J
FOTOREPORTAGE
3
I
PECH
m
I
i
5
0
nóch
doors
fSSCl
duidt
tischi
aanv
sluit!
de oi
een i
hand
matli
hem
gens.
ran 1
OosU
dien
Inqui
hij*
wt*
en er
tooidt
Doste
het w
hebbe
men
0
i
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
B
z
DE POEKANG
i
voor 80.
Óf?—
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
DONDERDAG 9 JUNI 193S
8
1
J
I
ypjji
1
T«
t
fp
I
Ki
«1
w
V;
SUB.
K
MM
MUN TUINTJE!
Ond
folitit
7,
■B
i
- A
5-v
-■WWW-
is
n
11
r 1
Een welkome hindernis op warme dagen tijdens de Engelsche athletiek-kampioen-
schappen in White City stadion te Londen
'2' t
L..
x->:
j
ÏÏJ11
I
a.
‘.i
y,
*1
A
BSSMm
kl
"r w -M
gtow-
’t
iud.
a
antwoordde
de
en
Ze
fell*
J--
MMMN*
■v:
.$mmw
f
Kees gat een steuntje
Berst spitte ik het netjes om.
Dat was een heel karweitje,
sik schepte en groet naar hartelust,
En t duurde heusch een tijdje
Va»
arbeide
tataar
4a. i
ta h
gesteld
“JxJen c
tlr'i«gek<i
Nu, dat "behoefde vader mij
Geen tweede maal te zeggen.
Metéén ben ik begonnen met
Het tuintje aan te leggen!
natloi
•tol gees
het
me
ki»
tat
Dui
«tri
Dui
«tn
en
Jied
feit
W
een
beti
dies
Oos
nn
rich
Wil,
groe
nn
twü
ha*
deri
woo
triii
Met
de 1
diets
die
tooi
onal
ean
Deri
ere
Rapi
Boet
Mum
gen.
niets
het
tegei
en m
zei kees; „vanavond gaat
te voor) hij naar bed gaat er
gen!”/
hij w^r willen,’’ antwoordde
naar/het schuurtje.
ladder,” zei hij, „als we dien
uit i
dichte
genaak
toot «ij
ben n
«chtem
bergen
gelegen!
hem da
gebruik
deofticl
•mbtem
de hem,
moreel
•eest I
Terontsc
juist ee
De ve
eerhoor
toch n
lenomer
Toen vader mij het tuintje gaf,
En zei: .Jdit stukje hier
Is voortaan nu jou eigen tuin,
Bewerk het met pleziert"
/T.1
kwajongens zeker gedaan,
wegliepen! Wat een tuig!”
Kees en Jaap zaten in angst en vreeze
en beefden als een espenblad In den
storm
T 4
Naar h
bet ondei
•antal in:
«n belan
J*t ondei
h**r ond
•och »an
Tan ai
g
“toonden
Verwacl
•“’em er
m*£uege
“^n, 8h,
“•«wei er
'f--
x
Verleden week zijn we verhuisd,
En ik kreeg, wat een feest.
Een eigen lapje grond als tuin.
Wat ben ik blij geweest.
Wie ben ik? Als ik je dit raadseltje een?
opgaf, zou je mij geloof ik niet kennen!
En toch kinderen, die nog al eens in
den Dierentuin te Amsterdam komen, zui
len me wel eens gezien hebben! De geleer
den hebben mij gedoopt met den naam:
,J*lompe lorl!” maar in ’t land, waar ik
in het wild leef vooral Sumatra daar
noemt men mij: „de Poekang”.
Hoe groot ik wel ben? Ongeveer zoo groot
als een Ouineesch biggetje, zoodat een
flinke jongen me wel in de hand kan hou
den maardat gaat zoo maar niet,
hoor! Als een mensch mij wil pakken, bijt
ik flink van mij af en houd me zoo stevig
vast aan een tak of aan de tralies van mijn
hok (ze houden me nJ. op Sumatra hee!
vaak in een kooi opgesloten), dat ik nog
liever mijn pooten uit het lid laat trekken,
dan dat ik me loslaat. Nee ik moet niets
hebben van die apenliefde der menschen!
