De Kathedraal
Reims
van
De avonturen van een verkeersagentje
tl
•%1
••SI Jr
wuidcn Aaq
i
ORRIE
1
a
5
■s
ZOMER! iiiiniiiiiiiiiiiitiiiiiiii^
I
DONDERDAG 7 JULI 1938
u
Voltooiing van een
grootsch werk
V
H
De weéergijdsche
herkenning
is
II
u
t
U
is
KI
5
r.
r,
n
DOOR
CHARLES
GARVTCE
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Lord
i
Beeldengroep uit het voorportaal der kathedraal te Reims
Stella's
on
■s.
Daar zag de agent een boechkatje, dat natuurlijk weer ver-
roman-
keerd den weg overstak. Hy wae kwaad, nam het by een van
de ooien en bracht het aoo naar den overkant. „Zoo moet je
voortaan oversteken, kwajongen,” zei Keesie kwaad.
(Nadruk verboden)
Kerïdale
bleef haar een oogenbük
ernstig.
ik
beloofd om je vrouw te worden?”
I
nu
Seymour Melford. Zyn gesicht
plekken
J
slaf
150
oogen
waren.
lg
10
n
L
el
5
sp
37.
k
st.
n,
U.
IS.
B.
et
is,
IS.
id
ie
1
Blik op een der roosvensters van de
kathedraal te Reims
T
13,
if.
l)
L
•n.
!N.
tel
rs,
aarzelde een oogenbük. Het was geen
pietje om naar Mn vetter ia gaan en te aag-
vervangen? Overeenkomstig de oorspronkelijke
plannen, die meestal niet eens meer bekend
waren, of naar vernieuwingen uit de middel
eeuwen, of uit de XVIe eeuw byvoorbeeld. Hier
moest natuuriyk de .smaak leiden en de voor-
De verkeersagent kwam aanloopen en noteerde alles in zyn
boekje. De autobestuurder, meneer Konyn, zat zelf aan het
stuur, en vertelde hem, hoe het ongeluk had plaats gehad en
Keesie merkte al dadeiyk, dat de bestuurder geen schuld had,
Een kip stond nieuwsgierig er naar te kijken. „Doorloopen,
juffrouw,” zelde de agent. „Nou, dat is me ook wat,” kakelde
de kip; „je mag niet meer staan biyven ook.”
AT J A D op dit blad zyn ingevcrfge de verzekertngsvoorwaarden tegen j-i by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T? TEA by een ongeval met TJ OlE/'t
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen *F g UV«" verlies'van beide armen, beide beenen of beide oogen ÖUs" doodelijken afloop 'F
den 19en vloog het steigerwerk rond den Noor-
dertoren, dat daar voor restauratle-doeleinden
was aangebracht, in brand. De waterspulers
spuwden toen gloeiend lood: een even infernaal
schouwspel als dat van de vlammen, die aan
alle kanten langs de steenen lekten. En vol
gende jaren zagen de Kathedraal meer en meer
doorschoten en a^n flarden gereten, als moest
de banier van Jeanne d'Arc thans voorgoed
worden vernietigd. Toen in November 1918 de
wapenstilstand kwam, stond daar een vreemd
silhouet tegen den hemel geteekend. Regen
vlagen striemden door het gebroken kantwerk
der venstertraceeringen naar binnen en vonden
niets dan puin en scherven van het glas, dat
eens het zonlicht in honderd bloeiende kleuren
zeefde. De engel met den glimlach werd aange
troffen met vormloos gelaat en afgehouwen
handen. De vreugde van Reims was verdwenen.
Hier heerschte nog slechts droefheid als om
het bebloede lichaam van een martelaar, die
boette voor de zotïden van vele volkeren.
Maar Reims verrees! Dank zy den ruimen gif
ten, die van alle zyden begonnen toe te stroo-
men, en thans een bedrag van ongeveer twintig
millioen gulden hebben bereikt. Dank zy den
zorgen van den gryzen Kardinaal Lupon, die al
de oorlogsjaren zyn geliefde kerk niet verliet,
en in 1915 de gelofte aflegde, dat er tien Jaar
lang een Aanbiddingsdag zou worden gehouden
op het feest van het Heilfg Hart, wanneer de
Kathedraal hersteld zou kunnèh worden. Dank
ook de onvermoeibare toewijding van den archi
tect Alphonse Deneux, een man, in wfen het hei
lige vuur der Middeleeuwsche 'bouwmeesters le
vend bleek te zyn. Twintig jaar lang werkte
deze op de steigers, met een rustigen glimlach
boven den witten werkmanskiel, waarop zich 'n
baard k la Rodin uitspreidt. En reeds in 1927
kop de kerk weer plechtig aan den eeredienst
worden teruggegeven. Wel was er reeds kort
na den oorlog een heilige Mis opgedragen: een
Nachtmis op het Kerstfeest, toen Christus op
nieuw geboren werd in 'n omgeving van armoede
en verlatenhefd. En ook in 1927 waren de ge
volgen van branden en granaten nog maar al
te goed zichtbaar, zoodat men- voorloopig het
herstelde middenschip door een muur van het
overige deel der Kathedraal had afgescheiden.
