HET M.S.
f
LEER OM LEER
MB
I
FOTOREPORTAGE
I
w
„ORANJE” IN AANBOUW
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
O
122h
i
VRIEND OF VIJAND?
33X
B-e,
I
1
voor 80.
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
fiafas3s
B
J 'X
BB
DONDERDAG 7 JUU 193S
6
Sg* 5
l;i
u*
iX
-j
s<
FTT
r
1
ai
igH
i»
PIET EN Z’N KONIJN
LANGER WORDEN
CE:
B
EEN SLIMMERD
BEWIJS VAN ONSCHULD
I DONDERDAG 7 JUU 1938
f <1
w
>1
r
BI
-,S^-
w
*-*^O
H
w» newseien
TSWtB'J
Bi
s
I
karige
'W
Jb
♦i
>C‘I
1
A
ia
55
T
koekoek
met zijn
p*
tl
I*
doodsbe-
koek is zoo
en
PIET BROOS
DE V. P. D.
„Twee.”
'*W*-
t
7
■4;
k
a
d
V
i
1
1
heeft, nog verdedigen?” vroeg Evelien ver
baasd, „Zeker” antwoordde Kees. „De koe-
1.
verse
2.
huw<
3.
kregt
regel
n
si
d
g|
O
ze
d<
v<
vi
w
u
hi
n>
he
va
so
he
Te
10 s
held,
ling
Oem
derzi
te
ini
we
he
sta
de
gei
vei
I
uit
los
uit
ksi
die
led
ver
ove
bed
dril
org
bed
ont
dat
vor
ven
vak
11
win
dry
sein
netl
Ung
teel
ultv
een
het
van
toet
ten,
-rustte
Hat hooMpalaton passeert Conches tijdens de eerste etappe vee do
Ronde van Frankrijk
6ew vetpaetij tweeehen de Saigon Walschot, Lauwert en de Duitscher
StaWtKap don eoeeUsi dog wan don Toor de Franco
(Ue-cvr -
Nackv egaal
o*
tlge haren en de meeste vogels laten hen ..Hoeveel broers heb Je, Jan?”
„Twee."
„Hè, wat kan jouw zusje dan jokken; die sd
me gisteren, dat ze drie broers had.”
Op
fantei
aan 1
wyk
gaan.
Hardt
beoog
het a
blljvei
stel i
telten
by he
zorg d
De
plan
waarv
vende
staat.
Amj
te sta
kwam,
zieniyi
men, i
eere-v
comité
Diti
Dr.
dam, t
meeste
van d<
pennir
'Ozn.,
lemsen
werd al dikker en dikker en kon op het
laatst niet meer, zoodat hij zelfs twee vette
kreeften moest laten liggen. Wat was dat
een prettig gevoel, zoo’n fijne, volle, strak
gespannen bulk! Hjj ging op zijn achter-
pooten zitten en jankte van genoegen.
De kameel schrok er van.
„Sssssst!” riep hjj. „Houd je mond dicht,
sufferd. Direkt komt de boer van dit riet
veld en dan krijg ik er van langs. Ik heb
nog niet genoeg gegeten I”
„Ik wel,” antwoordde de jakhals en trok
zich van de waarschuwing niets aan. Hij
bleef maar janken, zoodat Iedereen In den
omtrek er kippenvel van kreeg. De boer van
het suikerrietveld kwam eens kijken wat dat
gehuil te beduiden had.
Allemenschenll
Daar liep waarachtig een kameel In zijn
suikerriet. Vlug greep hij een zwaren knup
pel en sloop voorzichtig naar den argeloozen
dief.
Boem.
Daar kwam de knuppel met een hevigen
slag op het hoofd van den kameel terecht
over, toen ineens naar rechts.
„Kijk uit!” gilde de jakhals
nauwd,” direkt val ik er af! Waarom doe Je
nu Ineens zoo mal?”
„Dat kan ik toch zeker doen als ik wil,”
antwoordde de kameel, „dat doe ik altijd,
als Ik me eens lekker dik gegeten heb!”
