De Kathedraal Reims van De avonturen van een verkeersagentje tl •%1 ••SI Jr wuidcn Aaq i ORRIE 1 a 5 ■s ZOMER! iiiiniiiiiiiiiiiitiiiiiiii^ I DONDERDAG 7 JULI 1938 u Voltooiing van een grootsch werk V H De weéergijdsche herkenning is II u t U is KI 5 r. r, n DOOR CHARLES GARVTCE AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Lord i Beeldengroep uit het voorportaal der kathedraal te Reims Stella's on ■s. Daar zag de agent een boechkatje, dat natuurlijk weer ver- roman- keerd den weg overstak. Hy wae kwaad, nam het by een van de ooien en bracht het aoo naar den overkant. „Zoo moet je voortaan oversteken, kwajongen,” zei Keesie kwaad. (Nadruk verboden) Kerïdale bleef haar een oogenbük ernstig. ik beloofd om je vrouw te worden?” I nu Seymour Melford. Zyn gesicht plekken J slaf 150 oogen waren. lg 10 n L el 5 sp 37. k st. n, U. IS. B. et is, IS. id ie 1 Blik op een der roosvensters van de kathedraal te Reims T 13, if. l) L •n. !N. tel rs, aarzelde een oogenbük. Het was geen pietje om naar Mn vetter ia gaan en te aag- vervangen? Overeenkomstig de oorspronkelijke plannen, die meestal niet eens meer bekend waren, of naar vernieuwingen uit de middel eeuwen, of uit de XVIe eeuw byvoorbeeld. Hier moest natuuriyk de .smaak leiden en de voor- De verkeersagent kwam aanloopen en noteerde alles in zyn boekje. De autobestuurder, meneer Konyn, zat zelf aan het stuur, en vertelde hem, hoe het ongeluk had plaats gehad en Keesie merkte al dadeiyk, dat de bestuurder geen schuld had, Een kip stond nieuwsgierig er naar te kijken. „Doorloopen, juffrouw,” zelde de agent. „Nou, dat is me ook wat,” kakelde de kip; „je mag niet meer staan biyven ook.” AT J A D op dit blad zyn ingevcrfge de verzekertngsvoorwaarden tegen j-i by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T? TEA by een ongeval met TJ OlE/'t ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen *F g UV«" verlies'van beide armen, beide beenen of beide oogen ÖUs" doodelijken afloop 'F den 19en vloog het steigerwerk rond den Noor- dertoren, dat daar voor restauratle-doeleinden was aangebracht, in brand. De waterspulers spuwden toen gloeiend lood: een even infernaal schouwspel als dat van de vlammen, die aan alle kanten langs de steenen lekten. En vol gende jaren zagen de Kathedraal meer en meer doorschoten en a^n flarden gereten, als moest de banier van Jeanne d'Arc thans voorgoed worden vernietigd. Toen in November 1918 de wapenstilstand kwam, stond daar een vreemd silhouet tegen den hemel geteekend. Regen vlagen striemden door het gebroken kantwerk der venstertraceeringen naar binnen en vonden niets dan puin en scherven van het glas, dat eens het zonlicht in honderd bloeiende kleuren zeefde. De engel met den glimlach werd aange troffen met vormloos gelaat en afgehouwen handen. De vreugde van Reims was verdwenen. Hier heerschte nog slechts droefheid als om het bebloede lichaam van een martelaar, die boette voor de zotïden van vele volkeren. Maar Reims verrees! Dank zy den ruimen gif ten, die van alle zyden begonnen toe te stroo- men, en thans een bedrag van ongeveer twintig millioen gulden hebben bereikt. Dank zy den zorgen van den gryzen Kardinaal Lupon, die al de oorlogsjaren zyn geliefde kerk niet verliet, en in 1915 de gelofte aflegde, dat er tien Jaar lang een Aanbiddingsdag zou worden gehouden op het feest van het Heilfg Hart, wanneer de Kathedraal hersteld zou kunnèh worden. Dank ook de onvermoeibare toewijding van den archi tect Alphonse Deneux, een man, in wfen het hei lige vuur der Middeleeuwsche 'bouwmeesters le vend bleek te zyn. Twintig jaar lang werkte deze op de steigers, met een rustigen glimlach boven den witten werkmanskiel, waarop