Het gesprek <Kctv&fiaal van H De avonturen van een verkeersagentje den dag te Berlijn wui den daa D ALLE ABONNÉ’S F 750.- ORRIE F 750.- H WAT DENKT U, KOMT ER OORLOG? Het tin nd DINSDAG 2 AUGUSTUS 1938 t X r £en dur oudate metalun xlel AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL, VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR CHARLES GARVICE a ^^e optimist is «en boter hervormer x don de pessimist. Geanalyseerde karakters i „Ga niet heelemaal bjj de pakken neentttan. ■*"r»-'-- (Van onzen Berlünsche correspondent). 'j id t: C D. ¥s dikdoenerij en). (Nadruk verboden) 3 bfl Vrrnnianga geheele ongeschiktheid tot werken dooe verlies van beide armen, beide boenen ot beide ooien op dit bied zün ingevolge de versekertngsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen Dat begreep de klkvorsch heel goed en die was zoo leep om een groot blad van een lelie voor het lampje te houden, aoodat het geen last van den wind had en heelemaal heel bleef. vingen ««armee b() een ongeval met p OEA doodelükan afloop UWV*a tenls Wfl weer en itlger rden. Bond teurs, Bul- ranto iper- nver- gram ischs celen gra- aan rhoo- Ische Hing voer den reikt f be. dit eren igen loost be ven op hierin tag ge- warme rologen erschil- en, dat n kon- ier dan het rcele het best laar een on- het sing En mo laar trog nde, 'igst f te ver niet i is. i a van Nu kwam het eekhoorntje dat mededingen trilde naar een prijs. Het houdt het lampje in zijn bek. wat ook waa toegeetaan. Het waa natuurlijk de groote kunst om te Borgen, dat het lampje heel bleef tijdens den wedloop. West- n druk le over i die, konden n, ver- egtrek- et mas heel stil In de kamer. Hein Holten sat met het avondblad in den salon voor het wUd-geopende raam waardoor de geur lartelljk denk .,uK neem ven olie Joden der greote ^hondonfamllle „voor het trapje op „uw voetrem, aoodat Jwc leven van een „mijner, tornt erg „roekelooss. neven „niet voortldls „wordt ofgotneden. itttttttti tt t^itt titer tttttt rit ••tiittMitttstSI schjjn- i hier- blijkt ichter- n nor- rjj bv, In het Jet de ■rs fe- nor it en >lgende al ko- m den er be lt dan er zal Jaren. op de op de erloop. emeen heeft tering, maar luropt ont stond 'elpen oruit- „W« merkt: me van de wijs. Ik heb smaak." ..Dat is geen deugd, evenmin als mijn muzl- kaUtolt.” „Dat is heel Wat anders.” „Nee. nee, dat is precies heteelfde. De smaak heeft immers niets met het karakter, te maken." „Ik zou niet weten, waarom niet." „Dan weet JU heelemaal niet, wat karakter ia. kind. Je spreekt over 'dingen, waar je heelemaal niets van begrijpt.” „Dat zeg JU. omdat je nog woedend bent over je kleinburgerlüke bekrompenheid. Wat kinder achtig van je! En toch ben je bekrompen!” „Ik dacht, dat Je nu over jezelf wilde praten," hoonde Hein. „Noem je fouten maar op. Of heb je er misschien geen?” Jfatuuriük heb Ik er enkele,” antwoordde El len afgemeten, „en ik durf er rond voor uit ko men. Ik ben soms wel een beetje besluiteloos, maar dat komt hoofdzakelük. omdat ik bang ben, anderen met het een of ander te kwetsen. Verder ben ik een beetje Udel. Ik sta af en toe ook wel wat te vlug klaar met nUJn oordeel. Andere fouten heb ik niet, geloof ik." „Erg volledig kan ik Je analyse anders niet vinden.” „Verraad JU dan maar eens, wat er aan man keert,” antwoord- et Is nog zoo heel lang geleden, het was namelUk tüdens den wereldoorlog; dat menige verveelde Amsterdamse!» koopman rondliep met een nogal opvallend groot schildje op zün revers. „Praat me niet over den oorlog!” stond gaar duidelük leesbaar cp. Ook In Duitschland waren die schildjes be kend. Niet zoozeer doordat er heele massa’s Duitschers in die dagen voor zaken en ook wel om „even uit te blazen” naar den neutra len nabuur in het Westen óverkwamen, dan wel doordat men ze in Duitschland zelf be wonderen kon. Het spreekt vanzelf, dat .ze niet door Duitschers gedragen werden. Zoolets ware niet alleen wat cru geweest, het zou al te makkelük uitgelegd zUn als défaitisme. - Neen, het waren de Amerikanen, die met dere schildjes rondliepen. Ook thans wordt daar nog over gesproken. En als een zeer bü- zonder staaltje van het meest onvervalschte Angelsaksische