Een Hollander op reis Ervaringen in 1600 H De avonturen van een verkeersagentje SHEA w- ^KetwïAaal wuifden daq ALLE ABONNÉ’S ongevaÜMi1 verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F 750verlies van beld^armen, belde beenen of beide oogen F 750.- asasrïK; F 250.- AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Nieuw Peeldorp Het medaillon Ook Uw steun! Lucht Verdedigings Fonds van de lersche Brigade de ver- Zerïdt Uw bijdrage RANDALL PARRISH DOOR Een versterking van vlieger-reserve is sterking van onze Neu traliteit 3.: Het Luchtverdediginp— fonds stelt jongelui financieel in staat vlieger opgeleid worden. C ■91 X „Schep akker» uit moeras” Men schrijft ons uit het Zuiden: ,Jk eelde haar." zoo vertelde het prinsesje, „dat Ik geen geld bij een caseval met Hard .4 - -■ bracht ee uit. il dat ik bang werd en haar verlegen aankeek. Ze keek me zoo woest aan. dat het me was alsof ik op een adder had getrapt.” by me had, doch dat ik een anderen keer, als ze weer kwam, sou zorgen, dat ae wat kreeg. De vrouw keek me zoo brutaal aan. Portret van Jan Martens». Meren» door Jac. Waben, 161t ,Jk was op een dag in den tuin van het kasteel van mijn vader bezig met het voeren van mUn duiven, toen ik een oude vrouw zag naderen, zy was armoedig gekleed en scheen zoo onschuldig, dat ik heelemaal niet bang voor haar was. zy kwam op me toe en vroeg me om wat geld. „Ze begon eerst met zoete broodjes te bakken.” bereikt en de hadden, wierp Merens de uitgever j ingestelde onderzoek. Dit onder uit, dat van de eigenaren der met verder I. ondoordringbaar was en de zenuwen der man nen tot het uiterste werden gespannen. Ik lette er voortdurend op. dat ik in de on als het meisje was voor onze steeds komende achtervolgers, geloof Ik toch. vluch- LgS- !1U1 tot te Postgiro 2871 77 Den' Haag, ten name van de Vereeniging voor Nationale Veiligheid. middeliyke nabyheid van Mademoiselle bleef; sy was my ook geen minuut uit de gedachte. Ik keerde my om en keek haar in het gelaat; onze oogen ontmoetten elkaar. „wy moeten zorgen, dat wy buiten het nade rende licht raken," zei Ik haastig. „Wy hebben geen minuut meer te verliezen; zy dringen In alle geval tot deze plek door.” Ik hielp haar opstaan, maar geen van ons beiden hield de oogen van den troep af. „Waar zullen wy heengaan. Monsieur?” vroeg zy een beetje bevend. ..Denkt u, dat zy ons zullen volgen?" „In het donker in geen geval ver," trachtte Ik haar moed in te preken. .By het eerste onheil slaan zy op de vlucht. Ik heb een plan in myn hoofd, dat hun den doodschrik zal aanjagen, zyt gy niet bang van de schaduwen?" Zy keek even achter zich om in de dichte duisternis van de gangen. .Jawel. Monsieur." bekende zy. „Ik ben bang, maar toch meer van de mannen beneden. Niet, dat ik bijzonder bygeloovlg ben. Moniseur, maar het is hier zoo akelig eenzaam, dat het my als van zelf beklemt, en dan.zy deden zulke lugubere verhalen.” „oy hebt geiyk; het was meer dan genoeg om zelfs een dapper man bang te maken. Ik heb ook niet byzonder met het plan op, maar Ik heb geen keus. Ha! daar komen zy aan neem myn hand." „Waar gaan wy heen? Welken kant uit?" ..Links, door de groote zaal. Wy kunnen op het dak van den toren komen door een nauwe tran. die in geval van nood een enkel man zekerder van mijzelf WTfln. Ik ben slechts Mn keer hier geweest, maar binnen een minuut sullen wy in veiligheid zyn. Er zyn twee trap pen; de een naar omhoog, de ander naar om laag, maar ik weet niet, waar de laatste op uit komt, wy zullen, de trap naar het dak probee- ren.” Bang nader dat zy nog banger was, den anderen teling in het donker tegen te komen. Er lag over hem een zekere