LEER OM LEER
FOTO R EPORTAG E
HET M.S. „ORANJE” IN AANBOUW.
fa
gezinnen
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
if
VRIEND OF VIJAND?
I Plaats dan een „Omroeper,’
voor 80.1
ji||
PIET EN Z'N KONIJN
DONDERDAG 7 JUU 19M
BB-
H
7
LANCER WORDEN
GESC
By
EEN SLIMMERD
DE V. P. D.
BEWIJS VAN ONSCHULD
D
3 Ji
Iridl
prol
I °P 9
f fanterle
E aan het
l wijk zljr
1 gaan. O
Harder»
beoogt d
1 het aanl
blijvende
stel mui
teiten ju
bij het s
®>rg dra
De bui
f plan me
waarvooi
I vende re
i staat.
Mr. B. J. Duetz
Den Haag is be-
met zUn
een poosje niets dan
doodsbe-
irkant.
PIET
I
Em vsiparij turnriten de Brigen Walschot, Lauwer* en de DuHscher
SriMap den aeaetea dag wen den Tour de France
wil.
dik
i t
en
la. Die
rivier,
tn niet
ten,
rustte
Hl
men
stati
doen
gevo
Ovei
Ml I
den
verst
werk
ïeno
Vs
»»*t!
wet,
sake
beef
men
het i
van
send
het i
led
D
klar
mist
der
Wae
Tens
10 sten
heid, c
Ung d<
Genera
derzoek
1. de
verschil
3. de
huwde
3. de
kregen
regeling
1
gei
del
ziel
spr
hei
org
in
len
„Hoeveel broers heb je, Jan»"
„Twee.”
„Hè, wat kan jouw zusje dan jokken; die
me gisteren, dat se drie broers had.”
Hat hoofdpeleton passeert Conches tijdens de eerste etappe ven da
Ronde van Frankrijk
s ik wil,”
ik altijd,
i heb!”
een ruk
noekduik
in In de
(«cru
Wa
te ge
insch
werki
heid
staan
de vc
gen,
vers
De
ultgai
lossin
ultvoe
karak
dienei
leden
vcreei
overhi
bedri):
drijf si
organi
bedriji
ontwe
dat V
vormd
ven, l
vak bet
In 1
*wingei
drijfsv
schen
netto-:
ling v
technii
uitvoei
eenigii
het vt
van d
toegev
Eindelijk zit het kleine diertje
In z’n mooie nieuwe hok.
Op een geurig bed van grasjes.
Dat Piet uit het weiland trok.
werd al dikker en dikker en kon op het
laatst niet meer, zoodat hij zelfs twee vette
kreeften moest laten liggen. Wat was dat
een prrttlg gevoel, zoo’n fijne, volle, strak
gespannen bulk! Hij ging op zijn achter-
pooten zitten en jankte van genoegen.
De kameel schrok er van.
„Sssssst!” riep hij. „Houd je mond dicht,
sufferd. Direkt komt de boer van dit riet
veld en dan krijg ik er van langs. Ik heb
nog niet genoeg gegeten!"
„Ik wel,” antwoordde de jakhals en trok
zich van de waarschuwing niets aan. Hij
bleef maar janken, zoodat iedereen in den
omtrek er kippenvel van kreeg. De boer van
het suikerrietveld kwam eens kijken wat dat
gehuil te beduiden had.
Allemenschenl!
Daar Uep waarachtig een kameel in zijn
suikerriet. Vlug greep hij een zwaren knup
pel en sloop voorzichtig naar den argeloozen
dief.
Boem.
Daar kwam de knuppel met een hevigen
slag op het hoofd van den kameel terecht
en er volgde nog een heele roffel op zQn
kop en rug.
Jankend van pijn vloog de kameel dwars
door het suikerrietveld naar de rivier, ach
tervolgd door den boer, die hem maar
steeds tracteerde op harde knuppelslagen.
