Rhoen verrichtte de absoute op het kerkhol Een glas met warme melk Staat netjes naast m’n bed. En ook een doosje drop Heeft moe er neer gezet. Walter Burlon, die op jacht was in een der woeste streken van Brazilië,' stond op eens stil bij het hooren van een mensche- Ujke stem en keek om zich heen. Zijn ne gerjongen deed hetzelfde, maar er was in den heelen omtrek niets anders meer te hoo ren dan het gefladder van de vogels in de hooge boomen. ,^n toch hoorde ik een stem, die iets in *t Spaansch riep,” dacht hij. „Zou het moge lijk zijn, dat eenige jongelui van de Neder- landsche kolonie mij gevolgd zijn en nu grapjes willen uithalen? Dan moet ik ze toch jjien te vinden." Nog krachtiger sloeg hij nu het wilde gras opzij, de neger liet zijn blikken nagr alle kanten gaan en de honden snuffelden, maar na een goed half uur hadden zij nog geen mensch gevonden. „Wel vreemd," zei de planter, Jn de uit gestrekte bosschen van Brazilië groeien de vreemdste planten, zooals: de broodboom, de melkboom en de kaarsenboom, maar in de 20 jaar, dat ik hier woon, heb ik toch nog nooit hooren praten van den spreken den boom". De neger werd grijs van angst en fluisterde: JKeee, je moet toch eens komen kijken, wat voor grappigen vogel we telkens in den tuin zien. Hij lijkt op een musch en toch is het er geen. Hij heeft veel meer wit aan zijn onderzijde en ook aan zijn kop.” Daar was Kees wel voor te vinden. Voor alle zekerheid nam hij zijn vogelboekje, dat hij pas met zijn verjaardag gekregen had, mee. Als die vogel nu maar zoo beleefd was zich voor hem evengoed te vertoonen, als voor de meisjes van Voerden, want de be schrijving van Toos was niet voldoende, om het dier te herkennen. Mientje, Toos en Kees posteerden zich zoo, dat zij een goed gezicht op den tuin hadden en ja, het duurde niet lang, toen kon Mientje fluiste ren: „Kijk, daar heb je hem.” Nu zagen ook de anderen een vogeltje (Flg. 1) van de grootte van een musch, plomp van vorm met bruinen rug, bruin aan de vleugels, af gewisseld met wit en zwart en den staart eveneens zwart en wit. De onderkant was geheel wit, de pootjes zwart, ‘t Kostte Kees niet veel moeite het vogeltje in zijn boekje te vinden. „Natuurlijk is dat een sneeuw- gors. De beschrijving komt precies uit. En hoor nu maar, wat er over verteld wordt: De sneeuwgors is een broedvogel van „Wie zou er gesproken hebben, meester, een boschgeest?" „Geloof toch niet aan zulken onzin, Bat- tisto,” zei Walter. „Maar u hebt het toch zelf ook gehoord, meester I" „Natuurlijk heb ik het gehoord en daar er geen gramofoon of radiotoestellen aan „de boomen groeien, kan ik er tot nu toe geen verklaring voor vinden.” Toen ze nog een tijdje geloopen hadden, klonk het duidelijk, doch met een wat schorre stem: .Mirana en Vincentes bevinden zich aan den oever van Tecualtepé. Kom hen te hulp!" „Ik moest maar naar huis gdan en er eens over denken, wat er te doen valt,” dacht Walter Burlon en aanvaardde den terugweg. Thuis gekomen, vertelde hij zijn vrouw het eigenaardige voorval. „Hoe het ook zij,” meende zij, „het is haast wel zeker, dat er twee menschen in gevaar zijn en daarom moet er *n expedl- tie worden uitgezonden, om hen te zoeken. Ik zou er maar dadelijk werk van maken.” Walter Burlon verzamelde eenige van zijn bedienden, liet de paarden zadelen en na een flinken voorraad levensmiddelen te hebben meegenomen, ging hij aan het hoofd van zijn mannen op weg. Toen zij den volgenden dag weer door het bosch kwamen, hoorden nu ook de anderen: „Mi