i
VIERDAGEN-SFEER
JS
I
JE KAN NOOIT WETEN
1
I
-r: 4
I
sch
kar
ben
due
een
gen
wilt
alle
hee
ten
ren
en
voo
dan
niel
poli
dat
Kal
waï
niel
en
buu
den
bea
ove:
voo
en
hun
met
wij
ruir
feit
wer
ben
aar:
opzi
poli
opzi
afk<
mog
gev<
krat
men
mog
llekt
verb
tege
mur
mis
heri
ondi
tain
r
Ka
bij:
vai
on;
slu
KI
ver
wil
tul
ma
me
hel
dai
kat
jou
hie
kot
KJ
wei
ove
rus
om
out
gin
B-
H
G
Zoekt-gij betrouwbaar
Personeel?
F
r
Plaats dan een „Omroeper”
voor 80.000 gezinnen
t
F K
fill.
r
X
r1
1
DONDERDAG 28 JULI 1938
yg
Tl
s/
-v
;>£l
•z
DE VLINDERVISCH
HOE HET JE TE PA& KOMT
E
Or
DE ATLAS-VLINDER
1
>2
X'
fc
K-É
juf
KINDER-BOOSHEID
ONVERVAARD
MO
rf
iw*
t-*
'ik-ï
■r
TROTS
ttet je te pa»
:i
‘Mm
Waar de schoolvacantie
onbekend is
FOTO REPORTAG E
u
4
X
k
-w
o
>1
tl*
‘1
i
een anne schaapher-
eens
als er vliegen boven den bak vliegen: plot-
haalde.
vW
I
i-T
Willem (die van zijn moeder klappen g*M*'
iten heeft, tot zijn zusje): „Nou jouw man
oók een lieve schoonmoeder krijgen I”
mensch berrirt
Napoleon. HU 8>l«
hindernis!
i
I
hoe
rin
var
lijd
zal
inh
var
ver
Een vierdaagsche-wandelaar die heel
wat .achter den rug" heeft
.die «V van onder haar echort vandaan
v 1
.StX:-
Jhr. mr. G. R. C. van Swinderen zal
binnenkort aan het Ned. gezantschap
in Zuid-Afrika verbonden worden met
den persoonlijken titel van gezant
schapssecretaris voor handelsaangele
genheden
Onderwijzer: „Ben dapper
altijd zijn doel, kijk naar L-.—-
steeds recht op zjjn doel af en ging voorJ^J
mand op zl), vreesde geen enkele Li
gene.wegvliegt. Dit zal hU vooral doen, wat denk je dat nu werd?’
Leerling; „Autobuabestuurder”.
wit. maar leen paar dagen later was *t co-
connetje mooi bruin, de rups had blijk
baar *n stof afgescheiden, die kleurend op
den witten cocon Inwerkte. De cocon is
voorzien van eèn klepje en merkwaardig
dit kan wel naar buiten, doch niet naar
binnen open. Na een paar weken komt de
prachtige vlinder reeds uit den cocon.
En weet je, welke stof dat nu eigenlijk
is, die de rups gebruikt om haar cocon te
maken? Zijde I Al Is die dan niet zoo fijn
en mooi als van de zijderups, toch wordt
de zijde dezer dieren ook wel gebruikt om
et een minder goede kwaliteit van zijde
van te maken. Dat doen de Japanners heel
vaak.
In West-Indlë komt de Atlasvlinder voor
enein een groot deel van het vasteland van
Amerika. M. V.
bizonder op. De kleur daarvan is precies
matglas, men noemt die plekken wel eens
’de vensters. Evenals gewoon matglas zijn
deze „venstertjes” ook door*:hijnend. De
vleugels hebben, wat den vorm betreft, veel
van een trapezium. Dè bovenkant is dan de
lange evenwijdige zijde; een paar fraaie
lobben maken deze. zijde nog wat langer.
Eigenaardig, dat de wijfjes tamelijk vee)
grooter zijn dan de mannetjes. Zoo’n wijfje
heeft dikwijls een vluch^ van 24 cM., ter
wijl het mannetje niet meer haalt dan 17
k 18 c.M. Ook Is het lichkam van *t wijfje
veel zwaarder gebouwd dan dat van 't
mannetje. Het zwakke geslacht blijkt dus
hier *t mannelijke geslacht te zijn, hé?