zich 'n baard k la Rodin uitspreidt. En reeds in 1927 kop de kerk weer plechtig aan den eeredienst worden teruggegeven. Wel was er reeds kort na den oorlog een heilige Mis opgedragen: een Nachtmis op het Kerstfeest, toen Christus op nieuw geboren werd in 'n omgeving van armoede en verlatenhefd. En ook in 1927 waren de ge volgen van branden en granaten nog maar al te goed zichtbaar, zoodat men- voorloopig het herstelde middenschip door een muur van het overige deel der Kathedraal had afgescheiden. Maar tien jaar later kon mgn dezen afbreken en zag men langs de rank-Gothlsche lijnen van zuilen en gewelven weer ongehinderd het zil verige zonlicht glanzen in statig” stygende wierook wolken. Want op 18 October jj. werd het herstelde bedehuis plechtig geconsacreerd. De rednp waarom dit pas zeven eeuwen na den bouw gebeurde, is hierin te zoeken, dat men in de Middeleeuwen vooral waarde hechtte aan de wyding van het hoofdaltaar. En dit was reeds in 862 gewyd. Het* herstel van de Kathedraal bood echter in 1937 een uitge zóchte gelegenheid, om door deze heeriyke li turgische viering van de kerkwyding aan Reims een nieuwen gloriedag te bereiden. De engel mocht weer glimlachen, nadat men het kostbare beeld opnieuw had opgebouwd uit de brokstuk ken, die men gelukkig nog wist te verzamelen. En het ruiterstandbeeld van Jeanne d'Arc, dat vóór het hoofdportaal verryst, zag de breede en hooge zuilenhallen volstroomen als in de dagen, toen, voor de oogen van de bevrydster, Karei VII tot koning werd gekroond. Thans gaat Reims opnieuw feestvieren. Op Vrydag, Zaterdag en. Zondag as. zal zich de wereldlijke overheid met de geesteiyke ver- eenigen, om door grandioze feesten de herrij zenis der Kathedraal te gedenken. Er is reden voor om dit nu te doen, omdat het herstelwerk in zekeren zin als afgesloten mag worden be schouwd. Wel vertoont de voorgevel nog de ge volgen van den vreeseiyken brand, die het bouw werk in 1914 teisterde, en ligt er dus nog een duideiyke lydenstrek op het gelaat van dit hei ligdom. Maar juist daardoor ook heeft de „Ca- thédrale-martyre” een byzondere, roerende schoonheid ontvangen. Een zachtroode kleur als van levend vleeach herinnert aan den brand, die den Noordertoren havende, en wordt in de avondzon tot mysterievolle herinnering aan veel doorstaan leed. En een volledige restauratie van de beeldengroepen brengt byzondere moei iykheden met zich mee. Er gaan dan'ook stem men op die pleiten voor het bewaren van den voorgevel in den staat, waarin hü zich thans be vindt. Hierover zullen deskundigen en belang stellenden nog wel een vreedzamen stryd te voeren krijgen, want ofschoon het wel in de bedoeling lag de restauratie geheel te vol tooien, is de definitieve beslissing daaromtrent nog niet genomen. In elk geval zullen jongere krachten eventueel de taak moeten overnemen van Deneux, die thans een otium cum dignitate in gaat. Wat echter in de afgeloopen twintig jaar on der diens leiding tot stand is gekomen, ts ruim schoots voldoende om zyn naam voorgoed met de geschiedenis van de Kathedraal te verbinden. Het ging om een uiterst mppilyk en délicaat werk, vooral ook omdat eigeniyk de geheele wereld daarvoor belangstelling toonde, maar dan ook graag tevens van advies diende. Al phonse Deneux, dia. een voorbeeld van kalmte en bezonkenheid is, heeft aan een medewerker van „De Maasbode” onlangs zelf het een en ander over die moeiiykheden medegedeeld: „Wat wel in het oog moet worden gevat, te, dat ik tot opdracht had de kathedraal te her stellen in den vorm, zooals zy in 1914 bekend was. Maar by die opdracht moest men toch voorzichtig zyn, niet de slaaf te worden van een systeem. Want de brand en