Het gesprek
<Kctv&fiaal
van
H
De avonturen van een verkeersagentje
den dag te
Berlijn
wui den daa
D
ALLE ABONNÉ’S
F 750.-
ORRIE
F 750.-
H
WAT DENKT U, KOMT
ER OORLOG?
Het tin
nd
DINSDAG 2 AUGUSTUS 1938
t
X
r
£en dur oudate metalun
xlel
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL, VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
CHARLES
GARVICE
a
^^e optimist is «en boter hervormer x
don de pessimist.
Geanalyseerde
karakters
i
„Ga niet heelemaal bjj de pakken neentttan.
■*"r»-'--
(Van onzen Berlünsche correspondent).
'j
id
t:
C
D.
¥s
dikdoenerij
en).
(Nadruk verboden)
3
bfl Vrrnnianga geheele ongeschiktheid tot werken dooe
verlies van beide armen, beide boenen ot beide ooien
op dit bied zün ingevolge de versekertngsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
Dat begreep de klkvorsch heel goed en die was zoo leep om
een groot blad van een lelie voor het lampje te houden, aoodat
het geen last van den wind had en heelemaal heel bleef.
vingen
««armee
b() een ongeval met p OEA
doodelükan afloop UWV*a
tenls
Wfl
weer
en
itlger
rden.
Bond
teurs,
Bul-
ranto
iper-
nver-
gram
ischs
celen
gra-
aan
rhoo-
Ische
Hing
voer
den
reikt
f be.
dit
eren
igen
loost
be
ven op
hierin
tag ge-
warme
rologen
erschil-
en, dat
n kon-
ier dan
het
rcele
het
best
laar
een
on-
het
sing
En
mo
laar
trog
nde,
'igst
f te
ver
niet
i is.
i a
van
Nu kwam het eekhoorntje dat mededingen trilde naar een
prijs. Het houdt het lampje in zijn bek. wat ook waa toegeetaan.
Het waa natuurlijk de groote kunst om te Borgen, dat het
lampje heel bleef tijdens den wedloop.
West-
n druk
le over
i die,
konden
n, ver-
egtrek-
et mas heel stil In de kamer. Hein Holten
sat met het avondblad in den salon voor
het wUd-geopende raam waardoor de geur
lartelljk denk
.,uK neem ven olie
Joden der greote
^hondonfamllle
„voor het trapje op
„uw voetrem, aoodat
Jwc leven van een
„mijner, tornt erg
„roekelooss. neven
„niet voortldls
„wordt ofgotneden.
itttttttti tt t^itt titer tttttt rit ••tiittMitttstSI
schjjn-
i hier-
blijkt
ichter-
n nor-
rjj bv,
In het
Jet de
■rs fe-
nor
it en
>lgende
al ko-
m den
er be
lt dan
er zal
Jaren.
op de
op de
erloop.
emeen
heeft
tering,
maar
luropt
ont
stond
'elpen
oruit-
„W«
merkt:
me van de wijs. Ik heb smaak."
..Dat is geen deugd, evenmin als mijn muzl-
kaUtolt.”
„Dat is heel Wat anders.”
„Nee. nee, dat is precies heteelfde. De smaak
heeft immers niets met het karakter, te maken."
„Ik zou niet weten, waarom niet."
„Dan weet JU heelemaal niet, wat karakter ia.
kind. Je spreekt over 'dingen, waar je heelemaal
niets van begrijpt.”
„Dat zeg JU. omdat je nog woedend bent over
je kleinburgerlüke bekrompenheid. Wat kinder
achtig van je! En toch ben je bekrompen!”
„Ik dacht, dat Je nu over jezelf wilde praten,"
hoonde Hein. „Noem je fouten maar op. Of heb
je er misschien geen?”
Jfatuuriük heb Ik er enkele,” antwoordde El
len afgemeten, „en ik durf er rond voor uit ko
men. Ik ben soms wel een beetje besluiteloos,
maar dat komt hoofdzakelük. omdat ik bang
ben, anderen met het een of ander te kwetsen.
Verder ben ik een beetje Udel. Ik sta af en toe
ook wel wat te vlug klaar met nUJn oordeel.
Andere fouten heb ik niet, geloof ik."
„Erg volledig kan ik Je analyse anders niet
vinden.”
„Verraad JU dan maar eens, wat er aan man
keert,” antwoord-
et Is nog zoo heel lang geleden, het
was namelUk tüdens den wereldoorlog;
dat menige verveelde Amsterdamse!»
koopman rondliep met een nogal opvallend
groot schildje op zün revers.
„Praat me niet over den oorlog!” stond
gaar duidelük leesbaar cp.
Ook In Duitschland waren die schildjes be
kend. Niet zoozeer doordat er heele massa’s
Duitschers in die dagen voor zaken en ook
wel om „even uit te blazen” naar den neutra
len nabuur in het Westen óverkwamen, dan
wel doordat men ze in Duitschland zelf be
wonderen kon. Het spreekt vanzelf, dat .ze
niet door Duitschers gedragen werden. Zoolets
ware niet alleen wat cru geweest, het zou al
te makkelük uitgelegd zUn als défaitisme.