Deze vlinder is natuurlijk ook afkomstig
van een rups en je begrijpt stel, dat die
rupsen ook heele knapen zijn. Het lijkt net
of ze met een wit poeder zijn bestrooid en
hun lange stekels, die echter vrij onschul
dig zijn, zien er tamelijk dreigend uit, zoo-
dat menige vijand afgeschrikt wordt, de
atlasrupsen aan te raken. Ook gaan ze ta
melijk hevig te keer, als je ze beetpakt,
daarom zijn de inlanders er meestal bang
voor. Als de rupsen zich eenigen tijd dik
.gegeten hebben, gaan ze zich Inspinnen. Ze
krulpen eerst in een tamelijk groot blad,
maar voordat ze dat doen, omwinden ze
dit met,heel veel draden en vergeten ook
niet den tak, waaraan t blad hangt. Op
die manier kan het blad onmogelijk van
den tak vallen, als het verdort en zoodoen
de kan de rups gerust zijn, dat ze' Biet op
den''grond zal vallen en vertreden zal wor
den
Ik zelf heb eens een paar rupsen in een
kooitje zich laten verpoppen, zonder ze van
bladeren te voorzien. De beesten waren
toen genoodzaakt een anderen weg in te
slaan.
Weet je, wat ze toen deden? Ze bedekten
een gedeelte van den bodem -der kooi met
een laagje spinsel en kropen daarin als in
een deken. De kleur van het spinsel was
Rechter (tot jeugdigen misdadiger)„Senses»
je Je niet, den naam van je familie aóó e be
zoedelen?”
Boefje: „Zonder mU zou hun naam nooit
de krant zijn gekomen 1”
De
het
.Ma:
ring
BH
hoof
Wad.
in Ir
hand
Me
het 1
To
heen
haus
De
Word
He
len j
stuui
oogdi
te v<
bsnd
ttnst
naai
«eret
richt
bond
tleve
werd
menl
toeat
«uUei
«lp,
tote
kond
beste
hing,
heel
nog:
‘Udsj
same
brult
Ia
laan
houd
tat>
-
W CEDA
i
/4’
Wat een groote vlinder is dat, hé? Ze
ker nooit gezien? Nu, dat is geen won
der; hij komt meer van warme streken.
Onze Oost is dan ook zijn vaderland, waar
hij In menigte voorkomt. Het gebeurt heel
vaak, dat men *s avonds stil In zijn open
voorgalerij zit te lezen en dat er dan op
eens met groot geweld zoo’n knaap binnen
komt vliegen. Op het eerste gezicht houdt
men het dier wel eens voer een vleermuis
maar al heel gauw ziet men, dat het een
vlinder is: de beroemde atlasvlinder.
Prachtig geteekend is het beest. De
hoofdkleur is bruin; maar allerlei plekken
op de groote vleugels vertoonen lichtere
kleuren. Vooral een paar vlekken vallen
Wat een mooi dier is, dit, niet waar? Zie
eens.die zwarte en witte kleuren! Hoe schel
steken die tegen elkaar af! Zie dat slanke
lichaam, dien bouw der staart- en andere
vinnen! Het is de z.g. Vlindervisch.
Een Duitsch officier ontdekte dit beest het
eerst in een breede bergrivier in Kameroen
(Afrika) en nadlpn vond men ook In de
andere groote rivieren van Centraal-
Afrlka dit dier vrij veel. Waarom hij vlln-
seling snelt hij dan naar boven, geeft zich
met de uitgespreide vinnen een fllnken af
stoot en.... hij Ijlt de vliegen na, tot hij
ze heeft gevangen. Maar dan valt hij neer.
Overdag is deze vlsch niet zoo levendig:
meestal blijft hij uren lang stil .staan’
In het water; tegen den avond echter toont
hij zich levendiger, dan zwemt en krioelt
hfj door ’t water, slaat met zijn vinnen en
toont zich erg ontevreden In zijn gevan-
genis.
Merkwaardig is het ook, 'dat de kleur
dezer vlschjes kan veranderen. Dat Is te
zeggen, de deelen, die op zeker oogenbllk
wit zijn, kunnen plotseling zwart worden
en omgekeerd kunnen de zwarte deeltjes
van z’n huid plotseling wit worden. In
dit opzicht gelijkt hij dus wel wat op een
kameleon.
Vanwaar dit vermogen om zoo plotseling
van kleur te veranderen?
Veel geleerden hebben op dit gebied ai
onderzoekingen gedaan! maar precies we
ten doen zij het nog niet. Wel weten ze.
dat dit vermogen samenhangt met' het
zenuwstelsel en dat vlschjes, die blind zijn,
dit vermogen niet meer bezitten.