Maar tien jaar later kon mgn dezen afbreken
en zag men langs de rank-Gothlsche lijnen van
zuilen en gewelven weer ongehinderd het zil
verige zonlicht glanzen in statig” stygende
wierook wolken. Want op 18 October jj. werd het
herstelde bedehuis plechtig geconsacreerd. De
rednp waarom dit pas zeven eeuwen na den
bouw gebeurde, is hierin te zoeken, dat men in
de Middeleeuwen vooral waarde hechtte aan
de wyding van het hoofdaltaar. En dit was
reeds in 862 gewyd. Het* herstel van
de Kathedraal bood echter in 1937 een uitge
zóchte gelegenheid, om door deze heeriyke li
turgische viering van de kerkwyding aan Reims
een nieuwen gloriedag te bereiden. De engel
mocht weer glimlachen, nadat men het kostbare
beeld opnieuw had opgebouwd uit de brokstuk
ken, die men gelukkig nog wist te verzamelen.
En het ruiterstandbeeld van Jeanne d'Arc, dat
vóór het hoofdportaal verryst, zag de breede en
hooge zuilenhallen volstroomen als in de dagen,
toen, voor de oogen van de bevrydster, Karei
VII tot koning werd gekroond.
Thans gaat Reims opnieuw feestvieren. Op
Vrydag, Zaterdag en. Zondag as. zal zich de
wereldlijke overheid met de geesteiyke ver-
eenigen, om door grandioze feesten de herrij
zenis der Kathedraal te gedenken. Er is reden
voor om dit nu te doen, omdat het herstelwerk
in zekeren zin als afgesloten mag worden be
schouwd. Wel vertoont de voorgevel nog de ge
volgen van den vreeseiyken brand, die het bouw
werk in 1914 teisterde, en ligt er dus nog een
duideiyke lydenstrek op het gelaat van dit hei
ligdom. Maar juist daardoor ook heeft de „Ca-
thédrale-martyre” een byzondere, roerende
schoonheid ontvangen. Een zachtroode kleur als
van levend vleeach herinnert aan den brand,
die den Noordertoren havende, en wordt in de
avondzon tot mysterievolle herinnering aan
veel doorstaan leed. En een volledige restauratie
van de beeldengroepen brengt byzondere moei
iykheden met zich mee. Er gaan dan'ook stem
men op die pleiten voor het bewaren van den
voorgevel in den staat, waarin hü zich thans be
vindt. Hierover zullen deskundigen en belang
stellenden nog wel een vreedzamen stryd te
voeren krijgen, want ofschoon het wel in de
bedoeling lag de restauratie geheel te vol
tooien, is de definitieve beslissing daaromtrent
nog niet genomen. In elk geval zullen jongere
krachten eventueel de taak moeten overnemen
van Deneux, die thans een otium cum dignitate
in gaat.
Wat echter in de afgeloopen twintig jaar on
der diens leiding tot stand is gekomen, ts ruim
schoots voldoende om zyn naam voorgoed met
de geschiedenis van de Kathedraal te verbinden.
Het ging om een uiterst mppilyk en délicaat
werk, vooral ook omdat eigeniyk de geheele
wereld daarvoor belangstelling toonde, maar
dan ook graag tevens van advies diende. Al
phonse Deneux, dia. een voorbeeld van kalmte en
bezonkenheid is, heeft aan een medewerker
van „De Maasbode” onlangs zelf het een en
ander over die moeiiykheden medegedeeld:
„Wat wel in het oog moet worden gevat, te,
dat ik tot opdracht had de kathedraal te her
stellen in den vorm, zooals zy in 1914 bekend
was. Maar by die opdracht moest men toch
voorzichtig zyn, niet de slaaf te worden van een
systeem. Want de brand en de beschietingen
hadden deelen vernield, die eigeniyk fantasie-
toevoegsels waren van de laatste eeuw. Moest
niet van de gelegenheid gebruik worden gemaakt
zich van de XIXe-eeuwsche tooisels te ontdoen?
