<Kctu&fiaal vonden daq
H
De avonturen van een verkeersagentje
.o
Eigen woningen
Arbeidsdienst
DONDERDAG 2 JUNI 1938
diefstal
B
11
Indië afzetgebied van
werkkrachten
a
iet
B»
TT
A A gen
wereld en
rangen en
menleving.
door <-.
stooten
dagen 1
het <-
Wijziging van de woningwet
I Juweelen-
l
L
23T
-
Zorgwekkende feiten en cyfert
toch
ge-
nj
ook?"
Longfels
vroeg
De
men de zeggenschap der oudere ter zijde
1
f4'
O*
Het blad betoogt dan verder dat het Ne
at VSCDte WB MB BM
Die
fKarGk vervolgd)
1
A.
5.
Nauwelijks waren ze het bureau binnenge
treden, of men leidde hen naar een kamer, waar
B® deze
Eén ge-
!D
tel
n,
IS
10
Beecherming der jeugd tegen
zichzelf
i schiet de Woningwet in één, so-
zéér belangrijk opzicht ernstig te-
zij
heeft onlangs ook het C. H. dagblad „De
Nederlander” gewezen, o.m. in de volgende
bewoordingen
en
M.
EL
te
T.
Bewerkt naar hal Fransch
een door CHRISTINE KAMP
hoogstaande vrouw
Zij ademde diep en sloot even de oogen.
.Julia, je kent de geheele waarheid, dat weet
ik; wat ik gedaan heb, is sedert lang geen ge
heim voor jou. Hoe heb ik het toch kunnen doen
om naast je te blijven leven, ik, rijk en geëerd,
omringd van huldebetuigingen en weelde en jij,
de enne, bescheiden, vergeten bloedverwante!
O, die hoogmoed, die is het, die mij doodt!"
ZIJ verborg haar gelaat in de handen.
„Marian, awtig toch." —nekte Julia. .T'tovalbnt atacbuweltjk bedrag, dat mg wed veoege-
■hl opdat door een ver
tasten dér huishouding
meer gemak en minder zorgen door
t yet mag wellicht worden beschouwd
l~I als een niet verwerpelijk revoig van
de verwarring tn de wereld waaraan
ook ons volk niet geheel ontkomt, dat de
behoefte aan een beter sluitende en meet
effectieve regeling >n dit - tijdsge wricht
krachtiger wordt gevoeld.” Aldus drukt een
onlangs verschenen staatsstuk "p deftige
wijze het algemeen waarneer,'bare ver
schijnsel uit, dat de menschen in dezeo
tijd niet meer zoo bang zijn van krasse
maatregelen als in vroegere, rustiger, la
ren. „Aux grands maux les grande remé
des” heeft men het vroeger kernachtiger
gezegd en men mag onze democratischs
volksgemeenschap gelukkig prijzen, dat z®
uit eigen kracht durft wijzen op de reme-
r gedood heeft! Arthur, mijn goede
(en ik meer dan de anderen heb lief
heb je in de ballingschap gezonden.
misschien ook Ellen! De leegte is
in ons huisgezin, vroeger zoo ver-
vroohjk, zoo aantrekkelijk! God
geslagen om ons de oogen te openen.
Hem weerstaan en toen heeft HIJ die
mag stellen voor het beter inzicht van een
derde, maar in beginsel zouden wij deze
mogelijkheid toch niet willen uitschakelen.
Het hooge woord is er uit: het voorstel
te ktellen is van onverdachte zi’de geult.
He^ 2al ona benieuwen hoe de minister van
Sociale Zaken, die getoond heeft voor
goede suggesties niet doof te zijn, op het
verlangen van het RK. Werkliedenverbond
zal reageeren.
bent verwonderd, omdat ik zei, dat ik
voor jou hier gekomen ben," zei zij, terwijl zij
het sympathieke gezicht van haar nicht be
schouwde. „En toch, dat is de waarheid! Ik ben
gekomen, Julia, om in jou een steun te vinden,
opdat Je mjj zou helpen om te sterven.”
.Maar, Marian....”
Er kwam een vage glimlach op het gelaat der
zieke. „O, protesteer niet, ik weet er alles van.
Men kan niet weerstaan aan hetgeen ik gele
den heb.... Mfjn drukke werkzaamheden Z®n
er voor een gedeelte schuld aan, maar dat was
maar een middel om folterende, bittere gevoe
lens van spijt en wroeging te verdooven.
hebben hun werk in mij voltooid."