„Hé, weer zoo Iets, dat toch nooit
kan gebeuren,” dénken jullie misschien. Je
vergist je! Wat Ik nu ga vertellen, kan hee)
best gebeuren^ Luister maar:
Die arme schaapherder dan zat op een
'keer In de hei en keek naar de blauwe
lucht en de voorbijdrijvende wolken, ter
wijl zijn schaapjes rustig liepen te grazen.
Hij had niet eens gezier» dat ea een oude
vrouw aan kwam strompelen, zij stond
opeens voor hem en vroeg:
k „Beste jongen,” want de schaapherder
was nog maar een jongen, ,^ou je mij een
van je schapen willen geven?”
Die goede herder had medelijden met het
vrouwtje. Zij zag er zoo arm uit en zoo
mager! Het leek wel, of zij In geen dagen
'gegeten had.
„Ja,” zei hij dus, ,^oek maar uit.”
De vrouw koos een mooi dik schaap, zij
bedankte den jongen vriendelijk en gaf
hem een oude paraplu, die ’zij van. onder
haar schort vandaan haalde.
„Hier,” zei ze, „draag deze altijd bij je,
want Je kan nooit weten boe zij je te pas
komt.”
Om het vrouwtje niet te bereedigen, nam
Jacob, zoo heette de jongen, haar maar aan,
doch hij dacht: „wat moet ik nu met een
paraplu doen en dtth nog wel met zoo’n
rare? Heelemaal groen van ouderdonj en
hier ei) daar .versteld met een stuk gekleurd
katoen?”
noemt „pljpestelen”, doch het kleine meisje
trok er zich niets van aan, want ze liep vei
lig onder die groote, groene paraplju en zij
was zoo blij met het mooie lammetje!
„Nu zijn wij er," zei zij zuchtend. En daar
stonden z^| warempel voor het paleis van
den koning. Sftluwelljks waren zij dé groote
poort door, of daar kwam al een lakei aan
Hij wilde den schaapherder wegsturen,
maar het prinsesje (want dat was het
heusch) had al een eigen willetje. De jon
gen moest mee. Daar kwam de koning aan.
Die keek verschrikkelijk boos naar zijn
dochtertje, maar zijn gezicht helderde op.
toen hij Jacob aanzag.
„Neen maar, jij bent een beste jongen,”
zei hij, „die stoute prinses was zoo maar
weggeloopen en stellig zou zij drijfnat
thuisgekomen zijn, als JU haar niet onder
die groote paraplu had weggebracht.’’
De prinses werd nu door een hofdame
meegenomen, terwijl de koning met Jacob
bleef praten. Het draaide er op uit, dat hfj
als staljongen In dienst genomen werd.
Later werd hfj staljneester en nog later
opperstalmeester. Dat had hij nu allemaal
aan die oude paraplu te danken en daarom
was zijn stopwoordje:
„Men kan nooit weten, hoe
komt.”
De commandant van^de zeemacht in Ned. India, vica-admiraal Ferwerda, .heeft te Soerabaja een rede tot
de marine .en bloc* gehouden, waarna de 4000 manschappen ^gemspecteerd werden
Te Kampen is Woensdag een drie-
daagsche reunie aangevangen van
oud-volontairs van het Instructie Batal
jon. De reünisten op weg naar de
Nieuwe Kerk. Op de eerste rij v.l.n.r.:
burgemeester Oldenhof, minister-pwsi-
dent dr.’ H. Colijn en de commandant
van het veldleger, baron van Voörst
tot Voorst
■W
Balthasar, de Belgische minister van
Openbare Werken, in geanimeerd
discours met minister J. A. M. van
Buuren tijdens de ontvangst op de
Belgische legatie te Den Haag bij het
bezoek van minister Balthasar aan
Nederland
Q
In het stadje Frederiksbörg b(j Kopenhagen
is schoolvacantie een onbekend iets. Toen na
melijk in 1685 de Zweden het beleg voor Fre
deriksbörg wilden staan, gaf het stadje deb
zonder’eenigen tegenstand te bieden over. En
een van de straffen, die de Denen het st8“JJ
oplegden, toen de oorlog voorbij was, was dat
de schoolkinderen „te eeuwigen etage” van va-
cantie verstoken zouden blUven. Thans over
weegt het parlement,om deze bepaling matf
op te heffen en ook den kinderen van Freoe-
tiksbörg de genoegens van vacantle te gunnen.