Zonder zich te bedenken stortte de kameel
zich In de rivier en de boer had het na
kijken. Hjj wilde zich toen op den jakhals
wreken, maar die nam een sprong en zat
meteen op den rug van den kameel.
„Waarom hield jij je mond niet dicht?”
vroeg de kameel toen zij een eindje ge
zwommen hadden. „Die boer heeft me half
dood geranseld. Hoorde je niet dat ik je
waarschuwde om stil te zijn?”
„O jawel,” antwoordde de jakhals,
ik kan toch zeker zingen, wanneer j]
Dat doe ik altijd als ik me eens lekke
gegeten heb!”
„Oooooh,” zei de kameel in stilte en be
gon ineens te hobbelen. Hij helde naar links
over, toen ineens naar rechts.
„Kijk uit!” gilde de jakhals
nauwd,” direkt val Ik er af! Waatom doe je
nu ineens zoo mal?”
„Dat kan ik toch zeker doen al:
antwoordde de kameel, „dat doe
als ik me eens lekker dik gegeten
Een tegelijk keerde hij zich met
om, zoodat de jakhals met een s
van den bultlgen rug afschoot c
schuimende golven verdween.
De kameel bereikte veilig den
Het koele water had zijn brandende .wonden
heerlijk afgekoeld en uitgewassc
Hij keek eens om naar den jt
worstelde wanhopig met de wo
In een draaikolk verdween hij en
meer boven.
Zoo gaat het als je valsch bent en lalleen
maar aan jezelf denkt.
i vergtt-
iten hen
O, wat wordt het klein konijntje.
Nu verwend door iedereen.
Brood en knolletjes en blaadjes.
Sla en lekkere malsche peen!
En het doet niet schuw of angstig,
Als het andere menschen ziet.
Magr z!n allerbeste vriendje,
Blijft z’n kleine baasje Piet!
Op zekeren dag bracht kleine Pietje
In z’n arm iets, mee naar huis.
In de verte leek ’t een hondje,
Of een heele groote muis!
Maar toen Piet wat dichterbij was,
Toen bemerkten we alras
Dat ’t geen muis en ook geen hondje,
Maar een klein konijntje was!
„Van den schillenboer gekregen!’*
In de verte riep Piet 't al.
En ik heb beloofd dat ik er
Heel erg goed voor zorgen zal!" -
Vader moet een hokje maken.
Pietje geeft de spijkers aan.
En je hoort een poosje niets dan
Schaven, timmeren en slaan!
Amstei
te staan
kwam, n
j zienljjk c
men, ma
eere-vooi
i comité.
Dit cor
Dr. W
dam, eer
meester
van de 1
penningn
g Gzn.. P.
lemsen.
Rechter: „Hoe kan je nu nog langer ontta»
nen? Hier zijn drie getuigen, die het gezien nw
bon.*
Misdadiger: „Daar kan ik wel vijftig tegd**
over stellen, die niets gezien hebben.”
De meester op school had den kinderen uit
gelegd, dat de warmte de dingen doet ultzettm
en de koude ze doet Inkrimpen. Als voorbeeld
noemde hij de spoorrails, die daarom nooit stgf
tegen elkaar, maar altijd een klein eindje
elkaar gelegd worden, om se gelegenheid te ge- i
ven uit te zetten, zonder dat de spoorstaven kroo
buigen.
Aan het einde van de les vroeg hU of allen
het goed begrepen hadden.
-Ja, ja, ja, mijnheer!” klonk het van a*
kanten.
„Zoo, Jansen, noem jij me dan een voorbeeld
van iets, dat ’s zomers langer is dan ’s winters.
En Jansen antwoordde: „De vacantie, mijn
heer, die duurt ’s zomers vier weken en ’s win
ters maar één.”
U waren weer eens als vanouds aaj
X. wandelen: Mientje, Evelien, Kees
Rob, toen Rob opeens uitriep: „Wi
zou die koekoek toch zitten? t Lijkt net) of
hij vlak bij is en toch zie ik hem niet.”