Na den dood van Marian kwam James te
voorschijn met een testament van zijn vrouw,
waarbij Julia benoemd werd tot algeheele
erfgename van het geheele forti* Dokter
Brice voegde er na de lezing aan toe, dat hij
zelf de noodige maatregelen zou nemen om
haar in het bezit daarvan te stellen.
De manden werden opgeladen en de terugtocht werd aan-
vaard. De verkeersagent vond het buitengewoon aardig zoo te
kunnen zweven. „Het is net een zweefmolen op de kermis,"
zelde hij.
„Voor mij, beste Marian?”
„Ja, ik zal het je aanstonds zeggen.”
Z® werd naar haar kamer gedragen, Julia
hielp haar zich te ontkleeden, zich uit te strek
ken op het prachtige bed, met fluweelen drape
rieën omgeven. To»n dat gedaan was, vroeg
Marian, dat men haar alleen met Julia zou
laten.
AI I 17 A ep<ntt>tad«CntngevH»e de verzekertngsvoorwaaroen tegen p» levenslange geheele cxigeeehlktbeM wt werken door ’7EA b® era «grata rast WJ OEA
<1 <rx 1 W Hj O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen F OvFe“ verhee van belde armen, beide "men at beide oogen F g üUv" deodeUJkra afloop F taOU«"
AANGIFTE MOET,OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
dién, die bij de ernstige kwalen van onzen
tijd noodig zijn.
Een bewijs van dezen durf is te vinden
In het jongste adres van het R.K. Werk-
lieden verbond aan de regeering. Daar vindtj om’ook in Nederland een arbeidsdienst' m
Vóór toot gaapodooi Mak taMrapt
moet er altijd éven aan denken,
dat de remweg (afstand, noodig
om te stoppen) met de tweede
macht der snelheid stijgt. (Bij 40
km/u Is de remweg tó meter
MJ 80 km/e echter 64 meter®
zooveel blijken van heldhaftige
jegens hen, die je zooveel
gedaan, vraag ik Je nog aan
ongelukkige, hulp en steun te verleenen
aHoh? Met wie? Met mijnheer Bermuda
uit de 7th Avenue? Oh, juist, u spreekt
met Longfels!Ja, juist met Juwelier
Longfels uit de 5th Avenue! Wat zegt u? Wat
er van m’n dienst is? Niets, totaal niets! Ik
wilde echter even uw hulp Inroepen Ja, ja,
niettegenstaande onze concurrentie! Ik wilde
even een onderhoud met u hebben!
Neen, meneer Bermuda, u begrijpt me ver
keerd, ik wil m’n zaak niet met de uwe ver-
eenlgen! Ik zal wel wijzer zijn! Neen, meneei
Bermuda, het is een heel andere kwestie, selfs
een verdachte kwestie! Hebt u vandaag een
paarlsnoer verkocht van 5500 dollar? Wat? Gaat
me niets aan? Dan moet u het zeK weten, maar
als u geen strop wilt hebben van 5500 dollar,
dan kunt u beter luisteren!
Er is vanmiddag een heer bij me geweest, die
me een pracht van een snoer verkocht voor
4500 dollar. Toen hij mijn winkel eenmaal ver
laten had, vond ik op den grond een verkreukel
de kwitantie voor een paarlsnoer vin 5500 dol
lar. Wat zegt u? Komt u direct bij me? Ja. dat
is goed!
Hoofdschuddend belde juwelier Longfeis af!
Dat had hij nog nooit meegemaakt in zijn loop
baan. Eerst een snoer koopen voor 5500 dollar
en het daarna direct weer vèrkoopen voor 4500
dollar b® een ander! Daarmee was iets niet in
den haak!
Haastig en nerveus kwam de heer Bermuda
binnen en hijgde: „Mijnheer Longfels, wat is
dat voor een dwaas geval? Waar is die kwitan
tie? Mag ik even zien? Ja, die is van mij! Van
morgen afgegeven aan een heer tegelijk met het
paarlsnoer! De heer was goed gekleed en zijn
limousine stond buiten te wachten. Een pracht
van een wagen!”
„Heeft hij betaald
nuchter.
„Ja, natuurlijk! Met een chèque.”
woorden verduisterde beider gezicht,
dachte flitste door beider brein: Die chéque
deugde niet! Die was öf valsch öf hij was niet
voldoende gedekt door een saldo bij den bank!