geheimzinnigheid, wie hy was, welk wanhoopsgevoel hem tot zulk een verregaande roekeloosheid dreef en van uit welken donkeren hoek hy op het meest onver wachts op ons kon toespringen.Hetgevaar.dat ons van achteren bedreigde, kenden wy ten volle, maar ik liet toch nog niet de hoop varen, dat wy de Saule en zyn duivelsche bende op de een of andere manier de baas zou den biyven. Het was toch eigenlijk een be- lachteiyke geschiedenis. De man zocht ons met brandende flambouwen, zoodat wy volkomen op de hoogte bleven, waar hy zich ophield en wy dus op onze hoede konden zyn. De vloeken, die hy noodlg achtte, om zyn laffe bende voort te doen gaan, waren bovendien een andere waarschuwing, en zy bewenen tevens, dat bet minste onheil voor hen een reden zou zyn, om terug te trekken en de Saule alleen achter te laten. ie volmaakt in zichzelf gelooft, begaat niet alleen een zonde, maar levert een bewijs van zwakheid. gaderlnf plaats, welke eind November 192» te Venray werd gehouden, en die hierom als een der groote momenten in de geschiedenis der Peelontglnning mag worden beschouwd, omdat, in aanwezigheid van de Commissarissen der Koningin in Limburg en Nöord-Brabant en tal zn andere autoriteiten, met zooveel klem de enscheiykheid werd bepleit van een vaste ge- Beglrt Maart wordt, onder de auspiciën van de „Stichting Blnnenkolonlsatle". met steun van het rijk en beheerd door de Ned. Heldemaat- schappy, een aanvang gemaakt met het groote Peelwerk, dat uit de ruige vlakten en water poelen een nieuw dorp sal te voorschijn roepen. (Wordt vervolgd) Llmburgsche Venray en het Brabantsche Deur- ne. Dit dorp dateert uit omstreeks 1930. Dank sy den krachtdadigen steun van den toenmall- gen minister van IJsselstein (naar wien het dorp, dat gedeeltelyk met rykssteun gebouwd werd, genoemd is) verrezen te IJsselstein en in den omtrek binnen korten tyd meer dan hon derd boerderyen. Het Is niet louter uit histo rische overweging, dat het van. belang mag geacht worden by het komende Werk van 8e- venum naar dat van IJsselstein terug te grij- pen Cultuur-technisch Immers was IJsselstein destyds mln of meer een experiment. Het dyde uit tot een klinkend succes. De ruige Peelbodem bleek tot uitstekenden cultuurgrond te kunnen worden gemaakt, wat overduldeiyk aan het licht trad by het eenige Jaren later namens de regeering roek wees ui rykssteun gestichte boerderyen de toestand vrij algemeen gunstig tot zeer gunstig mocht worden genoemd, zy, die in vroeger dagen de Peelont- ginnlngen als eVënzoovele mislukkingen meen den te moeten bestempelen, zagen zich vooral door de IJsselsteinsche ervaringen in het onge- rfyk gesteld. Terwyi in 1924 In de provincie N.-Brabant de oppervlakte woeste gronden nog 87.030 hec taren bedroeg, was deze in 1938 tot 75.606 af genomen. De daarna gevolgde crisisjaren zetten een domper op het particuliere ontglnnlngs- inltiatief, doch stimuleerden van den anderen kant de activiteit, doordat vele gemeenten in werkverschaffing ontginningen uitvoerden. Intusschen had zich ten aanzien van het Pëelvraagstuk een belangryk punt aan de orde gesteld. Wilde voor de toekomst, die op een practise!) algeheele ontsluiting der voormalige woesteny (oorspronkelyk groot 76000 hectaren waarvan in 1900 nog een oppervlakte van 39000 hectaren in woesten toestand verkeerde) zal uitloopen, niet veel onherstelbaar kwaads ge sticht worden, dan dienden twee dingen ver meden te worden: georganiseerde koude zake- lykheld en Indlvldueele stelselloosheid. Kr moest gestreefd worden naar ordeiyk werk, waar noo dlg, werk met eigen streekkarakter, werk, dat rekening hield met alle betrokken factoren voo?