- Neen, het waren de Amerikanen, die met
dere schildjes rondliepen. Ook thans wordt
daar nog over gesproken. En als een zeer bü-
zonder staaltje van het meest onvervalschte
Angelsaksische flegma beschouwt men het,
dat het Amerikaanse!» consulaat die leuze
selfs tot devies verheven hpd. In alle voor het
publiek toegankelUke vertrekken stond het
met groote letten op den wand geschilderd:
.Please, don 1 speak me of the war!”
eigen-
doosten
vorige
■er zich
»t ein-
iig is
Westen
wind-
te ver
sterk!
Het zal
dagen
k was
ig en
n gun-
zou moeten tobben met een stuk of zes rumoe
rige Jongens; de oude man, die zoo gewend was
aan de rust van zün vreedzaam huis „en
en we moeten allemaal ons best doen om hem
op ter vroolljken! Wat hü deed, was voor ons
bestwil de arme Greta begreep nog absoluut
niet hoe het geld verdwenen was „en we
houden meer dan ooit van hem lieve vader!”
en, se sloeg hartelijk haar arm om hem heen.
Jack trok Lorrie mee naar bulten. „Dat is
het ergste nog niet, Lorrie.” zei hU somber,
„vader heeft zich ingelaten met een maat-
schappü, waar de aandeelhouders voor alle ver
plichtingen aansprakelUk zün en hü zal meer
verliezen dan hü bezit. De overheid zal er zich
mee bemoeien en ik ben bang, Lorrie, dat we
hier allemaal weg moeten, vader ook.”
Lome viel op een stoel in de hal neer en
bleet voor zich uit zitten staren. Deze tweede,
slag waa zoo plotseling, zoo onverwacht op den
eersten gevolgd, dat zU te verschrikt en te ver
ward was om alles in zün volle beteekenls te
beseffen. En toch klonken door haar ellende
heen de woorden, die Seymour Malford daar
straks had gesproken:
,Jk zal over jouw familie waken, alsof het de
mijne was, zooals se sullen worden. Denk aan
je vader, aan Jack en aan Greta!"
Die woorden waren toen leeg en hadden geen
sin voor haar; maar wat waren se nu van veel
beteekenls.
Jack ging naar haar toe. HU Bocht naar zUn
pUp. die hU aanstak, toen legde hü zün hand
op naar schouder.
stelling verkeert, dat men in Frankrijk, Enge
land en elders mas» één enkele krant hoeft te
leven om precies te weten, wat er in alle an
dere ook staat, zooals dat in Duitschland het
geval Is. De Dultsche pers zoekt nu dagelUks
juist die buitenlandse!» bladen op, welke leve-
len wat zU zoekt, hetzU in gunstigen of in on-
gunsiigen zin. Is er In Duitschland iets aan het
handje, waarover men graag een paar vriénde
lijke woorden uit het buitenland heeft, dan ver
tegenwoordigt de „Dally Mali” de Engelse!», de
.Jour” of de ..Action Frangaise” de Franache
pers. Zoekt men ruzie, dan bestaat de Engel
se!» pers voor een dag uit de ..Dally Herald”
of de ..Manchester Guardian” of de „Star” en-
soovoorts. Wat FrankrUk betreft, één nummer
van de „Oeuvre” of de „Epoque” of de „Popu
laire” of de „Humanlté” is natuurlek steeds
voldoende om twee Dultsche kranten met ver
ontwaardigde polemieken te vullen.
bij Karei en Lotto.
-Ja, toen was ik er bU- Als er een derde bü
la, geeft het niets. Die is dan de bliksemafleider. z
Maar Karei en Lotte hebben het later nog eens
gedaan toen ze alleen waren."
„En?” vroeg Hein.
„Die gekken spreken al in geen veertien dagen
meer tegen elkaar!"
mUn antwoord geven,” zei ae, haar oogen ma*
den grond gericht.
„Ah!” en hU kwam dichterbU-
„Wacht!” zei ze. terwUl ae haar hand ophief
om hem het zwijgen op te leggen, „Je Je
vroeg mU met je te trouwen.”
..Dat deed ik en doe ik weer,” zei hü met
nadruk. „Het is de liefste wenach van mijn
hart
ZU legde hem met een gebaar het zwijgen-on.
,Je je verwacht niet van me ds^ ik dat
ik je üefheV”
Langzaam, machinaal, kwamen de woorden
over haar lippen.
,Jk zal daarop wachten,” zei hU, ,Jk zal wach
ten en ik hoop zeker Je liefde te winnen!”
„Zal je daarmee tevreden zUn?" vroeg aa>
„Ik zal tevreden zUn meer dan tevreden
zUn!” verklaarde hU.
„Daarstraks” ae wachtte even .sprak je
over over geld over rijkdom.”
,-Ja,” zei hü. Jk weet dat je daar niet eaa
geeft
.Jawel!" aei ze. terwUl ae haar droge lippgn
bevochtigde en bjjna Ineenkromp onder het ge
wicht van schaamte en ellende, dat haar dreigde
to overweldigen. „Tk geef er wel om! Als «Je
ik je vras^ om me geld te geven nu
ae kon nauwelUks verder spreken, maar ae deed
een poging als ik je vroeg me nu wat geld
te geven sou je aou Je "Ze tam niet
verder gaan.
zwart aan hem opdringen, komt
beter nog even bewaren kan. tot de
Dat de Dultsche pers de opdracht heeft, op
de meest ondubbelzinnige wUze af te rekenen
met al degenen, die het op het oogenbUk ge
kleed schUnen te vinden te staan om met het
zoo gevaarlUke woordje „oorlog” te spelen, en
telkens en telkens weer den wil tot vrede van
de Dultsche regeering te verkondigen, is iets,
waarover boen zich niet genoeg verheugen kan.