rana en Vincentes bevinden zich aan den oever van Tecualtepé, kom hen te hulp.... Miraria en Vincentes bevinden zich....” ’t Was als een echo, want het werd steeds herhaald. Ook nu was er geen enkel men- schelijk wezen te zien. De expeditie reisde den heelen nacht dóór. Den volgenden morgen kregen zij het meer van Tecualtepé in zicht. „Kijk eens daar," riep ineens Walter Burlon, terwijl hij in de richting van het meer wees. „Daar tusschen het kreupelhout steeg een ijle rookwolk op en zag men de vlammen van een houtvuurtje. Toen ze op ongeveer twintig meter afstand waren, kwam er een man te voorschijn, die blij met zijn armen zwaaide. Het was een jonge kerel, met gehavende, vuile vliegerskleeren en een rulgen zwarten baard. ,Jk ben Mirana,” zoo stelde hij zich aan de expeditie voor en Vincentes ligt daar in onze hut.” .Maar vertelt u nu eerst eens, hoe u hier ‘verzeild bent geraakt,” zei Walter. Mirana vertelde: „Ongeveer een maand geleden zijn mijn vriend en ik opgestegen te Pernambuco, om Zuid-Amerika over te steken. Hier boven den oever van het jneer gekomen, raakte mijn machine defect. Ik kon mjj gelukkig redden door met de parachute uit het toe stel te springen en kwam behouden op den grond. Vincentes deed hetzelfde, maar was niet zoo fortuinlijk, want hij brak zijn been. Ik spalkte het been en probeerde mijn vriend naar een bewoonde streek te bren gen, maar hij leed daarbij zoo’n ondraag lijke pijn, dat ik er wel toe moest besluiten hem te laten, waar hij was. En zoo zitten fre hier nu al 4 weken in deze hut, die ik uit de overblijfselen van mijn machine heb gebouwd.” „Hebt u ons dan per radio gewaar schuwd?” vroeg Walter, „want wij hebben uw boodschap in het bosch gehoord.” „Welneen, mijnheer, mijn radiotoestel was totaal vernield, maar zooals u weet, zjjn er in Brazilië ontelbare papegaaien. Mier personen vonden den dood, toen bij Tours een auto op een niet gesloten bewaakten overweg door den trein gegrepen werd. De V ruïne van den wagen De sklsport is tegenwoordig erg in de mode. Er zijn veel menscher., die expres naar Zwitserland of Oostenrijk gaan, om met hun lange bouten schaatsen van de bergen af te glijden. „Wie heeft nu eigenlijk de ski’s uitgevon den?" zul je vragen. Dat is moeilijk te zeg gen, want ze zijn langzamerhand ontstaan uit de sneeuwschoenen, die al in oeroude tijden gebruikt werden. Eenige eeuwen vóór Christus werden deze al door de Aziatische volken aangewend. Men leest er reeds van in Scandinavische verhalen van de 10de eeuw. In 1100 werden ze al gebruikt in het Noorsche leger. Tot dan toe kende men de ski’s dus alleen als een noodzakelijk middel om zich over de gladde sneeuw voort te bewegen. In het jaar 1880 tenslotte werden ze in Noorwegen voor het eerst aangewend bij wijze van sport en in 1879 werd in Christiania de eerste groote skiwedstrljd gehouden. Dan werd in 1883 dit voorbeeld ook gevolgd in het Zwitsersche bergland. Het boek van den grooten poolreiziger Nansen, genaamd: „De overtocht van Groenland op ski's”, heeft veel invloed ge had op de ontwikkeling van deze sport. We zien hier een Indiaan met sneeuw schoenen van mandenwerk, overtrokken met leer en een paar kleine Samojeden met korte houten ski’s, waarvan de rech ter korter en breeder was dan de linker om den aanloop te-'nemen. Nederland bouwt bruggen. Een overzicht der werkzaamheden van den bouw der verkeersbrug over den Amstel te Ouderkerk m den weg Haarlem Utrecht A At - U

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 4