Een Hollander
op reis
Ervaringen in 1600
H
De avonturen van een verkeersagentje
SHEA
w-
^KetwïAaal wuifden daq
ALLE ABONNÉ’S ongevaÜMi1 verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F 750verlies van beld^armen, belde beenen of beide oogen F 750.- asasrïK; F 250.-
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Nieuw Peeldorp
Het medaillon
Ook Uw steun!
Lucht Verdedigings Fonds
van de lersche Brigade
de
ver-
Zerïdt Uw bijdrage
RANDALL PARRISH
DOOR
Een versterking van
vlieger-reserve is
sterking van onze Neu
traliteit
3.:
Het Luchtverdediginp—
fonds stelt jongelui
financieel in staat
vlieger opgeleid
worden.
C
■91
X
„Schep akker» uit moeras”
Men schrijft ons uit het Zuiden:
,Jk eelde haar." zoo vertelde het prinsesje, „dat Ik geen geld
bij een caseval met
Hard
.4
- -■
bracht ee uit.
il
dat ik bang werd en haar verlegen aankeek. Ze keek me zoo
woest aan. dat het me was alsof ik op een adder had getrapt.”
by me had, doch dat ik een anderen keer, als ze weer kwam, sou
zorgen, dat ae wat kreeg. De vrouw keek me zoo brutaal aan.
Portret van Jan Martens». Meren» door
Jac. Waben, 161t
,Jk was op een dag in den tuin van het kasteel van mijn
vader bezig met het voeren van mUn duiven, toen ik een oude
vrouw zag naderen, zy was armoedig gekleed en scheen zoo
onschuldig, dat ik heelemaal niet bang voor haar was. zy kwam
op me toe en vroeg me om wat geld. „Ze begon eerst met zoete
broodjes te bakken.”
bereikt en de
hadden, wierp
Merens
de
uitgever
j ingestelde onderzoek. Dit onder
uit, dat van de eigenaren der met
verder I.
ondoordringbaar was en de zenuwen der man
nen tot het uiterste werden gespannen.
Ik lette er voortdurend op. dat ik in de on
als het meisje was voor onze steeds
komende achtervolgers, geloof Ik toch.
vluch-
LgS-
!1U1
tot
te
Postgiro 2871 77 Den' Haag, ten name van
de Vereeniging voor Nationale Veiligheid.
middeliyke nabyheid van Mademoiselle bleef;
sy was my ook geen minuut uit de gedachte.
Ik keerde my om en keek haar in het gelaat;
onze oogen ontmoetten elkaar.
„wy moeten zorgen, dat wy buiten het nade
rende licht raken," zei Ik haastig. „Wy hebben
geen minuut meer te verliezen; zy dringen In
alle geval tot deze plek door.”
Ik hielp haar opstaan, maar geen van ons
beiden hield de oogen van den troep af.
„Waar zullen wy heengaan. Monsieur?” vroeg
zy een beetje bevend. ..Denkt u, dat zy ons
zullen volgen?"
„In het donker in geen geval ver," trachtte Ik
haar moed in te preken. .By het eerste onheil
slaan zy op de vlucht. Ik heb een plan in myn
hoofd, dat hun den doodschrik zal aanjagen,
zyt gy niet bang van de schaduwen?"
Zy keek even achter zich om in de dichte
duisternis van de gangen.
.Jawel. Monsieur." bekende zy. „Ik ben bang,
maar toch meer van de mannen beneden. Niet,
dat ik bijzonder bygeloovlg ben. Moniseur, maar
het is hier zoo akelig eenzaam, dat het my
als van zelf beklemt, en dan.zy deden zulke
lugubere verhalen.”
„oy hebt geiyk; het was meer dan genoeg
om zelfs een dapper man bang te maken. Ik
heb ook niet byzonder met het plan op, maar
Ik heb geen keus. Ha! daar komen zy aan
neem myn hand."
„Waar gaan wy heen? Welken kant uit?"
..Links, door de groote zaal. Wy kunnen op
het dak van den toren komen door een nauwe
tran. die in geval van nood een enkel man
zekerder van mijzelf WTfln. Ik ben slechts Mn
keer hier geweest, maar binnen een minuut
sullen wy in veiligheid zyn. Er zyn twee trap
pen; de een naar omhoog, de ander naar om
laag, maar ik weet niet, waar de laatste op uit
komt, wy zullen, de trap naar het dak probee-
ren.”