de beschietingen hadden deelen vernield, die eigeniyk fantasie- toevoegsels waren van de laatste eeuw. Moest niet van de gelegenheid gebruik worden gemaakt zich van de XIXe-eeuwsche tooisels te ontdoen? Dat was althans myr/'opvatting en ook die van de „Beaua-Arts”. Maar hoe die fantasieën te het geval, dat het beeldhouwwerk geheel ver dwenen was, zou hy niet de pastiche toelaten, die trouwens niet anders dan op fantasie zou kunnen berusten. Gelukkig waren van veel vermaarde sculptures afgietsels genomen en in dat geval was de re- constitutie gemakkelyk. Verder kon byvoorbeeld de bovengenoemde „Engel met den schoonen glimlach” geheel vervangen worden daar alle onderdeden waren gevonden. Er wercLkolslagen vormgetrouw gewerkt, en dat gaf ooï?*weer tot critiek aanleiding, want men vond byvoorbeeld, dat de koningen van Juda van de Koningen- galery allesbehalve schoone jongelingen waren. „Inderdaad”, zei de heer Deneux, ..meesterwer ken zyn het niet, maar ze benaderen het meest de vormen der totaal misvormde oorspconkelyke werken, die nfet meer te gebruiken waren. Wer den ze echter niet vervangen dan was de ge heele aesthetiek van de Koningen-galery ge broken, door de gapende holten”. Als men nu de ontgagiyke herstelwerken gadeslaat, dan is de indruk natuuriyk gunsti ger, naarmate de materie reeds zekere patina heeft ontvangen. En op tal van plaatsen is het zelfs voor den deskundige moeiiyk uit te maken wat geheel gereconstrueerd is, of wat gespaard bleef. Ook hier werkt de tyd als heelmeester mede. En eeriyk gezegd, men kan er niet cqpd- dwalen over de talryhe ommegangen tusschen de spitsbogen, over de platforms, of waar men die prachtige werken van naby kan gadeslaan, zonder een diepe bewondering te gevoejen voor den man, die ggn de kathedraal van Reims haar figuur heeft teruggeschonken en daarmee een levenstaak heeft volbracht. „Daar ben ik nog zoo zeker niet van,” ant- eenlgszins verdrietig, naam klonk als de ooren „als Je maar inplaats van de aller- jongen van de wereld, „Wacht even en luister naar me. Nog drie maanden ben Je vry „Lorrie I” „Laat met uitspreken. Je zult nog langer vry zyn, voor altijd als je «rilt, wanneer Je aan het eind van de drie maanden daar be hoefte toe voelt. Maar tot zoolang Guy zullen we beiden doen alsof alsof deze avond er nooit was geweest" en ze zag peinzend en vol liefde naar de sterren op. Hy keek haar ernstig, oplettend aan. .Heb je er nu al spyt van. Lorrie?" zy legde haar hand op zyn arm en hief haar oogen naar hem op, maar zorgde, dat hy haar niet omhelzen kon. .Dat niet,” zei ze. „Drie maanden, Guy? Kom. zoo lang is dat niet.” „Blaar waarom, waarom?" vroeg hy onge duldig. „Omdat o Guy. ik weet, dat je van avond iets heel doms en dwaas hebt gedaan en ik wou den storm nog wat tegenhouden. Wie weet, wat er in drie maanden kan gebeu ren. „Ik” lachte ze spottend „ik kryg mis schien wel een fortuin of of ik krijg mazelen als Ik op ziekenbezoek in het dorp ga, en sterf dafl als de heldin van een roman, of o, er kan van alles gebeuren waardoor Je vader me niet meer als een struikelblok en een ver derf voor het nobele huls Latcham zou be- Het is maar voor drie maanden, verstandige jongen, Guy en seg: Al zooveel, zooveel dagen! Nu maak ik dus een kwaad gedicht Ik zal 't eens even zeggen! Ik laat me door dien „Zomer” hier Niet in de lurdn leggen En als dit booze vers verschijnt Dan zal 't wel weer zoo wezen Dat ieder ongeveer begint Voor zonnesteek tevreezen. Dan klaagt de boer dat 't al 'verdort, Dan is het om te smoren. Dan zeggen al m’n lezers vast: „Nou, moet je him eens hooren!" Vergeet, o lezers, dan tóch niet: Als door mijn woede-klanken De ichte Zomer etnd’Hfk