Maar elach niet de onverbiddelüke conse
quentie van dien wil tot vrede, dat men in de
eerste plaats ophoudt, de eigen openbare mea
ning al feller en feller op te zweepen tegen an
dere volken, die niet gerekend kunnen worden
als één man te staan achter hetgeen een of
ander, dikwUls o zoo klein en onbeteekenend
krantje afdrukt.
Tenslotte bereikt men het tegendeel van wat
men nastreeft. namelUk een soort paniekstem
ming. En nu mogen (de leiding gevende krach
ten in totale staten al gedreven worden door
iets hetwelk men met het woord „dynamiek”
ongetwUfeld meer zoekt te verontschuldigen dan
te verklaren, dit neemt toch niet weg, dat
breede lagen van het Dultsche volk een te goe
den smaak hebben om de grove taal hunner
knmten te slikken.
„Ja. Ik, die het geld van mUn arme kinderen
moest hebben beschermd, zooals ik mUn eigen
leven moet beschermen, heb het in de goot ge
gooid 1 Ik ben terecht gestraft; maar mUn kin
deren, mUn arme kinderen!" kreunde de
dominé. .Jack, kan Je het me ooit vergeven?
Lorrie HU zweeg en tranen kwamen hem
in de oogen. „O, Lorrie, Lorrie! Ik moet gek
geweest zUn
„Maar wat is er toch?” zei Lorrie wanhopig.
„Ik ik begrUP het niet! Jack, kan je bet me
niet vertellen?"
„Wees toch stil!” zei hü en hU trok haar
opzU. HU fluisterde: „Vader heeft iets gedaan
met effecten en aandeelen en die dingen heb
ben den geest gegeven dat doen ze altUd,
weet je. HU heeft lederen cent verloren van
het geld, dat moeder hem heeft nagelaten en
we zUn” hU haalde zUn schouders op „we
sitter er leelUk voor.”
„Geruïneerd, absoluut, totaal geruïneerd,” zei
de dominé op doffen, wanhopigen toon.
„Greta, kind, se mogéen het ergste weten.
Ik heb het jou verteld; ik kén het niet nog
eens doen. Het het zou mUn dood zUn!”
,Ja papa, ik zal het hun vertellen," sei Greta
kalmeerend. „Lorrie, we sullen de pastorie moe
ten verlaten, JU en Jack en Ik en en we
moeten ons best doen om papa te helpen.”
De dominé verborg zün gelaat in de han
den.
„We sullen een tüd lang heel erg arm zün,
maar we moeten den moed niet verliezen
Vader aal een paar leerlingen nemen baar
stem brak bU de gedachte, dat haar oude vader
zou zün dood zün en twee groote tranen
rolden over haar wangen.
„Huil niet!" zei Jack. „Ik zal verdorie, als
ik nu maar wist wat ik moest doen en waar ik
naar toe moest gaan! Wacht eens! Waar
achtig!” alsof hü een plotseling idee kreeg.
„Ik zal nsuur Seymour Melford gaan. Ik weet
niet of hü van die zaken verstand heeft, msmr
zün vader in ieder geval wel. Ik zal nas» hem
toegaan en hem vertellen, hoe we in de penarie
zitten
„Wachtl" zei Lorrie en haar gezichtje werd
krütwit, toen zü hem bü zün mouw pakte en
hem verhinderde naar de deur te hollen. ,Doe
het nog niet. Wacht!”
„Waarom? Wat is er?” zei hü. „O. ik begrüp
het al. Je zou het niet prettig vinden,” en hü
bleef staan. „Wel, dan weet ik niet meer, wat
ik moet doen!”
„Ga ga weer naar vader,” zei ze met een
schorre, harde stem. .XJa hem troosten en en
wacht tot ik kom.” Ze ging naar de deur, terwUl
ze sprak.
HU ging langzaam de kamer uit. ZU bleef
even staan en met een vasten trek op haar
mooi gezichtje, een harde, koude vastberaden
heid in haar oogen, opende zo de deur van het
salon.
Seymour Melford stond bü bet raam. Toen de
deur geopend werd, wendde hü zich om en
kwam naar haar toe.
.Lorrie, wat is er gebeurd.” zei hü. maar hü
sloeg zün oogen voor de hare neer en de vraag
klonk onecht en geforceerd.
Maar Lorrie merkte het niet op, Jk kom je
Ze zette zich in
een houding van
aandachtig luiste- i
ten.
„Vooreerst ben i
je jaloerzeh. JU
ontkent dat nu wel, maar de tapwüzen liggen
voor het grüpen.”
Ellen kwam uit haar club. „Dat is niet waar!"
riep se met trillende stem, „noem JU maar eens
een bewüs als je kunt, dat ik Jaloersch ben."