Bang
nader
dat zy nog banger was, den anderen
teling in het donker tegen te komen. Er lag
over hem een zekere geheimzinnigheid, wie
hy was, welk wanhoopsgevoel hem tot zulk een
verregaande roekeloosheid dreef en van uit
welken donkeren hoek hy op het meest onver
wachts op ons kon toespringen.Hetgevaar.dat
ons van achteren bedreigde, kenden wy ten
volle, maar ik liet toch nog niet de hoop
varen, dat wy de Saule en zyn duivelsche
bende op de een of andere manier de baas zou
den biyven. Het was toch eigenlijk een be-
lachteiyke geschiedenis. De man zocht ons met
brandende flambouwen, zoodat wy volkomen
op de hoogte bleven, waar hy zich ophield en
wy dus op onze hoede konden zyn. De vloeken,
die hy noodlg achtte, om zyn laffe bende voort
te doen gaan, waren bovendien een andere
waarschuwing, en zy bewenen tevens, dat bet
minste onheil voor hen een reden zou zyn, om
terug te trekken en de Saule alleen achter te
laten.
ie volmaakt in zichzelf gelooft,
begaat niet alleen een zonde, maar
levert een bewijs van zwakheid.
gaderlnf plaats, welke eind November 192» te
Venray werd gehouden, en die hierom als een
der groote momenten in de geschiedenis der
Peelontglnning mag worden beschouwd, omdat,
in aanwezigheid van de Commissarissen der
Koningin in Limburg en Nöord-Brabant en tal
zn andere autoriteiten, met zooveel klem de
enscheiykheid werd bepleit van een vaste ge-
Beglrt Maart wordt, onder de auspiciën van de
„Stichting Blnnenkolonlsatle". met steun van
het rijk en beheerd door de Ned. Heldemaat-
schappy, een aanvang gemaakt met het groote
Peelwerk, dat uit de ruige vlakten en water
poelen een nieuw dorp sal te voorschijn roepen.
(Wordt vervolgd)
Llmburgsche Venray en het Brabantsche Deur-
ne. Dit dorp dateert uit omstreeks 1930. Dank
sy den krachtdadigen steun van den toenmall-
gen minister van IJsselstein (naar wien het
dorp, dat gedeeltelyk met rykssteun gebouwd
werd, genoemd is) verrezen te IJsselstein en in
den omtrek binnen korten tyd meer dan hon
derd boerderyen. Het Is niet louter uit histo
rische overweging, dat het van. belang mag
geacht worden by het komende Werk van 8e-
venum naar dat van IJsselstein terug te grij-
pen Cultuur-technisch Immers was IJsselstein
destyds mln of meer een experiment. Het dyde
uit tot een klinkend succes. De ruige Peelbodem
bleek tot uitstekenden cultuurgrond te kunnen
worden gemaakt, wat overduldeiyk aan het
licht trad by het eenige Jaren later namens
de regeering
roek wees ui
rykssteun gestichte boerderyen de toestand vrij
algemeen gunstig tot zeer gunstig mocht worden
genoemd, zy, die in vroeger dagen de Peelont-
ginnlngen als eVënzoovele mislukkingen meen
den te moeten bestempelen, zagen zich vooral
door de IJsselsteinsche ervaringen in het onge-
rfyk gesteld.
Terwyi in 1924 In de provincie N.-Brabant
de oppervlakte woeste gronden nog 87.030 hec
taren bedroeg, was deze in 1938 tot 75.606 af
genomen. De daarna gevolgde crisisjaren zetten
een domper op het particuliere ontglnnlngs-
inltiatief, doch stimuleerden van den anderen
kant de activiteit, doordat vele gemeenten in
werkverschaffing ontginningen uitvoerden.
Intusschen had zich ten aanzien van het
Pëelvraagstuk een belangryk punt aan de orde
gesteld. Wilde voor de toekomst, die op een
practise!) algeheele ontsluiting der voormalige
woesteny (oorspronkelyk groot 76000 hectaren
waarvan in 1900 nog een oppervlakte van 39000
hectaren in woesten toestand verkeerde) zal
uitloopen, niet veel onherstelbaar kwaads ge
sticht worden, dan dienden twee dingen ver
meden te worden: georganiseerde koude zake-
lykheld en Indlvldueele stelselloosheid. Kr moest
gestreefd worden naar ordeiyk werk, waar noo
dlg, werk met eigen streekkarakter, werk, dat
rekening hield met alle betrokken factoren voo?“
nu en de toekomst, als dorpsgebouw, op de
juiste punten gelegen kerken en écholen. wegen
aanleg, waterlooelngen, kanalen, indeellng In
bOBCH-, bouwland- eo weldecomplexen, behoud
van natuurschoon in het algemeen en bepaalde
Idyllische plekjes in het byzonder
In het licht hiervan had de belangrijke ver-
„Luistert nu eens, mannen," brulde hy
woest, „het gaat hier verkeerd. Het moet nu
voor goed uit zyn met die flauwe praatjes over
spoken en geesten; ik walg "er van! Geesten
lichten by dag geen boomen uit de sluityzers.