Dat was althans myr/'opvatting en ook die van
de „Beaua-Arts”. Maar hoe die fantasieën te
het geval, dat het beeldhouwwerk geheel ver
dwenen was, zou hy niet de pastiche toelaten,
die trouwens niet anders dan op fantasie zou
kunnen berusten.
Gelukkig waren van veel vermaarde sculptures
afgietsels genomen en in dat geval was de re-
constitutie gemakkelyk. Verder kon byvoorbeeld
de bovengenoemde „Engel met den schoonen
glimlach” geheel vervangen worden daar alle
onderdeden waren gevonden. Er wercLkolslagen
vormgetrouw gewerkt, en dat gaf ooï?*weer tot
critiek aanleiding, want men vond byvoorbeeld,
dat de koningen van Juda van de Koningen-
galery allesbehalve schoone jongelingen waren.
„Inderdaad”, zei de heer Deneux, ..meesterwer
ken zyn het niet, maar ze benaderen het meest
de vormen der totaal misvormde oorspconkelyke
werken, die nfet meer te gebruiken waren. Wer
den ze echter niet vervangen dan was de ge
heele aesthetiek van de Koningen-galery ge
broken, door de gapende holten”.
Als men nu de ontgagiyke herstelwerken
gadeslaat, dan is de indruk natuuriyk gunsti
ger, naarmate de materie reeds zekere patina
heeft ontvangen. En op tal van plaatsen is het
zelfs voor den deskundige moeiiyk uit te maken
wat geheel gereconstrueerd is, of wat gespaard
bleef. Ook hier werkt de tyd als heelmeester
mede. En eeriyk gezegd, men kan er niet cqpd-
dwalen over de talryhe ommegangen tusschen
de spitsbogen, over de platforms, of waar men
die prachtige werken van naby kan gadeslaan,
zonder een diepe bewondering te gevoejen voor
den man, die ggn de kathedraal van Reims haar
figuur heeft teruggeschonken en daarmee een
levenstaak heeft volbracht.
„Daar ben ik nog zoo zeker niet van,” ant-
eenlgszins verdrietig,
naam klonk als de
ooren „als Je maar
inplaats van de aller-
jongen van de wereld,
„Wacht even en luister naar me. Nog drie
maanden ben Je vry
„Lorrie I”
„Laat met uitspreken. Je zult nog langer
vry zyn, voor altijd als je «rilt, wanneer Je
aan het eind van de drie maanden daar be
hoefte toe voelt. Maar tot zoolang Guy zullen
we beiden doen alsof alsof deze avond er
nooit was geweest" en ze zag peinzend en
vol liefde naar de sterren op.
Hy keek haar ernstig, oplettend aan.
.Heb je er nu al spyt van. Lorrie?"
zy legde haar hand op zyn arm en hief haar
oogen naar hem op, maar zorgde, dat hy haar
niet omhelzen kon.
.Dat niet,” zei ze. „Drie maanden, Guy? Kom.
zoo lang is dat niet.”
„Blaar waarom, waarom?" vroeg hy onge
duldig.
„Omdat o Guy. ik weet, dat je van
avond iets heel doms en dwaas hebt gedaan
en ik wou den storm nog wat tegenhouden.
Wie weet, wat er in drie maanden kan gebeu
ren. „Ik” lachte ze spottend „ik kryg mis
schien wel een fortuin of of ik krijg mazelen
als Ik op ziekenbezoek in het dorp ga, en
sterf dafl als de heldin van een roman, of o,
er kan van alles gebeuren waardoor Je vader
me niet meer als een struikelblok en een ver
derf voor het nobele huls Latcham zou be-
Het is maar voor drie maanden,
verstandige jongen, Guy en seg:
Al zooveel, zooveel dagen!
Nu maak ik dus een kwaad gedicht
Ik zal 't eens even zeggen!
Ik laat me door dien „Zomer” hier
Niet in de lurdn leggen
En als dit booze vers verschijnt
Dan zal 't wel weer zoo wezen
Dat ieder ongeveer begint
Voor zonnesteek tevreezen.
Dan klaagt de boer dat 't al 'verdort,
Dan is het om te smoren.
Dan zeggen al m’n lezers vast:
„Nou, moet je him eens hooren!"
Vergeet, o lezers, dan tóch niet:
Als door mijn woede-klanken
De ichte Zomer etnd’Hfk kwam,
Dan hebt ge ’t MIJ te danken!