.Maar mün lieve kind, weet JU dan heelemaal
niets meer van die scène, die je laatst gemaakt
hebt, toen je nichtje bü ons logeerde?"
„Dat kwam omdat JU zoo ongetoofeUjk lief
tegen haar deed. Geen enkele vrouw met een
beetje zelfrespect had dat genomen. Bovendien
vond ik het hoogst onbehoorlük. Het kind komt
nota bene net van school!"
..Begin je weer met die praatjes! Tk geef je
de verzekering, dat dat „kind” allang droog ach
ter de ooren is.”
„O. nu komen natuurlük weer de hatelük-
heden tegen mün familie. Wat ben jü toch
vreeselUk kinderachtig
..Ach kind, jü kunt de waarheid niet verdra
gen, dat is alles?"
Jü wel, Beker? Waarom werd je dan soo woe
dend. toen ik zei, dat je bekrompen bent. Ik
word niet woedend, maar Jü wel en daarom
wreek jü Je nu met zulke Infame beschuldi
gingen!”
„Infaam? Weet Jü wel wat infaam is? Dat JU
mü durft verwüten, dat ik onbehoorlük ben
tegen jouw kleine nicht. Bespottelükl Dat eeu
wige geklets van die vrouwen....”
„Vrouwen?” riep Ellen, bleek van opwinding.
Dus jü bedriegt me?....”
„Nu heb ik er genoeg van!” schreeuwde Hein.
„Denk JU misschien
Toen de ..karakter-analyze” haar hoogtepunt
bereikt had en Hein juist op het punt stond een
kleine pendule in den spiegel te gooien, kwam
er bezoek.
Het was Bob Boom.
Hein deed een wanhopige poging, de situatie
te redden.
..Hoe vind JU deae klok?” vroeg hü met een
zotten grüns. Maar Bob ging er niet op in.
„Alle duivels!" riep hü uit, „wat gebeurt
hier?"
Hein zette het klokje weer neer. Ellen lag. met
Met een sarcastisch lachje wachtte Hein af.
„Vooreerst ben ik zacht en Kaf. Dat aeg Jü
altüd zelf.”
„Nou altüd....” trachtte Hein wat te tem
peren.
„Ja, altüd! Tenminste wanneer je niet boes
bent!”
„Ik ben niet boos.”
„Goed. Maar daarom behoef Je toch nog niet
zoo te schreeuwen. Nu verder. Ik ben groot
moedig, füngevoellg en oprecht. En ik ben niet
jaloersch.”
„O. als je de negatieve eigenschappen gaat
opnoemen, kom je nooit klaar.” viel Hein haar
criUeklustig in de rede, „dan kun je net zoo
goed beweren: ,Jk ben geen dief, geen moorde
naar. geen valsche munter, geen brandstichter
ensoovoortl"
gt.'asjeblieft een oogenbllk met je op-
kwam Ellen geïrriteerd, „je brengt
et is een gedenkwaardig oogenbllk ge
weest in onze beschavingsgeschiedenis,
bet moment, waarop de mensch ontdekte
een metaal voor zün gebruik te kunnen aan
wenden. Onafzienbare mogelijkheden openden
zich toen voor hem. mogelükheden die hü in
de verste verte natuurlükwfilet kon overzien,
nog.minder hun beteekenft waardeeren. Het
oudst bekende metaal was evenwel niet tin, het
metaal waaraan wü onze aandacht willen wü-
den, doch koper, dat zün naam vla het Latün-
sche cuprum ontleent aan het eiland Cyprus,
dat aan Aphrodite was toegewüd, Aphrodite,
die daarom ook den bünaam Kypria droeg. Dit
metaal, dat zoo gemakkelük te delven was en
te behandelen, is het eerste geweest dat men-
schenhanden ooit bewerkt hebben. Reeds 4000
Jaren voor Christus werd bet vermoedelUk al
gebruikt.
Doch ook het tin is reeds zeer lang bekend.
Een tüd lang gebruikte men onvermengd koper.
Het was evenwel te zacht om voor veel andere
dingen dan versieringen te worden gebruikt,
hoewel er toch ook wapens van werden ver
vaardigd- Een stuk koud, behamerd ruw koper
is echter geen groote vooruitgang tegenover het
steenen materiaal waarover men reeds de be
schikking bad. Eerst toen het brons was uitge
vonden, was men een grooten stap vooruit. Het
denkbeeld om deze twee metalen samen te
nu boos wordt, Is Juist een bewüs van Je be
krompenheid. Je bent ook overgevoelig en klein
geestig. Ja. Ja, dat blUkt nu. Zoo komen al Je
gebreken aan het licht. Wat is dat toch een
reuzeleuk spelletje, hé?”
,Den Je klaar?” vroeg Hein, met grimmige
rust, begeerlg naar revanche.
.Met jou wel. Nu is het mün beurt. Eerst mijn
goede eigenschappen."
spraak zün. Wie op zün gemak een kranten
stalletje afneust en stuk voor stuk de opschrif
ten leest, die zich in bloedig rood en dreigend
1 onwillekeu-
op de gedachte, dat hü zün „Groechen'
„j vplgende
editie komt, die dan het mobilisatiebevel wel
zal bevatten.