flegma beschouwt men het, dat het Amerikaanse!» consulaat die leuze selfs tot devies verheven hpd. In alle voor het publiek toegankelUke vertrekken stond het met groote letten op den wand geschilderd: .Please, don 1 speak me of the war!” eigen- doosten vorige ■er zich »t ein- iig is Westen wind- te ver sterk! Het zal dagen k was ig en n gun- zou moeten tobben met een stuk of zes rumoe rige Jongens; de oude man, die zoo gewend was aan de rust van zün vreedzaam huis „en en we moeten allemaal ons best doen om hem op ter vroolljken! Wat hü deed, was voor ons bestwil de arme Greta begreep nog absoluut niet hoe het geld verdwenen was „en we houden meer dan ooit van hem lieve vader!” en, se sloeg hartelijk haar arm om hem heen. Jack trok Lorrie mee naar bulten. „Dat is het ergste nog niet, Lorrie.” zei hU somber, „vader heeft zich ingelaten met een maat- schappü, waar de aandeelhouders voor alle ver plichtingen aansprakelUk zün en hü zal meer verliezen dan hü bezit. De overheid zal er zich mee bemoeien en ik ben bang, Lorrie, dat we hier allemaal weg moeten, vader ook.” Lome viel op een stoel in de hal neer en bleet voor zich uit zitten staren. Deze tweede, slag waa zoo plotseling, zoo onverwacht op den eersten gevolgd, dat zU te verschrikt en te ver ward was om alles in zün volle beteekenls te beseffen. En toch klonken door haar ellende heen de woorden, die Seymour Malford daar straks had gesproken: ,Jk zal over jouw familie waken, alsof het de mijne was, zooals se sullen worden. Denk aan je vader, aan Jack en aan Greta!" Die woorden waren toen leeg en hadden geen sin voor haar; maar wat waren se nu van veel beteekenls. Jack ging naar haar toe. HU Bocht naar zUn pUp. die hU aanstak, toen legde hü zün hand op naar schouder. stelling verkeert, dat men in Frankrijk, Enge land en elders mas» één enkele krant hoeft te leven om precies te weten, wat er in alle an dere ook staat, zooals dat in Duitschland het geval Is. De Dultsche pers zoekt nu dagelUks juist die buitenlandse!» bladen op, welke leve- len wat zU zoekt, hetzU in gunstigen of in on- gunsiigen zin. Is er In Duitschland iets aan het handje, waarover men graag een paar vriénde lijke woorden uit het buitenland heeft, dan ver tegenwoordigt de „Dally Mali” de Engelse!», de .Jour” of de ..Action Frangaise” de Franache pers. Zoekt men ruzie, dan bestaat de Engel se!» pers voor een dag uit de ..Dally Herald” of de ..Manchester Guardian” of de „Star” en- soovoorts. Wat FrankrUk betreft, één nummer van de „Oeuvre” of de „Epoque” of de „Popu laire” of de „Humanlté” is natuurlek steeds voldoende om twee Dultsche kranten met ver ontwaardigde polemieken te vullen. bij Karei en Lotto. -Ja, toen was ik er bU- Als er een derde bü la, geeft het niets. Die is dan de bliksemafleider. z Maar Karei en Lotte hebben het later nog eens gedaan toen ze alleen waren." „En?” vroeg Hein. „Die gekken spreken al in geen veertien dagen meer tegen elkaar!" mUn antwoord geven,” zei ae, haar oogen ma* den grond gericht. „Ah!” en hU kwam dichterbU- „Wacht!” zei ze. terwUl ae haar hand ophief om hem het zwijgen op te leggen, „Je Je vroeg mU met je te trouwen.” ..Dat deed ik en doe ik weer,” zei hü met nadruk. „Het is de liefste wenach van mijn hart ZU legde hem met een gebaar het zwijgen-on. ,Je je verwacht niet van me ds^ ik dat ik je üefheV” Langzaam, machinaal, kwamen de woorden over haar lippen. ,Jk zal daarop wachten,” zei hU, ,Jk zal wach ten en ik hoop zeker Je liefde te winnen!” „Zal je daarmee tevreden zUn?" vroeg aa> „Ik zal tevreden zUn meer dan tevreden zUn!” verklaarde hU. „Daarstraks” ae wachtte even .sprak je over over geld over rijkdom.” ,-Ja,” zei hü. Jk weet dat je daar niet eaa geeft .Jawel!" aei ze. terwUl ae haar droge lippgn bevochtigde en bjjna Ineenkromp onder het ge wicht van schaamte en ellende, dat haar dreigde to overweldigen. „Tk geef er wel om! Als «Je ik je vras^ om me geld te geven nu ae kon nauwelUks verder spreken, maar ae deed een poging als ik je vroeg me nu wat geld te geven sou je aou Je "Ze tam niet verder gaan. zwart aan hem opdringen, komt beter nog even bewaren kan. tot de Dat de Dultsche pers de opdracht