HERMAN KRAMER
^iiiitiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniHNiHininiiniiiiiuiiiiiiiiiimiiHiiiiiiiiiiii^
kwajongen met verwarde haren I”
,4e bent de meest juiste persoon, die ik
ooit heb ontmoete” gaf hy ten antwoord met
al de overtuiging van iemand, die weet dat hy
de rechte gekozen heeft.
.Neen, dat te niet waar,” zei ze ernstig. De
rechte persoon is een groot, blond meisje 'met
een blank gezichtje en donkerbruine oogen, die
erfgename is van een half millioen, Guy.”
.Dank Je. Ik ben volkomen tevreden met
een meisje, dat haar gewicht in goud waard
In sommige opzichten heeft het doorstane
leed zelfs zichtbare winst opgeleverd. Men heeft
waardevolle ontdekkingen gedaan, waardoor het
mogeiyk werd aan het heiligdom zyn meer oor
spronkelijke vormen terug te schenken, die door
latere restauraties verloren wareti gegaan. Zoo
werden de graven der Bisschoppen van Reims-
en een mozaïek in drie kleuren uit de Kathe
draal van Hinctnar te voorschyn gebracht. Doch
---het belangrykste van al is de'"Wootlegglng van
bevredigenden indruk geven. Maar alleen voor de crypte der Kathedraal van Sint Nicasius,
h.» w-. .J.----r Konlng Ciovl8 het doopsel ontving. Dit
historische baptisterium maakt thans weer deel
uit van hst majestueuze bouwwerk. Ek zijn dus
vele redenen, waarom Reims dezer dagen zyn
Jubelklanken langs de ryzige bogen mag doen
omhoog klinken.
.Dolores Latimer," antwoordde hy ernstig.
.Neen, Diana Melford,” was haar even
ernstig wederwoord.
„Ik hoop, dat verschil van meening nooit een
beletsel is voor vriendschap.” probeerde hy
lichthartig te spreken. „Ik wil niet onbeleefd
aijh, maar laat Diana: Melford naar de pomp
loopen.”
Lorrie zweeg een oogenbük. Zou ze hem ver
tellen, dat ze niet alleen wakker was, toen hy
haar kuste op het kerkhof, maar dat ze ook
zyn gesprek met Jack had gehoord? Iets deed
haar zwygen'en ze zuchtte even.
„Waarom zucht je?” vroeg hy. ,Js het zoo’n
vreeseiyk denkbeeld om myn vrouw te worden,
Lorrie?”
,Heb
zei ze.
„Ik geloof van wei," plaagde hy.
.Maar,” hield ze vol, terwyi zy haar hand
op zyn arm legde en dien drukte, „maar
dat bedoelde ik niet niet heelemaal.”
„Wat?" zei hy ongeloovig.
„Neen,” pleitte zy ernstig. Wees niet boos
op me, Guy. Het spyt me, maar dat bedoelde
ik niet. Nu niet
.Niet vanavond., dat begryp ik,” zei hy.
„Hoewel ik niet bepaald op de hoogte ben van
de huweiykswetten, begrtp ik toch nog wel,
dat ze 's avonds na zes uur niet meer iemand
trouwen. Vanavond niet, maar toch wel heel
gauw. Lorrie," en hy trachtte haar naar zich
toe te trekken.
Maar zy hield hem tegen. .Neen, ook niet
gauw." vervolgde ze ernstig. .Luister eens.
woordde ze
„Ach Guy” zyn
zoetste muziek in zyn
een wijze man waart,
domste, hardhoofdigste
dan zou Je verliefd zyn geworden op de juiste
persoon, inplaats van op een onbeteekenende
schouwen.
Wees een
jal”
Hy
zich aan. aoo gelukkig sds een arme sterveling
maar zyn kan; toen maakte zy zich met een
sprong los uit zyn armen.
.Jack,” zei ze: „Ik hoor hem den weg af
komen. Goeden nacht en niet vergeten!"
En als een schaduw sloop ze langs de limn
naar de pastorie en was uit het gezicht ver-
den weg af.
was Seymour Melford. Zyn geatehi
zoo wit ais zyn overhemd, behalve twee
r-:—onder zyn donkere felle
de druppel bloed op zyn ondertip
tanden die hadden stukgebeten.
Wel een twintig tellen bleef hy staren naar de
pek waar Guy en Lorrie «amen hartdon ge
staan en in de schittering van zyn oogen hg
méér vernietiging dam in een vloed van wr-
vloekingen. Toen ging hy de laan op en neer-
loopen. zyn blanke handen zwaaiden heftig in
de lucht.
even weifelend, voor bleef staan, greep ne et
naar om het weg te nemen.