Niet in staat één woord uit te brengen, weer
Bermuda zijn concurrent op het telefoon-toe-
stel. Zenuwachtig belde Longfels de recherche
op en stotterend vertelde h® de heele geschie
denis.
Eenlge minuten later traden drie heeren met
bolhoeden de zaak van Longfels binnen! Nauw
keurig onderzochten ze de zaak, het snoer
vroe-en al het mogelijke en onmogelijke! Zwjj-
vertrokken ze weer!
uagen en dagen verliepen zonder dat beide
Juweliers ook maar Iets naders omtrent de kwes
tie boorden. Vooral Bermuda verkeerde In hevi
ge spanning en als de heeren niet nadrukkelijk
gezegd hadden, dat hij niet op mocht bellen,
dan had hij zeker re'ds lang geïnformeerd!
Na eenlge weken werden beiden op het bureau
van politie verzocht om iemand, die gearresteerd
was, te identlficeeren!
zich drie heeren bevonden! Twee rechercheurs
en de heer, die het paarlsnoer gekocht en vér
kocht had! Reeds in de gang, voordat ze de
kamer binnengetreden waren, hadden ze de ver
ontwaardigde protesten van den arrestant ge
hoord!
„Herkent u dezen man? vroeg den inspecteur
aan de zenuwachtige Juweliers.
„Dat hoeft niet te vragen" protesteerde de
gearresteerde ,Jk herken deze heeren zelf wel.
Het is een schandaal om mij heelemaal uit
Hongarije te halen en mij te arrestee ren! M’n
zaken loopen in de war! Het is het toppunt!
Wat voor strafbaars heb Ik in ’s hemelsnaam
gepleegd? Ik ben mjj van niets kwaads bewust!
Ik heb een parelsnoer gekocht en contant be
taald! Toen heb ik het weer verkocht, tegen
een logeren prijs weliswaar, maar ik zie hierin
niets oneerlijks!"
De Inspecteur glimlachte beminnelijk! ..Ja,
geachte heer, wat u hebt gedaan Is niet straf
baar. maar die chéque dan? Is die soms echt?"
„Dat is heelemaal kras! Ik heb een chéque
gegeven en die zou valsch zijn? Een schandaal
is het, dat ik verdacht word van vervalsching!
Met een bezwerend gebaar legde de inspec
teur den arres
tant het zwijgen
op. en sprak toen
langzaam.Hee
ren Juweliers,
hebt u die chéque
aangeboden b® de
bank en werd
deze niet uitbetaald?”
Verbaasd zagen de juweliers elkaar aan, dan
den inspecteur en den arrestant en schudden
toen verlegen het hoofd. „Neen, dat hebben we
niet gedaan,” sprak Bermuda geheel onder den
indruk van dat idee.
Verwonderd staarde de inspecteur de beide
heeren aan, nam de telefoon en belde met een
van ergernis bevende stem de bank op.
„Oh. mijnheer, dus het saldo op de bank is
ook goed en de credletwaardlgheid van deze
heer is prima? Prachtig! Ik dank u voor de
moeite, dag mijnheer!”
Bermuda en Longfels waren lijkbleek gewor
den toen zijn het slot van het telefoongesprek
hoorden!
„Dus de chéque was wél goed!"
De arrestant kon gaan en de heeren Bermuda
en Longfels kregen een schrobbeering, waarvan
ze beiden beefden als rietjes!
Twee maanden later ontvingen de juweliers
een dagvaarding thuis en hoorden later den ad
vocaat van den „oplichter” een schadevergoe
ding eischen van 2500 dollar voor verlies van
tijd en het in gevaar brengen van den goeden
naam en reputatie van zijn klant! De heeren
juweliers werden veroordeeld tot het betalen
van deze schadevergoeding!
John Brain had zijn nieuwste truc toegepast
en.... met succes!
Voor den eersten keer weliswaar, doch zeker
niet voor de laatste maal! Het leverde aardig
wat op!
men voor zoover ons bekend is voor he;
eerst publiekelijk een maatregel bepleit
waarvoor ons Nederlandsche, na.».r v ijhela
strevende gemoed lang is teruggedeinsd
de verplichte arbeidsdienst voor Jeugdig»
werkloozen. Het Werklieden verbond maakt
daarbij weliswaar eenlge restricties, na.
goedkeuring der ouders en werkkampen
van eigen richting, maar in begins*. aan
vaardt het toch den vtrpHchten arbeids
dienst als een middel om de jeugd aan de
demoralisatie van het nietsdoen te ont
trekken.
