D
3.
I
PECH
A
1 -
0
nóch
doors
geech
duide
tisclu
aanvi
slultii
de a
een r
hand!
matig
hem
gens.
ill
fol
ÉL
A
IM
r -
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
„Omroeper”
gezinnen
w
DE POEKANG
i
n
Wf.
Plaats dan een
voor 80.
„73g
te>
J A;.
r>
>/n
1
IM
111
'JA^.
H
MUN TUINTJE!
Zi
D
Politie
J
Wiife
DONDERDAG 9 JUNI 1938
III
ns
Dag! j
7»
A
■3£>
f
r v~
lilihl
langs hat stadhuis op de Grooie markt
t>
Ti
WJ
r>
3?
Jr
4
.41
p:.~?3k=i:
- a
K
'i
Kr
Onrfi
transpireerden
weer
bai met
de
en
even snel.
Jaap richtte zich op
1
- Y?’
r
Ken
Jongens
FOTOREPORTAGE
i heb
na eea
Kerst spitte ik het netjes om.
Dat was een heel karweitje.
Ik schepte en groef naar hartüud,
En ‘t duurde heusch een tijdje
Nu, dat behoefde vader mij
Geen tweede maal te zeggen.
Metéén ben ik begonnen met
Het tuintje aan te leggent
Toen vader mg het tuintje gaf,
En zei: „dit stukje hier
Is voortaan nu jou eigen tuin.
Bewerk het met pleziert"
Verleden week zijn we verhuist,
En ik kreeg, wat een feest.
Een eigen lapje grond als tuin.
Wat ben ik blij geweest.
té»
mij»
De tasp
ta he
‘naesteid
°P den c<
^ggekoi
Voor
srbeidei
gestaan,
W, met
had.
be<
me
U»
nr
Dul
stn
Dul
stw
en
Net
lelt
dat
een
beU
dief
Oos
van
slch
Wil
por
van
twil
haa
der!
WOOI
Will
Met
de 1
diste
die i
voor
anal
van
Derd
en
Rap]
Hoes
Musa
gen i
niets
het i
teger
en st
van I
Oaste:
then
Inqua
bilde
en evi
tooide
Oostei
bet wi
bebbei
man
nog gi
a nation
Uit h
dichte
gemaakt
voor dj:
hem m
Mh terns
bergen i
gelegeni
hem du
gebruik
de offlcl
•mbtena
de hem,
nor eel
veest. E
verontscl
Juist eet
De vei
verhoor
eiach va
lenotnen
•Un gees
vechterco
jn|
treurige gezichten, peinzend over
wandelden ze “ch'Xjrvoe-
tend naar huis. Nee, naar huis gaan valt
ook niet altijd mee.
ze
een vliegenden keeoer en
dat de
er van af vlogen. Bij wijze van
Kijk nu eens goed uit, als je in
Maar tegen den avond trek ik er op uit. komt, of je me ziet, dan kunnen
-.- --chien nog eens kennis maken me
Nu hoop ik maar dat binnenkort
M’n tuintje wil gaan bloeien.
En dat er gras en bloem en struik
Naar hartelust wil groeien!
lif
II
- 41
Keet gaf een steuntje
De sjlrpende sprinkhanen, de wandelen
de kevers, de vliegende torren zijn nie-
veilig voor me. Hoe ik ze verschalk? Ach,
Wie ben ik? Als ik je dit raadseltje een«
opgaf, zou je mij geloof ik niet kennen!
En toch kinderen, die nog al eens in
den Dierentuin te Amsterdam komen, zul
len me wel eens gezien hebben! De geleer
den hebben mij gedoopt met den naam:
„Plompe lori!” maar in ’t land, waar ik
in het wild leef vooral Sumatra daar
noemt men mij: „de Poekang”.