„Permitteert U?” klonk z’n vraag.
Ze knikte vriendelyk en hy nam het valies
uit haar handen en plaatste het in 1 net. De
trein reed verder en Stella schoof dichter by
t raampje, omdat de man gezet was en nogal
veel plaats noodig, had. Hy scheen van middel
baren leeftyd te. zyn. zonk met een zucht van
verüchting op z’n zitplaats neer en veegde met
z'n zakdoek over z’n gesicht en z’n kalen
schedel.
Stella, die in gedachten verzonken zat, had
hem vergeten, tot z'n stem haar deed op-
schnkken.
„Zou het u hinderen, als ik t raampje open
maak?” vroeg hy. „t Is hier ondraagiyk warm.’
De jonge vrouw, die t ook warm vond, gaf
haar toestemming en samen deden ze moeite
om X raampje open ,te krygen.
„Die dingen zitten nog net zoo vast als m
vroeger jaren”, lachte hy. Zn lach klonk pret
tig. joviaal. „Dit is altyd een boemeltrein op
een boemeiweg geweest,” ging hy voort, „en
in die tien jaren is er niets veranderd. Alleen
schynt die trein nog meer te horten en te
stoeten.”
„Bent u tien Jaar weggeweest?" vroeg Stella.
Haar reisgenoot knikte.
„Tt Ben gedurende dien tyd met vrouw en
kinderen in Europa geweest. Nu ik terug ben.
had ik veel lust om die oude plaatsen weer
eens te zien.”
Hy keek het raam uit.
„Hier was altyd het mooie uitzicht op het
Legrant-meer. Nu is er niet veel meer te sten
dan een cement-fabriek."
,Na jaren lange afwezigheid kan men aoo
iets verwachten”, meende Stella.
„Dat is zoo. Men moest plaatsen, die men
vsseger goed gekend heeft, eigeniyk nooit meer
bezoeken.”
„Wanneer men tenminste geen teleurstelling
wil ondergaan en verdrietig wil worden.”
Stella Maclean dacht, toen ze dft aed, aan
Tim Linkwater en ze vroeg zich ernstig af of
ze wel verstandig deed, naar diens stadje te
gaan.
„Maar 't is niet slechts uw eigen teleurstel
ling”. hernam de reiziger, ,jnen kan nooit
weten wat men anderen menschen aandoet, men-
schen die u niet wenschen terug te zien. Als
men eenmaal weg gegaan is. nemen de dingen
toch hun eigen loop, en de plaats welke men
innam, sluit zich als een gat in 't water. X
Beste is, dat niet opnieuw te verstoren.”
.Juist uitgedrukt”, dacht Stella. „Een gat in
t water.” De man had groot geiyk, en ze be
sloot terug te gaan, omdat ze er toe in de ge
legenheid wfcs. zonder na te denken, wat het
wellicht voor Tim zou beteekenen. Ze had er
geen recht toe, dacht ze.
De conducteur riep, dat de trein Preefield
naderde. De reiziger nam Stella's valles uit het
net.
„De trein voor Rextown staat hier vlak te
genover op X volgend perron" lichtte hy in.
.Denk u,” antwoordde Stella zacht, ,Jk ben
van reisplan veranderd. Met den volgenden
trein ga ik weer terug.”
Beiden stapten uit. Alvorens in den auto te
stappen, die bui
ten stond te
vrachten, draaide
hy zich nog even
om, om een laat-
sten blik op Stella
te werpen. Toen
een hand daarna mn.i.f
op z’n schouder werd gelegd, was hy in ge
dachten verdiept.
.Zoo Tim Linkwater, ouwe jongen, ben je
daar? Kom je weer eens kyken m Je vader
stad?”
De aangesprokene keek op en schudde de
hand van z’n vroegeren buurman.
„Ja. maar niet om een ouwe vriendschap te
hernieuwen,” zei Tim Linkwater als voor zich
zelf, terwyi hy een langen blik op den rug van
Stella vestigde.
Z’n vroegere buurman volgde dien blik.
„Een kennis van je?” roeg hy.
„Och, neen”, antwoordde Tim „maar jaren
^r.eden heb ik haar heel goed gekend. ;t Ia
eigenaardig hoe sommige menschen gezichten
kunnen vergeten. Ze kende me niet meer.
Intusachen begaf Stella zich naar het rea-
taurant, waar ze een vriendin ontmoette, die
ze in geen jaren gezien had.