Melk is goed voor elk, dus ook voor een politieagent, die deel
neemt aan de vierdaagsche afstandsmarschen rond Nijmegen
Een lange stoffige weg, een stralende zon «8» een warm uniform
maken dorstig
dervlsch wordt genoemd? Dat zal je dui
delijk zijn, als 1k je vertel, dat hij zich
vaak uit het water verheft en heele stuk
ken rond kan dartelen door de lucht als
een vlinder! Verder zal dat prachtige kleu
renspel, terwijl hij rondfladdert, er ook
wel het zijne toe bijgedragen hebben, hem
dezen noihn te verschaffen!
De vlindervisch heeft bijzonder ontwik
kelde borst- en buikvinnen, terwijl ook de
staartvin prachtig breed is. In al deze vin
nen zitten stevige wit zwart gekleurde
stralen, die alle in. scherpe punten eindi
gen. Het vlies tusschen de stralen Is dun;
maar taal en doorzichtig.
Merkwaardig zijn vooral ook de onder
ste borstvinnen. Diev eindigen In zeer lan
ge stralen, voorzien van uiterst fijne pun
ten!
Deze stralen kan de vlindervisch als vin
gers uitspreiden en weer samentrekken.
Het geheele voorste deel van zijn lichaam
Is daardoor tegen zijn vijanden beschermd,
terwijl de achterste vlnstralen voor het
achterste déél van het lichaam zorgen!
Onbezorgd kan de vlsch daardoor zijn
uitstapjes door de lucht maken! Oeen roo-
ver durft hem aanvallen! Die zou n.l. van
een koude kermis thuiskomen, als hij het
waagde den vlindervisch te na te komen.
De stekels zouden hun plicht doenl
.Het dier wordt ongeveer 10 cM. lang en
Is ook naar Europa overgebracht. Men kan
het natuurlijk alleen houden in een aqua
rium, waarvan het water verwarmd Is tot
plm. 18 gr. Ook moet men er voor zorgen,
dat de bak behoorlijk afgesloten kan wor
den, anders hebt ge kans, dat de gevan-
Hfj sloeg den raad van de oude vrouw
echter niet in de wind en droeg de paraplu
altijd meé? Wanneer het regende, vergat
hij haar mèestaj* op te steken, want een
schaapherder geeft nu eenmaal niet om
een buitje. Als hU nat is, gaat hij ben poosje
in den wind loopen en dan droogt hij van
zelf weer op.
„Nu,” dacht hU soms, ,,’t zal mU benieu
wen, of dat oude regenscherm mij nog ooit
van pas komt.”
—.Toen kwam er een dag, dat de zon stra
lend aan den hemel stond en dat Jacob
een vroolUk liedje zat te fluiten....
„Toch zit er regen in de lucht,” zei Jacob
in zichzelf, want menschen, die altijd in de
natuur leven, voelen dat. „Enfin, een frls-
sche bul zal planten en bloemen goed
doen!”
De jonge schaapherder «bleef dus kalm,
pjes onder een dikken elk zitten, terwUl heel
uit de verte donkere wolken aanschoven.
Opeens verscheen er op den eenzamen hel
weg een klein kinderfiguurtje. Het was een
snoezig, blond meisje, met een dun gazen
jurkje aan. Zij scheen heelemaal niet bang
te zijn voor den herdershond, want zij liep
gemoedelUk tusschen de schapen In en
streelde hun wollige vachtjes.
,Jk zou best zoo’n klein lammetje willen
hebben!” zei ze.
„Nu, zoek maar uit,” sprak de schaap
herder weer goedig.
Het kindje kon maar geen keus maken
tusschen al de lieve lammetjes. Zij huppel
de en speelde nog tusschen de kudde, toen
er dikke druppels begonnen te vallen.
,4e moet gauw naar huls gaan, kindje.'
zei de schaapherder, „want er komt een
jiware bui!”
Toen «achoot hem opeens iets te binnen.
HU stak de oude paraplu op, nam het
kindje bij de hand en legde een van de
lammetjes over zUn schouder. Het meisje
zei, dat zU in het fcroote witte huls woonde,
dat op den Eikenweg stond.
,J>at is toch het paleis van den koning,"
dacht de jongen, „het kind zal toch géén
prinses zUn!”
Die arme schaapherder kende de prinses
niet eens! Hoe zou hij ook? HU kwam toch
Immers nooit verder dan de hei en den
schaapsstal! Het regende nu, wat men
Rust na een stevige wandeling. Vter-
daagsche sfeer in de omgeving van
Nijmegen, dat met zijn internationaal
gezelschap in het middelpunt der al-
gemeene belangstelling staat