“ nu en de toekomst, als dorpsgebouw, op de juiste punten gelegen kerken en écholen. wegen aanleg, waterlooelngen, kanalen, indeellng In bOBCH-, bouwland- eo weldecomplexen, behoud van natuurschoon in het algemeen en bepaalde Idyllische plekjes in het byzonder In het licht hiervan had de belangrijke ver- „Luistert nu eens, mannen," brulde hy woest, „het gaat hier verkeerd. Het moet nu voor goed uit zyn met die flauwe praatjes over spoken en geesten; ik walg "er van! Geesten lichten by dag geen boomen uit de sluityzers. De een of ander heeft dezen man uit de kamer gelaten, maar ik zal niet rusten voor ik weet wie het gedaan heeft. Dit is een zaak, waar de konlng belang by heeft, en ik zal my door geen duivel nóch mensch laten tegenwerken I jy gaat met my mee, Guieteau, jy en Je mannen! Den eersten den besten lafaard, die er van door gaat, schiet ik eenvoudig neer." En hy hield Jen mannen dreigend zyn pistool voor. „Voor wit! Jullie hebt veel meer reden my te vreezen dan iets daar boven. Een half dozyn van Jullie steekt de fakkels aan; de overigen wapenen zich! En nu geen woord meer!" Hy deed een sprong naar de onderste tree en keek woest om zich heen. Als hy misschien eerst ook onder den Indruk van de bygeloovige praatjes was geweest, dan was hy fet nu zeker niet meer. Dit was echt mannenwerk en zyn •enige gedachte was dan ook, den man gevan- tegen een heel leger kan verdedigen. Bovendien ken ik de gang en een geheime deur, die hen misschien op een valsch spoor kunnen lelden.” Wy liepen met moed de diepe duisternis in. Met myn eene hand tegen de ruwe steenen aan en met myn andere haar hand vasthoudend ging ik voorop. Een paar keer struikelden wy en wy konden achter ons de Saule's stem hooren, die Guieteau vervloekte, omdat deze de man nen niet snel genoeg naar zyn zin voor zich uitdreef. Eerst toen' ik den ingang tot het tweede vertrek ontdekte, waagden wy te spre ken, of liever te fluisteren. ,Js dit niet de richting, waarin de andere man is gevlucht?" .Het moet wel zoo zyn, want er zyn slechts twee gangen en hy ging Cassler niet achterna.” ,Dus zouden wy hem wel eens kunnen ont moeten?" „Zoo iets zou best kunnen gebeuren." Haar hand greep de rnyne steviger vast. ..Maar gy zult niet vechten, niet waar. Mon sieur?" drong zy smeekend aan. Het zou toch kunnen zyn. dat het myn broeder was." „Niet als ik hem den toestand duideiyk kan maken." gaf ik ten antwoord. „Wie hy ook moge zyn, in deze zaak zyn wy bondgenooten. Maar, als wy elkaar ontmoeten, zal het in de duisternis zyn, en het zou natuuriyk heel goed kunnen gebeuren, dat hy op my toe springt en voor zyn leven vecht In dit geval zal ik my natuuriyk hebben te verdedigen. Gy moet er voor zorgen, hem op de hoogte van den waren stand van zaken te brengen." Ik heb nog geen honger, zat ze, toen haar moeder haar bezorgd aankeeir. Ze kon er moeiiyk by zeggen, dat ze op een dringend telefoongesprek wachtte. Iets in haar verzette zich er tegen, haar mneder te zeggen heelen middag, maar het bericht kwam niet noch den volgenden dag en evenmin de daarop volgende dagen. Dorothy verviel in een alge heele moedeloosheid. Niet alleen hoorde ae niets, maar Hugh liet zich ook niet meer zien. Zelf durfde ae hem niet opbellen; ae begreep maar al te goed, wat er gebeurd moest zyn. Ten over vloede vernam ze terloops, enkele dagen later, dat Elisabeth met haar familie naar de Riviera was gegaan. Over de verloving sprak niemand meer. Die was stellig verbroken. Alles was uit door haar schuld, zy stelde zich de woede voor van Hugh’s ouders, die zoo zeer op het huweiyk gesteld waren en ds verontwaardiging van Elisabeth, die zich aoo bewust was van haar rijkdom en zoo jaloersch en