kwam, Dan hebt ge ’t MIJ te danken! HERMAN KRAMER ^iiiitiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniHNiHininiiniiiiiuiiiiiiiiiimiiHiiiiiiiiiiii^ kwajongen met verwarde haren I” ,4e bent de meest juiste persoon, die ik ooit heb ontmoete” gaf hy ten antwoord met al de overtuiging van iemand, die weet dat hy de rechte gekozen heeft. .Neen, dat te niet waar,” zei ze ernstig. De rechte persoon is een groot, blond meisje 'met een blank gezichtje en donkerbruine oogen, die erfgename is van een half millioen, Guy.” .Dank Je. Ik ben volkomen tevreden met een meisje, dat haar gewicht in goud waard In sommige opzichten heeft het doorstane leed zelfs zichtbare winst opgeleverd. Men heeft waardevolle ontdekkingen gedaan, waardoor het mogeiyk werd aan het heiligdom zyn meer oor spronkelijke vormen terug te schenken, die door latere restauraties verloren wareti gegaan. Zoo werden de graven der Bisschoppen van Reims- en een mozaïek in drie kleuren uit de Kathe draal van Hinctnar te voorschyn gebracht. Doch ---het belangrykste van al is de'"Wootlegglng van bevredigenden indruk geven. Maar alleen voor de crypte der Kathedraal van Sint Nicasius, h.» w-. .J.----r Konlng Ciovl8 het doopsel ontving. Dit historische baptisterium maakt thans weer deel uit van hst majestueuze bouwwerk. Ek zijn dus vele redenen, waarom Reims dezer dagen zyn Jubelklanken langs de ryzige bogen mag doen omhoog klinken. .Dolores Latimer," antwoordde hy ernstig. .Neen, Diana Melford,” was haar even ernstig wederwoord. „Ik hoop, dat verschil van meening nooit een beletsel is voor vriendschap.” probeerde hy lichthartig te spreken. „Ik wil niet onbeleefd aijh, maar laat Diana: Melford naar de pomp loopen.” Lorrie zweeg een oogenbük. Zou ze hem ver tellen, dat ze niet alleen wakker was, toen hy haar kuste op het kerkhof, maar dat ze ook zyn gesprek met Jack had gehoord? Iets deed haar zwygen'en ze zuchtte even. „Waarom zucht je?” vroeg hy. ,Js het zoo’n vreeseiyk denkbeeld om myn vrouw te worden, Lorrie?” ,Heb zei ze. „Ik geloof van wei," plaagde hy. .Maar,” hield ze vol, terwyi zy haar hand op zyn arm legde en dien drukte, „maar dat bedoelde ik niet niet heelemaal.” „Wat?" zei hy ongeloovig. „Neen,” pleitte zy ernstig. Wees niet boos op me, Guy. Het spyt me, maar dat bedoelde ik niet. Nu niet .Niet vanavond., dat begryp ik,” zei hy. „Hoewel ik niet bepaald op de hoogte ben van de huweiykswetten, begrtp ik toch nog wel, dat ze 's avonds na zes uur niet meer iemand trouwen. Vanavond niet, maar toch wel heel gauw. Lorrie," en hy trachtte haar naar zich toe te trekken. Maar zy hield hem tegen. .Neen, ook niet gauw." vervolgde ze ernstig. .Luister eens. woordde ze „Ach Guy” zyn zoetste muziek in zyn een wijze man waart, domste, hardhoofdigste dan zou Je verliefd zyn geworden op de juiste persoon, inplaats van op een onbeteekenende schouwen. Wees een jal” Hy zich aan. aoo gelukkig sds een arme sterveling maar zyn kan; toen maakte zy zich met een sprong los uit zyn armen. .Jack,” zei ze: „Ik hoor hem den weg af komen. Goeden nacht en niet vergeten!" En als een schaduw sloop ze langs de limn naar de pastorie en was uit het gezicht ver- den weg af. was Seymour Melford. Zyn geatehi zoo wit ais zyn overhemd, behalve twee r-:—onder zyn donkere felle de druppel bloed op zyn ondertip tanden die hadden stukgebeten. Wel een twintig tellen bleef hy staren naar de pek waar Guy en Lorrie «amen hartdon ge staan en in de schittering van zyn oogen hg méér vernietiging dam in een vloed van wr- vloekingen. Toen ging hy de laan op en neer- loopen. zyn blanke handen zwaaiden heftig in de lucht. even weifelend, voor bleef staan, greep ne et naar om het weg te