heeft, op de meest ondubbelzinnige wUze af te rekenen met al degenen, die het op het oogenbUk ge kleed schUnen te vinden te staan om met het zoo gevaarlUke woordje „oorlog” te spelen, en telkens en telkens weer den wil tot vrede van de Dultsche regeering te verkondigen, is iets, waarover boen zich niet genoeg verheugen kan. Maar elach niet de onverbiddelüke conse quentie van dien wil tot vrede, dat men in de eerste plaats ophoudt, de eigen openbare mea ning al feller en feller op te zweepen tegen an dere volken, die niet gerekend kunnen worden als één man te staan achter hetgeen een of ander, dikwUls o zoo klein en onbeteekenend krantje afdrukt. Tenslotte bereikt men het tegendeel van wat men nastreeft. namelUk een soort paniekstem ming. En nu mogen (de leiding gevende krach ten in totale staten al gedreven worden door iets hetwelk men met het woord „dynamiek” ongetwUfeld meer zoekt te verontschuldigen dan te verklaren, dit neemt toch niet weg, dat breede lagen van het Dultsche volk een te goe den smaak hebben om de grove taal hunner knmten te slikken. „Ja. Ik, die het geld van mUn arme kinderen moest hebben beschermd, zooals ik mUn eigen leven moet beschermen, heb het in de goot ge gooid 1 Ik ben terecht gestraft; maar mUn kin deren, mUn arme kinderen!" kreunde de dominé. .Jack, kan Je het me ooit vergeven? Lorrie HU zweeg en tranen kwamen hem in de oogen. „O, Lorrie, Lorrie! Ik moet gek geweest zUn „Maar wat is er toch?” zei Lorrie wanhopig. „Ik ik begrUP het niet! Jack, kan je bet me niet vertellen?" „Wees toch stil!” zei hü en hU trok haar opzU. HU fluisterde: „Vader heeft iets gedaan met effecten en aandeelen en die dingen heb ben den geest gegeven dat doen ze altUd, weet je. HU heeft lederen cent verloren van het geld, dat moeder hem heeft nagelaten en we zUn” hU haalde zUn schouders op „we sitter er leelUk voor.” „Geruïneerd, absoluut, totaal geruïneerd,” zei de dominé op doffen, wanhopigen toon. „Greta, kind, se mogéen het ergste weten. Ik heb het jou verteld; ik kén het niet nog eens doen. Het het zou mUn dood zUn!” ,Ja papa, ik zal het hun vertellen," sei Greta kalmeerend. „Lorrie, we sullen de pastorie moe ten verlaten, JU en Jack en Ik en en we moeten ons best doen om papa te helpen.” De dominé verborg zün gelaat in de han den. „We sullen een tüd lang heel erg arm zün, maar we moeten den moed niet verliezen Vader aal een paar leerlingen nemen baar stem brak bU de gedachte, dat haar oude vader zou zün dood zün en twee groote tranen rolden over haar wangen. „Huil niet!" zei Jack. „Ik zal verdorie, als ik nu maar wist wat ik moest doen en waar ik naar toe moest gaan! Wacht eens! Waar achtig!” alsof hü een plotseling idee kreeg. „Ik zal nsuur Seymour Melford gaan. Ik weet niet of hü van die zaken verstand heeft, msmr zün vader in ieder geval wel. Ik zal nas» hem toegaan en hem vertellen, hoe we in de penarie zitten „Wachtl" zei Lorrie en haar gezichtje werd krütwit, toen zü hem bü zün mouw pakte en hem verhinderde naar de deur te hollen. ,Doe het nog niet. Wacht!” „Waarom? Wat is er?” zei hü. „O. ik begrüp het al. Je zou het niet prettig vinden,” en hü bleef staan. „Wel, dan weet ik niet meer, wat ik moet doen!” „Ga ga weer naar vader,” zei ze met een schorre, harde stem. .XJa hem troosten en en wacht tot ik kom.” Ze ging naar de deur, terwUl ze sprak. HU ging langzaam de kamer uit. ZU bleef even staan en met een vasten trek op haar mooi gezichtje, een harde, koude vastberaden heid in haar oogen, opende zo de deur van het salon. Seymour Melford stond bü bet raam. Toen de deur geopend werd, wendde hü zich om en kwam naar haar toe. .Lorrie, wat is er gebeurd.” zei hü. maar hü sloeg zün oogen voor de hare neer en de vraag klonk onecht en geforceerd. Maar Lorrie merkte het niet op, Jk kom je Ze zette zich in een houding van aandachtig luiste- i ten. „Vooreerst ben i je jaloerzeh. JU ontkent dat nu wel, maar de tapwüzen liggen voor het grüpen.” Ellen kwam uit haar club. „Dat is niet waar!" riep se met trillende stem, „noem JU maar eens een bewüs als je kunt, dat ik Jaloersch ben." .Maar mün lieve kind, weet JU dan heelemaal niets meer van die scène, die je