Een tegelijk keerde hij zich met een ruk
om, zoodat de jakhals met een snoekduik
van den bultigen rug afschoot en In de
schuimende golven verdween.
De kameel bereikte veilig den overkant.
Het koele water had zjjn brandende wonden
heerlijk afgekoeld en uitgewasschen.
HIJ keek eens om naar den Jakhals. Die
worstelde wanhopig met de woeste rivier.
In een draaikolk verdween hij en kwam niet
meer boven.
Zoo gaat het als je valsch bent en alleen
maar aan jezelf denkt.
r
zwemmend bereikte de kameel
zwaren last den overkant.
Direkt sprong de Jakhals tusschen den
troep kreeften. HIJ sloeg, beet en hapte en
had al spoedig een heel stapeltje voor zich
liggen, dat hij op zijn gemak en met smaak
ging verorberen.
De kameel vond een veld met suikerriet.
Heerlijk sappig Jong suikerriet, dat smolt
op zijn tong. Eten meneertje! Nee, zoo lek
ker had hij nog nooit van zijn leven ge
geten.
De Jakhals weerde zich ook geducht. Hjj
De Duitscher Oberbeck, die winnaar werd van de eerste
den Tow de France, passeert de finish te Caen
wylB
I5V** a
De Prov. Ver. tot Bevordering der
Paardenfokkerij in Groningen her
dacht Woensdag haar 50-jarig be
staan. In den morgen werd te
Groningen een groote keuring van
fokmerries gehouden, waarbij fraaie
exemplaren te bewonderen vielen
Haar toen Piet wat dichterWJ was,
Toen bemerkten we alrat
Dat ’t geen muis en ook geen hondje.
Maar een klein konijntje was!
„Van den schillenboer gekregen!"
In de verte riep Piet 't al.
En ik heb beloofd dat ik er
Heel erg goed voor zorgen zal!"
Vader moet een hokje maken,
Pietje geeft de spijkers aan.
En je hoort een poosje niets dan
Schaven, timmeren en slaan!
Eindelijk zit het kleine diertje
In z’n mooie nieuwe hok.
Op een geurig bed van grasjes,
Dat Piet uit het weiland trok.
O, wat wordt het klein konijntje.
Nu verwend door iedereen.
Brood en knolletjes en blaadjes,
Sla en lekkere malsche peen!
En het doet niet schuw of angstig.
Als het andere menschen ziet.
Maar z’n allerbeste vrieridje.
Blijft z’n kleine baasje Piet!
Op zekeren dag bracht kleine Pietje
In z’n arm iets mee naar huis.
In de verte leek 't een hondje.
Of een heele groote muis!
Mr. B. J. Duetz te Den Haag Is be
noemd tot kantonrechter te Beetster-
zwaag
BB*’"
Rechter: „Hoe kan je nu nog langer ontken
nen? Hier zijn drie getuigen, die het gezien heb*
ben.**
Misdadiger: „Daar kan ik wel vijftig tegen
over stellen, die niets gezien hebben.”
De bouw van het m.s. .Oranje* bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te
Amsterdam voor rekening der Stoomvaart Mij. Nederland, vordert
goed. Een overzicht van de werkzaamheden
-
vraatzuchtig, dat hij niet-al
leen de gladde rupsen eet, zooals alle in-
sektenetende vogels doen, maar ook de ha
rige, zelfs die rupsen, die vergiftige haren
hebben en daardoor ook bij ons huidontste
kingen kunnen veroorzaken. (Flg. 3). Je
moet maar eens In de verhalen lezen, hoe
bij rupsenplagen dadelijk het aantal koe
koeken toeneemt. En wat rupsenplagen te
beteekenen hebben, daar weten jullie net
zoo goed als ik alles van. Denk maar eens
aan al de rupsennesten, die wij een paar
Jaar geleden in de eiken aan den weg za
gen, allemaal nesten van de rups van aen
bastaardsatljnvllnder. Die hebben vergif-
met vree. Maar de koekoeken storen zich
nergens aan en eten ook die rupsen op.”