Volgens de geleerden weer, hoor Ik tot de
halfapen: ik heb een behaard gezicht, maar
mijn pooten (handen zoowel als voeten)
zijn voorzien van aardige platte nagels, nei
als de menschen, behalve één mijner tee-
nen; daaraan vind je nog een venijnig
klauwtje!
Ik zit goed in mijn haardos. Enne..
haarmiddeltjes van allerlei kwakzalvers be
hoef ik niet te gebruiken alles groei'
vanzelf even weelderig. Mjjn oogen lijken
op het portret erg groot, dat komt omdat
er een krans'van zware rechtopstaande
haren omheen staat; ’t is dus net of ik ’n
autobril draag!
Aan het felle daglicht heb ik een vreese-
lijken hekel; overdag slaap ik dan ook, trek
mijn kop in rilijn ruige vacht, red me in
elkaar, zoodat ik net *n ruige bal lijk met
een paar pootjes.
Maar tegen den avond trek ik er op uit.
De sjirpende sprinkhanen, de wandelen
de kevers, de vliegende torren zijn nie
veilig voor me. Hoe ik ze verschalk? Ach,
Nu hoop ik maar dat binnenkort
M’n tuintje wil gaan bloeien.
En dat er gras en bloem en struik
Naar hartelust wil groeien!
Wat ts dat toch plezierig, heusch,
Zoo’n tuintje van je eigen.
Dat moet je als je kunt, beslist
Ook nog eens zien te krijgen!
Erich Kle&er tijdens de repetitie m«t
het Concertgebouworkest te Amsttr-
dam voor de opvoeringen van Wagnen
opera .Siegfried*
1| g-g-gsMB
-
den zij ongehinderd op het grasveld voet
ballen. lederen vrijen middag waren ze er
dan te vinden.
Nu waren ze ook weer bezig.
Twee „elftallen hadden ze gevormd van
twee tegen twee. Jaap en Kees t*-ger Hen«
en Gerrit. Ze draafden en sjouwaenr ze
speelden met een vliegenden keeoer en
schreeuwden en transpireerden
stukken er van af vlogen. Bij i
spreken natuurlijk.
Daar kwam een hooge bal van Gerrit.
Jaap wou hem Ineens uit de lucht omha
len; hij kreeg hem verkeerd op zijn schoen
en hard vloog de bal over de schutting, die
’t grasveld scheidde van den tuin. Verder
zweefde hij en verdween tenslotte d.Tor het
openstaand slaapkamervenster in her. hoe
renhuis van mijnheer Bonke.
Stokstijf staarden de jongens óen bal na
en wachtten op het gerinkel dat meestal
na zoo’n noodlottigen trap volgde Maar
toen, alles rustig bleef, zuchtten ze van ver
lichting.
„Dat is boffen!” Zei Gerrit.
„Wat jij boffen noemt,”
Jaap, „we zijn lekker onzen bal kwijl!”
„Waarom?” vroeg Gerrit, „we gaan hem
gewoon weer aan het dienstmeisje terug
vragen. Mijnheer Bonke is toch niet thuis.
„Zou ze hem geven?” vroeg Jaap
„Natuurlijk,” antwoordde Gerrit.
Ze gingen op stap naar den voorkant
van het huls, belden aan en wachtten ge
duldlg tot het meisje zou opendoen Geen
geluid werd in huis gehoord Onnieuw
belde Jaap, maar niemand deed open.
,D’r schijnt niemand thuis te zijn,” zei
Jaap, „we zullen nog eens aan den achter
kant gaan kijken.
wandelden weer naar den achter
kant van de woning en stonden een poosje
naar het raam te kijken, waardoor de bal
verdwenen was. Maar daar schoten ze ook
niets mee op.
„Ik ga "eens kijken of er iemand in de
a—
keuken is,” zet Jaap.
„Dan moet je over de schutting klim
men,” meende Kees.
„Vanzelf," antwoordde Jaap, „dal is de
bedoeling *ook!"
.Dan ga ik met je mee!” zei Kees.