Waagt men er echter een mark aan en koopt
men al die klaarblükelüke Jobstüdingen om
ze thuis eens rustig door te lezen, dan con
stateert men, tenminste als men niet een
totale leek is in deze soort van revcüverjour-
nalistlek; dat de scribenten achter veel pa
thos, holle rethorlek. generalisatie, gescheld en
woordgedaver geen andere overtuiging ver
bergen dan die, welke in heel het Dultsche
volk leeft:
De absolute noodzakelükheld om tot eiken
prüs een oorlog te vermüden en een eervollen
vrede te verzekeren.
Waarom men dat niet op zakelüken, beza-
digden toon kan zeggen? Wü weten geen ant
woord op die vraag. Wü staan voor hetzelfde
raadsel.
„C'est le ton qul fait la musique," zegt een
oude wüsheld. Wü zouden daaraan kunnen
toevoegen: „En het is de mentaliteit, die den
toon bepaalt.” Op den vorm, waarin de Dult
sche krantenschrüvers zich meenen te moeten
uitdrukken, zullen wü niet verder Ingaan.
Doch wél zü hier de grootste fout der Dult
sche pers genoemd: ZU generaliseert te veel.
Onwillekeurig denken wü hier aan twee recen
te gevallen, die in dit betoog passen, daar ze
zoo typeerend zün.
Ongeveer twee maanden geleden werd te
Berlün wegens hoogverraad een man ter dood
gebracht, die ten onzent als Nederlander gold,
doch in Duitschland als Duitecher beschouwd
werd. Toen tenslotte zün hoofd onder de bül
van den scherprechter viel, lag het voor de
hand, dat de vaderlandse!» dagbladen zich
daar uitvoeriger mee bezighielden dan zü in
den regel plegen te doen, wanneer er ergens
in het buitenland een doodvonnis voltrokken
wordt.
En daar verscheen nu plotseling in het offi-
cieele parttjorgaan, de „Völkischer Beobachter”.
een artikel, dat op een geweldige manier ult-
pakte tegen de Nederlandse!» pers, die niet al
leen in deze kwestie, doch ook nog in een
heeleboel andere kwesties niets anders deed dan
óe Nederlandse!» openbare meenlng altüd maar
weer op te zetten tegen Duitschland. Het arti
kel slcot ongeveer in dezen trant; Ziehier onze
laatste waarschuwing, wordt dat niet oogenbllk-
kelük anders, dan zullen wü jullie wel weten te
krügen door economische sancties!
En waar haalde de „Völkischer Beobachter”
*t bewUs vandaan, dat ,Je Nederlandse!» pen”
het Nederlandse!» volk met alle geweld pro
beert op te hitsen tegen Duitschland? Schrikt
u nietUit het communistische „Volksdag
blad” en de socialistische Haagse!» „Vooruit”.
Een paar weken geleden werd aan het Dult
sche publiek meegedeeld, dat het Nederlandse!»
volk in verzet begon te komen tegen het feit
dat de zoogenaamde nationale film „Veertig
Jaren” in wezen niets anders beteekent dan de
handige truc van een troep Joden, die op een
makkelüke manier een bom dutten willen vei-
dlenen. En nu moet men niet denken, dat de
Dultsche kranten dit sensationeel gebeuren uit
hun duim gezegen hebben, o neen! Ze citeerden
slechts „de Nederlandse!» pers”. In dit geval
het zich noemende .nationale Dagblad".
e Dultsche pers ontkent bewust t bestaan
I 1 van allerlei schakeeringen in de uitingen
der openbare meaning bulten de grenzen.
Wü kunnen althans niet aannemen, dat zü ter
goeder trouw dwaalt en in dé eerlüke veronder-
sr.'.elten, in de hoop hun afzonderlijke kwali
teiten te verbeteren, sou beslist listig te noe
men zün. Het staat echter wel vast, dat het
brons elgenlUk niet uitgevonden is, het is ont
dekt. Casslteriet, een tinzout, komt in sommi
ge gevallen samen met koper voor en bü smel
ting ontstaat een natuurlük alliage, dat tal van
begeerde eigenschappen bezat. Langzamerhand
eerst bleek, dat een alliage met 10 pCt. tin het
beste brons opleverde. De menschheld was in
het Bronzen Tüdperk getreden en het heeft
geduurd tot 1200 1000 jaar voor Christus,
voordat men het verstond, het ü«er te bewerken
en men van het Ijzeren Tüdperk kon spreken.
Dit beteekent in de verste verte niet, dat er
geen brons meer in de wereld gebruikt werd.
Nu, na 3000 jaar, zün onze hyper-modeme
bronzen ramen daar, om te bewUsen dat deze
opvatting onjuist is.
Geleidelük aan ontdekte de zich steeds verder
ontwikkelende primitieve Industrieal maar
meer gebrulksmogelükheden voor het metaal
tin, ook in zuiveren toestand, zoodat het aan
tal toepasslngsmogelükheden thans legio is.
Deze veelzijdigheid van tin is zeer merkwaar
dig en heeft het tin in onzen tüd weer opnieuw
gemaakt tot een der grondstoffen, die voor onze
beschaving onontbeerlük zün. Zoo wordt het
gebruikt in soldeersels voor het aanhechten van
stukken lood en koper, en is zoodoende van
het grootste belang voor de electro-technische
industrie en ook voor de automobielindustrie.