laatst gemaakt hebt, toen je nichtje bü ons logeerde?" „Dat kwam omdat JU zoo ongetoofeUjk lief tegen haar deed. Geen enkele vrouw met een beetje zelfrespect had dat genomen. Bovendien vond ik het hoogst onbehoorlük. Het kind komt nota bene net van school!" ..Begin je weer met die praatjes! Tk geef je de verzekering, dat dat „kind” allang droog ach ter de ooren is.” „O. nu komen natuurlük weer de hatelük- heden tegen mün familie. Wat ben jü toch vreeselUk kinderachtig ..Ach kind, jü kunt de waarheid niet verdra gen, dat is alles?" Jü wel, Beker? Waarom werd je dan soo woe dend. toen ik zei, dat je bekrompen bent. Ik word niet woedend, maar Jü wel en daarom wreek jü Je nu met zulke Infame beschuldi gingen!” „Infaam? Weet Jü wel wat infaam is? Dat JU mü durft verwüten, dat ik onbehoorlük ben tegen jouw kleine nicht. Bespottelükl Dat eeu wige geklets van die vrouwen....” „Vrouwen?” riep Ellen, bleek van opwinding. Dus jü bedriegt me?....” „Nu heb ik er genoeg van!” schreeuwde Hein. „Denk JU misschien Toen de ..karakter-analyze” haar hoogtepunt bereikt had en Hein juist op het punt stond een kleine pendule in den spiegel te gooien, kwam er bezoek. Het was Bob Boom. Hein deed een wanhopige poging, de situatie te redden. ..Hoe vind JU deae klok?” vroeg hü met een zotten grüns. Maar Bob ging er niet op in. „Alle duivels!" riep hü uit, „wat gebeurt hier?" Hein zette het klokje weer neer. Ellen lag. met Met een sarcastisch lachje wachtte Hein af. „Vooreerst ben ik zacht en Kaf. Dat aeg Jü altüd zelf.” „Nou altüd....” trachtte Hein wat te tem peren. „Ja, altüd! Tenminste wanneer je niet boes bent!” „Ik ben niet boos.” „Goed. Maar daarom behoef Je toch nog niet zoo te schreeuwen. Nu verder. Ik ben groot moedig, füngevoellg en oprecht. En ik ben niet jaloersch.” „O. als je de negatieve eigenschappen gaat opnoemen, kom je nooit klaar.” viel Hein haar criUeklustig in de rede, „dan kun je net zoo goed beweren: ,Jk ben geen dief, geen moorde naar. geen valsche munter, geen brandstichter ensoovoortl" gt.'asjeblieft een oogenbllk met je op- kwam Ellen geïrriteerd, „je brengt et is een gedenkwaardig oogenbllk ge weest in onze beschavingsgeschiedenis, bet moment, waarop de mensch ontdekte een metaal voor zün gebruik te kunnen aan wenden. Onafzienbare mogelijkheden openden zich toen voor hem. mogelükheden die hü in de verste verte natuurlükwfilet kon overzien, nog.minder hun beteekenft waardeeren. Het oudst bekende metaal was evenwel niet tin, het metaal waaraan wü onze aandacht willen wü- den, doch koper, dat zün naam vla het Latün- sche cuprum ontleent aan het eiland Cyprus, dat aan Aphrodite was toegewüd, Aphrodite, die daarom ook den bünaam Kypria droeg. Dit metaal, dat zoo gemakkelük te delven was en te behandelen, is het eerste geweest dat men- schenhanden ooit bewerkt hebben. Reeds 4000 Jaren voor Christus werd bet vermoedelUk al gebruikt. Doch ook het tin is reeds zeer lang bekend. Een tüd lang gebruikte men onvermengd koper. Het was evenwel te zacht om voor veel andere dingen dan versieringen te worden gebruikt, hoewel er toch ook wapens van werden ver vaardigd- Een stuk koud, behamerd ruw koper is echter geen groote vooruitgang tegenover het steenen materiaal waarover men reeds de be schikking bad. Eerst toen het brons was uitge vonden, was men een grooten stap vooruit. Het denkbeeld om deze twee metalen samen te nu boos wordt, Is Juist een bewüs van Je be krompenheid. Je bent ook overgevoelig en klein geestig. Ja. Ja, dat blUkt nu. Zoo komen al Je gebreken aan het licht. Wat is dat toch een reuzeleuk spelletje, hé?” ,Den Je klaar?” vroeg Hein, met grimmige rust, begeerlg naar revanche. .Met jou wel. Nu is het mün beurt. Eerst mijn goede eigenschappen." spraak zün. Wie op zün gemak een kranten stalletje afneust en stuk voor stuk de opschrif ten leest, die zich in bloedig rood en dreigend 1 onwillekeu- op de gedachte, dat hü zün „Groechen' „j vplgende editie komt, die dan het mobilisatiebevel wel zal bevatten. Waagt men er echter een mark aan en koopt men al die klaarblükelüke Jobstüdingen om ze thuis eens rustig door te lezen, dan con stateert men, tenminste als men niet een