EENS EN NOOIT MEER! 0: ronduit de vrijl N.R.Crt democr achten en nati nig mi tatuur, haar K middele paalde een p een pos de Kam tijd om staansn when B Konlnk gen, lai no spo ken, op langer Bond a: tijken uit gere nis ont naar o particul K DE ASCOT-RENNEN. RO éR Zoekt gij betrouwbaar Personeel? voor Plaats dan een K« DE V.P.D. n; A J baandraverijen gehouc sraen woensaeg voc ■n spannend moment Een heel gewone en toch merkwaardige plant DONDERDAG K JUNI 1938 e X J V jW dte.twee. Ze keken elkaar rou t. c. rU«t« a, Be geweest?" nut?* s zei van- pi«h ring v Rooms Hoogst den N de d< renspr wensct wordei bruikt Ter Hoorn kening kathol! schillei van de thusiai handle den i gericht ientooi meeste oeeia schillei het sts ran U «elide, nene, gesteld burgen haren meente festatie un eei lijn ge uit voo bieden DeKri In de za rlnklijke *n. besc DeKri detwett beklaagd den tot «ider. Vorige uilitatr genlutra H Meu» r.;.<eer ceze t werd. In I geiüt naar i ran g reroor lui, ei heid Bond reur” wijten gen v( derde kén de pr< Neo-N f ~'ri Hut standbeeld van dan r Alte Fritz* te Berlijn moet plaat* maken voor ds* aanleg van den grooten Noord—Zuld-a* door de Durtsche hooldstad en Kroonprinses Ingrid te Stockholm ter gelegenheid van den 80stenver jaardag Van Koning Gustaafr dokter keek hem eens scherp aaij, Gerrit trok zoo’n geloofwaardig ge- dat de dokter piet twijfelde aan de De heer C. R. T. baron Krayenhoü voorzitter der A.N.V.V. klinkt met de* der A.N.V.V. te Oisterwijk fcn d< te JMurige het Ziek De toe *-krige Wegin Oexer k de m Sd^e F Mtiema J*1 ven en Prinses Irene van Griekenland ver toefden Wbdnsdag op doorreis ie Den Haag. De beide prinsessen In de residentie oen de rupsenzoekera. weer thuis wa ren gekomen, hgdden zij Kees gevon den, die op. hen wachtte. Toen hy gehoord had, wat Henk had gedaan, was bij vol belangstelling, niet alleen voor de rupsen, maar ook voor den brandnetel. Daar wilde hij meer van weten en Henk was als altijd bereid, hem in te lichten. „Kijk, aan de bladeren kun je zien, dat alt de groote brandnetel is. (Fig. 1). De bladeren van den kleinen brandnetel zijn veel ronder en dichter bij elkaar geplaatst. (Flg. 1)." ,Jk weet best, hoe je een brand- netelplant kunt aanpakken zonder ge brand te worden” merkte Toos op. ,4e moet er om denken, dat het branden ver oorzaakt wordt door de brandbaren (Flg. 2), die aan hun uiteinde een knopje hebr ben. Het afbreken van dat knopje doet scherpe randen ontstaan, die .een wondje in de huid veroorzaken. In dpt wondje vloeit vergif uit de verdikte onderzijde van bet haar. Dit vergif is voor ons niet erg, maar in de tropen groeien brandnetels, waarvan het vergif wel een heel onplezie rige uitwerking hejjfe en ontstekingen ver oorzaakt. Om een brandnetel aan te ra ke^, zonder gebrand te worden, moet je dus zorgen, dat het knopje niet afbreekt, snaar op zij wordt gebogen. Door flink een brandnetel aan te pakken met een hand dicht bij den grond en met de andere hand krachtig en snel van onderen naar boven over de plant te strijken, kun je de brand baren omlaag en op zij drukken, zonder dat ze je branden." .Boe zien de bloemen van den brandne tel er uit?” vroeg Mientje. „Wel”, ant woordde Henk, „zij zijn groen en ze zitten in trosjes. Sommige bloemen bevatten al leen meeldraden, andere alleen een stam per. (Flg. 3). De bloem, die den stamper bevat, U al heel eenvoudig van bouw. zy bestaat uit een paar groene schubjes en daar tusschen den klein bolletje met een pluimpje. Dat pluimpje is de stempel. Hij steekt een eindje