Terecht oJ. heeft het Werkliedenv 'rbond
dezen stap, die waarschijnlijk bij velen cri-
ttek zal ontmoeten, gewaagd. Wij nebben
de vrijheid reeds tang leeren zien als ee.i
begeerenswaardlg goed, mits zij goed ge
bruikt worde Wij aanvaarden haar echter
geenszins als levensbeginsel wij meenen,
dat aan degenen, die haar niet gcea wilier
of kunnen gebruiken, de vrijheid veel betel
ontnomen kan worden. Zulk een geval doei
zich bij jeugdige werkloozen helaas vaak
voor: voor velen hunner is de gedwonge
lediggang een bron van ondeugd en ver
wording, waardoor zij voor hun geheele
verdere leven ten gronde gericht worden.
Wie hen van dezen ondergang redt,
het tegen hun zin, bewijst hun een wel
daad.
In dit lichl*moet men den drang naar
verplichten arbeidsdienst zien. Reeds thans
worden veel jeugdige werkloozen van tijd
tot tijd in de gelegenheid gesteld vrijwillig
een werkkamp te volgen en in den regel
waardeeren zij zulk een verbreking van de
eentonigheid van hun bestaan ten -eerste.
Maar er is helaas een ander contingent
jongens dat voor de orde en de discipline,
die een werkkamp nu eenmaal e'scht, niets
voelt en dat met wantrouwen en verach
ting den moreelen steun, die hun geboden
wordt, afwijst. En het zijn luist dezen, die
het meest gevaar loopen, door de werkloos
heid te demoraliseeren, omdat zij ae kie
men der minderwaardigheid reeds n zien
dragen Zij kunnen nog slechts regen hun
wil gered worden: door hen tot werk ta
dwingen.
Men mag zich zelfs afvragen, r.f net wel
gewenscht is dezen dwang onder aue om
standigheden afhankelijk te stelléh 'an de
toestemming der ouders. In een vamal ge
zinnen toch zijn dezen den Jongeren reeds
vóórgegaan op den weg n.iar verwording,
en kan men van hen geen goed nzicht
meer verwachten in hetgeen hun kinderen
noodig hebben. De langdurige werkloos
heid heeft hen zelf in een vijandige hou
ding ten aanzien van de samenleving ge
bracht. De groote beteekenis van den ar
beidsdienst ligt juist ten d»ele hierin, dal
de kinderen daardoor onttrokken worden
aan de sfeer van het on-maatschappeiijk
gezin. Het is natuurlijk zeer moeilijk, ix>
et kwaad der werkloosheid tiert we
lig in eiken grond. Het is doorgedron-
ln alle landen der beschaafde
het heeft zich vastgezet m alle
standen der menschelijke sa-
Want het zijn niet alleen de
de moderne techniek botweg uitge-
j handwerkers, die moedeloos hun
moeten slijten, maar evenzeer zijn
het de intellectueelen. de hoofuarbeiders
die met leede oogen moeten aanzien hoe ai
de moeizaam verkregen kennis en weten
schap tot vruchteloosheid gedoemd is.
Het i< een afzonderlijk vraagstuk, de
werkloosheid onder de intellectueelen, een
waagstuk met eigen aspecten en moeilijk
heden, moeilijkheden wier oplossing lang
niet tot de eenvoudigste materie behoort
van het uitgebreide en zorgwekkende werk
loosheidsprobleem.
Op frappante en tevens ontstellende
wijze werden wij door deze eigenaardige en
vast aan de intellectueele werkloosheid ver
bonden aspecten getroffen toen ons een
artikel van dr. J. B. D. Derksen onder
oogen kwam over „Nederlandsch-Indië
ais afzetgebied van Nederlandsche Arbeids
krachten”.
In deze verhandeling, welke een bewer
ing is van een onlangs ter gelegenheid
van het vierde lustrum der Wageningsche
Landbouwhoogeschool f gehouden rede,
wordt met cijfers en grafieken op overtui
gende wijze aangetoond dat ’t aantal in In
dië werkende Nederlanders steeds achter
uitgaande is. Hoewel volledige en juist ge
controleerde gegevens niet ter beschikking
staan, zijn de aangevoerde cijfers toch van
voldoende beteekenis om het pijnlijke van
de situatie onmiskenbaar te doen blijken.
Hiertoe is reeds voldoende wanneer men
moet constateeren dat het Nederlandsch
personeel, werkzaam bjj het onderwijs, van
3084 in 1931 terugliep tot 2562 in 1934. Het
«anta! mannelijke personen werkzaam in
Overheidsdienst verminderde van 16.800 in
1932 tot 13.000 in 1931.
