i WIELERWEDSTRIJD IN DE HAARLEMMERMEER. I DE OPTOCHT N f UILEN Plaats dan een „Omroeper” gezinnen Zoekt gij betrouwbaar Personeel? DANSLES voor 80. -..'O. DONDERDAG 4 AUGUSTUS 1938 A AU Niet strafbaar A K Tuslpa BW FOTOREPORTAGE He* stoffelijk overschot 1 een CEDA DE V.P.D. t'f. Leo liep, wat hjj loopen kon B. B. Tie-l dief!’* houd den dief, den Zusjes „groote' broer" van negen blaast zjjn mondharmanika, om haar nu eens fijn te leeren dansen, van je hup-sa-sa! Met een kleurtje op haar wangen in haar oogj’een blijden gloed, vraagt zij aan haar grooten broer steedsi „Gerard, Gerard, gaat 't niet goedf* O, wat doet dat kleine zusje, van net even drie jaar oud, allerleukst haar best èlk pasje, te vertoonen, zonder fout En dat geeft aan 't tweetal vreugde ’t is een feest, dat bei bekoort: Gerard blddst maar, en zijn zusje danst en danst maar immer voort. Be'.lo, beider hondje echter, is het, die naar 't eind verlangt: Bij verfoeit verwoed die dansles, hoor, hoe jammerlijk hij jankt! De 1 Maand Made Mb n sc be ve de Wl en W ba on bU Mi te led SU Ma aai eei sta Wa straat ongeh Een paawe waar den i node stoker te laa de ws boom. Een sum. Inwen liepen Dok plaatsi Schut Kerks kenhu werdei »eg v De te-poll aoek. in dai ma ver om tie, soo net bro nin B tie Wk kor bes moi mei 0 ken zjjn in r en A lam slee gep gro' grai toe krei me ach stra VOOI omd maa staa dien nini buit beh< vooi te t drul ze. 1 derl hebl grov dem sche den NJBJ met verd een ilère de u maal den. login, reali; geliji isme de roeireddingboot te Oosterend, de heer H. de Booy t van den bekenden redder A. P. Smit, schipper van is Woensdag te De Hoorn op Terschelling ter aarde besteld. Aan de groeve sprak namens de N.Z.H. Redding Mij. Leerling. Mijnheer, kan ik gestraft worden oor tets, dat ik niet gedaan heb? Onderwijzer Zeker niet, jongen. Leerling. Wel mijnheer, ik heb mijn nuis- Het Kamp Volksweerbaarheid te Har lingen vierde Woensdag zijn 30-jarig bestaan. Een overzicht tijdens de oefeningen der jongens warmen dag In Augustus Gerard knikt en lacht tevreden, en blddst waf hi) blazen kan, steeds één liedje, dat hij kent, pds. telkens weer, van voor-af an! Naai resteei Weesp drecht Na te hjn hij een flink standje van den commissaris en tusschen 'twee politieagenten in werd hij naar huls gebracht. Dat was nog wel wat anders dan fijne optocht met oranjemutsen en vlag gen! schreeuwde Bertus en In een ommezientje rende er een heele stoet achter Leo aan, allemaal roepend: „houd den dief”. Tot op >a gegeven oogenblik niemand wist wie eigenlijk de dief was, want Leo, klein en mager, was door een gat in. een muur ge kropen, zooals een muis in zijn holletje vlucht. Daar zat hij nu in een donkeren kel der, die een bergplaats voor steenkolen bleek te zijn. Bang als een wezeltje kroop hij In den donkersten hoek, maar er was niemand, die er aan dacht, dat een dief door zoo’n kleine opening kon kruipen. Leo zat er uren en uren in elkaar gedoken en op ’t laatst kwamen de waterlanders. Het was dan ook erg, te moeten denken, dat. het al bijna nacht was en dat de lieve vrienden, die hem tot zoo’n leelijken streek hadden aangezet, ongestoord in hun zachte .bedje lagen, terwijl hij hier in een donker hol zat, waar hij opgegeten kon worden door ratten en muizen en wie weet, wat al ongedierte meer. Hij droomde van wolven en slangen en werd wakker door een klop pend geluid. In *t eerste oogenblik dacht hij, dat zijn moeder hem kwam wekken, maar toen hij de harde, puntige steenkolen voelde, die hem dien nacht tot bed gediend hadden, begreep hij zijn betreurenswaar- digen toestand. .Help, help!” riep hij, in de hoop, dat iemand hem zou hooren. Er kwam echter .geen hulp opdagen, want in den vroegen morgen had een werkman het gat in den muur dichtgemetseld en zoo zat dus het muisje in de val. Van°de straat drongen de feestgeluiden van Koninginnedag tQt hem door. Draaiorgels, trompetten en pie pertjes. Zoo hard mogelijk begon Leo nu ook op de gestolen trompet te blazen, maar wie van de menschen op straat kon nu denken, dat er achter dien muur een jon- gen opgesloten zat? In het huis echter, waarbij de kelder hoorde, zei de vrouw tegen den