Hoe.groot ik wel ben? Ongeveer zoo groot
als leen Guineesch biggetje, zoodat*een
flinke jongen me wel in de hand kan hou
den maardat gaat zoo maar niet,
hoor! Als een mensch mij wil pakken, bijt
ik flink van mij af en houd me zoo stevig
vast aan een tak of aan de tralies van mijn
hok (ze houden me nJ. op' Sumatra heel
vaak in een kooi opgesloten/, dat ik nog
liever mijn pooten uit het lid laat trekken,
dan dat ik me loslaat. Nee ik moet niets
hebben van die apenliefde der menschen!
Volgens de geleerden weer, hoor ik tot de
halfapen: ik heb een behaard gezicht, maar
mijn pooten (handen zoowel als voeten*
zijn voorzien van aardige platte nagels, net
als de menschen, behalve één mijner tee
rt en; daaraan vind je nog een venijnig
klauwtje!
Ik zit goed in mijn haardos. Enne.. dus tot m’n beschikking. Snort er
haarmiddeltjes van allerlei kwakzalvers be
hoef ik niet te gebruiken alles groei'
vanzelf even weelderig. Mijn oogen lijken
op het portret erg groot, dat kómt omdat
er een krans van zware rechtopstaande
haren omheen staat; 't is dus net of ik ’n
autobril draag!
Aan het felle. daglicht heb ik een vreese-
lijken hekel; overdag slaap ik dan ook, trek
mijn kop in mijn ruige vacht, rol me in
elkaar, zoodat ik net ’n ruige bal lijk met
een paar pootjes.
Erich Kleiber tijdens de repetitie met
het Concertgebouworkest te Amster
dam vpor de opvoeringen van Wagnen
opera .Siegfried'
Eer alles goed in orde was.
Doch nu kon ik gaan planten.
Ik strooide in d’ omgespitte grond
Het ■zaad naar alle kanten-
Mear h<
onder
“ntal taf
J** belanf
onder
ond.
Boch van
‘fconderh
’«twach
ftven. er
«ven
t Uen' ho
er
Wat u dat toch pleziirig, heusch,
Zoo’n tuintje van je eigen.
Dat moet je als je kunt, beslist
Ook nog eens zien te krijgen!
veel moeite doe ik er niet voor. Ik ga
mjjn achterpooten hangen op een P
waar veel van dat goedje voorkomt.
voorpooten met mijn beide nanden
kever voorbij, dan sla ik opeens mijn band
jes tegen elkaar, zoodat het klapt en.
tien tegen één, dat het beest gevangen
Zoo gaat het ook met de sprinkhanen-
voor de variatie kruip ik ook wel eew
den grond rond om een paar j°°8*
tjes in de nestjes te verschalken, e.
leef ik! En als 's morgens de zon aans^f
ten maakt om het aardrijk met naar
stralen te verzengen, dan kruip K w
hoekje en ga ter ruste.
CFKW wwm na«D <vnaH uit. alS J© 1®
W JI Hf
dén bai met een illnkeu
naar het grasveld, waa: Henk en
Gerrit hem opvingen en Het zich vliegens
vlug langs de regenpijp naar beneden
zakken.
„Pik,” zei een uitstekende schroef
greep Jaaps broek.
Kees volgde
Te Noordwijk is Woensdag het Internationaal meester-schaak-tournool aangevangen, waaraan o.m. wordt
deelgenomen door dr. Max Euwe, die zijn eerste partij met zwart tegen Schmidt speelde
Een welkome hindernis op warme dagen tijdens de Engelsche athletiek-kampioen- i
schappen in White City stadion te Londen
De generale repetitie van de berotm,
de .Aidershot tattoo' werd deze wed
door duizenden kinderen bijgewoond
den zij ongehinderd op het grasveld voet-
ballen. lederen vrijen middag waren ze er
dan te vinden.
Nu waren ze ook weer bezig.
Twee „elf”tallen hadden ze gévormd van
twee tegen twee. Jaap en Kees t«-ger Hen*,
en Gerrit. Ze draafden en sjouwaen
speelden met
schreeuwden en
stukken
spreken natuurlijk.
Daar kwam een hooge bal van Jerrit.
Jaap wou hem ineens uit de lucht omha
len; hij kreeg hem verkeerd op zijn schoen
en hard vloog de bal over de schutting, die
’t grasveld scheidde van den tuin. Verder
zweefde hij en verdween tenslotte d.x*r het
openstaand slaapkamervenster in het hee-
renhuis van mijnheer Bonke.