Nog steeds riep de koekoek In de verte.
Zou hjj weten, dat ze het over hem had
den? Misschien was hij wel trotsch op zjjn
heldendaden. Maar voor de wandelaars
werd het tijd om naar huls te gaan. Met
het vaste voornemen om binnenkort weer
een wandeling te gaan maken, ging het
troepje naar huis.
en er volgde nog een heele roffel op zijn
kop en rug.
Jankend van pijn vloog de kameel dwars
door het suikerrietveld naar de rivier, •’ach
tervolgd door den boer, die hem maar
steeds tracteerde op harde knuppelslagen.
Zonder zich te bedenken stortte de kameel
zich in de rivier en de boer had het na
kijken. Hij wilde zich toen op den Jakhals
wreken, maar die nam een sprong en zat
meteen op den rug van den kameel.
„Waarom hield Jij je mond niet dicht?1
vroeg de kameel toen zij een eindje ge
zwommen hadden. „Die boer heeft me half
dood geranseld. Hoorde je niet dat ik je
waarschuwde om stil te zijn?”
„O jawel,” antwoordde de jakhals, „maar
ik kan toch zeker zingen, wanneer ik wil.
Dat doe ik altijd als ik me eens lekker dik
•gegeten heb!”
„Oooooh,” zei de kameel in stilte en be
gon ineens te hobbelen. Hij helde naar links
I
i
Ki 1
rgens in de buurt van een snel-
stroomende rivier leefde eens een
jakhals. Zoo’n echte leelijke jakhals,
een van die beesten, die zoo valsch kunnen
blaffen, dat je ooren er van gaan tuiten.
Het was een echte schrokop. Eten, eten,
eten. Dat was het eenlge waar hij voor
leefde. Zoo gauw hij wakker werd 'smor;
gens dacht hij aan een lekker hapje en
als hij naar bed ging *s avonds peinsde
hjj nog maar steeds over eten.
Op een goeden dag wat een hoop
goede dagen vind je In zulk soort verhalen
altijd, hè! zag hij een grooten troep
kreeften naar den overkant van de rivier
zwemmen. Zijn oogen begonnen te tranen
en hét water liep langs zijn mond. Kreeften!
Jongens, daar was hij dol op.
Hij draafde wat heen en weer, zocht een
geschikt plekje om de rivier over te steken,
maar de stroom was zoo sterk, dat hy zlchy
niet in het water durfde laten zakken.
Och, och. Hy huilde haast van verdriet.
Zouden nu al die lekkere kreeften, die aan
den anderen oever argeloos over het zand
kropen, aan zyn neus voorbygaan?
Gelukkig kwam er een kameel voorby.
„Vriend Bultman”, riep de jakhals, ,4k
heb aan den overkant een veld met heerUjk
sappig suikerriet ontdekt. Zullen we daar
eens naar toegaan?”
De kameel keek hem eens wantrouwig
aan.
,^m,” antwoordde hy langzaam, „ik heb
nog nooit een jakhals suikerriet zien eten.’r
„Als Ik honger heb, eet ik er wel eens
van”, zei de jakhals, „maar eb, je hebt
gelijk, alleen voor dat suikerriet wou ik
niet naar den anderen oever. Zie je daar
dien troep kreeften niet zitten? Als ik er aan
denk, hoe heerjyk die kunnen smaken, zou
ik wel zoo In het water willen springen.
Maar Ik kan haast niet zwemmen. Jy bent
echter groot en sterk en je komt gemak-
keiyk naar den overkant. En als je my dan
op je rug draagt, kunnen we allebei heeriyk
smullen.”