Hoe zorgwekkend dit oók moge zijn, de
cijfers betrekking hebbende op de Indus
trie, Handel en Nijverheid geven een nog
ontstellender beeld. BIJ de Koninklijke Pe
troleum Maatschappij nam het aantal
Europeanen af van ongeveer 3000 in 1929
tot 1775 in 1937 en bij de Suikercultures
liep het Europeesch personeel terug van
ruim 4000 in 1929 te* 1500 in 1938, hetgeen
dus een achteruitgang van pirn. 60 pCt.
beteekent. In de rubbercultures nam het 1
Europeesch personeel af met plm. 50 pCt., 1
terwijl ook In de andere cultures belangrij
ke teruggang valt waar te nemen.
Waar hier sprake is van Europeesch 1
personeel moet men niet uit hét oog ver- 1
"liezen dat het speciaal de Nederlanders
zijn die door den geweldigen achteruitgang
getroffen worden, want volgens de laatste
officleele cijfers waren er van de 240.612 in
totaal in Nederlandsch-Indië wonende
Europeanen 208.269, dus verreweg 1 over
groot* deel, Nederlanders. En verder is t
uiteraard duidelijk dat deze Nederlanders
voornamelijk leiding gevende en intellec-
tueelen arbeid verrichten. De handenarbeid
wordt door inlanders gedaan; het zijn
juist de Nederlanders die de leidende func
ties bekleeden.
Maar dan is het bedroevend maar onloo
chenbaar dat hier een belangrijk afzetge
bied voor onze jonge Nederlandsche intel
lectueelen en academici zienderoogen aan
1 wgkwljnen is.
Voor zoover het verschijnsel te wijten is
tan de ook in Indië zeer verwoed heer-
schende crisis hebben wij te maken met
moeilijkheden van dezelfde strekking als
in het moederland. Het op gang brengen
van het bedrijfsleven zal ook hier weder
om aan velen plaats geven, zal ook in In-
diêhet verloren terrein doen terugwinnen.
Er is echter nog een, andere factor
die het terugloopend getal van de in Indië
werkzame Nederlanders verklaart en in
dit verband mogen wij wel met belangstel
ling kennisnemen van het in bovenge
noemd artikel door dr. Derksen aangetoon-
^de verschijnsel der z.g. „Indianisatle”.
waaronder verstaan wordt de geleidelijke
Julia een onmetelljk medelU-
ontdane gelaat zag, dat zoo
nu zwak als een kind en
vennagerd.
---u oogen.... het was nog altijd
«Ik vol trots cl
•O, ben je daar,
«ets ah vreugde
dut ik hier
kennen. Na
edelmoedigheid
kwaad hebben
mij,
om goed te sterven.”
Haar oogen, nog altijd schoon, hadden eea
uitdrukking van vurige smeeking. Voor het
eerst was het Julia gegeven binnen te drin
gen in die ziel, door den hoogmoed overwel
digd, slachtoffer van ongebreideld egoïsme ra
zucht naar roem, maar die geleden had ta
stilte zoo lange jaren en nu na vreeseljjkra
strijd eindelijk in staat was haar schuld te be
kennen en de boete aan te nemen.
Julia kuste het voorhoofd, waar zich rimpels
vertoonden. „Lieve Marian, reken op my. WjJ
zullen samen spreken over de goddelijke barm
hartigheid, je zult terugkeeren tot de Katho
lieke Kerk die vergeving schenkt en troost.
Je zult nog gelukkig worden, arme Marian."
„Gelukkig?” fluisterde zjj met een smarte
lijke uitdrukking. .Jk weet niet, wat dat is,
Julia.... Ik heb triomfen gevierd, ik ben vol
daan geweest, maar gelukkig.... nooit!"
Bjj de vliegmachine gekomen, werden de manden weer van
de paarden genomen en de sterren zorgvuldig ingepakt. En
wel met dim asbestpapier, zooals wij onze boterhammen met
vetvrij papier Inpakken. Het spreekt, dat geen puntje van een
ster mocht worden beschadigd.
4k hoor iets, Julia,” riep Mollie, die op de
J~*P was gegaan, misschien wel voor den twln-
«testen keer.
ZU vergiste zich niet. De mooie auto, door
”a®es met zijn fUnen smaak uitgekozen,
naderde het huis en stopte aan de stoep. Dr.