nemen. „Permitteert U?” klonk z’n vraag. Ze knikte vriendelyk en hy nam het valies uit haar handen en plaatste het in 1 net. De trein reed verder en Stella schoof dichter by t raampje, omdat de man gezet was en nogal veel plaats noodig, had. Hy scheen van middel baren leeftyd te. zyn. zonk met een zucht van verüchting op z’n zitplaats neer en veegde met z'n zakdoek over z’n gesicht en z’n kalen schedel. Stella, die in gedachten verzonken zat, had hem vergeten, tot z'n stem haar deed op- schnkken. „Zou het u hinderen, als ik t raampje open maak?” vroeg hy. „t Is hier ondraagiyk warm.’ De jonge vrouw, die t ook warm vond, gaf haar toestemming en samen deden ze moeite om X raampje open ,te krygen. „Die dingen zitten nog net zoo vast als m vroeger jaren”, lachte hy. Zn lach klonk pret tig. joviaal. „Dit is altyd een boemeltrein op een boemeiweg geweest,” ging hy voort, „en in die tien jaren is er niets veranderd. Alleen schynt die trein nog meer te horten en te stoeten.” „Bent u tien Jaar weggeweest?" vroeg Stella. Haar reisgenoot knikte. „Tt Ben gedurende dien tyd met vrouw en kinderen in Europa geweest. Nu ik terug ben. had ik veel lust om die oude plaatsen weer eens te zien.” Hy keek het raam uit. „Hier was altyd het mooie uitzicht op het Legrant-meer. Nu is er niet veel meer te sten dan een cement-fabriek." ,Na jaren lange afwezigheid kan men aoo iets verwachten”, meende Stella. „Dat is zoo. Men moest plaatsen, die men vsseger goed gekend heeft, eigeniyk nooit meer bezoeken.” „Wanneer men tenminste geen teleurstelling wil ondergaan en verdrietig wil worden.” Stella Maclean dacht, toen ze dft aed, aan Tim Linkwater en ze vroeg zich ernstig af of ze wel verstandig deed, naar diens stadje te gaan. „Maar 't is niet slechts uw eigen teleurstel ling”. hernam de reiziger, ,jnen kan nooit weten wat men anderen menschen aandoet, men- schen die u niet wenschen terug te zien. Als men eenmaal weg gegaan is. nemen de dingen toch hun eigen loop, en de plaats welke men innam, sluit zich als een gat in 't water. X Beste is, dat niet opnieuw te verstoren.” .Juist uitgedrukt”, dacht Stella. „Een gat in t water.” De man had groot geiyk, en ze be sloot terug te gaan, omdat ze er toe in de ge legenheid wfcs. zonder na te denken, wat het wellicht voor Tim zou beteekenen. Ze had er geen recht toe, dacht ze. De conducteur riep, dat de trein Preefield naderde. De reiziger nam Stella's valles uit het net. „De trein voor Rextown staat hier vlak te genover op X volgend perron" lichtte hy in. .Denk u,” antwoordde Stella zacht, ,Jk ben van reisplan veranderd. Met den volgenden trein ga ik weer terug.” Beiden stapten uit. Alvorens in den auto te stappen, die bui ten stond te vrachten, draaide hy zich nog even om, om een laat- sten blik op Stella te werpen. Toen een hand daarna mn.i.f op z’n schouder werd gelegd, was hy in ge dachten verdiept. .Zoo Tim Linkwater, ouwe jongen, ben je daar? Kom je weer eens kyken m Je vader stad?” De aangesprokene keek op en schudde de hand van z’n vroegeren buurman. „Ja. maar niet om een ouwe vriendschap te hernieuwen,” zei Tim Linkwater als voor zich zelf, terwyi hy een langen blik op den rug van Stella vestigde. Z’n vroegere buurman volgde dien blik. „Een kennis van je?” roeg hy. „Och, neen”, antwoordde Tim „maar jaren ^r.eden heb ik haar heel goed gekend. ;t Ia eigenaardig hoe sommige menschen gezichten kunnen vergeten. Ze kende me niet meer. Intusachen begaf Stella zich naar het rea- taurant, waar ze een vriendin ontmoette, die ze in geen jaren gezien had. ^Stella Maclean! Hoe toevallig! Ik heb ja niet meer gezien sinds we samen tennis speel den. Wat doe jy hier, Stella?” „Och ja, dat is