^Stella Maclean! Hoe toevallig! Ik heb ja
niet meer gezien sinds we samen tennis speel
den. Wat doe jy hier, Stella?”
„Och ja, dat is waar ook. Je bent Dorothy!
Ik moest toevallig hier in de buurt zijn.”
,Jk wist niet, dat je hier iemand in deaa
omgeving kende”, sprak Dorothy. .Maar wacht
eens, had je vroeger niet in deze buurt willen
trouwen?”
Stella knikte.
„Of”, vroeg de andere nieuwsgierig, „kwam
je soms hier om hem op te zoeken? Een oude
herinnering of aoo iets?”
Een droeve glimlach speelde
mondhoeken.
.Misschien wel. "Sm je eeriyk de waarheid te
zeggen, hebben we elkaar juist in den trein
ontmoet.”
„Enlachte Dorothy, „was het
tisch? Ben je onder den Indruk?"
.Dat zou ik wellicht wel geweest zyn” luidde
het antwoord, „als hy me herkend bad. maar
hy schynt niet alleen mXi persoon, maar ook
m’n gezicht totaal vergeten te zyn."
Guy, ik zei je, dat er moeiiykheden zouden
komen, moeiiykheden hierover en ik weet zeker,
dat dit het geval is. En en, Guy, al ben ik
ook een kwajongen, ik ben een vreeseiyke
lafaard. Ik zou ik zou je vader niet in de
oogen kunnen zien en zeggen: ,Jk word uw
schoondochter, mylord!"
.Dat zal ik wel voor je zeggen," viel hy
haar in de rede.
„Ik zou het niet kunnen doen nog niet.
Guy, als ik over alles had nagedacht, dan ge
loof ik niet, dat ik gezegd zou hebben wat Ik
zei toen Je wilde weggaan.”
„O!"
„Neen. Ik vond X zoo vreeseiyk, dat Je wou
weggaan, zie je," vervolgde ze naïef, „dat dat
ik het had gezegd vóór ik my er van bewust
was.”
JZoo” glimlachte hy. „En waar wil je
heen?" ging hy teeder voort.
.Luister eens, Guy. Waarom kunnen wy onze
onze
,Ja, wat?”
„Ons beider dwaasheid onze krankzinnig
heid niet een poosje voor onszelf houden?"
Hy bleef een oogenbük met gefronste wenk
brauwen staan.
,JEn verder?”
„Voor voor laat ons zeggen drie maan
den, Guy” pleitte zy.
„Zeg maar drie eeuwen," deed hy veront
waardigd.
„Neen, dat zou werkeiyk te lang zyn. Maar
drie maanden
is.”
„Zal ik je den naam vertellen van hst
meisje, dat hier vanavond naast je moest
staan Guy?" ging zy voort, terwyi haar mooie
téeder en nadenkend op hem gericht
naar de pastorie en was uit het gezicht
d wenen.
nakyken. En daar hy geen lust had om Jack
te ontmoeten, zyn verwyten aan te hooren en
dan allerlei uitleggingen te moeten geven,
sprong hy over de heg en keerde door de
velden naar de barakken terug.
Jack liep langs het piekje, waar ae aoo-
Juist hadden gestaan zonder het flauwste besef,
dat zich hier een liefdesscène had afgespeeld
en de deur van de pastorie sloot zich achter hem.
Een paar minuten bleef alles stil; toen wros<
zich een donkere figuur door de heg en üep
-
Het
was r
vuurroods
oogen en
waar zyn
■pa elms 1-, een bakermat van het Christen-
dom in West-Europa. Want toen in het jaar
498 de heilige bisschop Remiglus aan Clo
vis, Koning der Franken, hier het doopsel toe
diende, was dit als de aankondiging van de be-
keering van het volk der toekomst: de Franken,
die een groot deel der bekende wereld zouden
gaan beheerschen.
In de reis van Paus Leo IX.' die omstreeks
860 zelf naar de oevers der Vesle kwam om de
basiliek van Hincmar, Remigius' opvolger, in
te zegenen, mocht men dan ook de er
kenning zien van een providentieele beteekenis
van de toen reeds oude stede.