Even later liet het geluid» zich nog dichter
bjj hooren en daar zagen zjj een vrjj groo-
koek is zoo vraatzuchtig, dat hij niet al
leen de gladde rupsen eet, zooals alle in-
sektenetende vogels doen, maar ook de ha
rige, zelfs die rupsen, die vergiftige haren
hebben en daardoor ook bij ons huidontste
kingen kunnen veroorzaken. (Fig. 3). Je
moet maar eens in de verhalen lezen, hoe
by rupsenplagen dadelijk het aantal koe
koeken toeneemt. En wat rupsenplagen te
beteekenen hebben, daar weten jullie net
zoo goed als ik alles van. Denk maar eens
aan al de rupsennesten, die wij een paar
jaar geladen in de eiken aan den weg za
gen, allemaal nesten van de rups van den
bas taar dsa t ij n vlinder. Die hel
ti'ge haren en de meeste vogel
met vree. Maar de koekoeken storen zich’
nergens aan en eten ook die rupsen op.”
Nog steedfr riep de koekoek in de verte.
Zou hij weten, dat ze het over hem had
den? Misschien was hij wel trotsch op zijn
heldendaden. Maar voor de wandelaars
werd het tijd om naar huis te gaan, Met
het vaste voornemen om binnenkort weer
een wandeling te gaan maken, ging het
troepje naar huis.
zwemmend bereikte de kameel
zwaren last den overkant-
Direkt sprong de jakhals tusschen den
troep kreeften. Hij sloeg, beet en hapte en
had al spoedig een heel stapeltje voor zich
liggen, dat hij op zijn gemak én met smaak
ging verorberen.
De kameel vond een veld met suikerriet.
Heerlijk sappig jong suikerriet, dat smolt
op zijn tong. Eten meneertje! Nee, zoo lek
ker had hij nog nooit van zijn leven ge
geten.
De jakhals weerde zich ook geducht Hij
was geweest en bij de laatste woor
gezelschap weer genaderd was. Vooi
stil naderden de anderen de plaai
'hij vandaan kwam en nu hoorde*
ook. „Daar” fluisterde Kees, zoo zacht, dat
het diertje er niet door verschrikt werd.
Ze volgden de richting van zijn vinger en
daar zagen zij den zanger zitten in het
topje van een struik (Fig. 2).
Toen ze volop van het gezang genoten
hadden, vervolgde Evelien. ,JBr zijn wel
honderd tweeënzestig soorten, die door de
koekoeksmoeder „begunstigd” worden, en
altijd _heeft die gunst tot gevolg, dat de
jonge vogeltjes door den jongen koekoek
uit het nest geworpen worden en dus een
akeligen dood vinden.
Ik begrijp nooit, dat pleegouders zoo dom
zijn, om het koekoeksjong uit te broeden
en groot te brengen.” „Je moet ook niet
denken,” viel Kees in, „dat de vogels niet
begrijpen, dat hun jongen en eieren be
dreigd worden- Wanneer de koekoek zich
vertoont, doen zij al hun best, hem te ver
drijven. De wijfjeskoekoek is wel zoo slim
op stiekeme manier haar el in het nest te
leggen, als de oude vogels zich even ver
wijderd hebben.”
„Ze zeggen immers ook, dat de jonge
koekoek zoo hulpbehoevend ls^’ vroeg Eve
lien. „Ja, het koekoeksjong is een eigen
aardig diertje met een dikken kop en groo
te oogen. Na eenlgen tijd ontwikkelen zich
de eerste veerenstoppels en nu is het dier
zoo leelijk, dat iemand, die eens een jongen
koekoek in een pest zag zitten en niet al te
best keek, meende, dat het een pad was.
HU zat voortdurend met een heesch geluld
„tsis, tslsls” uit te roepen, dat hU zoo’n
honger heeft."