Henk en Gerrit gingen met hun rug naar
de schutting staan, met gevouwen nandeu
voor hun bulk en Kees en Jaap -etten hun
voet daarin daarna een voet op )>un «hou
ders en zoo op den rand van de schutting.
Eer alles goed in orde was. i
Doch nu kon ik gaan planten. ji
Ik strooide in d’ omgespitte grond
Het zaad naar alle kanten.
Te Noordwijlt is Woensdag het internationaal meesterlschaak-tournooi aangevangen, waaraan o.m. wordt
deelgenomen door dr. Ma* Eu we, die zijn eerstèi partij met zwart tegen Schmidt speelde
Woensdag een legerdemonstratie gehouden. Een overzicht tijdens het défilé voor de autoriteiten
langs het stadhuis op de Groote markt
„Pik,” zei een uitstekende schroef op
nieuw en greep Kees z’n broeK
Veilig en wel glipten ze door bet poortje
vluchtten over het grasveld <*n achter
om de booze woorden, die mijnheer Bonkt
hun nariep.
Maar toen zagen ze bij elkaar den groo
ten winkelhaak in hun broekspijp.
„Kijk jij eens,” zei Jaap tot Kees.
„Kijk jij eens,” zei Kees tot Jaap
Met treurige gezichten, peinzend ovei
hun tegenslag, wandelden ze "ch-xjrvoe-
tend naar huls. Nee, naar huis gaan valt
oofcMiiet altijd mee.
nwd-
en- -
tien tegen één, dat pet beest gevangen k
Zoo gaat het ook met de sprinkhanen,
voor de variatie kruip ik ook wel
den grond, rónd om een paar J00**
tjes in de nestjes te verschalken. Z
leef ik! En als ’s morgens de z°n aan
ten maakt om het aardrijk met na*1
stralen te verzengen, dan kruip IN *n
hoekje en ga ter ruste.
Kijk nu eens goed uit, als je in
komt, of je me ziet, dan kunnen we
chien nog eens kennis maken met
Dag! u
dat de
wijze van
De general# repetitie van de beroem,
de .Aidershot tattoo* werd deze week
door duizenden kinderen bijgewoond
Ter gelegenheid van de Markiezaatsfeesten bij het 650-jarig bestaan van Bergen op Zoom werd
er et dat voetballen kan het je som?
1^/1 zoo echt gemeen tegenlooper. Jaap
A’-*- en Kees kunnen je daar staaltjes
van vertellen. Laatst nog, 'oen ze aan bel
voetballen waren op het grasveld naast
het huis van mijnheer Bonke. Neen, door
het grasveld kwam het niet, daar man
keerde niets aan, behalve dat het een beet
je ongellj k was, maar een goede voetballer
beeft daar geen hinder van. Maar dat dat
veld nu juist naast het huls van mynheer
Bonke moest liggen, dat was het hem.
Want mijnheer Bonke had een hekel
aan voetballen en ook aan voetballers. Hij
had zelf zeker in zijn jeugd nooit sevoet-
bald, af fijn, dat weet ik natuurlijk niet,
want zoo goed ken ik mijnheer Bonke ook
niet, in ieder geval kon hij geen voetbal
zien of hij werd boos en de voetballers on
het grasveld ondervonden dat. Op een goe
den dag trapten de jongens een ruit bij
hem In en toen liep de maat over. Als hij
In de verte nu maar een glimpje van een
voetbal gewaar werd, werd hij ai zoo rood
als een geschrapte kroot
Een gelukkige omstandigheid «oor de
Jongens was het dat mijnheer Bonke
’s middags naar kantoor moest. Dan kon-
I,
veel moeite doe Ik er niet voor. Ik
mfjn achterpooten hangen op een P
waarsveel van dat goedje voorkomt
voorpooten met mijn beide nanden ne
dus tot m’n beschikking. Snort er nu
kever voorbij, dan sja Ik opeens mijn
jes tegen elkaar, zoodat het klapt
smeet den bai met een (linken
naar bet grasveld, waai Henk en
Gerrit hem opvingen en liet zicht vliegens
vlug langs de regenpijp naar beneden
zakken.