De een of ander heeft dezen man uit de kamer
gelaten, maar ik zal niet rusten voor ik weet
wie het gedaan heeft. Dit is een zaak, waar de
konlng belang by heeft, en ik zal my door geen
duivel nóch mensch laten tegenwerken I jy gaat
met my mee, Guieteau, jy en Je mannen! Den
eersten den besten lafaard, die er van door
gaat, schiet ik eenvoudig neer." En hy hield
Jen mannen dreigend zyn pistool voor. „Voor
wit! Jullie hebt veel meer reden my te vreezen
dan iets daar boven. Een half dozyn van Jullie
steekt de fakkels aan; de overigen wapenen
zich! En nu geen woord meer!"
Hy deed een sprong naar de onderste tree
en keek woest om zich heen. Als hy misschien
eerst ook onder den Indruk van de bygeloovige
praatjes was geweest, dan was hy fet nu zeker
niet meer. Dit was echt mannenwerk en zyn
•enige gedachte was dan ook, den man gevan-
tegen een heel leger kan verdedigen. Bovendien
ken ik de gang en een geheime deur, die
hen misschien op een valsch spoor kunnen
lelden.”
Wy liepen met moed de diepe duisternis in.
Met myn eene hand tegen de ruwe steenen aan
en met myn andere haar hand vasthoudend
ging ik voorop. Een paar keer struikelden wy
en wy konden achter ons de Saule's stem hooren,
die Guieteau vervloekte, omdat deze de man
nen niet snel genoeg naar zyn zin voor zich
uitdreef. Eerst toen' ik den ingang tot het
tweede vertrek ontdekte, waagden wy te spre
ken, of liever te fluisteren.
,Js dit niet de richting, waarin de andere
man is gevlucht?"
.Het moet wel zoo zyn, want er zyn slechts
twee gangen en hy ging Cassler niet achterna.”
,Dus zouden wy hem wel eens kunnen ont
moeten?"
„Zoo iets zou best kunnen gebeuren."
Haar hand greep de rnyne steviger vast.
..Maar gy zult niet vechten, niet waar. Mon
sieur?" drong zy smeekend aan. Het zou toch
kunnen zyn. dat het myn broeder was."
„Niet als ik hem den toestand duideiyk kan
maken." gaf ik ten antwoord. „Wie hy ook
moge zyn, in deze zaak zyn wy bondgenooten.
Maar, als wy elkaar ontmoeten, zal het in
de duisternis zyn, en het zou natuuriyk heel
goed kunnen gebeuren, dat hy op my toe
springt en voor zyn leven vecht In dit geval
zal ik my natuuriyk hebben te verdedigen. Gy
moet er voor zorgen, hem op de hoogte van
den waren stand van zaken te brengen."
Ik heb nog geen honger, zat ze, toen haar
moeder haar bezorgd aankeeir.
Ze kon er moeiiyk by zeggen, dat ze op een
dringend telefoongesprek wachtte. Iets in haar
verzette zich er tegen, haar mneder te zeggen
heelen middag, maar het bericht kwam niet
noch den volgenden dag en evenmin de daarop
volgende dagen. Dorothy verviel in een alge
heele moedeloosheid. Niet alleen hoorde ae niets,
maar Hugh liet zich ook niet meer zien. Zelf
durfde ae hem niet opbellen; ae begreep maar
al te goed, wat er gebeurd moest zyn. Ten over
vloede vernam ze terloops, enkele dagen later,
dat Elisabeth met haar familie naar de Riviera
was gegaan. Over de verloving sprak niemand
meer. Die was stellig verbroken.