Affyn, de kameel, die het niet zoo breed
gewend was, liet zich overhalen en stapte
in de rivier. Tjoep daar sprong de jakhals
op zyn rug. Al ploeterend, blazend en
p-j y waren weer eens als vanouds aan t
Rob, toen Rob opeens uitriep: „Waar
zou die koekoek toch zitten? t IJjkt net of
hy vlak by Is en toch zie Ik hem niet.” die zooveel vogelmoorden op zyn geweten
Even later liet het geluid zich nog dichter
by hooren en daar zagen zy een vry groo-
'<~~L
grijzen vogel voorbijvliegen. Even
hij op een hek, toen ging hy er
vandoor en een oogenblik later klonk het
weer „koekoek, koek” als voorheen. „Nu
hebben we hem toch gezien (Flg. 1) merkte
Kees op. ,4a, en goed ook. T Is eigeniyk
een prachtig dier. Jammer, dat hy zooveel
schade doet.” Die opmerking kwam van-
Evelien. „Ho, wacht even. Dus je meent,
dat een koekoek alleen maar schadeiyk is?”
klonk de stem van Kees, ,4a, we hebben,
immers op school geleerd, dat de koekoek
haar eieren in het nest van een vreemden
vogel legt. De meest uiteenloopende soor
ten worden door haar uitgezocht: allerlei
vinken, roodborstjes, blauwborstjes, merels,
zangiysters, ja zelfs nachtegalen.”
„Laten we hopen, dat ze den nachtegaal,
dien we hier hooren, spaart”, merkte Rob
op, die een eindje verder aan het luisteren
was geweest en by de laatste woorden het
gezelschap weer genaderd was. Voorzichtig,
stil naderden de anderen de plaats, waar
hy vandaan kwam en nu hoorden zy hem
ook. „Daar” fluisterde Kees, zoo zacht, dat
het diertje er niet door verschrikt wérd.
Ze volgden de richting van zyn vinger en
daar zagen zy den zanger zitten in het
topje van een struik (Flg. 2).
Tpen ze. volop van het gezang genoten
hadden, vervolgde Evelien. ,J!r zyn wel
honderd tweeënzestig soorten, die door de
koekoeksmoeder „begunstigd" worden, en
altyd heeft die gunst tot gevolg, dat de
jonge vogeltjes door den jongen koekoek
uit het nest geworpen worden en dus een
akeligen dood vinden.
Ik begryp nooit, dat pleegouders zoo dom
zyn, om het koekoeksjong uit te broeden
groot te brengen.” ,4e moet ook niet
denken,” viel Kees in, „dat de vogels niet
begrypen, dat hun jongen en eieren be
dreigd worden. Wanneer de koekoek zich
vertoont, doen zy al hun best, hem te ver-
dryven. De wyfjeskoekoek Is wel zoo slim
op stiekeme manier haar ei In het nest te
leggen, als de nude vogels zich even ver-
wyderd hebben.”
,^e zeggen Immers ook, dat de jonge
koekoek zoo hulpbehoevend is?" vroeg Ere-
lien, ,4a, het koekoeksjong is een eigen
aardig diertje met een dikken kop en groo
te oogen. Na eenigen tyd ontwikkelen zich
de eerste veerenstoppels en nu Is het dier i
zoo leeiyk, dat iemand, die eens een jongen i
koekoek in een nest zag zitten en niet al te
best keek, meende, dat het een pad was.
Hy zat voortdurend met een heesch geluld
wandelen: Mlentje, Evelien, Kees en «1» te roepen, dat hy zoo’n
honger heeft."
„En wou je nu heusch dien' leeiykerd, 1
De meester op school had den kinderen uit
gelegd, dat de warmte de dingen doet uitzetten
en de koude se doet inkrimpen. Als voorbeeld
noemde hy de spoorrails, die daarom nooit stlK
tegen elkaar, maar altijd een klein eindje van
elkaar gelegd worden, om ze gelegenheid te ge
ven uit te zetten, zonder dat de spoorstaven krop
buigen.
Aan het einde van de les vroeg hy of allen
het goed begrepen hadden.
4a, ja, ja, mijnheer!” klonk het van aDs
kanten.
,^oo, Jansen, noem Jij me dan een voorbeeld
van iets, dat 's zomers langer is dan ’s winters.'
En Jansen antwoordde: ,De vacantle, mijn
heer, die duurt ’s zomers vier weken en ’s win
ters maar Mn.”