totale leek is in deze soort van revcüverjour- nalistlek; dat de scribenten achter veel pa thos, holle rethorlek. generalisatie, gescheld en woordgedaver geen andere overtuiging ver bergen dan die, welke in heel het Dultsche volk leeft: De absolute noodzakelükheld om tot eiken prüs een oorlog te vermüden en een eervollen vrede te verzekeren. Waarom men dat niet op zakelüken, beza- digden toon kan zeggen? Wü weten geen ant woord op die vraag. Wü staan voor hetzelfde raadsel. „C'est le ton qul fait la musique," zegt een oude wüsheld. Wü zouden daaraan kunnen toevoegen: „En het is de mentaliteit, die den toon bepaalt.” Op den vorm, waarin de Dult sche krantenschrüvers zich meenen te moeten uitdrukken, zullen wü niet verder Ingaan. Doch wél zü hier de grootste fout der Dult sche pers genoemd: ZU generaliseert te veel. Onwillekeurig denken wü hier aan twee recen te gevallen, die in dit betoog passen, daar ze zoo typeerend zün. Ongeveer twee maanden geleden werd te Berlün wegens hoogverraad een man ter dood gebracht, die ten onzent als Nederlander gold, doch in Duitschland als Duitecher beschouwd werd. Toen tenslotte zün hoofd onder de bül van den scherprechter viel, lag het voor de hand, dat de vaderlandse!» dagbladen zich daar uitvoeriger mee bezighielden dan zü in den regel plegen te doen, wanneer er ergens in het buitenland een doodvonnis voltrokken wordt. En daar verscheen nu plotseling in het offi- cieele parttjorgaan, de „Völkischer Beobachter”. een artikel, dat op een geweldige manier ult- pakte tegen de Nederlandse!» pers, die niet al leen in deze kwestie, doch ook nog in een heeleboel andere kwesties niets anders deed dan óe Nederlandse!» openbare meenlng altüd maar weer op te zetten tegen Duitschland. Het arti kel slcot ongeveer in dezen trant; Ziehier onze laatste waarschuwing, wordt dat niet oogenbllk- kelük anders, dan zullen wü jullie wel weten te krügen door economische sancties! En waar haalde de „Völkischer Beobachter” *t bewUs vandaan, dat ,Je Nederlandse!» pen” het Nederlandse!» volk met alle geweld pro beert op te hitsen tegen Duitschland? Schrikt u nietUit het communistische „Volksdag blad” en de socialistische Haagse!» „Vooruit”. Een paar weken geleden werd aan het Dult sche publiek meegedeeld, dat het Nederlandse!» volk in verzet begon te komen tegen het feit dat de zoogenaamde nationale film „Veertig Jaren” in wezen niets anders beteekent dan de handige truc van een troep Joden, die op een makkelüke manier een bom dutten willen vei- dlenen. En nu moet men niet denken, dat de Dultsche kranten dit sensationeel gebeuren uit hun duim gezegen hebben, o neen! Ze citeerden slechts „de Nederlandse!» pers”. In dit geval het zich noemende .nationale Dagblad". e Dultsche pers ontkent bewust t bestaan I 1 van allerlei schakeeringen in de uitingen der openbare meaning bulten de grenzen. Wü kunnen althans niet aannemen, dat zü ter goeder trouw dwaalt en in dé eerlüke veronder- sr.'.elten, in de hoop hun afzonderlijke kwali teiten te verbeteren, sou beslist listig te noe men zün. Het staat echter wel vast, dat het brons elgenlUk niet uitgevonden is, het is ont dekt. Casslteriet, een tinzout, komt in sommi ge gevallen samen met koper voor en bü smel ting ontstaat een natuurlük alliage, dat tal van begeerde eigenschappen bezat. Langzamerhand eerst bleek, dat een alliage met 10 pCt. tin het beste brons opleverde. De menschheld was in het Bronzen Tüdperk getreden en het heeft geduurd tot 1200 1000 jaar voor Christus, voordat men het verstond, het ü«er te bewerken en men van het Ijzeren Tüdperk kon spreken. Dit beteekent in de verste verte niet, dat er geen brons meer in de wereld gebruikt werd. Nu, na 3000 jaar, zün onze hyper-modeme bronzen ramen daar, om te bewUsen dat deze opvatting onjuist is. Geleidelük aan ontdekte de zich steeds verder ontwikkelende primitieve Industrieal maar meer gebrulksmogelükheden voor het metaal tin, ook in zuiveren toestand, zoodat het aan tal toepasslngsmogelükheden thans legio is. Deze veelzijdigheid van tin is zeer merkwaar dig en heeft het tin in onzen tüd weer opnieuw gemaakt tot een der grondstoffen, die voor onze beschaving