heerschzuchtlg! Maar het meest van alles pynlgde haar de gedachte aan Hugh’s woede en teleurstelling. Wat moest hy nu een afkeer van haar hebben. En bovenal: wie weet, of hy niet op de ge- —-Mto lachte was gs- komen dat zy, om een of andere re den, haar medail lon met opzet laar verloren had. om zyn huweiyk in de war te sturen? Hoe kon ze hem over tuigen. dat ze aan aoo iets met geen moge lijkheid gedacht had dat ze al aoo lang in alle oprechtheid, sy bet dan ook in stilte, van hem hield? O, Hugh! Je zult nog ziek worden, kind, aai baar moeder, nu werkeiyk ongerust, als je aoo door biyft piekeren. Haar moeder wist er weliswaar het juiste niet van, maar zy begreep natuuriyk heel goed, dat Dorothy's zenuwachtige buien in verband ston den met iets, dat Hugh betrof. En zy liet den dokter komen. De dokter nam zachtjes haar pols tusschen zyn vingers en zei tot het meisje: U moet eens uitgaan, juffrouw, en een kleine wandeling maken. U moet u niet in huls biyven opsluiten. Als het mooie weer komt.... Het mooie weer kwam in Januari na dagen van nevel en sneeuw; zuiver, vriezend weer, met een zon. die al het bevrorens deed flonke ren als edelsteenen. langzaam de straat op gaande, had Dorothy den Indruk, dat ook zy in het zonlicht straalde, als iets nieuws, en versmolten met de schoone natuur om haar heen. De herinnering aan het doorgestane leed was als vervaagd en omgoten door een gouden nevel. Daarom leek het haar voor een oogen- bllk ook heel natuuriyk, dat uit een auto, die vlak by haar snelheid, twee blauwe oogen haar van vreugde stralend toeblonken. Wie zie ik daar! Lieve Dorothy! ast een bekende stem. Hugh, ben jy het? riep ze uit. Natuurlijk.... wie zou het anders zyn? Hy was uit den wagen gesprongen en had haar arm gegrepen en not op tyd, want ze scheen te wankelen. Was je op weg naar ons? I Op weg naar jou, precies Dat geloof ik niet.... Lieve kind, waarom niet? Ja hy was het, vrooiyk en beminneiyk sn onweerstaanbaar als altyd. Alles en iedereen vrooiykte hy op het dienstmeisje, dat de deur ’opendeedr den* groeten- doeshond, die- kwispel- - staartende op hem toekwam, mevzsuw Nichol son. die haar gast verwelkomde, tot zelfs hst hoekje toe, waar hy gewoon was te zitten. Alles scheen by zyn komst tot nieuw leven gewekt Zeg, Dorothy, sei Hugh. laat ik eens even naar je kyken. Kind, het lykt wel of je nog veel mooier bent geworden. Alleen een beetje magerder..'.. Ik beneen paar dagen ziek geweest, sei Dorothy. Haar hart klopte onstuimig. Ze deed alle moeite om zich goed te houden. Hugh! sei ze snel, toen haar moeder even de kamer ultging.r— Zeg het gauw je weet niet wat een tyd Ik heb doorgemaakt is je verloving met Elisabeth afgeraakt? Dat is het juiste woord, knikte hy, even wat ernstiger kykend. Door.myn schuld? Door dat medaillon? Vol spanning bleef ze hem aankyken. Medaillon? O. dat medaillon, dat je ver loren had.... Neen, neen, dat had een van de behangers gevonden, die het toen aan my gaf. Ik heb het goed bewaard. Dorothy kyk maar. hier in m*n llnkervestsak! Neen, maar net op dienselfden dag kregen myn ouders en die twee schoonmoeders ruzie over een beetje geld, natuuriyk. O, ik walgde op het laatst van den heelen boel, wil je dat wel gelooven? Toen ben ik er een tydje tusschen uitgetrokken, naar Lon den, en daar tgen iemand opgeloopen. die hier een zaak wil beginnen. Zoo zie je een geluk by een ongelukje Wat ben je toch een vrooiyke Frans, zei Dorothy, door haar tranen heen, terwijl ze on willekeurig dezelfde woorden herhaalde, die ae by een vroegere gelegenheid had gezegd. En ben ik daar minder om? zei hy uitge laten Dorothy, liet by er teeder op volgen ik heb toen heel dom