Een soldeersel is een betrekkelük kleine hoe
veelheid metaal, toch wordt voor de productie
van soldeermetaal jaarlüks ongeveer 18.000 ton
tin verbruikt!
Men vindt tlnlegeerlngen als lettermateriaal
voor drukkerijen. Drukletters bevatten 2 tot 20
pOt. tin en voorts 10 tot 30 pCt. antimoon en
lood. Ook de chemische Industrie gebruikt tin.
Tinchloride speelt büvoorbeeld een rol bü de
vervaardiging van kunstzüde.
Doch het allervoornaamste gebruik is wel de
vervaardiging van blik voor de conserven
industrie. Het feit, dat tin een grooten weer
stand toont tegen aantasting door verschillende
voedingsstoffen heeft gevoerd tot een zich
steeds meer uitbreidend gebruik van blik voor
het verpakken van verduurzaamde levensmid
delen. Wie denkt hier büvoorbeeld niet aan het
zoo geliefde biertje, dat men in Amerika zelfs
in blik verpakt kan krügen!
Daarnaast is nog steeds gebleven het tin
In de verschillende bronsvarlëteiten, voor
standbeelden, voor kerkklokken en voor kanon
nen, die alle uit brons gegoten worden. Hier
mee zün echter nog slechts enkele mogelük
heden genoemd. Bedenken wü nog. wat er op
de wereld verbruikt wordt aan stanniol of blad
tin, aan tubes voor scheerzeep, voor tandpasta
en dergelüke, wat al voorwerpen vertind zün,
hoe men tin vindt op salontafels en dressoirs,
bü den tandarts als plombe, als smeltproppen
bü ketels en brandaJarmapparaten, als büt-
middel in de textielindustrie en als troebelings-
middel in de email-industrie, dan beseffen wü
hoe universeel het gebruik van dit metaal is. En
tóch worden er steeds nog weer nieuwe toepas
singen gevonden.
haar hoofd op tafel en snikte.
„Wat is er toch?" vroeg Bob weer.
„We waren bezig met karakter sns'jas,”
snikte Ellen.
.Maar hoe kunnen jullie nou zoo dom zün,”
sprak Bob afkeurend. .Dat loopt Immers altüd
verkeerd af!”
Ellen sag hem met haar betraand gezichtje
aan.
J»n til ze! fcyh, dat bet ao» leuk ga>- -« ipen
bij Karei en Lotto.
BchrUver dezes betreurt het, dat hü zün
schildje roekeloos heeft weggeworpen. Onze
grootmoeders hadden tóch gelük met die man
den en kisten vol oude lorren op zolder. .He
staat niemand |n den weg en wie weet, mis
schien komt het nog eens van pas!” Maar wi»
had er in 191» ook gedacht. Ja, wie had er in
191» künnen denken, dat neg geen twintig Ja
ren la'-er vrüwel iedereen het gebrulkeUjkr
„Hoe gaat het er mee?” zou inslikken om
meteen maar met de deur in huis te vallen:
„Wat denkt u, komt er oorlog?”
Of de Duitschers van vandaag dan naar een
nieuwen „frisschen. fröhllchen Krieg” of min
stens naar een verbeten revanche verlangen?
Neen, duizend maal neen. Wü herhalen, wat
wü al meermalen betoogd hebben. In het ge
heel gezien snakt er geen groote Europeesche
natie zoozeer naar den vrede als de Dultsche.
Na de nog steeds zoo luidruchtig gevierde
overwinning van Vittorio Veneto, na den val
van Addis Abeba en ook na de hoog bezongen
successen der „Azttren PUlen” in Spanje kan
men cntegenzeglük beweren, dat er onder
een goed deel van het Italiaansche volk een
zekere „Kom maar op! "-stemming heeracht.
De gemiddelde Engelschman vat de zaak scep
tischer op, maar hü voelt zich niettemin
sterk in zün geloof, dat .Hrlttannië altüd den
laatsten slag wint”. Den Franschman is de
„Victoire" nog het minst naar het hoofd ge
stegen. Pagrvoior was ze te duur. Maar na
tuurlijk, als die anderen het willen, dan kun-
_j:en ze voor den tweeden keer de volle laag
krügen! Vcor den Duitscher staat et slechts
één ding oncmstootelUk vast, namelUk dat een
oorlog tot eiken prüs vermeden moet worden.
De» overtuiging is zeker niet gebaseerd op
lafheid. De moed zit den Duitschers niet in
ae knieën. Iedere oudstrüder zal het u vertel
len. dat het aan het front „erg meevalt”.
Zeker, er is een boel beroerdigheid, maar daar
staan dan ook zooveel echte kameraadschap,
echte voldoening en echte vroolükheld tegen
over. En degenen, die er den vcrlgen keer zon
der kleerscheuren af kwamen? Flinke, ste
vige, gezonde kerels zün het, die voor de
nieuwe generatie geen stap op zü hoeven te
gaan. En de Dultsche soldaat Is goed. Het
Dultsche volk is ook goed. En ondanks het
gebrek aan grondstoffen zullen de vliegtuigen
en tanks én kanonnen der herrezen weer
macht wel niet uit kunsthars vervaardigd zün!