„Pik,” zei een uitstekende schroef
greep Jaaps broek.
Kees volgde even snel.
V
Er af komen was een koud kunstje.
Over het tuinpad liepen ze naar ae deur
van de keuken en klopten daar aan. Maar
geen mensch was er aanwezig en de deur
zat op slot.
.Dag bal!”
mijnheer Bonke
mee ping-pongen!”
„Dat zou
Jaap en liep i
.Dier is een-
tegen de keuken aanzetten komen we ge-
makkelijk op het plat en dan zijn we
zoo In die slaapkamer om onzen ba- terug
te halen. Binnen vijf minuten -dm we
weer aan het spelen!"
„Zouden we bet wel doen?” vroeg Kees.
^a wat dacht je?” vroeg Jaap. Jk moet
mijn bal terug hebben.”
Je kunt zoo’n mooien nieuwen bai maa^
niet zoo goedschiks aan de vemietiging
prijsgeven, dat zag Kees ook wel In. Dus
sjouwden ze met z’n tweeën de tadfer te
gen den muur en klommen naar boven.
Kees gaf een steuntje en Jaap verdween
In de slaapkamer van mijnheer Bonke, om
even later met den bal te voorschijn te
komen.
Henk en Gerrit hadden een tijdje dooi
een spleet In de schutting staan kijken,
wat hun twee vrienden uitvoerden. Toeval
lig keek Henk eens om en zeg tot zijn
grooten schrik in de verte mijnheer Bonke
aankomen.
,Kom mee, Gerrit!” zei Henk, ..daer heo
je mijnheer Bonke!”
.Gaap, Kees, daar heb je mijnheer
‘Bonke!" schreeuwden de 'wee, terwijl ze
het hazenpad kozen en Jaap, die net weer
uit het raam op het plat geklommen was
dook met Kees haastig aehter den schoor
steen.
Wat konden ze anders doen?
Zoo vlug dat ze nog voor mijnheer Bonke
het poortje bereikt hadden, konden ze
toch niet zijn. Het beste was maar stil te
blijven zitten. Ze hoorden het poortje
knarsen en even later mijnheer Bonke
over het grintpad wandelen.
„Allemachtig!” hoorden ze hem hardop
zeggen. „Hoe komt die ladder daar?
Bliksem nog aan toe; dat hebben d'e twee
die daar nrt
iiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii™^
Gelukkig kreeg mijnheer Bonke het niet
in zijn hoofd om naar boven te klimmen,
dank zij zijn stramme beenen en zijn
hoogtevrees. Hij greep de ladder en
bracht hem weer naar zijn plaats.
Maar evengoed zaten Kees en ’aai daar
hoog en droog op het plat en waren a-
nog niet beneden!
„We moeten langs de regenpijp naar be
neden zien te komen, zoo gauw mijnheer
Bonke binnen is,” fluisterde Jaap.
Mijnheer Bonke verdween naar cinnen
en Kees en Jaap slopen op hun teenen
naar de achterzijde van bet plat en bere
kenden de kansen, maar net zou Jaap
het dan maar wagen, of mijnheer Bonke
kwam In zijn hemdsmouwen naar bulten,
met een snoeimes en een schaar In de
hand. Dat beteekende dat hij wat >n zijn
tuin ging werken.
Schielijk trókken Jaap en Kees zich weer
terug achter den schoorsteen.
.Daar zitten we voor minstens een uur!”
zei Jaap.
„In ieder geval nog beter dan een pak
sjaag,” fluisterde Kees terug.
Op het bekende fluitsignaal van Henk
en Gerrit richtte Jaap zich op en maakte
met armzwaaien en wijzende gebaren dui
delijk. waarom ze niet naar beneder kon
den komen.
Gelukkig duurde het wachten niet al ie
lang. Mijnheer Bonke liet zijn gereedschap
liggen en ‘ging naar binnen om bet een of
ander te halen.
„Vlug Kees,” zei Jaap, „nu langs de re
genpijp.”
Jaap
zwaai