*ac-Rae, die de reizigers tegemoet was gegaan,
stapte uit en met James hielp hU Marian uit
net rijtuig komen. ZU moesten haar ondersteu-
de stoep op te gaan en in de hal te
.r,"0*1**’ fauteuil,’’ zei de dokter en Julia
•«oof er een naar de Jonge vrouw. Marian liet
«r zich in neervalen, bUna In bezwijming....
opeens gevoelde - -
toen zU dat
•Woone schepsel,
•WrtkkelUk
2® opende de i
en zonder zwakheid.
Julia?" zei sü zachtjes, er
in haar stem, ^et is voor
gekomen ben."
De komende wijziging van de Woningwet
moge nog eens de aandacht doen vestigen op
de wenschelUkheld, dat meer dan tot nu toe
door de overheid hulp worde verleend voor den
bouw van woningen, die bestemd zijn om eigen,
dom van de bewoners te worden.
zoogenaamde ftaancleele paragrafen
openen de mogelijkheid, voorschotten an bij
dragen te verleenen voor den bouw van wo
ningen daar, waar het particulier initiatief in
gebreke blijft. Hoewel de wet zich over de wijze
van exploitatie niet uitlaat, heeft zjj practlsch
alleen het oog op den bouw van huurwonin
gen. Dit blijkt reeds uit den termUn van 50
jaar voor de aflossing van het bouwvoorschct
Voor een woning, die in het bezit van den be
woner overgaat. Is een dergelijke termijn na
tuurlijk veel te lang.
Voor de weningvoorzleningin steden, waar
het étagehuis inheemsch is, cfe°bouw van
huurwoningen voor de hand, al kunnen zelfs
In de groote steden nog wel eigen woningen
warden gebouwd. Van het platteland, waar tot
onder de. armste klassen der bevolking de eigen
woning voorkomt, kan evenwel niet worden
gezegd, dat het stelsel van de Woningwet in
de praktijk bewezen heeft, zich aan te sluiten
bU de zeden en gewoonten der bevolking. Dit
ia reeds lang geleden gebleken.
Sedert 1905 zjjn misschien 200.000 arbeiders
woningen gebouwd door gemeenten en ver-
eenigingen met rjjksvoorschot. Dit z®n uit
sluitend huurwoningen. Hoevelen van de be
woners van deze woningen vroeger eigenaar
waren van een, zij het wellicht slechte woning,
is niet bekend. Vast staat echter, dat de Wo
ningwet op groote schaal huurders heeft ge
vormd. En zonder twUfel Is de verbetering van
de volkshuisvesting op het platteland belem
merd, doordat de wet niét de mogelijkhelc
bood om met RUkshulp eigen woningen te ver
krijgen.
Dit alles Is in ernstige mate te betreuren
vanwege de opvoedende kracht, die uitgaat
van de eigen woning. de stabiliteit, die zij aan
de bevolking verleen;, en de spaarzaamheid en
vermeerdering van de welvaart, waartoe het
bezit van een eigen woning leidt.
nicht, spreek nergens meer over.... ik heb alles
vergeten.”
Marian liet haar handen zakken en zei op
bitteren toon: „Ja, je hebt vergeten.... en die
edelmoedigheid is voor mij een foltering te
meer. Ik zou voor altijd je oogen, zoo vol van
licht en medelijden, hebben willen ontvluchten,
maar Ik noemde mijzelf laf, Ik bestreed mijn
scrupules, onwaardig voor de onberispelijke
philosophe, die Ik voor allen en ook in mijn
oogen wilde Hüven. Want ik heb mezelf
willen bedriegen en ik ben daarin ten zeerste
door mijn vader geholpen.”
Een vreeselüke smart vertrok haar gelaat.
,MUn vader!.... O, Julia, ik heb hem altijd
geëerbiedigd, ik heb in hem geloofd als in een
orakel en toen.... o, met welke sluwheid....
h® mU het middel aanbood om het gedroomde
fortuin te verkrügen, was er in mfj zulk een
verbazing, dat Ik meende hem niet goed te
hebben verstaan. Maar hü herhaalde die woor
den, zoo goed, dat ik ten laatste begreep.
Ik gevoelde afschuw, ik wilde weigeren....
Maar h® bleef spreken, h® toonde m® aan het
leven, dat dan het m®ne zou z®n, de ver-
wezenlüklng van al m®n wenschen.... Ik wor
stelde tegen, maar ik was reeds wankelend.
Helaas, ik was feitelük zoo weinig katholiek!