Neen, bang zün ze niet. Maar se weten het te
zeker.. „Das dlcke Ende kommt nach!"
ftevoldtfe. Hongersnood. Bedelaarsarmoede
door de inflatie. Verknechtlng aan het buiten
land door onbetaalbare'schulden. De grlevend-
ste vernederingen door de overwinnaars. Be-
staansonzekerheid. Werkloosheid. Tenslotte
Greta legde haar hand op die van Lorrie.
„We zün in groote moellükheden, kind,” zei
■e met trillende stem. .Maar we moeten niet
**n onszelf denken, maar aan onzen Heven
vader."
•Je," zei Lorrie, die naar den ouden man toe
•h's en hem kuste. .Maar wat is er? Heel erg
»an het niet zün! We zün hier allemaal en we
■v*b en zün gezond! Papa is niet ziek!”
„Lorrie,” zei Greta, „papa heeft al zün geld
verloren."
•We zUn geruïneerd," zei de dominé berouw
vol. „En dat is mün schuld!"
-Geruïneerd! zei Lorrie zonder te be
seffen wat dit was Het woord had voor het
oogenbllk geen beteekenls voor haar. ,floe
kunnen wü nu geruïneerd zün? Wü «ün niet
rl)k, dat weet ik, maar” en se keek rond,
alsof «u zich er van wilde vergewissen dat
dak van de pastorie nog boven haar hoofd
jnaar we zün altüd soo geweest."
-Lorrie," rel Greta zacht, „papa heeft tegen-
“M gehad. HU heeft" ze begreep het zelf
®iet en sprak het woord vaag uit, als iemand,
®e in volslagen onwetendheid verkeert omtrent
beteekenls ,hü heeft gespeculeerd!”
“Gteoeculeerd?" herhaalde Lorrie verbaast!.
e Dultsche pers is den laatsten tüd
luidruchtiger dan ooit. Men kan het een
der kenmerkende eigenschappen noemen
van de kranten in het Derde Rük, dat de kop
pen nooit den inhoud dekken van de beschou
of berichten, die er onder staan, en
zelfs dikwüls in Hjnrechte tegen-
er anders heelemaal geen spaan van terecht
zou komen, maar dat toch dagelüzs doet te
rugdenken en doet terugverlangen naar de
vteeschpotten van 1913. toen het Dultsche volk
zich een levenspeil veroverd -haJ, waar de
Amerikaan zün vingers aan at kon. likken.
Neen, geen angst, doch bittere ervaring.
Want welke redelijke kans heeft, in de toe
komst de overwinnaar, dat hü er een grein
beter aan toe zal zün dan de cverWbnnene?
Dat is geen deugd,” viel Ellen in de rede, de Ellen scherp,
„dat is een gave.”
„Goed, dan niet. Ja, verder heb ik geloof ik
geen büzonder voortreffelüke eigenschappen
meer. „O ja, ik ben een trouw echtgenoot."
Dat hoort natuurlük bü de eerlükheld."
„Ja, dat is soo. Nou. dan weet ik geen deug
den meer. Dus nu de fouten. Ik ben niet erg
ördelük. Overal laat ik alles slingeren. Ook zit
ik soms wel eens wat lang op de club, maar dat
komt nog maar ééns in de week voor. Dan ben
tk nu en dan ook wel eens wat opvUegend en
onvriendelük tegen het dienstmeisje, soms ook
tegen jou. Maar dat bedoel ik natuurlük zoo
kwaad niet en daarom is dat elgenlUk ook geen
ondeugd. Andere fouten en gebreken ken ik
niet."
,Je karakteristiek is tamelük nauwkeurig,”
merkte Ellen gewichtig op. „Maar ik heb er toch
nog wat op aan te merken. Eerstens heb je bü
Je deugden vergeten, dat je zeer vlütlg bent!”
Hein voelde zich gevleid.
„Royaal en vrügevig ben je. Maar dit royali
teit ontaardt bü jou soms in verkwisting."
„Maar neem me niet kwalük..,.”
„Voor schoenen en kleeren gaf Jü veel meer
uit, dan noodlg is.”
„Wat dat betreft,” meende Hein ontevreden
„mag JÜ-...”
„Ik kom direct aan de beurt," sneed EUen
vlug zün bedenkingen af, „dan kan JU zeggen
wat Je wilt. Nu mag ik spreken. Ik ben nog niet
klaar mét Jou royaliteit. Die is soms ook niet
ver af van opschepperij
„Zeg. hoor eens, heb je soms nog meer van die
gezellige onthullingen?” riep Hein geërgerd.
,4a, ik zie het nu eenmaal soo,” ging Ellen
voort, tergend langzaam. „We mogen toch allen
zeggen! Natuurlük ben JU een deftig heer....
maar heusch.... soms neig Je toch een beetje
tot opscheppen. Geloof me nou maar."
Hein maakte protestbewegingen.
„En dan je dassen Altüd van die opvallende
dingen bü lichte pakken; eigenlük ligt daar
in iets parvenu-achtigs!”
Hein pakte naar zün das.
„Ja, maar deze heb Jü me zelf cadeau ge
daan!" riep hü triomfantelük uit.
„Omdat ik wist, dat JU hem mooi zou vinden.