onontbeerlük zün. Zoo wordt het gebruikt in soldeersels voor het aanhechten van stukken lood en koper, en is zoodoende van het grootste belang voor de electro-technische industrie en ook voor de automobielindustrie. Een soldeersel is een betrekkelük kleine hoe veelheid metaal, toch wordt voor de productie van soldeermetaal jaarlüks ongeveer 18.000 ton tin verbruikt! Men vindt tlnlegeerlngen als lettermateriaal voor drukkerijen. Drukletters bevatten 2 tot 20 pOt. tin en voorts 10 tot 30 pCt. antimoon en lood. Ook de chemische Industrie gebruikt tin. Tinchloride speelt büvoorbeeld een rol bü de vervaardiging van kunstzüde. Doch het allervoornaamste gebruik is wel de vervaardiging van blik voor de conserven industrie. Het feit, dat tin een grooten weer stand toont tegen aantasting door verschillende voedingsstoffen heeft gevoerd tot een zich steeds meer uitbreidend gebruik van blik voor het verpakken van verduurzaamde levensmid delen. Wie denkt hier büvoorbeeld niet aan het zoo geliefde biertje, dat men in Amerika zelfs in blik verpakt kan krügen! Daarnaast is nog steeds gebleven het tin In de verschillende bronsvarlëteiten, voor standbeelden, voor kerkklokken en voor kanon nen, die alle uit brons gegoten worden. Hier mee zün echter nog slechts enkele mogelük heden genoemd. Bedenken wü nog. wat er op de wereld verbruikt wordt aan stanniol of blad tin, aan tubes voor scheerzeep, voor tandpasta en dergelüke, wat al voorwerpen vertind zün, hoe men tin vindt op salontafels en dressoirs, bü den tandarts als plombe, als smeltproppen bü ketels en brandaJarmapparaten, als büt- middel in de textielindustrie en als troebelings- middel in de email-industrie, dan beseffen wü hoe universeel het gebruik van dit metaal is. En tóch worden er steeds nog weer nieuwe toepas singen gevonden. haar hoofd op tafel en snikte. „Wat is er toch?" vroeg Bob weer. „We waren bezig met karakter sns'jas,” snikte Ellen. .Maar hoe kunnen jullie nou zoo dom zün,” sprak Bob afkeurend. .Dat loopt Immers altüd verkeerd af!” Ellen sag hem met haar betraand gezichtje aan. J»n til ze! fcyh, dat bet ao» leuk ga>- -« ipen bij Karei en Lotto. BchrUver dezes betreurt het, dat hü zün schildje roekeloos heeft weggeworpen. Onze grootmoeders hadden tóch gelük met die man den en kisten vol oude lorren op zolder. .He staat niemand |n den weg en wie weet, mis schien komt het nog eens van pas!” Maar wi» had er in 191» ook gedacht. Ja, wie had er in 191» künnen denken, dat neg geen twintig Ja ren la'-er vrüwel iedereen het gebrulkeUjkr „Hoe gaat het er mee?” zou inslikken om meteen maar met de deur in huis te vallen: „Wat denkt u, komt er oorlog?” Of de Duitschers van vandaag dan naar een nieuwen „frisschen. fröhllchen Krieg” of min stens naar een verbeten revanche verlangen? Neen, duizend maal neen. Wü herhalen, wat wü al meermalen betoogd hebben. In het ge heel gezien snakt er geen groote Europeesche natie zoozeer naar den vrede als de Dultsche. Na de nog steeds zoo luidruchtig gevierde overwinning van Vittorio Veneto, na den val van Addis Abeba en ook na de hoog bezongen successen der „Azttren PUlen” in Spanje kan men cntegenzeglük beweren, dat er onder een goed deel van het Italiaansche volk een zekere „Kom maar op! "-stemming heeracht. De gemiddelde Engelschman vat de zaak scep tischer op, maar hü voelt zich niettemin sterk in zün geloof, dat .Hrlttannië altüd den laatsten slag wint”. Den Franschman is de „Victoire" nog het minst naar het hoofd ge stegen. Pagrvoior was ze te duur. Maar na tuurlijk, als die anderen het willen, dan kun- _j:en ze voor den tweeden keer de volle laag krügen! Vcor den Duitscher staat et slechts één ding oncmstootelUk vast, namelUk dat een oorlog tot eiken prüs vermeden moet worden. De» overtuiging is zeker niet gebaseerd op lafheid. De moed zit den Duitschers niet in ae knieën. Iedere oudstrüder zal het u vertel len. dat het aan het front „erg meevalt”. Zeker, er is een boel beroerdigheid, maar daar staan dan ook zooveel echte kameraadschap, echte voldoening en echte vroolükheld tegen over. En degenen, die er den vcrlgen keer zon der kleerscheuren af kwamen? Flinke, ste vige, gezonde kerels