En dat absolute vertrouwen, dat ik alt®d ge
koesterd had in de woorden van mijn vader,
die geheime invloed, dien h® altUd over m® had
uitgeoefend, m®n groote eerzucht, m®n liefde
tot James, alles spande samen om m® een vol
komen geoorloofde handeling te doen zien in
oede volkshuisvesting bevordert de
C -w- hygiëne, het moreel en het bescha-
vingspeil van de bevolking.
De werking van de Woningwet heeft dit
voldoende bewezen.
Tengevolge van deze wet Immers, die
aan de gemeentebesturen opdroeg voor
schriften te maken in het belang van de
volkshuisvesting, z®n vooral in de ste
den een groot aantel woningen onbe
woonbaar verklaard, zeer vele woningen
verbeterd en nieuwe, gezondere woonhui
zen gebouwd. De krotten, kelderwoningen
en huurkazernes werden geleidel®k ver
drongen door comfortabele arbeiders
wijken.
Wat de woningbouwverenigingen, steu
nende op de Woningwet, met hulp van r®k
en gemeente, doch ook gedeeltel®k op
eigen kracht en uit eigen initiatief hebben
tot stand gebracht, verdient oprechte
waardeering.
Toch
ciaal i
kort: z® heeft huurden gekweekt, doch
géén eigenaar.
De wenschelUkheld om den arbeider be
zitter te maken van het huis dat h® be
woont, behoeft na de beide sociale ency
clieken weinig betoog.
Lezen w® niet in „Quadragesimo Anno’
dat het beste middel om den proletariërs-
toestand te doen verdw®nen is de arbei
ders te brengen tot eigen bezit? Het is niet
de bedoeling, zegt de encycliek, dat de ar
beider daardoor in z®n werk gaat verslap
pen, maar dat h® door spaarzaamheid z®n
bezit hooger opvoei
standlg beheer de
met
hem gedragen worden.
Behalve dat zal iemand, die een eigen
woning bezit, hoe bescheiden ook, niet Ucht
vervallen tot het hedendaagsche groot-
stads-nomadisme, dat ook in ons land
reeds onrustbarende vormen heeft aange
nomen (In Amsterdam bedraagt het aan
tal verhuizingen ruim 40 pCt. per jaar!) en
dat noch den goeden smaak noch den per-
soonl®ken band met de woonstede, voor het
de pract®k uit te maken, in welke gevallen gezinsleven zoo belangrijk, bevordert.
Op de voordeelen van een eigen woning
derlandsche volk van ouds gehecht is aan
bezit, met name van een eigen woning.
Deze traditie leeft nog vooral op het plat
teland, maar in de groote steden is z®,
eenigszins ook door de instabiliteit der
werkgelegenheid aldaar, geleideUjk uitge
sleten.
Nu de regeering onder de werkfondsob
jecten ook woningen voor groote gezin
nen hééft gerangschikt en nu allerwegen
wordt aangedrongen op versnelde oprui
ming van de nog bestaande krotten, be
staat er dunkt ons voldoende aanleiding
om de mogel®kheid tot het kweeken van
kleine zelfstandige woningeigenaars on
der de oogen te zien.
Zou de Woningwet dusdanig kunnen
worden gew®zigd, dat de woningen, even
tueel als werkobjecten gebouwd, binnen af-
zienbaren t®d als eigen bezit in de handen
der arbeiders kunnen overgaan, dan ware
een daad van groot sociaal belang gesteld
steld.... En ik bezweek! Vanaf dat oogenblik
begonnen voor mjj die geheime smarten. Er
waren sedert in mjj twee verschillende perso
nen, de een vol hoogmoed, vol geluk om m®n
vervulde wenschen en de ander vol berouw en
wroeging. De laatste is het sterkste geweest en
daardoor is het, dat ik ga sterven...."
.Marian, houd op, ik smeek Je er om. Je
verbruikt je krachten in die vreeselüke beken
tenissen.”
Z® schudde bedroefd het hoofd. ,,M®n krach
ten z®n uitgeput.... Ik heb er nog maar juist
genoeg over om het kwaad te herstellen. Her
stellen! O, had ik maar geluisterd naar de ver
maningen van Lily, van Arthur en Cecile! Dan
zou ik misschien nog den vrede hebben gevon
den. Lily!.... O, mijn dierbaar zusje, ik ben
het, die jw
broeder, <we>
gehad, iuh
En CecUrf...
ontstaan! 1
eenigd, zpo
heeft ons\gt
W® hebbeh
kracht, die nooit vermoeide energie neergesla
gen, waarop ik zoo fier was. H® heeft van m®
een machtelooze, een stervende gemaakt! Toen
heb ik geloofd! Ik heb alt®d een verschrikkeiyk
egoïsme gekoesterd, Julia, en het was noodig,
dat de goddel®ke Hand m® trof om m®n hard
nekkigheid te breken. Maar dat is gebeurd!"