Stokstijf staarden de jongens oen bal na
en wachtten op het gerinkel dat meestal
na zoo’n noodlottlgen trap volgde Maar
toen alles rustig bleef, zuchtten ze van ver
lichting.
„Dat is boffen!” zei Gerrit.
„Wat jij boffen noemt," antwoordde
Jaap, „we zijn lekker onzen ba) kwijl I”
„Waarom?” vroeg Gerrit, „we gaan tiem
gewoon weer aan het dienstmeisje terug
vragen. Mijnheer Bonke is toch niet thuis
„Zou ze hem geven?” vroeg Jaav
„Natuurlijk,” antwoordde Gerrit.
Ze gingen op stap naar den voorkant
van het huls, belden aan en wachtten ge
duldig tot het meisje zou opendoen Geen
geluid werd in huis gehoord Onnieuw
belde Jaap, maar niemand deed open.
„D’r schijnt niemand thuis te zijn,” zei
Jaap, „we zullen nog eens nan den achter
kant gaan kijken.
Ze wandelden weer naar den achter
kant van de woning en stonden een poosje
naar het raam te kijken, waardoor de bal
verdwenen was. Maar daar schoten ze ook
niets mee op.
„Ik ga eens kijken of er iemand in de
keuken is,” zei Jaap.
„Dan 'moet je over de schutting kHm-
men,” meende Kees.
„Vanzelf,” antwoordde Jaap, „dat is de
bedoeling ook!”
„Dan ga ik met je mee!” zei Kees
Henk en Gerrit gmgen met hun rug naar
de schutting staan, met gevouwen nanden
voor hun buik en Kees en Jaap retten hun
voet daarin daarna een voe» op nun schou
ders en zoo op den rand van de schutting.
„Pik,” zei een uitstekende schroef op
nieuw en greep Kees z’n broek.
Veilig en wel glipten ze door het poortje
vluchtten over het grasveld en^ lachter
om de booze woorden, die mijnheer Bonke
hun nariep.
Maar toen zagen ze bij elkaar den groo
ten winkelhaak in hun broekspijp.
„Kijk jij eens,” zei Jaap tot Kees.
„Kijk jij eens,” ^ei Kees tot Jaap
Met
hun tegenslag,
Tor gelegenheid van de Marlciezaatefeetten bij het 650-jarig bestaan van Bergen op Zoom werd
Woensdag oen legerdemonstratie gehouden. Een overzicht tijdens het défilé voor de autoriteiten
L-'
Gelukkig kreeg mijnheer Bonke het niet
in zijn hoofd om naar boven te klimmen,
dank zij zijn stramme beenen en zijn
hoogtevrees. Hij greep de ladder en
bracht hem weer naar zfjn plaats.
Maar evengoed zaten Kees en Jaap daar
hoog en droog op het plat en waren
nog niet beneden!
„We moeten langs de regenpijp naar be
neden zien te komen, zoo gauw mijnheer
Bonke binnen is,” fluisterde Jaap.
Mijnheer Bonke verdween naar binnen
en Kees en Jaap slopen op hun teenen
naar de achterzijde van het plat en bere
kenden de kansen, maar net zou Jaap
het dan maar wagen, of mijnheer Bonke
kwam Tn zijn hemdsmouwen naar bulten,
met een snoeimes en een schaar in de
hand. Dat beteekende dat hij wat in zijn
tuin ging werken.
Schielijk trokken Jaap en Kees zich
terug achter den schoorsteen.
„Daar zitten we voor minstens een uur!”
zei Jaap.
,Jn ieder geval nog beter dan een pak
slaag,” fluisterde Kees terug.
Op het bekende fluitsignaal van Henk
en Gerrit richtte Jaap zich op en maakte
met armzwaaien en wijzende gebaren dui
delijk. waarom ze niet naar beneder kon
den komen.