gedaan. Ik heb het beste meisje verwaarloosd, dat er bestaat. Hou je van me? Zy sloot de oogen. Ik heb altyd van je gehouden, kwam het van haar lippen. (Nadruk verboden) „Guieteau, heb je my niet verstaan?” bromde hy. „Wanneer heb ik ooit een order tweemaal gegeven? Als je daar nog een seconde langer biyft staan, dan zal Ik eens een gat in je dikken schedel boren. Ga achter die kerels aan en drijf hen voor je uit! Kom eens op, jullie met de flambouwen! Ik ga voor en Jullie vol gen. Als er een probeert achter te biyven, Guletea, schiet je hem als een hond neer. En nu, vooruit!" Geen van de mannen had zin in den tocht, de Saule zelf ook niet, al had hy zich ook nog zoo dapper aangesteld. maar hy had zich tot zulk een woede weten op te werken, dat hy zich tot alles in staat voelde, wat dan ook de gevolgen mochten zyn. De anderen bleven besluiteloos staan, zy hadden een leider noodlg. maar zy werden tot voortgaan gedwongen door het pistool, dat Guieteau hun dreigend voor hield; deze zelf voelde zyn moed een beetje bykomen nu hy de achterhoede vormde. Ik kon my geen oogenbllk indenken, dat zulk een laffe bende zich ver zou wagen in de spookachtige gangen. Het minste vreemde ge luid zou natuuriyk een doodeiyken schrik te weeg brengen en zy zouden onmlddeliyk aan den haal gaan. Maar de trap was goed ver licht en de Saule en zyn helper zouden hen wel de breede treden weten op te krygen. Als ik met succes voor geest wilde spelen, dan was de beste plaats voor een dergeiyke vertoonlng op, ^vaar de dulsterins zoo goed als A dil 15en May, Anno 1600. In den name /A des Heeren vertrokken van Cales in Vranckryck ende gearrlveert tot Boulolg- ne, is acht myien. lek was gelogeert in JSt. Louis” in de nederstadt; t heeft een rteterken. alwaar met het gety moegen (mogen) coomen scheepkens van omtrent dartich lasten groot. Die boovenstad legt op eenen hoochen berch, is bemuert ende heeft een casteel reedelljck •tarok”. De man, die met deze woorden zyn reisver haal begon, was 36 Jaar oud, Hollander, ge boortig van Hoorn, en wy leven in oorlogs tad! een „echt geuzenkind”. Zoo karakteri seert hem zyn nazaat, de heer A. Merens. dit het reisverhaal van Jan Martenszoon Merens openbaar maakt in de jongste aflevering der mededeellngen van het Nederlandsch Histo risch Instituut te Rome, zoo juist verschenen ter Algemeene Landsdrukkery. Jan Merens was •n moeiiyke knaap geweest. Hy had zyn vader niet gekend. Deze was midden December 1573 overleden en een maand later, 14 Januari 1574, zag de zoon het eerste levenslicht. De opvoeding bleef vermoedeiyk uitsluitend aan de moeder toevertrouwd; over voogden is althans in de famille-arehieven van het geslacht niets te vinden. Vader Merens stierf aan pest, de „soldatenziekte” merkt de van het reisjournaal op. Een soldaat was hy Inderdaad geweest, deze West-Friesche geus, die had medegevochten by den slag op de Zuider zee op 11 October 1573, nadat hy op den be- faamden eersten April van 1573 had deelgeno men aan de inneming van Den Brlel. Hy was niet onbemiddeld en liet zyn wedu we, wier familie eveneens welgesteld was, ook niet in berooiden staat achter. Ze was in staat zelf voor de opvoeding van haar eenigen zoon te virgen. Toen de jonge Jan dertien was, zond ze hem naar de Latynsche school te Haarlem, waar hy zyn studies maakte onder leiding van den kunsczinnlgen rector Schonaeus. Hy woon de zelfs by Schonaeus in huls. Het was de ge woonte, dat de rectoren en leeraren van de gym nasia dier dagen thuis pensionaat hielden en zoo kwam Jan Martenszoon Merens als knaap in aanraking met een der meest erudiete en smaakryke Nederlanders zyner dagen, ten gun ste van zyn