Haar blik ging door de weelderig ingerichte
kamer en door een open deur ta het vertrek,
'Waar
haar intellectueele werkzaamheden, waar de
beroemdste mannen van Engeland eens plaats
hadden genomen.
,Jk heb bereikt, ik heb bezeten alles, waarnaar
ik als Jong meisje verlangde. Ik heb alle vol
doeningen gesmaakt van het verstand en de
eigenliefde; als ik gewild had, zou ik de zoetste
genietingen van het hart hebben kunnen
smaken, want James heeft m® alt®d zoo teeder
bemind. En George.... m®n George!...."
Haar stem begaf haar en haar lippen beef
den.
,Jk heb pas de moederliefde begrepen op het
oogenblik, dat h® stierf. Toen kwam er In m®
een onweerstaanbaar gevoel op en als George
in leven was geUeven, zou ik het kind anders
bemind hebben.... Maar ik ben een onver
schillige moeder, een koude en egoïstische
echtgenoote geweest! Trouwens, iets scheidde
m® van James: dat geheim, die schuld, die
zedel®ke afgrond, waarvoor m®n rechtschapen
man sou z®n terug gedeinsd.... O, als ik Je
geloof had bezeten, Julia! Maar ik heb alt®d
getwijfeld, ik was zoo trotsch op m®n ver
standelijke vermogens en na m®n zonde heb
ik gebroken met de schaduw van godsdienst,
die ik nog behouden had. En, ongelukkige die
ik ben, ik heb James meegesleept op den weg
van onverschilligheid. H® was overtuigd pro
testant, oprecht geloovig en ik heb er een vrij
denker van gemaakt, zooals ik ben."
Z® hield weer op met spreken en baar
magere vingers omklemden de hand van Julia.
„Ik ben naar je toe gegaan, Julia, opdat je
s® aooeeie rara had deocweteaeM ■steira® aoa Jeerra bidden, boeten ra God leecew
vervanging van Europeesche werkkrach
ten door personen van Inheemschen land
aard. De cultiveering van Indië brengt nu
eenmaal mee dat ook de Inlander zich in
staat kan stellen een Westersche opleiding
te ondergaan en het spreekt vanzelf dat
deze inheemsche Intellectueelen als ’n on-
.overkomeiyke concurrentie voor de Ne
derlanders op de arbeidsmarkt komen.
Het z® verre van ons om aan de inlan
ders ’t recht te betwisten om waar de mo
gelijkheden en capaciteiten aanwezig z®&.
de plaats van de Nederlanders in te ne
men; dat die mogel®kheld bestaat mag
ons slechts verheugen. Maar met eenlge
zorg moeten w® toch de gevolgen die daar
uit voortspruiten voor onze Nederlandsche
intellectueelen onder oogen zien. Ook al
zal men b® ’n hopel®ke opleving In net
Indische bedrijfsleven ’n grooteren af zet
van Nederlandsche arbeidskrachten dan
momenteel het geval is kunnen bereiken,
zal dit getal verhoudingsgew®s te-
rugloopen. En dit niet alleen, hoewel in
belangrijke mate, door de hierboven
signaleerde indianisatle, maar ook door X
feit dat de Europeesche bevolking in Indle
zelf steeds meer in de benoodlgde functies
kan voorzien. Want van de plm. 3500 Euro
peesche werkkrachten, die Indië Jaarl®ks
kan absorbeeren. worden door de Europee
sche samenleving in Nederlandsch Indië
zelf reeds ongeveer 2000 geleverd.
Als men dan nog in aanmerking neemt
de toenemende vervanging van Nederlan
ders door Inheemschen dan sal-men wel
tot de overtuiging komen dat net werk
loosheidsprobleem in Nederland door het
geleidel®k verlies van ’n belangrijk afzet
gebied van werkkrachten, weer ’n asoect
r®ker is geworden, ’n aspect dal vooral den
met wetenschap beladen Jongeren zeer ter
harte zal gaan.
Het is zaak dat men dit niet uit het oog
verliest.