1
stel
Alm
gani
Lon
Zult
dras
deze
swaï
den
in e
eerh
druk
eoca
vern
teen
«Ut
digi»
Ueke
Done
aal;
proa
heid
Erna
•raai
bet i
thou
•tree
«rooi
mog(
«»gr
•tear
teloc
rullet
«•me
bigen
PONTONBRUG TE PURMEREND.
DE BRAND
I
I
ij betrouwbaar
gezinnen
1
I
Plaats dan een „Omroeper”
voor 80.
1
Wi
A
b -7>
m
Of
H
ht
•cl
te
8c
Ct
7
RE, j
DONDERDAG 25 AUGUSTUS 1938
BOODSCHAPPEN DOEN
DOOR JAN VAN DE HEIDE
1
'f'
w
w
He
fa!
Boe
hebben gehad aan *ee, hè?”
<-,.-e
Wees voorzichtig kleine meid.
Raak toch niet 1e centjes kwijt!
de
uil
had
hier
De bakker met zijn witte muts
Kijkt haar lachend aan.
En hij zegt: .Jij, kleine klant.
Geef mij eens 'n mooie hand:
Dan krijg jii twee koekjes toe,
Eén voor jou en één voor Moe!"
Zij houdt het mandje stevig vast
En gaat vlug naar huis,
Want zij heeft zoojuist bedacht
Dat men op haar boodschap wacht.
Daarom blijft ze nergens staan.
Om maar gauw naar huis te gaan.
--tiende gezichten I"
i niet van plan m’n
heb daar nu zin in
Evelyn was haar moeder aan het helpen in
de keuken van de Boerderij.
Plotseling ontwaardde ze rookwolken bU den
heuvel, gevolgd door vlammen In de richting
van de boerderij.
„Moeder! Moeder!!" riep se uit, „de heuvel
staat in brand!!**
En moeder zegt: „Wat ben je toch
Al ‘n groote meid.
Ach, m’n lieve groote schat,
Als ik jóu toch eens niet had!"
En Marietje vond het fijn.
Moeders groote meid te zijn!
BEN BUNDERS
tel
te
Ed
sle
sU
ke
acl
bei
loc
mt
P*
ied
eei
ga
sa
v»
Zs
iel
g«
da
det
tn
Mc
va
ten
gei
De
Re.
nis
He:
de
bet
leg!
gre
nat
spe
den
con
aan
Ibtt
onv
ge*
„vei
Hik
Plas
de
en I
met
„O Rolf!” rl<
zich uit. Kijk d:
moet uit,
brand!”
Ook Rolf overzag nu de gevolgen van zijn
roekelooze daad. HU probeerde het vuur met
z’n schoenen uit te trappen, maar daar was
het al veel te ver voor gevorderd.
„Als we maar wat water hadden!” schreeuw
de hU, ma» hU wist zelf wel, dat hU in den
omtrek geen water kon krUgen, dan in de boer
derU, die toch nog een minuut of tien van den
heuvel verwUderd was.
Inmiddels greep het vuur steeds meer om
zich heen, zoodat weldra de heele heuvel aan
de kanten in lichter laaie stond.
„O Rolf!” riep Rie huilend uit. „Wat 'heb
je gedaan. Hoe moeten we in 's hemelsnaam
van den heuvel af komen. Zie, de heele rand
staat in brand!”
Rolf was zoo bleek als een doek.
„Laten we probeeren er doorheen te loo-
pen, dat is de eenige kans!”
Hand in huid begonnen ze te rennen, gm
van het dorre gras had vlam gevat.
Rie uit. „Het vuur breidt
eens en daar en daar. Dat
anders wordt het een reusachtige
aangenaam mogelUk te maken en we beloonen
met harteloosheid en vervel
.Hou, in elk geval, ik hen
kamp te laten varen. W h<
en dan doe Ik dat. En daar kunnen geen hon-
dérd mUnheeren Stoots me van afhouden! Ik
mag toch zeker wel doen, wat ik wil!”
„Maar wat klets je nou toch!” viel Rie hem
in de rede, ,Je hebt niet eens lucifers!”
„Alsof Ik daar lucifers voor noodig heb!”
antwoordde Rolf met een minachtend schour
derophaaltje, „d«r gaat 't toch zeker even
goed mee!”