cultureele vorming, die hem als schryver van zyn reisjournaal ten goede kwam. Schonaeus was het wel, zoo mogen wy veron derstellen, die in hem die alzijdige belang stelling kweekte, waardoor de vluchtige notities onderweg gemaakt, voor den hedendaagschen lezer nog van zooveel waarde zyn. Wat opmer- keiyk is aan kunstwerken, ontgaat niet aan zyn aandacht: zelfs van uitgebreide weten- schappeiyke belangstelling getuigen zyn dag boekbladen. Maar in zyn familie werd hy, uit school te rug, een last. Zyn moeder was n.1. hertrouwd met Cornells Berchhout, burgemeester van HoonW die vyf dochters meebracht, waarvan de Jghgste, Geertruid, de byzondere liefde van haar vader genoot. Het schynt wel, dat dit jongste dochtertje niet was geboren uit het wettige huweiyk van den burgemeester met 8tyn Boelens-dochter. In ieder geval was de vader zeer begeerig haar uit te Tfüweiyken. Welnu: op haar werd Jan verliefd, tot groote ergernis van zyn moeder, maar tot vreugde van zyn stiefvader. Hy wilde en sou met haar trouwen. Het kwam zoover, dat de moeder haar eigen Boon een proces aandeed over deze wel zéér delicate aangelegenheid, hetgeen uiteraard aan den huiseiyken vrede geen goed deed. De liefde van den jongen Jan werd door Geer truid beantwoord, door den burgemeester be gunstigd, doch door de nieuwe burgemeesters vrouw hartstochteiyk tegengewerkt. Het huwe iyk is niet doorgegaan. Geertruid is krank- I zinnig geworden .gelyck oock meest al haer nakomelingen” wy staan hier voor een van die duister-tra- glsche familiegeschiedenissen, die zich afspelen in de hooge huizen van kleine provincieste den, voor het oog der menigte bedekt rfiet den mantel van het fatsoen, doch die den psycho- logischen waarnemer stof tot veel mymering, den kunstenaar materiaal tot een 'boeienden roman verschaffen kunnen. De gekozen oplossing, nadat het vonnis van de rechtbank ongunstig uitviel, was de gewone. Aan het meisje werd verder niet gedacht. Dat bleef in Hoorn, in het burgemeestershuis, by de stiefmoeder, die haar een kwaad hart toe droeg. De jongen daarentegen wordt, opdat hy bekome van het liefdesleed, op reis gezonden. Tot 18 Juni 1597 verbiyft hy in Portugal, van 11 November 1598 tot 15 Mei 1599 is hy te Calais. Hier begint hy de groote reis, die zyn dag boek beschryft. Merkwaardig genoeg worden zyn reisnotities voorafgegaan door één enkele aanteekenlng betreffende zyn verbiyf te Ca lais. Hy meldt een feit, dat klaarbiykeiyk die pen indruk op hem gemaakt heeft. Op Maart .1600 is hy nameiyk zoo fterlcht hy met gezelschap gaan wandelen in de duinen, ongeveer een halve myi van Calais. Hy heeft er ugh ging trouwen, eindeiyk, m hy kwam het groote nieuws Mm Dorothy en haar moeder meedeelen. Binds jaren kwam hy by de familie Nicholson aan huis zóó lang en zM veelvuldig, dat iedereen, behalve Hugh, aan een mogeiyke verbintenis tusschen hem en Dorothy had gedacht, zyn verloving met Eli sabeth scheen eerst op moeliykheden te zyn gestuit, doch thans was de trouwdag bepaald en was men reeds druk bezig met de inrichting van hun toekomstige woning. Wilt u misschien allebei eens een kijkje komen nemen? zei Hugh tot Dorothy en haar moeder. Vanmiddag zyn we zoover klaar geko men Elisabeths moeder en grootmoeder en ik (weet u dat ik twee schoonmoeders kryg!) dat alles heel modern wordt Ingericht. Die twee oudjes hadden er een soort museum van willen maken, maar Elisabeth dacht er net zoo over als Ik en heeft haar wil doorgezet. Als u allebei zin hebt, zullen we nu direct opstappen. De goede jongen had er geen Idee van. wat dit bezoek aan Hugh's toekomstige woning Do rothy moest kosten. Ze wilde evenwel zyn ple zier niet bederven en