waar ook. Je bent Dorothy! Ik moest toevallig hier in de buurt zijn.” ,Jk wist niet, dat je hier iemand in deaa omgeving kende”, sprak Dorothy. .Maar wacht eens, had je vroeger niet in deze buurt willen trouwen?” Stella knikte. „Of”, vroeg de andere nieuwsgierig, „kwam je soms hier om hem op te zoeken? Een oude herinnering of aoo iets?” Een droeve glimlach speelde mondhoeken. .Misschien wel. "Sm je eeriyk de waarheid te zeggen, hebben we elkaar juist in den trein ontmoet.” „Enlachte Dorothy, „was het tisch? Ben je onder den Indruk?" .Dat zou ik wellicht wel geweest zyn” luidde het antwoord, „als hy me herkend bad. maar hy schynt niet alleen mXi persoon, maar ook m’n gezicht totaal vergeten te zyn." Guy, ik zei je, dat er moeiiykheden zouden komen, moeiiykheden hierover en ik weet zeker, dat dit het geval is. En en, Guy, al ben ik ook een kwajongen, ik ben een vreeseiyke lafaard. Ik zou ik zou je vader niet in de oogen kunnen zien en zeggen: ,Jk word uw schoondochter, mylord!" .Dat zal ik wel voor je zeggen," viel hy haar in de rede. „Ik zou het niet kunnen doen nog niet. Guy, als ik over alles had nagedacht, dan ge loof ik niet, dat ik gezegd zou hebben wat Ik zei toen Je wilde weggaan.” „O!" „Neen. Ik vond X zoo vreeseiyk, dat Je wou weggaan, zie je," vervolgde ze naïef, „dat dat ik het had gezegd vóór ik my er van bewust was.” JZoo” glimlachte hy. „En waar wil je heen?" ging hy teeder voort. .Luister eens, Guy. Waarom kunnen wy onze onze ,Ja, wat?” „Ons beider dwaasheid onze krankzinnig heid niet een poosje voor onszelf houden?" Hy bleef een oogenbük met gefronste wenk brauwen staan. ,JEn verder?” „Voor voor laat ons zeggen drie maan den, Guy” pleitte zy. „Zeg maar drie eeuwen," deed hy veront waardigd. „Neen, dat zou werkeiyk te lang zyn. Maar drie maanden is.” „Zal ik je den naam vertellen van hst meisje, dat hier vanavond naast je moest staan Guy?" ging zy voort, terwyi haar mooie téeder en nadenkend op hem gericht naar de pastorie en was uit het gezicht d wenen. nakyken. En daar hy geen lust had om Jack te ontmoeten, zyn verwyten aan te hooren en dan allerlei uitleggingen te moeten geven, sprong hy over de heg en keerde door de velden naar de barakken terug. Jack liep langs het piekje, waar ae aoo- Juist hadden gestaan zonder het flauwste besef, dat zich hier een liefdesscène had afgespeeld en de deur van de pastorie sloot zich achter hem. Een paar minuten bleef alles stil; toen wros< zich een donkere figuur door de heg en üep - Het was r vuurroods oogen en waar zyn ■pa elms 1-, een bakermat van het Christen- dom in West-Europa. Want toen in het jaar 498 de heilige bisschop Remiglus aan Clo vis, Koning der Franken, hier het doopsel toe diende, was dit als de aankondiging van de be- keering van het volk der toekomst: de Franken, die een groot deel der bekende wereld zouden gaan beheerschen. In de reis van Paus Leo IX.' die omstreeks 860 zelf naar de oevers der Vesle kwam om de basiliek van Hincmar, Remigius' opvolger, in te zegenen, mocht men dan ook de er kenning zien van een providentieele beteekenis van de toen reeds oude stede. In het jaar 1211, dus juist in de Jaren toen de schoonste bloemen van de Middeleeuwsche cultuur gingen ontluiken, begonnen de inwo ners van Reims met den bouw van de majes tueuze Gothlsche Kathedraal. Nog vóór 1300 was deze grootendeels voltooid, en men vraagt zich met verwondering af, hoe de Middeleeuw sche bouwers met hun beperkte techniek er in ‘gaden het schip op te trekken, dat bUna Meter hing is by een breedte van 30 en een hoogte van 38 Meter. Later werden de torens voltooid, en zoo verrees daar op de heuvels van h. Champagne in vollen luister deze heeriyke