Gelukkig duurde het wachten niet al ie
lang. Mijnheer Bonke liet zijn gereeaschau
liggen en ging naar -binnen om het een of
ander te halen.
„Vlug Kees," zei Jaap, „nu langs de re
genpijp.”
Jaap smeet
zwaai
r *1 dat voetballen kan het je som?
IVI zoo echt gemeen tegenloopen Jaap
en Kees kunnen je daar staaltjes
van vertellen. Laatst ncQ ♦oen ze aan het
voetbaHen waren op het grasveld naast
het huls van mijnheer Bonke. «een, door
het grasveld kwam het niet daar man
keerde niets aan, behalve dat het een beet
je ongelijk was, maar een goede voetballer
heeft daar geen hinder van. Maar dat dat
veld nu juist naast het huls van monheer
Bonke moest liggen, dat was h-4 hem.
Want mijnheer Bonke had een hekel
aan voetballen en ook aan voetballers. Hij
had zelf zeker in zijn jeugd nooit gevoet
bald, affijn, dat weet ik natuurlijk niet,
want zoo goed ken ik mijnheer Bonke ook
niet, in ieder geval kon hij geen voetbal
zien of hij werd boos en de voetballers oo
het grasveld ondervonden dat. Op een goe
den dag trapten de jongens een ruit bij
hem in en toen liep de maat over. Als hij
in de verte nu maar een glimpje van een
voetbal gewaar werd, werd hij ai zoo rood
als een geschrapte kroot.
gelukkige omstandigheid voor de
was het, dat mijnheer Bonke
’s middags naar kantoor moest. Dan kon-
Er af komen was een koud kunstje.
Over het tuinpad Hepen ze naar ae deur
van de keuken en klopten daar aan. Maar
geen mensch was er aanwezig en de deur
zat op slot.
„Dag bal!” zei Kees, „vanavond gaat
mijnheer Bonke .voor hij naar bed gaat er
mee ping-pongen!”
„Dat zou hij wel Whlen,” antwoordde
Jaap en Hep naar het schuurtje.
„Hier is een ladder,” zei hij, „als we dien
tegen de keuken aanzetten komen we ge
makkelijk op het plat en dan zijn we
zoo in die slaapkamer om onzen ba terug
te halen. Binnen vijf minuten d,’n wc
weer aan het spelen!”
„Zouden we het wel doen?” vroeg Kees.
^a wat dacht je?” vroeg Jaap. „Ir moet
mijn bal terug hebben.”
Je kunt zoo’n mooien nieuwen bai maar
niet zoo goedschiks aan de vernietiging
prijsgeven, dat zag Kees ook wel in. Dus
sjouwden ze met z’n tweeën de ladder te
gen den muur en klommen naar boven.
Kees gaf een steuntje en Jaap verdween
in de slaapkamer van mijnheer Bonke, om
even later «net den bal te voorschijn te
komen.
Henk en Gerrit hadden een tijdje dooi
een spleet in de schutting staan kijken,
wat hun twee vrienden uitvoerden, loeval-
llg keek Henk eens om en zeg tot zijn
grooten schrik in de verte mijnheer Bonke
aankomen.
„Kom mee, Gerrit!” zei Henk, .dasx he o
je mijnheer Bonke!"
„Jaap, Kees, daar heb je mijnheer
Bonke!” schreeuwden de twee, terwijl ze
het hazenpad kozen en Jaap, die net weer
uit het raam op het plat geklommen was
dook met Kees haastig achter den schoor
steen.
Wat konden ze anders doen?
Zoo vlug dat ze nog voor mijnheer Bonke
het poortje bereikt hadden, konden ze
toch niet zijn. Het beste was maar stil te
blijven zitten. Ze hoorden het poortje
knarsen en even later mijnheer Bonke
over het griritpad wandelen.
.Allemachtig!” hoorden ze hem hardop
zeggen. „Hoe komt die ladder daar?
Bliksem nog aan toe, dat hebben d'e twee
kwajongens zeker gedaan, die daar nrt
wegliepen! Wat een -uig!”
Kees en Jaap zaten in angst en vreeze
en beefden als een espenblad in den
storm