In het jaar 1211, dus juist in de Jaren toen
de schoonste bloemen van de Middeleeuwsche
cultuur gingen ontluiken, begonnen de inwo
ners van Reims met den bouw van de majes
tueuze Gothlsche Kathedraal. Nog vóór 1300
was deze grootendeels voltooid, en men vraagt
zich met verwondering af, hoe de Middeleeuw
sche bouwers met hun beperkte techniek er in
‘gaden het schip op te trekken, dat bUna
Meter hing is by een breedte van 30 en een
hoogte van 38 Meter. Later werden de torens
voltooid, en zoo verrees daar op de heuvels van
h. Champagne in vollen luister deze heeriyke kerk,
B die als een steenen, gedicht aan latere eeuwen
•ver den rykdotn eener. Christelijke beschaving
verhaalde. Al de stoute verbeeldlngsdurf, maar
ook de heldere logica van een construeerend
denken en al de liefde voor het fynverzorgde
détail dier eeuw, werkten hier samen om een
geheel te scheppen, dat als zingende verhaalde
over het dienstbaar worden van de stof aan ge
dachten van onvergankelyke waarde en schoon
heid. En de beeldengaleryen leerden aan het
volk, hoe dit alles de rype vrucht was van het
eeuwenlange zwoegen door heilige Bisschoppen
en Koningendoor hen, wier gebeente veilig rustte
in de schaduwen der ranke steenbogen. Daar-
tusschen stond de Engel met den glimlach, het
beroemde Gothlsche beeld dat zoo heeriyk sym
boliseerde den glimdach van Reims, van geheel
het Fransche volk: zonnig en gratievol, teeder
en diep tegeiyk.
De Engel bleef glimlachen, óók toen vreemde
overheerschers dit, land een tydlang bezetten.
Want engelen hebben den zuiveren blik, die in
de toekomst leest; wist hy dan ook niet, dat al
spoedig een maagd uit Domrémy den koning
weer hierheen zou voeren, waar hy in alle glorie
zou worden gezalfd en, gekroond als een uit
verkorene Gods? Reims beleefde toen weer een
zyner schoonste dagen, en de engel mocht biy-
ven glimlachen, toen in later eeuwen de zang
der Kerk bleef teroortruischen langs de hooge
gewelven, terwyiwn naburige landen alotn dwa
lingen de kerkdeuren sloten en de beelden deden
verdwynen. De lach van den engel overleefde
k zelfs de verwarringen van de laatste eeuwen, en
scheen een biyvend zinnebeeld van de onver
woestbare geloofskracht der besten van het
Fransche volk.
Onze eeuw echter zag den gruwel jler ver
woesting komen over de heilige plaats, wy
willen hier niet raken aan vragen over de schuld
van de barbaarsche vernielingen tydens den
wereldoorlog, temeer omdat geen beschaafd en
weldenkend mensch ter wereld deze thans niet
betreuren zal. Slechts enkele feiten: het bom
bardement begon reeds in September 1914, en op
gen: ,Jk ben verliefd geworden en ik heb een
jong meisje ten huwelyk gevraagd, wier eenlge
fortuin haar mooie gezichtje is.” En de kans
om de herrie, die hier onvermydeiyk op moest
volgen, nog wat uit te stellen was hem geens
zins onwelkom; maar toch aarzelde hy. Kon hy
zeker zyn van die kleine heks, die zyn hart
had gestolen? Het was slechts aarzelend, dat ze
hem bekend had. dat ae een klein beetje
van hem hield. Zou ze haar belofte drie maan
den lang houden, als die belofte niet openbaar
werd gemaakt enr plechtig bezegeld?
„En?” vroeg» ae peinzend.
Hy trok haar naar zich toe en keek haar
ernstig, byna plechtig in de oogen.
.Lorrie," zei hy, „ik zou je niets ter wereld
kunnen weigeren; ik ben als was in Je handen,
jy heks, en dat weet je heel goed. Ja, Je zult je
zin hebben.”
,Drle maanden dus.” vervolgde zy haastig,
„zullen we niet meer spreken over hetgeen er
vanavond gebeurd la jy bent vry, even vry
alsof alsof je me niet had gedwongen te
zeggen wat ik zei.”
„Goed," zei hy somber. .Maar,” en
zyn stem beefde „kan ik van je opaan,
Lorrie. Je was toch van my, myn meisje, al
was het maar voor een paar minuten. Kan ik
Je vertrouwen?”
Ze legde haar hand op zyn borst en drukte
haar hoofd er tegen. Vast keek ae hem In
de oogen, toen ae fluisterde:
„Wat denk je wel van me?”
Het was een duldeiyk antwoord en hy was
tevreden. Een oogenbük hield hy baar tegen
^llllllllllllllllllllllltlll
Maak dddr maar eens een rijmpje op!
2 De Zomer is gekomen
Ze zeggen 't, ja, maar 'k zag hem nog
S Alleen maar in mijn droomen.