kerk, B die als een steenen, gedicht aan latere eeuwen •ver den rykdotn eener. Christelijke beschaving verhaalde. Al de stoute verbeeldlngsdurf, maar ook de heldere logica van een construeerend denken en al de liefde voor het fynverzorgde détail dier eeuw, werkten hier samen om een geheel te scheppen, dat als zingende verhaalde over het dienstbaar worden van de stof aan ge dachten van onvergankelyke waarde en schoon heid. En de beeldengaleryen leerden aan het volk, hoe dit alles de rype vrucht was van het eeuwenlange zwoegen door heilige Bisschoppen en Koningendoor hen, wier gebeente veilig rustte in de schaduwen der ranke steenbogen. Daar- tusschen stond de Engel met den glimlach, het beroemde Gothlsche beeld dat zoo heeriyk sym boliseerde den glimdach van Reims, van geheel het Fransche volk: zonnig en gratievol, teeder en diep tegeiyk. De Engel bleef glimlachen, óók toen vreemde overheerschers dit, land een tydlang bezetten. Want engelen hebben den zuiveren blik, die in de toekomst leest; wist hy dan ook niet, dat al spoedig een maagd uit Domrémy den koning weer hierheen zou voeren, waar hy in alle glorie zou worden gezalfd en, gekroond als een uit verkorene Gods? Reims beleefde toen weer een zyner schoonste dagen, en de engel mocht biy- ven glimlachen, toen in later eeuwen de zang der Kerk bleef teroortruischen langs de hooge gewelven, terwyiwn naburige landen alotn dwa lingen de kerkdeuren sloten en de beelden deden verdwynen. De lach van den engel overleefde k zelfs de verwarringen van de laatste eeuwen, en scheen een biyvend zinnebeeld van de onver woestbare geloofskracht der besten van het Fransche volk. Onze eeuw echter zag den gruwel jler ver woesting komen over de heilige plaats, wy willen hier niet raken aan vragen over de schuld van de barbaarsche vernielingen tydens den wereldoorlog, temeer omdat geen beschaafd en weldenkend mensch ter wereld deze thans niet betreuren zal. Slechts enkele feiten: het bom bardement begon reeds in September 1914, en op gen: ,Jk ben verliefd geworden en ik heb een jong meisje ten huwelyk gevraagd, wier eenlge fortuin haar mooie gezichtje is.” En de kans om de herrie, die hier onvermydeiyk op moest volgen, nog wat uit te stellen was hem geens zins onwelkom; maar toch aarzelde hy. Kon hy zeker zyn van die kleine heks, die zyn hart had gestolen? Het was slechts aarzelend, dat ze hem bekend had. dat ae een klein beetje van hem hield. Zou ze haar belofte drie maan den lang houden, als die belofte niet openbaar werd gemaakt enr plechtig bezegeld? „En?” vroeg» ae peinzend. Hy trok haar naar zich toe en keek haar ernstig, byna plechtig in de oogen. .Lorrie," zei hy, „ik zou je niets ter wereld kunnen weigeren; ik ben als was in Je handen, jy heks, en dat weet je heel goed. Ja, Je zult je zin hebben.” ,Drle maanden dus.” vervolgde zy haastig, „zullen we niet meer spreken over hetgeen er vanavond gebeurd la jy bent vry, even vry alsof alsof je me niet had gedwongen te zeggen wat ik zei.” „Goed," zei hy somber. .Maar,” en zyn stem beefde „kan ik van je opaan, Lorrie. Je was toch van my, myn meisje, al was het maar voor een paar minuten. Kan ik Je vertrouwen?” Ze legde haar hand op zyn borst en drukte haar hoofd er tegen. Vast keek ae hem In de oogen, toen ae fluisterde: „Wat denk je wel van me?” Het was een duldeiyk antwoord en hy was tevreden. Een oogenbük hield hy baar tegen ^llllllllllllllllllllllltlll Maak dddr maar eens een rijmpje op! 2 De Zomer is gekomen Ze zeggen 't, ja, maar 'k zag hem nog S Alleen maar in mijn droomen. S De Zomer is weef in het land Maar wat wil dat nu zeggen? Ten hoogste dat j' een deken meer Nu op je bed moet liggen! S De Zomer is