buiten de bloem uit, zoo- dat de wind er doorheen strijkt en het stuifmeel kan afgeven.” „Windbloeier” mompelde Mientje halfluid. „Juist, de brandnetel is een windbloeier. Maar een windbloeier, die gescheiden bloemen heeft. De meeldraadbloemen bestaan ook uit twee groene blaadjes en vier kromme draden, die de gele helmknoppen dragen. Nu Is het merkwaardig, dat het stuifmeel niet zoo zonder meer wordt uitgestrooid. Alleen als het helder weer Is en er waalt een koeltje, dan en dan nog liefst vroeg In den mor- -j- aap had iets ontdekt! I Een flink gat In de haag van Dokter Beeouw’s tuin. Dat was niets bizonders. Maar In dien tuin stonden boomen, vol van die verleide lijke appels met rood-gllmnjende wangen. En één van die boomen stond vlak by het gat. Jaap keek naar die appeltjes; ze sche nen te roeprti: „Kom ons toch plukker! I” Het water liep uit zijn mond. HU piekerde er over hoe hij ongezien een van die appeltjes machtig zou kunnen wor- twee, of misschien nog een paar gen, vóór zonsopgang, is de bestuiving zien. Er schiet dan telkens een wolkje stuifmeel omhoog, tot de zon meer warm te begint te geven. De bloemen, die dan nog niet gestoven hebben, blijven gesloten tot een volgende gunstige gelegenheid. Mocht het den volgenden dag regenen, dar is er geen sprake van stuiven." Mientje nam zich *voor dat brandnetelboschje of beter nog een ander, dat dichter In de buurt waa, eens met een vroeg morgenbezoek te wr- eeren, als de gunstige tijd voor het stuiven was- aangebroken. Dat zou wel niet vdor Juli of Augustus zijn, had Henk gezegd. Toos wilde nog'wat meer weten van den kleinen brandnetel. ,Dat is een venijnig baasje” vertelde Henk. „HU ziet er zwakker, als het ware meer doorzichtig uit, maar Brandt Je er veel grger aan. Hij heeft den Latljnschen naam „urens", dat wil zegge» de brandende netel. De meeldfaadbloemen en de stamperbloemen bevinden zich op dezelfde plant. Hij heet daarom eenhuWb de groote brandnetel heet tweehulsifr .Beeft de brandnetel eigenlijk nog nu vroeg Toos. „Ja, Ik geloof, dat er nog hier en neteldoek van gemaakt wordt. Ook den de heel jonge spruiten wel als *r0*° te gegeten. En dan werden brandn**L gebruikt om door Jicht verlamde spier weer bruikbaar te maken. Die spieren den namelijk met versche brandneteltje slagen. Een aftreksel van brandn\,r wordt als geneesmiddel toegepast, m*^ waarvoor, weet ik niet.” Hier werd onderbroken door zijn moeder, die of ze nu een kopje thee kwamen drin een ultnoodlglng, waar ze graag aDen volg aan gaven. Kees ook. Kees had groote belangstelling geluisterd. HU i zich niet kunnen voorstellen, dat een plant, zoo eenvoudig als de bran zooveel te vertellen was. liet zich langs den stam glijden, maar Bello schoot weer omhoog, ging met zijn voor- pooten tegen den stam staan en gromde, dat Kees er een koude rilling van over zijn rug kreeg. Daar zaten eens aan. „Als we hem eens met appelen bekogel den?” vroeg Jaap. -*■ .Alsjeblieft niet," schrok Kees,r„dan ver scheurt hij ons zeker als we beneden komen." Stil zaten ze naast elkaar en bedachten middelen om uit den boom te raken, maar al die plannen leidden langs den stam en beneden aan den stam zat Bello hield de wacht. 