man: „hoor jij niet iets in het kolenhok?” ,4a,” zei de man en zij trokken er met z’n beiden op af, om te zien, wat er gaande was. Op 't eerste gezicht dachten zij een nikkertje te vinden, zoo zwart was het ventje van het steenkolengruls, dat hij met tranen vermengd over zijn gezicht ge smeerd had. De menschen waren natuurlijk etf nieuwsgierig, om te weten, hoe zoo’n nikker in hun kolenhok verzeild kwam en op het verhaal van de gestolen trompet brachten zij den kleinen dief zoo gauw mogelijk naar het politiebureau. Hier kreeg t boschuil is een standvogel van oude bos- I schen, buitenplaatsen en parken.” „Dat klopt precies, ik heb hem in de Warand gevonden.” „Den uil zeker?” spotte Kees „Neen, den uilebal!” Rob las verder: ,JDe boschuil is een vrij zeldzame broedvogel in holle boomen, steenen ruïnes en oude boomnesten van andere vogels, ook wel op den grond. Zijn broedtijd loopt van begin April tot Juni. Het wijfje legt drie tot vier witte eieren, die in ongeveer vier weken worden uitgebroed. Het geluid van dén boschuil lijkt op dat van een kat, „koelet” of hU roept „hoehoehoe”. Over dag houdt hij zich schuil In een hol of tusschen de bladeren. Door de uileballen wordt zijn Schuilplaats dikwijls verraden. Zie Je, dat klopt allemaal.” „Welke zou de grootste uil zUn, die in ons land voorkomt?” ,JDe grootste uil In dit bóek afgebeeld, is de oehoe (Fig. 2), maar die komt practisch gesproken niet in ons land voor. De dan volgende grootste zal wel de boschuil zelf zijn.” Typisch zijn de „oortjes” van den oehoe. De ooruil en de ransuil hebben ook „oortjes”. In Dultsch- land gebruikt men den oehoe om kraaien en roofvogels te schieten. Die vogels hebben namelijk de gewoonte om zoodra een groo te uil zich vertoont, op hem af te vliegen en met hun snavels op hem te stooten. Zoo krijgt de jager ze gemakkelijk onder schot. Men neemt zelfs wel opgezette uilen en pre pareert ze zoo, dat de kop gedraaid kan worden en de vleugels op en neer bewo gen kunnen worden. Op dergelUke opge zette exemplaren komen de roofvogels evengoed af." „Welke zou wel de kleinste uil In ons land zijn?” „Ook daarover kan ik in dit boek iets vinden. De kleinste uil, die bij ons ge regeld voorkomt en ook broedt, Is de steen uil (Fig. 3). Hij komt, evenals de boschuil het heele jaar bU ons voor, vooral waar knotwilgen staan. HU nestelt in holle boo men en in konUnenholen. Deze uil vertoont zich veel overdag en wordt dan door een troep kleine vogels vervolgd. ZUn vleugels zUn kort en Iets bol.' ZUn roep, zoowel over dag als 's nachts Is „kieuw, kieuw" ot „kow,»kow”. Broeden doet de steenuil van eind April tot Juli. De eieren zUn wit ec vier tot zes in aantal. Behalve In ons land broedt de steenuil ook in Engeland en in Vlaanderen.” „Is de steenuil ook een standvogel? Eigenlijk maar een zwerfvogel. Soms trek ken troepjes het land door van Augustu. tot in October en van Februari tot in April." „Zal ik je nu eens wat over den steenui; vertellen, dat je niet in dat vogelboek]* vindt? Ik las het In een tUdschrift. dat dezer dagen In handen kreeg.” Kees wa; door het bezoek zoo opgemonterd dat hi zUn landerige bul geheel vergeten was. JDt Lord Rundmsn met zijn echtgenoote bij het verlaten van Londen op weg naar Praag voor zijn bemiddelingstaak in de Sudetendiritsche kwestie een, Kees voelde zich niets lekker HU was erg verkouden en hing zoo’n beetje op een stoel. In naar bed gaan had hU geen zin, maar in werken of lezen eigenlUk ook niet. Nu zat hU een beetje in een vogelboek te bladeren en te soezen. Daar werd hard gebeld. Even later stormde Rob naar binnen. HU kwam een boek van Kees leenen en had ook iets bU zich om hem te laten zien. Dat „iets” was een grijs balletje In een doosje. Rob duwde het Kees onder zUn neus. „Ra, ra, wat is dat?’’ Kees keek nauwelijks op. „Nou zeg.” riep Rob, „jU zit net te kUken als een uil in doodsnood.” Nu moest Kees toch lachen „Och ja, natuurlUk, het is een uilebal." „Goed geraden.” Rob had intusschen het boek In het oog gekregen, waar Kees In zat te kUken. „Hè, een vogelboek. Daar staan zeker ook uilen in. Laat eens zien.” „Waai heb je dien uilebal vandaan?” „Wel, Ik heb hem onder een boom gevonden. HU zal wel afkomstig zUn van een boschuil. (Fig. 1) Eens kUken, wat er over staat te lezen: De oude Grieken hielden den steenuil voor een heiligen vogel. ZU meenden In hem het zinnebeeld van wijsheid te moeten zien. Wel een beetje anders, dan In onzen tijd,, nu de menschen .zeggen: zoo dom als een uil. Je ziet de godin van de wU«heid Pallas Athene In Griekenland altUd afgebeeld met een steenuil. En omdat de uil voor hen zoo’n blzondere vogel was, werd hU »M huisdier gehouden. Daarom zegt men nog gfel eens van werk, dat weinig nut beeft: uilen naar Athene dragen. WU zeggen in ons land: water naar zee dragen.” .JHu zie je er heelemaal niet meer ultw» een uil tn doodsnood. Maar ik moet nood- zakelUk nAar huls. Aju en beterschap je verkoudheid.” ..Dank je en wel bedankt voor je bezoek. Het heeft me een heeleboei verveling bespaard-” n ,4o, de volgende week is het/koninginne- dag,” zei Jaap Donders tot zUn vriendje Harry PotUn. „Nou, dat weet ik ook, maar wat bedoel Je daarmee?” vroeg Harry. „Ik bedoel, dat wU er een pretje van maken, net zooals het vorig jaar, toen we met Pieter en Leo een optocht In mekaar gezet hebben.” Heter was het zoontje van den apothe ker en Leo de jongste telg van den nota ris. De eerste was een stevige knaap van 12 jaar en de laatste een kleine puk van 10, die verwend werd door zUn 7 zusjes. Het spreekt dus vanzelf, dat hU erg bUj was, als hu met de groote jongens mee mocht doen. Harry, die al 13 was, had niet veel met den kleinen Leo op. „Moet die aardworm er ook weer bU?” spotte hU- „Ja, natuurlUk. Je weet, dat hU zoo ge dwee Is als een lammetje en ons misschien goede diensten kan bewijzen,” antwoordde Jaap. Toen de vrienden den volgenden Zaterdag bU elkaar kwamen, werd het plan In el kaar gezet. ZU zouden oranjemutsen opzet ten en vlaggen meenemen. Jaap en Harry zouden met trommels voorop gaan en Leo en Pieter moesten het Wilhelmus blazen op koperen trompetten, JOat is allemaal goed en wel,” opperde Heter, „maar hoe komen we aan de spul len?” ,JDe vlaggen hebben we nog van het vorig jaar,” zei Jaap. „Wie geen oranjemuts heeft, moet die maken van een stuk vloei papier. maar de muzlekinstrumehtariën (Jaap wilde zich eens heel deftig uitdruk ken) moeten we zien te onteigenen.” „Onteigenen, wat la dat?” vroeg de kleine Leo onnoozel. „Dat wil zooveel zeggen als gappen, suf ferd, en daar wordt JU. als de jongste van onze club, mee belast.” Leo keek *n beetje benauwd, maar hU had niet den moed, om er Iets tegen in te brengen. Dat zou hem echter geducht be rouwen. .^7 „Als nu Woensdag kromme Bertus met sUn karretje door het-derp komt,” ging Jaap voort, „doen wjj net, of we een trom mel willen uitzoeken en onderhand pak JU ongemerkt een of twee trompetten weg en gaat er mee van door. Een poosje later doe je hetzelfde met de trommels. Begrepen?” ,4a.” knikte Leo bevend. „En nou tegen niemand iets van ons plannetje zeggen en tot Woensdag, Jon gens!” Den volgenden Woensdagmiddag zat dus het viertal op een iLuurtje even bulten het dorp de komst van krommen Bertus met zUn koopwaar af te waakten. Al uit de verte was zUn schorre stem te hooren:. „Voor Koninginnedag, trommen, flui ten. '-„Vooruit Leo,” porde Harry, „nou is het jouw beurt. Houd er den moed maar in', jongen!” „O, Ik durf best,” blufte die onnoozele jongen. Alles scheen goed te gaan. Jaap, Harry en Heter vroegen den man, wat de prijs was van de trommels en, terwUl Bertus met zUn rug naar hem toe stond, griste Leo een van de trompetten weg, die opzU van het kar retje hingen. Opeens riep een schelle stem, (waar die vandaan kwam, begreep nie mand), jnan, ze pakken je boel weg!” Leo liep, wat hU looped kon en kromme Bertus achter hem aan, terwUl de vrouw, die uit een zUweg was te voorschijn gekomen. bU het karretje bleef staan’, om op te letten dat die andere bandletjes er niets van mee namen. ,Jloud .Maken de zeilen met touwetjes vest*. Een ondernemende zeilsport-enthousi- - arte aan den arbeid Lord Perth, de Engeische ambassadeur te Rome, tijdens het kort oponthoud te Parijs op doorreis naar Londen >1^ Dat smaakt op een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 14