„En wou je nu heusch dien leeUjkerd,
die zooveel vogelmoorden op zijn geweten
heeft, nog verdedigen?" vroeg Evelien ver
baasd. „Zeker" antwoordde Kees. „Ds koe-
rgens in de buurt van een snel-
stroomende rivier leefde eens een
jakhals. Zoo’n echte leelijke jakhals,
een van die beesten, die zoo valsch kunnen
blaffen, dat je ooren er van gaan tuiten.
Het was een echte schrokop. Eten, eten,
eten. Dat was het eenige waarhU voor
leefde. Zoo gauw hU wakker werd ’s mor
gens dacht hU aan een lekker hapje en
als hU naar bed ging 's avonds peinsde
hU nog maar steeds over eten.
Op een goeden dag wat een hoop
goede dagen vind je in zulk soort verhalen
altUd, hè! zag hij een grooten troep
kreeften naar den overkant van de rivier
zwemmen. ZUn oogen begonnen te tranen
en het water liep langs zijn mond. Kreeften!
Jongens, daar was hU dol op.
HU draafde wat heen en weer, zocht een
geschikt plekje om de rivier over te steken,
maar de stroom was zoo sterk, dat hU zichy
niet in het water durfde laten zakken.
Och, och. Hij huilde haast van verdriet.
Zouden nu al die lekkere kreeften, die aan
den anderen oever argeloos over het zand
kropen, aan zUn neus voorbUgaan?
Gelukkig kwam er een kameel voorbij-
„Vriend Bultman”, riep de jakhals, ,4k
heb aan den overkant een veld met heerUjk
sappig suikerriet ontdekt. Zullen we daar
eens naar toegaan?”
De kameel keek hem eens wantrouwig
aan.
„Hm," antwoordde hU langzaam, „ik heb
- nog nooit een jakhals suikerriet zien eten.”
„Als ik honger heb, eet ik er wel eens
van", zei de jakhals, „maar eh, je hebt
geUjk, alleen voor dat suikerriet wou ik
niet naar den anderen oever. Zie je daar
dien troep kreeften niet zitten? Als ik er aan
denk, hoe heerUjk die kunnen smaken, zou
ik wel zoo in het water willen springen.
Maar ik kan haast niet zwemmen. JU bent
echter groot en sterk en je komt gemak-
kelUk naaf den overkant. En als je mU dan
op je rug draagt, kunnen we allebei heerUjk
smullen.”
Affjjh, de kameel, die het niet zoo breed
gewend was, liet zich overhalen en stapte
in de rivier. Tjoep daar sprong de jakhal*
op zUn rug. Al ploeterend, blazend en
De Duttscher Oberbeck, die winnaar werd van de eerste etappe hl
den Tour de Franco, passeert de finish te Caen
grijzen vogel voorbUvliegen. Even
hU op een hek, toen ging hU er
vandoor en een oogenblik later klonk het
weer„koekoek, koek" als voorheen. „Nu
hebben we hem toch gezien (Fig. 1) merkte
Kees op. ^a, en goed ook. *t Is eigenUjk
een prachtig dier. Jammer, dat hij zooveel
schade doet.” Die opmerking kwam van
Evelien. „Ho, wacht even. Dus je meent,
dat een koekoek alleen maar schadelijk is?”
klonk de stem van Kees. ^Ia, we hebben
immers op school geleerd, dat de koekoek
haar eieren in het nest van een vreemden
vogel legt. De meest uiteenloopende soor
ten worden door haar uitgevocht: allerlei
vinken, roodborstjes, blauwborstjes, merels,
zanglijsters, ja zelfs nachtegalen"
.Laten we hopen, dat ze den nachtegaal,
dien we hier hooren, spaart”, merkte Rob
op, die een eindjè verder aan het luisteren
dén bet
luchtig,
jé, waar
zU hem