Alles was uit door haar schuld, zy stelde
zich de woede voor van Hugh’s ouders, die zoo
zeer op het huweiyk gesteld waren en ds
verontwaardiging van Elisabeth, die zich aoo
bewust was van haar rijkdom en zoo jaloersch
en heerschzuchtlg! Maar het meest van alles
pynlgde haar de gedachte aan Hugh’s woede
en teleurstelling. Wat moest hy nu een afkeer
van haar hebben. En bovenal: wie weet, of hy
niet op de ge- —-Mto
lachte was gs-
komen dat zy, om
een of andere re
den, haar medail
lon met opzet
laar verloren had.
om zyn huweiyk
in de war te sturen? Hoe kon ze hem over
tuigen. dat ze aan aoo iets met geen moge
lijkheid gedacht had dat ze al aoo lang in
alle oprechtheid, sy bet dan ook in stilte, van
hem hield? O, Hugh!
Je zult nog ziek worden, kind, aai baar
moeder, nu werkeiyk ongerust, als je aoo
door biyft piekeren.
Haar moeder wist er weliswaar het juiste niet
van, maar zy begreep natuuriyk heel goed, dat
Dorothy's zenuwachtige buien in verband ston
den met iets, dat Hugh betrof. En zy liet den
dokter komen.
De dokter nam zachtjes haar pols tusschen
zyn vingers en zei tot het meisje:
U moet eens uitgaan, juffrouw, en een
kleine wandeling maken. U moet u niet in huls
biyven opsluiten. Als het mooie weer komt....
Het mooie weer kwam in Januari na dagen
van nevel en sneeuw; zuiver, vriezend weer,
met een zon. die al het bevrorens deed flonke
ren als edelsteenen. langzaam de straat op
gaande, had Dorothy den Indruk, dat ook zy
in het zonlicht straalde, als iets nieuws, en
versmolten met de schoone natuur om haar
heen. De herinnering aan het doorgestane leed
was als vervaagd en omgoten door een gouden
nevel. Daarom leek het haar voor een oogen-
bllk ook heel natuuriyk, dat uit een auto, die
vlak by haar snelheid, twee blauwe oogen haar
van vreugde stralend toeblonken.
Wie zie ik daar! Lieve Dorothy! ast een
bekende stem.
Hugh, ben jy het? riep ze uit.
Natuurlijk.... wie zou het anders zyn?
Hy was uit den wagen gesprongen en had
haar arm gegrepen en not op tyd, want ze
scheen te wankelen.
Was je op weg naar ons? I
Op weg naar jou, precies
Dat geloof ik niet....
Lieve kind, waarom niet?
Ja hy was het, vrooiyk en beminneiyk sn
onweerstaanbaar als altyd. Alles en iedereen
vrooiykte hy op het dienstmeisje, dat de deur
’opendeedr den* groeten- doeshond, die- kwispel- -
staartende op hem toekwam, mevzsuw Nichol
son. die haar gast verwelkomde, tot zelfs hst
hoekje toe, waar hy gewoon was te zitten. Alles
scheen by zyn komst tot nieuw leven gewekt
Zeg, Dorothy, sei Hugh. laat ik eens
even naar je kyken. Kind, het lykt wel of
je nog veel mooier bent geworden. Alleen een
beetje magerder..'..
Ik beneen paar dagen ziek geweest,
sei Dorothy.
Haar hart klopte onstuimig. Ze deed alle
moeite om zich goed te houden.
Hugh! sei ze snel, toen haar moeder even
de kamer ultging.r— Zeg het gauw je weet
niet wat een tyd Ik heb doorgemaakt is je
verloving met Elisabeth afgeraakt?
Dat is het juiste woord, knikte hy, even
wat ernstiger kykend.
Door.myn schuld? Door dat medaillon?
Vol spanning bleef ze hem aankyken.
Medaillon? O. dat medaillon, dat je ver
loren had.... Neen, neen, dat had een van de
behangers gevonden, die het toen aan my gaf.
Ik heb het goed bewaard. Dorothy kyk maar.
hier in m*n llnkervestsak! Neen, maar net op
dienselfden dag kregen myn ouders en die twee
schoonmoeders ruzie over een beetje geld,
natuuriyk. O, ik walgde op het laatst van den
heelen boel, wil je dat wel gelooven? Toen ben ik
er een tydje tusschen uitgetrokken, naar Lon
den, en daar tgen iemand opgeloopen. die hier
een zaak wil beginnen. Zoo zie je een geluk
by een ongelukje
Wat ben je toch een vrooiyke Frans, zei
Dorothy, door haar tranen heen, terwijl ze on
willekeurig dezelfde woorden herhaalde, die ae
by een vroegere gelegenheid had gezegd.