S De Zomer is weef in het land
Maar wat wil dat nu zeggen?
Ten hoogste dat j' een deken meer
Nu op je bed moet liggen!
S De Zomer is er weer, de tijd,
Waarop je je verheugde.
Maar die sinds menschenheugenis
In Neerland niet meer deugde.
De Zomer! Ha. het is wat moois.
Bij ons in Neerland vindt er
Een ieder dat dik er weer is
Als 't lijkt op zochten winter.
Die Zomerbah.' Ik maak me kwaad,
Ik zie de wolken jagen.
Ik voel den regen, voel de kou
s
Toen Stella Maclean den trein Instapte, was
deze slecht bezet. Hy stopte aan elk station
tot Freefield, waar men over moest stappen
voor Rextown. Stella was biy dat ze aüeen
zat, ae verlangde er naar om rustig te kun
nen denken, ofschoon ze zich al een Jaar of
twaalf met denken bezig hield en er niets ver
der mee gekomen was. Op 18-jarigen leeftyd
had ze willen trouwen met Tim Linkwater,
maar d’r vader, die een hekel aan Tim had.
had zich fel en met alle mogeiyke middelen
tegen dit voorgenomen huwelyk gekant, dat
dan ook niet voltrokken was.
Het had "lang geduurd vóór Stella in staat
was geweest er in te berusten. Drie jaren latei
was ze met volle goedkeuring van d’r vader
met Ralph Maclean getrouwd.
Een paar jaar daarna stierf haar vader en
kort daarna haar man Ralph aan longontste
king. Ze was nu ruim dertig, had twee kinde
ren en wat geld en was weer vry!
Dikwijls dacht Stella aan Tim Linkwater;
ze wist dat hij nog in leven was. Ze herin
nerde zich dat hy groot en sterk was, mes
dik, donkerblond haar en pas acht en twin
tig jaar oud. Ze had nooit meer iets van hem
vernomen en dikwyis had ze zich afgevraagd,
wat er van hem geworden zou zyn en hoe hy
X zou maken in die kleine provinciestad.
Eensklaps voelde zy er zich ais X ware toe
gedrongen naar Rextown te gaan als een ge
wone bezoekster en eens te zien wat er in al
die jaren met Tim gebeurd was. X Lag niet
in Stella’s bedoeling om in z'n leven door te
dringen. Ze wilde slechts poolshoogte nemen
en dan.... Ze was pas dertig.
Op X perron in Mailhurst stond een groot
aantal reizigers. Al heel spoedig waren alle
leege plaatsen bezet. Stella’s valies stond op
de zitbank naast haar en toen een man er,
zichtigheid een oog in het zeil houden.”
De heer Deneux heeft natuuriyk geen oogen-
bllk geaarzeld de leien van de dakbedekking
te vervangen door loodplaten, veoral omdat men
uit «de ruïne vata-den brand zooveel lood kon
verzamelen, dat dien de 400.000 K.G. loodplaten
daaruit heeft kunnen gieten. Dat was prachtig
lood, ryk aan antlmoniuip en zilver. En op,de
ouderwetsche wyze in het zand gegoten, kreeg
het een ruwe korrel en een warmen matten
toon, waardoor een niet alleen goede, maar ook
voor het oog zeer schoone bedekking werd ver
kregen, die bovendien nog voor een millioen aan
materiaal uitspaazde.
Maar de strijd begtm, toen met de restauratie
van de beeldhouwwerken werd aangevangen.
Onder die beeldhouwwerken van zulk een weer-
galooze schoonheid was allerverschrikkelykst
huisgehouden. Niet alleen door den brand, maar
ook door niet minder dan 287^ranaten, dfe de
kathedraal hadden getroffen.
Evenals by de kleurvensters was ook van het
beeldhouwwerk alles verzameld wat maar aan
fragmenten was te vinden en het (eveneens ver
nielde) oude bisschoppeiyk en vorsteiyk paleis
diende als atelier om de stukken oordeelkundig
te vergaren.
Er waren er, die wenschten, dat aan die
beeldhouwwerken niet geraakt zou worden. Een
restauratie zou toch de vroegere schoonheid niet
kunnen herstellen. De heer Deneux stelde zich
echter op het standpunt, dat in de middel
eeuwsche bouwkunst der kathedralen architectuur
en ornamentatie één waren en dat zy dat ook
moesten blyven. De architectuur te herstellen
zonder de beeldhouwwerken, zou een zeer on-
dle hadden stukgebeten.
pek waar Guy en Lorrie samen hadden
I