verklaarde zich aanstonds oc re ia. Wat ben je txxjh een vrooiyke Prana, kon ze evenwel niet nalaten op te merken, zoodra het drietal zich op weg bevond. En ben ik daar minder om? antwoordde hy uitgelaten. Je gunt t me toch zeker wel? Den volgenden morgen klampte Dorothy zich als een wanhopige aan de telefoon. Hugh! Hugh! bracht ze uit. Ik heb van morgen pas gemerkt, dat ik gisteravond mn medaillon moet verloren hebben Je medaillon? zei Hugh nog een beetje slaperig. Was het veel waard? tls niets waard, het was geen echt goud; maar dat is het niet, Hugh. De kwestie is, dat ik het by Jou moet verloren hebben, in Je nieu we huis, toen wy gisteravond by je waren. Wat?! zyn stem klonk nu niet slaperig meer, maar als van iemand, die goed wakker Is. Het moet van m’n hals gegleden zyn, toen we op de sofa zaten, ging ze met toenemende opgewondenheid voort. Ik herinner me nu, dat Ik er mee aan het spelen was, terwyi jy met mama sprak. Het moet bepègld ergens op den grond liggen. Ga er vlug heeft.—om het te zoeken de hemel geve dat niemand het nog gevonden heeft Allemachtig nog toe! zei hy reeds. Dat zal me wat wezen! Als Elisabeth het nog niet gevonden heeft, dan heeft toch zeker een van myn schoonmoeders het al gevonden. Die ko men eiken dag. en ze zyn er'al vroeg by. In ieder geval ga ik er direct naar toe. En bel me dan dadeiyk, wil je? smeekte ze. Ik ben zoo ongerust! Ze hing den horen weer op en viel op den eersten den besten stoel neer, terwyi ze over haar heele lichaam beefde en de minuten telde. Hoe lang zou het nog duren, voor dat heer- lyke belletje ging? Maar het werd middag en nog altyd had ze geen antwoord. Aan tafel kon ze niet eten. het schynsel van de fakkels kon Ik zien, dat de mannen vooruit drongen, vorderden zy echter niet. Denk het meerdere licht kon ik Mademoiselle beter in het gelaat zien en tevens een vaag overzicht nemen van het vertrek, waarin wy ons bevonden. Haar oogen zagen my smeekend aan. „Ach, Ik bid u. Monsieur, stel niet langer uit!" Jieen. ga mee. Ik had dit licht noodlg om ,erwyi in het Noorden de Zuiderzee den strya verliest tegen de rustelooze bedykers en steeds weer duizendtallen hectaren cul tuurgrond aan Neerlands bodem worden toe gevoegd. gaat de Peel voort zich aan de vruchte loosheid der eeuwen te onttrekken. Het dlchterUJk woord van BUderdyk, dat zand en distels tot veld en korenhalmen en moeras tot akkers gescha pen ziet, Is nergens op onzen vaderlandschen bodem meer van toepassing dan diAr, waar rijen geslachten staan bleven vóór de on herbergzaamheid eeper—legendarische woesteny, en waar nu. slnds< enkele^ttentallen jaren,| de landontglnnlnger/hun zegetochtbvuhguden. I Straks wq^éQoor weer een n^KTftTtaióq^ het fundament gégraven. Op 6 Maart >gat de eerste spade In den grond van een werS^Aat na enkele jaren ongeveer 400 hectaren wöbsten grond, onder de gemeente Sevenum gelegen, in ontgonnen toestand zal hebben gebracht en in het Llmburgsche deel van de Peel in dorpsver- band plaats zal bieden aan een zestlg-tal boer derijen. De vele landaanwinningen, die sinds de eeuw wisseling in de Brabantsche en Llmburgsche Peelstreek en het daarmede annexe Peelland (met Helmond als centrum) tot stand kwamen, geschiedden niet alle naar hetzelfde recept. Meestal ontstond het ontginningsdorp gelei- deiyk en zonder dat*de gedachte een nieuw dorp te stichten uitgangspunt was. Tal van nieuwe kernen, waar mejp-thans mét kerk en school een afgesloten'dórpsgeheel vindt, ontstonden brok na brok, de ééne boer derij na de andere, alles veelal zonder onderling contact. Voorbeelden van zulke wordlngspro-| cessen zyn Elzendorp onder Gemert, Odlllapeel (aanvankelyk