En ben ik daar minder om? zei hy uitge
laten Dorothy, liet by er teeder op volgen
ik heb toen heel dom gedaan. Ik heb het beste
meisje verwaarloosd, dat er bestaat. Hou je
van me?
Zy sloot de oogen.
Ik heb altyd van je gehouden, kwam het
van haar lippen. (Nadruk verboden)
„Guieteau, heb je my niet verstaan?” bromde
hy. „Wanneer heb ik ooit een order tweemaal
gegeven? Als je daar nog een seconde langer
biyft staan, dan zal Ik eens een gat in je
dikken schedel boren. Ga achter die kerels aan
en drijf hen voor je uit! Kom eens op, jullie
met de flambouwen! Ik ga voor en Jullie vol
gen. Als er een probeert achter te biyven,
Guletea, schiet je hem als een hond neer. En
nu, vooruit!"
Geen van de mannen had zin in den tocht,
de Saule zelf ook niet, al had hy zich ook
nog zoo dapper aangesteld. maar hy had zich
tot zulk een woede weten op te werken, dat hy
zich tot alles in staat voelde, wat dan ook
de gevolgen mochten zyn. De anderen bleven
besluiteloos staan, zy hadden een leider noodlg.
maar zy werden tot voortgaan gedwongen door
het pistool, dat Guieteau hun dreigend voor
hield; deze zelf voelde zyn moed een beetje
bykomen nu hy de achterhoede vormde. Ik
kon my geen oogenbllk indenken, dat zulk
een laffe bende zich ver zou wagen in de
spookachtige gangen. Het minste vreemde ge
luid zou natuuriyk een doodeiyken schrik te
weeg brengen en zy zouden onmlddeliyk aan
den haal gaan. Maar de trap was goed ver
licht en de Saule en zyn helper zouden hen
wel de breede treden weten op te krygen. Als
ik met succes voor geest wilde spelen, dan was
de beste plaats voor een dergeiyke vertoonlng
op, ^vaar de dulsterins zoo goed als
A dil 15en May, Anno 1600. In den name
/A des Heeren vertrokken van Cales in
Vranckryck ende gearrlveert tot Boulolg-
ne, is acht myien. lek was gelogeert in JSt.
Louis” in de nederstadt; t heeft een rteterken.
alwaar met het gety moegen (mogen) coomen
scheepkens van omtrent dartich lasten groot.
Die boovenstad legt op eenen hoochen berch, is
bemuert ende heeft een casteel reedelljck
•tarok”.
De man, die met deze woorden zyn reisver
haal begon, was 36 Jaar oud, Hollander, ge
boortig van Hoorn, en wy leven in oorlogs
tad! een „echt geuzenkind”. Zoo karakteri
seert hem zyn nazaat, de heer A. Merens. dit
het reisverhaal van Jan Martenszoon Merens
openbaar maakt in de jongste aflevering der
mededeellngen van het Nederlandsch Histo
risch Instituut te Rome, zoo juist verschenen
ter Algemeene Landsdrukkery. Jan Merens was
•n moeiiyke knaap geweest. Hy had zyn vader
niet gekend. Deze was midden December 1573
overleden en een maand later, 14 Januari 1574,
zag de zoon het eerste levenslicht. De opvoeding
bleef vermoedeiyk uitsluitend aan de moeder
toevertrouwd; over voogden is althans in de
famille-arehieven van het geslacht
niets te vinden. Vader Merens stierf aan
pest, de „soldatenziekte” merkt de
van het reisjournaal op. Een soldaat was hy
Inderdaad geweest, deze West-Friesche geus, die
had medegevochten by den slag op de Zuider
zee op 11 October 1573, nadat hy op den be-
faamden eersten April van 1573 had deelgeno
men aan de inneming van Den Brlel.
Hy was niet onbemiddeld en liet zyn wedu
we, wier familie eveneens welgesteld was, ook
niet in berooiden staat achter. Ze was in staat
zelf voor de opvoeding van haar eenigen zoon
te virgen. Toen de jonge Jan dertien was, zond
ze hem naar de Latynsche school te Haarlem,
waar hy zyn studies maakte onder leiding van
den kunsczinnlgen rector Schonaeus. Hy woon
de zelfs by Schonaeus in huls. Het was de ge
woonte, dat de rectoren en leeraren van de gym
nasia dier dagen thuis pensionaat hielden en
zoo kwam Jan Martenszoon Merens als knaap
in aanraking met een der meest erudiete en
smaakryke Nederlanders zyner dagen, ten gun
ste van zyn cultureele vorming, die hem als
schryver van zyn reisjournaal ten goede kwam.