1 Hun botten gingen zeer doen van hèt on- gemakkelljke zitten, maar eindelijk ging Bello dan toch liggen, met $en kop op de yoorpooten. „HU slaapt!” fluisterde Jaap, ,Jk probeer 't nog eens.” Zoo zacht mogelijk liet hij zich langs den stam glijden, maar voordat hij op de helft was, richtte de hond zich weer op en gromde, dat Jaap het -root geen geld van de wereld gewaagd had, nog een halven meter lager te zakken. Het begon te schemeren en nog altijd 'zaten de jongens in den boom; het werd donker en nog steeds zagen zij geen kans den hond te verschalken. Ze hadden ge tracht een fllnken tak af te breken om den hond er mee te verjagen, maar ze konden geen van de taaie takken afbreken en een mes had geen van tweeën bij zich. Tegen een uur of negen kwam de dokter den tuin eens in/3 „En Bello,” vroeg hij, „zijn er nog dieven geweest?” .Dokter, dokterSbpepen toen twee den of I •meer. V Als het niet-bij den dokter was geweest, zou hij zich waarschijnlijk niet lang be dacht hebben, maar nu durfde hij er alleen niet aan beginnen en zocht' hij Kees, zijn boezemvriend, op. „Weet Jij een middel om een paar van die bellefleurtjes te pakken te krijgen?'' vroeg hij. Kees .voelde er niets voor, maar Jaap be schreef hem de appeltjes en toen draaide hy bij. „Het beste is dat we Henk en Gerrit ook meenemen," meende hij, „met z'n vieren Is het veel veiliger.” Daar was Jaap het niet mee eens, maar Kees weigerde mee te gaan; als Henk en Gerrit er niet bU waren. Dus zochten ze de twee op.*Een krijgsraad werd belegd, waar in Jaap de situatie uiteenzette. De haag aan den achterkant van den tuin van dok ter had een gat, waar je gemakkelijk door kon kruipen. Maar Je moest eerst een sMt over, die tusschen den tuin van den dokter en het weiland van boer Krelissen liep. ,Jk heb thuis wel een polsstok,” zei Ger rit, die voor het karweitje terstond te vln- ■den was. .Den flinke plank was eigenlijk wel be ter,” meende Henk, „de sloot is niet zoo breed en met een polsstok kan ik niet zoo goed *#erweg.” Henk was nogal gezet. „Een plank kan Ik misschien thuis ook wel te pakken krijgen,” antwoordde Gerrlt, „kom maar mee, dan zal ik een* kijken." Gerrlt ging de schuur van zijn vader bin nen, terwijl de jongens bulten wachtten. HIJ zocht overal en vond een prachtplank, die net geschikt was voor het doel. Hij stak die door een raampje naar buiten, de jon gens pakten hem aan en zonder dat ze er thuis iets van bemerkten, sjouwden zij da plank naar het welland van boer Krelissen In gebukte houding slopen zij toen langs SU.- de sloot naar de plaats waar het gat in de haag zich bevond; de plank werd over de sloot gelegd en de brug was gereed. Een voor een liepen de jongens nu naar den overkant, waar tusschen de sloot éh de haag nog net een randje was, waar Je kon loopen. Gerrit kroop het eerst door het gat. Henk volgde weldra, een paar sprongen en als katten klommen ze in den appelboom.. Jaap en Kees volgden hun voorbeeld en verdwenen tusschen <je dichte bladeren. Maar ongelukkig genoeg, voor de jongens waren er al dieven geweest in den tuin en was de dokter steeds op zijn hoede, hoewel hij niet dacht dat die dieven overdag zou den komen. Hij meende verdachte schadu wen te Zien en ging daarom met zijn hond Bello naar-bet achterste gedeelte van den tuin. Henk en Gerrit zagen hem komen en lie ten zich als de wind uit den boom zakken om het hazenpad te kiezen. Henk was het eerst door het gat, verloor echter in zijn haast op de plank zijn evenwicht en plofte languit in de moddersloot. Proestend krabbelde hij er aan den an deren kant weer uit. Gerrlt kroop achter Henk door het gat, maar hij had zich niet diep genoeg gebukt, zijn slipover haakte aan een tak. Hij rukte en trok; dat maakte alleen de scheur wat grooter, maar los kwam hij niet. Daar voel de hij Bello’s tanden al in zijn kuiten. Hij schreeuwde als een mager speenvarken. „Af!” riep