Anders had ik hem nooit genomen. Nu heb ik,
geloof ik, alles genoemd. O Ja, je bent ook een
beetje bekrompen.”
„Hoe kom Je er bü." riep Hein kregelig uit.
^Je bent gek!"
,H«t blijkt toch uit.heel Je gedrag. Laatst,
toen we in het theater warep. wou je niet heb
ben, dat ik zoo luid applaudisseerde, omdat Jü
je voor de menschen geneerde!"
„Omdat dat niets anders dan
was!”
„Ja, dat noem JU nu zoo. En dan die Jurk, die
Jü zoo vreeaelük vond, toen wü naar het partü-
tJe van Karei en Lptte wilden."
.Dat wis geen Jurk!" verweerde Hein, „dat
was een vodje. Je had het in Je handtaachje,
toen Je er mee thuis kwam. Dat bestond alleen
uit décolleté!”
„Dat geeft niets. Het was heelemaal niet zoo
erg. Ze vonden het allemaal éénlg!”
„Vooral de mannen!” lachte Hein hoonend.
mJs bent een engerd.” bitste Ellen, ,4e weet
heel goed, dat ik daar niets om geef. En dat Je
van bloeiende bloemen naar binnen streek. Ellen
zat aan tafel over een boek gebogen. Als Hein
z’n oogen over dit tafereeltje Het rusten, kwam
een gelukkig gevoel in hem op. Hoe gezellig was
het hier toch. Langzaam, een beetje traag na
het avondeten, stak hü een sigaar op en rookte
met Intens genot.
„Zeg lieveling,” zeide Ellen, 1 hoofd wendend.
„Wat is er, kindje?”
Ze stond van haar stoel op en ging in den
anderen zetel bü het raam zitten.
D weet iets heel leuks....”
„Wat dan?"
Met moeite schoof se den zwaren fauteuil een
beetje dichterbU.
„Karei en Lotte hebben het laatst ook ge
daan Het heet: karakter analyaeeren.”
„Hoe doe je dat?" vroeg Hein verwonderd.
„O. heel eenvoudig. Ieder noemt zün eigen
deugden en fouten op en de ander mag dan
daar zün bezwaren tegen Inbrengen."
„Maar waar is dat noodlg voor?” vroeg Hein
lachend. HU vreesde een addertje onder het
gras. Ellen kwam nooit op zulke zonderlinge ge
.dachten, als ae er niet Iets mee voor had.
„O, het is vreeselUk amusant," verzekerde El
len. .Karei en Lotte hebben er reuaepret mee
gehad. Bob Boom was er ook bü. Die heeft het
me verteld. Toe. laten we bet ook eens pro
beeren."
Dou goed, als je- dan zoo graag wilt, vooruit
maar. Maar denk erom, ik zal Je niet sparen,
hoor!”
„Ik Jou evenmin. We mogen aeggen, wat we
willen, dat is juist het leukste.”
„Begin Jü dan maar." Hein legde zün krant
W'nee, de man moet altüd beginnen. Jullie
leven bewuster dan wü.”
.Dat beweren jullie tenminste altüd. Nou
goed," gaf Hein toe. „Ik zal beginnen. Ik noem
eerst mün deugden. Ik ben een royale kerel,
dat zegt tenminste Iedereen. Ik ben eerlük, ver
der ben ik goedmoedig en heb ik een mede
lijdend hart. Voorts ben ik muzikaal....”
Lorrie," zei hU op zün ruwe, goedige manier.
„Ik ben er ook nog, weet Je. Ik zal er mün
schouders onder steken en zorgen dat alles in
orde komt; er is zooveel wat Je kunt doen, je
moet alleen maar weten, waar je werk moet
zoeken! Moed houden. Lorrie
„Ik zit niet bü de pakken neer,” zei ze suf.
„Ik ben aan het denken dat is alles!’'
„Verdorie, we zullen allemaal moeten den
ken,” zei hü, terwUl hü heen en weer liep.
.Arme vader! 't Zou me nog niet zooveel kun
nen schelen, als hü X zich niet zoo aantrok.
Ik ben bang, dat wanneer hü uit de pastorie
wordt gezet, het
Hü zweeg, maar.ae begreep hem.
.Mem zal dooden!” zei Lorrie heeach fluiste
rend. ,4a. het zou zün dood zün.” ZU stond op,
ging naar het raam en drukte haar brandend
voorhoofd tegen het glas.
„Het zou zün dood zün!” fluisterde ae twee,
drie maal.
,Met is een lamme boell" aei Jack, die op
en neer bleef loopen en hevig aan zün püp
trok, ,4e hebt niet eens tüd om eens rond te
küken en te zien, waar je wat geld vandaan
zult halen. De haaien sullen binnen twee dagen
op ons aanvallen en ons lederen cent, dien we
hebben,, af nemen, 't Zou me niet verbazen, als
ze de stoelen, waarop we zitten, verkoopen. Ik
begrüp niet, hoe vader zich ooit met zoo iets
heeft kunnen inlaten!”
,De meubels verkoopen.” zei Lorrie lang
zaam, dof. ,De meubels verkoopen en hem uit
de pastorie settenl Ja Jack, je hebt gelük, dat
(Wordt