Terraveen) onder Uden. Venhorst (aanvankelyk St. Joeefpeel) onder Boekel, Ma- rialtout onder Lieshout, Heide onder Someren, Wat nu ondet Sevenum zal worden ter hah'd genomen, vertoont het meest overeenkomst mét het ontstaan van het Peeldorpje IJsselstein, terzyde van de groote Peelroute tusschen het Een bocht in den muur dwong ons stil te staan, want ik aarzelde verder te gaan, omdat Ik slechts een vaag idee had van den weg voor ons uit. De Saule en zyn bende hadden nu de bovenste treden van de trap gloed van fakkela die zy by zich een Hauwen weerschyn door de groote kamer, die wy zooeven verlaten hadden. Ik kon even den verst afllggenden muur zien, maar het hooge plafond bleef in het donker. .By alle góden! Jullie zult doen, wat ik zeg!” schreeuwde hy. „..Neemt de positie In, die ik jullie aanwys. Hier, jullie fakkeldragers, komt Aiaar voren! Gaat voor my uit! Ik schiet op' den eersten hond, die probeert er tusschen uit te trekken. Nu, Guieteau, leid de anderen op. Wat staan jullie tweeën daar te aarzelen? Als ik je nog eens een keer zie aarzelen, dan sal ik eens het scherp van myn zwaard op je probeeren! En jy daar. Jules! Dit sal je leeren op de plaats te biyven, waar ik zeg.” Ik hoorde duldeiyk dat iemand een feilen slag gaf en een lichaam op de steenen neerplofte. ,Jk ben hier vannacht de kapitein! Linka, mannen, en nu voorwaarts!" Door een hoogte beklommen en ziet vandaar in een dal of vallei, waar twee of drie dagen te voren een jonge man. afkomstig uit Brugge, op af- schuwelyke wyse vermoord is. Ook het paard was doodgestoken door de moordenaars, wien het te doen was om het reisgeld van den jonge ling. een som van tweeduizend guldens, naar verklaard werd. De jongen kwam van Greve- llngen naar Calais gereden. Hy haalde deze stad niet meer. Overvallen door roovers, werd hy dood gevonden, “met negentien wonden. De begrafenis was, toen Merens deze notitie maak te. reeds achter den rug. Dit Is een luguber begin voor het reisjour naal van een jongen man, die, eveneens niet onbemiddeld, een stuk van Europa gaat zien, deels uit reislust, deels om zakenrelaties te stich ten en te onderhouden. Immers „Nederlandsche handelslieden in die dagen ondernamen nu eenmaal niet louter uit drang naar kunstgenot zulke langdurige en kostbare reizen. Het is daarom des te meer te bewonderen, dat Me rens niet alleen den lust heeft gehad om zoo veel te zien, maar bovendien aangaande al het door hem waargenomene zulke uitvoerige no tities te maken”, zegt de uitgever van den tot heden ongepubliceerden tekst. Het reisjournaal van Merens is om vele redenen een gewichtig document. Niet de ge ringste reden is, dat de belangstellende in onze literatuurgeschiedenis het leggen kan naast een ander reisjournaal uit denzelfden tyd, nameiyk de iJtelsheuchenls" van Pieter Comeliszoon Hooft, den dichter, die in 1598 vertrok en by- na dezelfde route volgde als Merens. Hooft vertoefde in 1600 evenals Merens in Italië, zoodat men beider reisverhaal kan ver- geiyken, De styl van den jongen Merens misse de hoedanigheden van Hooft’s proza, het is een goede, heldere, gecultiveerde styl, aangenaam om te lezen, onderhoudend, hier en daar zelfs boeiend. De stiefzoon van den Hoomschen bur- ZT4' gemeester doet In schranderheid voor den Am- sterdamschen burgemeesterszoon nmiweiyks onder en overtreft hem hier en daar In aan dacht voor het opmerkeiyke. Hiertegenover staat, dat Pieter Comeliszoon Hooft, in 1581 geboren, zeven jaar Jonger was dan Merens en dat Merens, alvorens naar Italië te reizen, reeds reiservaring in het buitenland had opgedaan. Duiten aan den maaltijd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 15