Schonaeus was het wel, zoo mogen wy veron
derstellen, die in hem die alzijdige belang
stelling kweekte, waardoor de vluchtige notities
onderweg gemaakt, voor den hedendaagschen
lezer nog van zooveel waarde zyn. Wat opmer-
keiyk is aan kunstwerken, ontgaat niet aan
zyn aandacht: zelfs van uitgebreide weten-
schappeiyke belangstelling getuigen zyn dag
boekbladen.
Maar in zyn familie werd hy, uit school te
rug, een last. Zyn moeder was n.1. hertrouwd
met Cornells Berchhout, burgemeester van
HoonW die vyf dochters meebracht, waarvan
de Jghgste, Geertruid, de byzondere liefde van
haar vader genoot. Het schynt wel, dat dit
jongste dochtertje niet was geboren uit het
wettige huweiyk van den burgemeester met
8tyn Boelens-dochter. In ieder geval was de
vader zeer begeerig haar uit te Tfüweiyken.
Welnu: op haar werd Jan verliefd, tot groote
ergernis van zyn moeder, maar tot vreugde van
zyn stiefvader. Hy wilde en sou met haar
trouwen.
Het kwam zoover, dat de moeder haar eigen
Boon een proces aandeed over deze wel zéér
delicate aangelegenheid, hetgeen uiteraard
aan den huiseiyken vrede geen goed deed. De
liefde van den jongen Jan werd door Geer
truid beantwoord, door den burgemeester be
gunstigd, doch door de nieuwe burgemeesters
vrouw hartstochteiyk tegengewerkt. Het huwe
iyk is niet doorgegaan. Geertruid is krank- I
zinnig geworden .gelyck oock meest al haer
nakomelingen”
wy staan hier voor een van die duister-tra-
glsche familiegeschiedenissen, die zich afspelen
in de hooge huizen van kleine provincieste
den, voor het oog der menigte bedekt rfiet den
mantel van het fatsoen, doch die den psycho-
logischen waarnemer stof tot veel mymering,
den kunstenaar materiaal tot een 'boeienden
roman verschaffen kunnen.
De gekozen oplossing, nadat het vonnis van
de rechtbank ongunstig uitviel, was de gewone.
Aan het meisje werd verder niet gedacht. Dat
bleef in Hoorn, in het burgemeestershuis, by
de stiefmoeder, die haar een kwaad hart toe
droeg. De jongen daarentegen wordt, opdat hy
bekome van het liefdesleed, op reis gezonden.
Tot 18 Juni 1597 verbiyft hy in Portugal, van
11 November 1598 tot 15 Mei 1599 is hy te
Calais.
Hier begint hy de groote reis, die zyn dag
boek beschryft. Merkwaardig genoeg worden
zyn reisnotities voorafgegaan door één enkele
aanteekenlng betreffende zyn verbiyf te Ca
lais. Hy meldt een feit, dat klaarbiykeiyk die
pen indruk op hem gemaakt heeft. Op
Maart .1600 is hy nameiyk zoo fterlcht hy
met gezelschap gaan wandelen in de duinen,
ongeveer een halve myi van Calais. Hy heeft er
ugh ging trouwen, eindeiyk, m hy kwam
het groote nieuws Mm Dorothy en haar
moeder meedeelen. Binds jaren kwam hy
by de familie Nicholson aan huis zóó lang
en zM veelvuldig, dat iedereen, behalve Hugh,
aan een mogeiyke verbintenis tusschen hem en
Dorothy had gedacht, zyn verloving met Eli
sabeth scheen eerst op moeliykheden te zyn
gestuit, doch thans was de trouwdag bepaald
en was men reeds druk bezig met de inrichting
van hun toekomstige woning.
Wilt u misschien allebei eens een kijkje
komen nemen? zei Hugh tot Dorothy en haar
moeder. Vanmiddag zyn we zoover klaar geko
men Elisabeths moeder en grootmoeder en ik
(weet u dat ik twee schoonmoeders kryg!)
dat alles heel modern wordt Ingericht. Die twee
oudjes hadden er een soort museum van willen
maken, maar Elisabeth dacht er net zoo over
als Ik en heeft haar wil doorgezet. Als u allebei
zin hebt, zullen we nu direct opstappen.
De goede jongen had er geen Idee van. wat
dit bezoek aan Hugh's toekomstige woning Do
rothy moest kosten. Ze wilde evenwel zyn ple
zier niet bederven en verklaarde zich aanstonds
oc re ia.