er weer, de tijd, Waarop je je verheugde. Maar die sinds menschenheugenis In Neerland niet meer deugde. De Zomer! Ha. het is wat moois. Bij ons in Neerland vindt er Een ieder dat dik er weer is Als 't lijkt op zochten winter. Die Zomerbah.' Ik maak me kwaad, Ik zie de wolken jagen. Ik voel den regen, voel de kou s Toen Stella Maclean den trein Instapte, was deze slecht bezet. Hy stopte aan elk station tot Freefield, waar men over moest stappen voor Rextown. Stella was biy dat ze aüeen zat, ae verlangde er naar om rustig te kun nen denken, ofschoon ze zich al een Jaar of twaalf met denken bezig hield en er niets ver der mee gekomen was. Op 18-jarigen leeftyd had ze willen trouwen met Tim Linkwater, maar d’r vader, die een hekel aan Tim had. had zich fel en met alle mogeiyke middelen tegen dit voorgenomen huwelyk gekant, dat dan ook niet voltrokken was. Het had "lang geduurd vóór Stella in staat was geweest er in te berusten. Drie jaren latei was ze met volle goedkeuring van d’r vader met Ralph Maclean getrouwd. Een paar jaar daarna stierf haar vader en kort daarna haar man Ralph aan longontste king. Ze was nu ruim dertig, had twee kinde ren en wat geld en was weer vry! Dikwijls dacht Stella aan Tim Linkwater; ze wist dat hij nog in leven was. Ze herin nerde zich dat hy groot en sterk was, mes dik, donkerblond haar en pas acht en twin tig jaar oud. Ze had nooit meer iets van hem vernomen en dikwyis had ze zich afgevraagd, wat er van hem geworden zou zyn en hoe hy X zou maken in die kleine provinciestad. Eensklaps voelde zy er zich ais X ware toe gedrongen naar Rextown te gaan als een ge wone bezoekster en eens te zien wat er in al die jaren met Tim gebeurd was. X Lag niet in Stella’s bedoeling om in z'n leven door te dringen. Ze wilde slechts poolshoogte nemen en dan.... Ze was pas dertig. Op X perron in Mailhurst stond een groot aantal reizigers. Al heel spoedig waren alle leege plaatsen bezet. Stella’s valies stond op de zitbank naast haar en toen een man er, zichtigheid een oog in het zeil houden.” De heer Deneux heeft natuuriyk geen oogen- bllk geaarzeld de leien van de dakbedekking te vervangen door loodplaten, veoral omdat men uit «de ruïne vata-den brand zooveel lood kon verzamelen, dat dien de 400.000 K.G. loodplaten daaruit heeft kunnen gieten. Dat was prachtig lood, ryk aan antlmoniuip en zilver. En op,de ouderwetsche wyze in het zand gegoten, kreeg het een ruwe korrel en een warmen matten toon, waardoor een niet alleen goede, maar ook voor het oog zeer schoone bedekking werd ver kregen, die bovendien nog voor een millioen aan materiaal uitspaazde. Maar de strijd begtm, toen met de restauratie van de beeldhouwwerken werd aangevangen. Onder die beeldhouwwerken van zulk een weer- galooze schoonheid was allerverschrikkelykst huisgehouden. Niet alleen door den brand, maar ook door niet minder dan 287^ranaten, dfe de kathedraal hadden getroffen. Evenals by de kleurvensters was ook van het beeldhouwwerk alles verzameld wat maar aan fragmenten was te vinden en het (eveneens ver nielde) oude bisschoppeiyk en vorsteiyk paleis diende als atelier om de stukken oordeelkundig te vergaren. Er waren er, die wenschten, dat aan die beeldhouwwerken niet geraakt zou worden. Een restauratie zou toch de vroegere schoonheid niet kunnen herstellen. De heer Deneux stelde zich echter op het standpunt, dat in de middel eeuwsche bouwkunst der kathedralen architectuur en ornamentatie één waren en dat zy dat ook moesten blyven. De architectuur te herstellen zonder de beeldhouwwerken, zou een zeer on- dle hadden stukgebeten. pek waar Guy en Lorrie samen hadden I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 19