zün het, die voor de nieuwe generatie geen stap op zü hoeven te gaan. En de Dultsche soldaat Is goed. Het Dultsche volk is ook goed. En ondanks het gebrek aan grondstoffen zullen de vliegtuigen en tanks én kanonnen der herrezen weer macht wel niet uit kunsthars vervaardigd zün! Neen, bang zün ze niet. Maar se weten het te zeker.. „Das dlcke Ende kommt nach!" ftevoldtfe. Hongersnood. Bedelaarsarmoede door de inflatie. Verknechtlng aan het buiten land door onbetaalbare'schulden. De grlevend- ste vernederingen door de overwinnaars. Be- staansonzekerheid. Werkloosheid. Tenslotte Greta legde haar hand op die van Lorrie. „We zün in groote moellükheden, kind,” zei ■e met trillende stem. .Maar we moeten niet **n onszelf denken, maar aan onzen Heven vader." •Je," zei Lorrie, die naar den ouden man toe •h's en hem kuste. .Maar wat is er? Heel erg »an het niet zün! We zün hier allemaal en we ■v*b en zün gezond! Papa is niet ziek!” „Lorrie,” zei Greta, „papa heeft al zün geld verloren." •We zUn geruïneerd," zei de dominé berouw vol. „En dat is mün schuld!" -Geruïneerd! zei Lorrie zonder te be seffen wat dit was Het woord had voor het oogenbllk geen beteekenls voor haar. ,floe kunnen wü nu geruïneerd zün? Wü «ün niet rl)k, dat weet ik, maar” en se keek rond, alsof «u zich er van wilde vergewissen dat dak van de pastorie nog boven haar hoofd jnaar we zün altüd soo geweest." -Lorrie," rel Greta zacht, „papa heeft tegen- “M gehad. HU heeft" ze begreep het zelf ®iet en sprak het woord vaag uit, als iemand, ®e in volslagen onwetendheid verkeert omtrent beteekenls ,hü heeft gespeculeerd!” “Gteoeculeerd?" herhaalde Lorrie verbaast!. e Dultsche pers is den laatsten tüd luidruchtiger dan ooit. Men kan het een der kenmerkende eigenschappen noemen van de kranten in het Derde Rük, dat de kop pen nooit den inhoud dekken van de beschou of berichten, die er onder staan, en zelfs dikwüls in Hjnrechte tegen- er anders heelemaal geen spaan van terecht zou komen, maar dat toch dagelüzs doet te rugdenken en doet terugverlangen naar de vteeschpotten van 1913. toen het Dultsche volk zich een levenspeil veroverd -haJ, waar de Amerikaan zün vingers aan at kon. likken. Neen, geen angst, doch bittere ervaring. Want welke redelijke kans heeft, in de toe komst de overwinnaar, dat hü er een grein beter aan toe zal zün dan de cverWbnnene? Dat is geen deugd,” viel Ellen in de rede, de Ellen scherp, „dat is een gave.” „Goed, dan niet. Ja, verder heb ik geloof ik geen büzonder voortreffelüke eigenschappen meer. „O ja, ik ben een trouw echtgenoot." Dat hoort natuurlük bü de eerlükheld." „Ja, dat is soo. Nou. dan weet ik geen deug den meer. Dus nu de fouten. Ik ben niet erg ördelük. Overal laat ik alles slingeren. Ook zit ik soms wel eens wat lang op de club, maar dat komt nog maar ééns in de week voor. Dan ben tk nu en dan ook wel eens wat opvUegend en onvriendelük tegen het dienstmeisje, soms ook tegen jou. Maar dat bedoel ik natuurlük zoo kwaad niet en daarom is dat elgenlUk ook geen ondeugd. Andere fouten en gebreken ken ik niet." ,Je karakteristiek is tamelük nauwkeurig,” merkte Ellen gewichtig op. „Maar ik heb er toch nog wat op aan te merken. Eerstens heb je bü Je deugden vergeten, dat je zeer vlütlg bent!” Hein voelde zich gevleid. „Royaal en vrügevig ben je. Maar dit royali teit ontaardt bü jou soms in verkwisting." „Maar neem me niet kwalük..,.” „Voor schoenen en kleeren gaf Jü veel meer uit, dan noodlg is.” „Wat dat betreft,” meende Hein ontevreden „mag JÜ-...” „Ik kom direct aan de beurt," sneed EUen vlug zün bedenkingen af, „dan kan JU zeggen wat Je wilt. Nu mag ik spreken. Ik ben nog niet klaar mét Jou royaliteit. Die is soms ook niet ver af van opschepperij „Zeg. hoor eens, heb je soms nog meer van die gezellige onthullingen?” riep Hein geërgerd. ,4a, ik zie het nu eenmaal soo,” ging Ellen voort, tergend langzaam. „We mogen toch allen zeggen! Natuurlük ben JU een deftig heer.... maar heusch.... soms neig Je toch een beetje tot opscheppen. Geloof me nou maar." Hein maakte protestbewegingen. „En dan je dassen Altüd van die opvallende dingen bü lichte pakken; eigenlük ligt daar in iets parvenu-achtigs!” Hein