Wat ben je txxjh een vrooiyke Prana, kon
ze evenwel niet nalaten op te merken, zoodra
het drietal zich op weg bevond.
En ben ik daar minder om? antwoordde
hy uitgelaten. Je gunt t me toch zeker wel?
Den volgenden morgen klampte Dorothy zich
als een wanhopige aan de telefoon.
Hugh! Hugh! bracht ze uit. Ik heb van
morgen pas gemerkt, dat ik gisteravond mn
medaillon moet verloren hebben
Je medaillon? zei Hugh nog een beetje
slaperig. Was het veel waard?
tls niets waard, het was geen echt goud;
maar dat is het niet, Hugh. De kwestie is, dat
ik het by Jou moet verloren hebben, in Je nieu
we huis, toen wy gisteravond by je waren.
Wat?!
zyn stem klonk nu niet slaperig meer, maar
als van iemand, die goed wakker Is.
Het moet van m’n hals gegleden zyn, toen
we op de sofa zaten, ging ze met toenemende
opgewondenheid voort. Ik herinner me nu,
dat Ik er mee aan het spelen was, terwyi jy
met mama sprak. Het moet bepègld ergens op
den grond liggen. Ga er vlug heeft.—om het te
zoeken de hemel geve dat niemand het nog
gevonden heeft
Allemachtig nog toe! zei hy reeds. Dat
zal me wat wezen! Als Elisabeth het nog niet
gevonden heeft, dan heeft toch zeker een van
myn schoonmoeders het al gevonden. Die ko
men eiken dag. en ze zyn er'al vroeg by. In
ieder geval ga ik er direct naar toe.
En bel me dan dadeiyk, wil je? smeekte ze.
Ik ben zoo ongerust!
Ze hing den horen weer op en viel op den
eersten den besten stoel neer, terwyi ze over
haar heele lichaam beefde en de minuten telde.
Hoe lang zou het nog duren, voor dat heer-
lyke belletje ging? Maar het werd middag en
nog altyd had ze geen antwoord. Aan tafel kon
ze niet eten.
het schynsel van de fakkels kon Ik
zien, dat de mannen vooruit drongen,
vorderden zy echter niet. Denk het meerdere
licht kon ik Mademoiselle beter in het gelaat
zien en tevens een vaag overzicht nemen van
het vertrek, waarin wy ons bevonden. Haar
oogen zagen my smeekend aan.
„Ach, Ik bid u. Monsieur, stel niet langer
uit!"
Jieen. ga mee. Ik had dit licht noodlg om
,erwyi in het Noorden de Zuiderzee den
strya verliest tegen de rustelooze bedykers
en steeds weer duizendtallen hectaren cul
tuurgrond aan Neerlands bodem worden toe
gevoegd. gaat de Peel voort zich aan de vruchte
loosheid der eeuwen te onttrekken. Het dlchterUJk
woord van BUderdyk, dat zand en distels tot veld
en korenhalmen en moeras tot akkers gescha
pen ziet, Is nergens op onzen vaderlandschen
bodem meer van toepassing dan diAr, waar
rijen geslachten staan bleven vóór de on
herbergzaamheid eeper—legendarische woesteny,
en waar nu. slnds< enkele^ttentallen jaren,| de
landontglnnlnger/hun zegetochtbvuhguden. I
Straks wq^éQoor weer een n^KTftTtaióq^
het fundament gégraven. Op 6 Maart >gat de
eerste spade In den grond van een werS^Aat na
enkele jaren ongeveer 400 hectaren wöbsten
grond, onder de gemeente Sevenum gelegen, in
ontgonnen toestand zal hebben gebracht en in
het Llmburgsche deel van de Peel in dorpsver-
band plaats zal bieden aan een zestlg-tal boer
derijen.
De vele landaanwinningen, die sinds de eeuw
wisseling in de Brabantsche en Llmburgsche
Peelstreek en het daarmede annexe Peelland
(met Helmond als centrum) tot stand kwamen,
geschiedden niet alle naar hetzelfde recept.
Meestal ontstond het ontginningsdorp gelei-
deiyk en zonder dat*de gedachte een nieuw
dorp te stichten uitgangspunt was.