de dokter, „af Bello!” Bello liet hem los en de dokter trok Ger rlt, die niet meer vpor of achteruit kon, naar binnen. „Ha, ha, Gerrit de Boer, ben Jij de dief, die mijn appeltjes steelt. Nou jongetje, dat kost je minstens tien jaar tuchthuisstraf, kom maar eens mee naar den veldwach ter!” Gerrlt begon te huilen en smeekte den doktea hem toch' niet naar den veldwachter te brengen. Hij beloofde beterschap, hij zou de appelen vergoeden uit zijn spaarpot, hij wou aller doen, als hij maar niet naar het tuchthuis moest. De dokter moest heimelijk lachen en keek eens over de heg. „Is dat je vriend Henk van Dongen niet?” vroeg hij, „jongen, jongen, die heeft zijn straf al te pakken. Dat zal thuis niet zoo’n prettige ontvangst worden. Vertel eens zijn Jullie al meer hier geweest?” .Been dokter, nog nooit!” antwoordde Gerrlt. Het zal wel een heelen tijd geduurd heb ben voor ze weer trek In appelen kregen, denken jullie ook niet? PIET BROOS De maar zicht, waarheid. v. „Laat de afgpplukte appelen dan maar hier,” zei hij, „en maak dat Je wegkomt en o wee, als ik je nofc ooit hier ontdek! 34f jnoeder zal w^l blij aijn met die gaten In je kousen en je slipover.” Kee^iaaMe vlug de gestolen appelen uit zijn zak, gaf die aan den dokter en ^ver dween toen met een vaart door de poort aan de andere zijde grap den tuin. De dokter wilde weer in huls terugkeeren, maar Bello bleef maar in de nabijheid van den boom blaffen en omhoog kijken. ,D’r zit zeker nog iemand In,” dacht de dokter bij zichzelf, liep naar den boom toe en keek naar boven. Hij zag tusschen de bladeren door een paar bengelende beenen. „Zit er iemand in dezen boom?” riep hij. Er kwam geen antwoord. De dokter wachtte nog even en kreeg toen een pracht idee;0 „Hier blijven Bello,” commandeerde hij. De hond bleef bij den booth staan, terwijl de dokter verdween. „Kom mee, Kees,” zei Jaap, „de dokter is weg en heeft niets van ons gezien, vlug den boom uit!" Hij liet zich langs den stam zakken, maar halverwege richtte Bello zich op, liet zijn glimmend gebit zien en gromde zóó ver vaarlijk, dat Jaap van angst niet wist, hoe vlug hij weer naar boven zou komen. „We moeten dien hond aanhalen,” Kees, „andei*s komen wfe hier nooit daan.” „Lieve Bello,” zei hij, „zoet hondje, koest beestje!” Bello ging liggen. „Zie je wel!” zei Kees triomfantelijk, en .Dokter, dokterABfiepen toen twee be nauwde jongensstemmen. De dokter keek eens naar boven en zag twee gezichten, die hem smeekend aankeken. „Wat is er van jullie dienst?” vroeg de dokter, „waarom zitten jullie daar?” „We durven er niet uit! Die hond.... ziet u... .1” ,Jk zou d*r maar uit komen,” zei de dok ter, „die hond doet Je niets!” Jaap en Kees klommen uit den boom. Hun armen en beenen, hun ruggestrengen en hun hals, iéder plekje van hun lichaam deed zeer en dgt zou straks nog erger wor den, als de vaders gehoord hadden waar ze geweest waren! Ze huilden tranen met tuiten. „We-we,-we hebben d’r, d’r zoo’n spijt van,” zei Kees. „Door schade en schande worid je wijs!’' zei de dokter, „ga maar gauw naar huis. Je ouders zitten natuurlijk met spanning op jullie terugkomst te wachten." Den volgenden dag kwamen vier bedruk te jongens op het spreekuur van den dok ter. Ze waren door hun ouders gestuurd om den dokter excuus te gaan vragen, want geen van hen had kunnen verzwijgen dat ze by den dokter appelen gestolen hadden. FOTO REPORTAGE DeEn, de -- rennen bij. Koning George met Koningin Elizabeth, den Hertog van Kent en den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 4