pakte naar zün das. „Ja, maar deze heb Jü me zelf cadeau ge daan!" riep hü triomfantelük uit. „Omdat ik wist, dat JU hem mooi zou vinden. Anders had ik hem nooit genomen. Nu heb ik, geloof ik, alles genoemd. O Ja, je bent ook een beetje bekrompen.” „Hoe kom Je er bü." riep Hein kregelig uit. ^Je bent gek!" ,H«t blijkt toch uit.heel Je gedrag. Laatst, toen we in het theater warep. wou je niet heb ben, dat ik zoo luid applaudisseerde, omdat Jü je voor de menschen geneerde!" „Omdat dat niets anders dan was!” „Ja, dat noem JU nu zoo. En dan die Jurk, die Jü zoo vreeaelük vond, toen wü naar het partü- tJe van Karei en Lptte wilden." .Dat wis geen Jurk!" verweerde Hein, „dat was een vodje. Je had het in Je handtaachje, toen Je er mee thuis kwam. Dat bestond alleen uit décolleté!” „Dat geeft niets. Het was heelemaal niet zoo erg. Ze vonden het allemaal éénlg!” „Vooral de mannen!” lachte Hein hoonend. mJs bent een engerd.” bitste Ellen, ,4e weet heel goed, dat ik daar niets om geef. En dat Je van bloeiende bloemen naar binnen streek. Ellen zat aan tafel over een boek gebogen. Als Hein z’n oogen over dit tafereeltje Het rusten, kwam een gelukkig gevoel in hem op. Hoe gezellig was het hier toch. Langzaam, een beetje traag na het avondeten, stak hü een sigaar op en rookte met Intens genot. „Zeg lieveling,” zeide Ellen, 1 hoofd wendend. „Wat is er, kindje?” Ze stond van haar stoel op en ging in den anderen zetel bü het raam zitten. D weet iets heel leuks....” „Wat dan?" Met moeite schoof se den zwaren fauteuil een beetje dichterbU. „Karei en Lotte hebben het laatst ook ge daan Het heet: karakter analyaeeren.” „Hoe doe je dat?" vroeg Hein verwonderd. „O. heel eenvoudig. Ieder noemt zün eigen deugden en fouten op en de ander mag dan daar zün bezwaren tegen Inbrengen." „Maar waar is dat noodlg voor?” vroeg Hein lachend. HU vreesde een addertje onder het gras. Ellen kwam nooit op zulke zonderlinge ge .dachten, als ae er niet Iets mee voor had. „O, het is vreeselUk amusant," verzekerde El len. .Karei en Lotte hebben er reuaepret mee gehad. Bob Boom was er ook bü. Die heeft het me verteld. Toe. laten we bet ook eens pro beeren." Dou goed, als je- dan zoo graag wilt, vooruit maar. Maar denk erom, ik zal Je niet sparen, hoor!” „Ik Jou evenmin. We mogen aeggen, wat we willen, dat is juist het leukste.” „Begin Jü dan maar." Hein legde zün krant W'nee, de man moet altüd beginnen. Jullie leven bewuster dan wü.” .Dat beweren jullie tenminste altüd. Nou goed," gaf Hein toe. „Ik zal beginnen. Ik noem eerst mün deugden. Ik ben een royale kerel, dat zegt tenminste Iedereen. Ik ben eerlük, ver der ben ik goedmoedig en heb ik een mede lijdend hart. Voorts ben ik muzikaal....” Lorrie," zei hU op zün ruwe, goedige manier. „Ik ben er ook nog, weet Je. Ik zal er mün schouders onder steken en zorgen dat alles in orde komt; er is zooveel wat Je kunt doen, je moet alleen maar weten, waar je werk moet zoeken! Moed houden. Lorrie „Ik zit niet bü de pakken neer,” zei ze suf. „Ik ben aan het denken dat is alles!’' „Verdorie, we zullen allemaal moeten den ken,” zei hü, terwUl hü heen en weer liep. .Arme vader! 't Zou me nog niet zooveel kun nen schelen, als hü X zich niet zoo aantrok. Ik ben bang, dat wanneer hü uit de pastorie wordt gezet, het Hü zweeg, maar.ae begreep hem. .Mem zal dooden!” zei Lorrie heeach fluiste rend. ,4a. het zou zün dood zün.” ZU stond op, ging naar het raam en drukte haar brandend voorhoofd tegen het glas. „Het zou zün dood zün!” fluisterde ae twee, drie maal. ,Met is een lamme boell" aei Jack, die op en neer bleef loopen en hevig aan zün püp trok, ,4e hebt niet eens tüd om eens rond te küken en te zien, waar je wat geld vandaan zult halen. De haaien sullen binnen twee dagen op ons aanvallen en ons lederen cent, dien we hebben,, af nemen, 't Zou me niet verbazen, als ze de stoelen, waarop we zitten, verkoopen. Ik begrüp niet, hoe vader zich ooit met zoo iets heeft kunnen inlaten!” ,De meubels verkoopen.” zei Lorrie lang zaam, dof. ,De meubels verkoopen en hem uit de pastorie settenl Ja Jack, je hebt gelük, dat (Wordt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 15