Tal van nieuwe kernen, waar mejp-thans
mét kerk en school een afgesloten'dórpsgeheel
vindt, ontstonden brok na brok, de ééne boer
derij na de andere, alles veelal zonder onderling
contact. Voorbeelden van zulke wordlngspro-|
cessen zyn Elzendorp onder Gemert, Odlllapeel
(aanvankelyk Terraveen) onder Uden. Venhorst
(aanvankelyk St. Joeefpeel) onder Boekel, Ma-
rialtout onder Lieshout, Heide onder Someren,
Wat nu ondet Sevenum zal worden ter hah'd
genomen, vertoont het meest overeenkomst mét
het ontstaan van het Peeldorpje IJsselstein,
terzyde van de groote Peelroute tusschen het
Een bocht in den muur dwong ons stil te
staan, want ik aarzelde verder te gaan, omdat
Ik slechts een vaag idee had van den weg voor
ons uit. De Saule en zyn bende hadden nu de
bovenste treden van de trap
gloed van fakkela die zy by zich
een Hauwen weerschyn door de groote kamer,
die wy zooeven verlaten hadden. Ik kon even
den verst afllggenden muur zien, maar het
hooge plafond bleef in het donker.
.By alle góden! Jullie zult doen, wat ik zeg!”
schreeuwde hy. „..Neemt de positie In, die ik jullie
aanwys. Hier, jullie fakkeldragers, komt Aiaar
voren! Gaat voor my uit! Ik schiet op' den
eersten hond, die probeert er tusschen uit te
trekken. Nu, Guieteau, leid de anderen op. Wat
staan jullie tweeën daar te aarzelen? Als ik je
nog eens een keer zie aarzelen, dan sal ik eens
het scherp van myn zwaard op je probeeren!
En jy daar. Jules! Dit sal je leeren op de
plaats te biyven, waar ik zeg.” Ik hoorde
duldeiyk dat iemand een feilen slag gaf en een
lichaam op de steenen neerplofte. ,Jk ben hier
vannacht de kapitein! Linka, mannen, en nu
voorwaarts!"
Door
een hoogte beklommen en ziet vandaar in een
dal of vallei, waar twee of drie dagen te voren
een jonge man. afkomstig uit Brugge, op af-
schuwelyke wyse vermoord is. Ook het paard
was doodgestoken door de moordenaars, wien
het te doen was om het reisgeld van den jonge
ling. een som van tweeduizend guldens, naar
verklaard werd. De jongen kwam van Greve-
llngen naar Calais gereden. Hy haalde deze
stad niet meer. Overvallen door roovers, werd
hy dood gevonden, “met negentien wonden. De
begrafenis was, toen Merens deze notitie maak
te. reeds achter den rug.
Dit Is een luguber begin voor het reisjour
naal van een jongen man, die, eveneens niet
onbemiddeld, een stuk van Europa gaat zien,
deels uit reislust, deels om zakenrelaties te stich
ten en te onderhouden. Immers „Nederlandsche
handelslieden in die dagen ondernamen nu
eenmaal niet louter uit drang naar kunstgenot
zulke langdurige en kostbare reizen. Het is
daarom des te meer te bewonderen, dat Me
rens niet alleen den lust heeft gehad om zoo
veel te zien, maar bovendien aangaande al het
door hem waargenomene zulke uitvoerige no
tities te maken”, zegt de uitgever van den tot
heden ongepubliceerden tekst.
Het reisjournaal van Merens is om vele
redenen een gewichtig document. Niet de ge
ringste reden is, dat de belangstellende in onze
literatuurgeschiedenis het leggen kan naast een
ander reisjournaal uit denzelfden tyd, nameiyk
de iJtelsheuchenls" van Pieter Comeliszoon
Hooft, den dichter, die in 1598 vertrok en by-
na dezelfde route volgde als Merens. Hooft
vertoefde in 1600 evenals Merens in
Italië, zoodat men beider reisverhaal kan ver-
geiyken, De styl van den jongen Merens misse
de hoedanigheden van Hooft’s proza, het is een
goede, heldere, gecultiveerde styl, aangenaam
om te lezen, onderhoudend, hier en daar zelfs
boeiend. De stiefzoon van den Hoomschen bur- ZT4'
gemeester doet In schranderheid voor den Am-
sterdamschen burgemeesterszoon nmiweiyks
onder en overtreft hem hier en daar In aan
dacht voor het opmerkeiyke. Hiertegenover
staat, dat Pieter Comeliszoon Hooft, in 1581
geboren, zeven jaar Jonger was dan Merens en
dat Merens, alvorens naar Italië te reizen, reeds
reiservaring in het buitenland had opgedaan.
Duiten aan den maaltijd