En hU haalde een vergrootglas te voorschijn,
dat hU zoo tegen de zon inhield, dat de stra
len op één punt werden geconcentreerd. Of
schoon het gras erg droog was, scheen Rolf
eerst geen succes te hebben. Daarna greep hjj
een boe bU elkaar, met een stuk papier er om
i en probeerde nog eens. En Inderdaad.
Spoedig speelden enkele kleine vlammetjes in
Zonder zichzelf den tUd nog te gunnen de
pony te zadelen, sprong ze er op en stuurde
in de richting van den brandenden heuvel.
Maar Sully weigerde door de vlammen heen
te gaan. HU sprong op z’n achterpooten en
bleef stokstijf staan.
Evelyn krüschte en gilde tegen hem en ten
slotte sprong Sully in de vlammen den heu
vel op.
Rolf had zijn zus gedragen naar een gedeel
te van den heuvel, dat nog niet door de vlam
men was berhlkt, ofschoon dat niet lang meer
kon duren. Ze stonden daar bevend over al
hun leden en heesch van *t om hulp schreeu
wen, toen ze door de vlammen Sully met Eve-
lyn op zUn rug naar de plaats zagen galop-
peeren, waar zU stonden.
„Vlug”, commandeerde Evelyn, en zU
nu niets meer van haar verlegenheid;
moest gehandeld worden. „Vlug, alle drie op
Sully, voordat die er alleen vandoor gaat en
alles verloren Is!”
Rolf nam Rie op en zette haar op de pony;
daarna ging hU er achter zitten, terwijl Evelyn
heel achterop sprong.
De pony kon nu natuurlUk niet meer zoo
vlug loopen, doch het instinct van het brave
dier scheen het toch tot de uiterste krachtsin
spanning aan te sporen. Sully slaagde er dan
ook in veilig met de kinderen den voet van den
heuvel te bereiken, waar al het personeel van
de boerderU al druk doende was met takken
bossen te trachten den brand te blusschen.
MUnheer Stoots en zijn vrouw kwamen aan
rennen, toen ze Sully met de kinderen zagen
aankomen. Mijnheer Stoots had sjjn paard
naast zich en was juist van plan ook door de
vlammen naar boven te gaan. En er. stond nog
iemand.... die ook heel erg bleek zag....
„Vader!” riep Rie uit ,en ze viel half be
wusteloos van het paard in de armen van haar
vader.
„Hoe is dat gekomen!?” vroeg vader met een
streng gezicht aan Rolf.
„Oa JU maar eens mee. Dan sullen we op
de boerderU nader spreken!!”
Met gebogen hoofd volgde Rolf, terwijl de
twee meisjes met mUnheer Stoots en zUn vrouw
volgden. Rie tusschen twee in hinkend op haar
éénen gezonden voet.
In
ft
C2
i.’
„Maar waarom kunnen we dan ook niet naar
see gaan?” mopperde Rie.
,Jk vind het vreeselUk op een boerderU!”
voegde haar broer Rolf er aan toe.
„Niet zoo voorbarig kinderen!” vlei moeder
hen in de rede, „wacht nou eerst eens rustig,
tot Jullie hebben kennis gemaakt met de boer
derU „Vroeg-Op.” Dan sullen jullie eens zien,
wat heerlUk het daar is. En de boer en de
boerin zUn buitengewoon hartelUke mensehen
en hun dochtertje Evelyn niet minder!”
Rie noch Rolf waren sterke kinderen en va
der efi moeder hadden besloten ze die vacan
tle te laten doorbrengen op de boerderU van
den jeugdvriend van vader in het noorden van
bét land Dat sou ae zeker goed doen en ze
waren onder vertrouwde hoede!
Maar heel wat van de schoolkameraadjes
van de kinderen gingen naar zee, waar Rie en
Rolf de laatste jaren waren geweest en
wat ze' veel liever hadden gedaan. Ze voelden
zich echt achtergesteld bU hun vriendjes en
vriendinnetjes.
.Maar ik geef Je de verzekering!” morde Rolf
door, toen moeder weg was, „dat ik in eiken
brief aan vader, over ons verbluf daar op die
boerderU zal klagen! Misschien hebben we dan
nog wel de kans,als de vacantle half om is,
toch nog een paar weekjes naar zee te mogen.”
En ook Rie besloot al haar brieven te laten
«vervloeien van smeekbeden, naar zee te mo
gen. -
Rie antwoordde niet. Haar gedachten waren
bU Evelyn en mUnheer Stoots en diens vrouw,
die toch zoo hun best deden, ondanks hun
eigen onsympathieke houding, het hun steeds
weer opnieuw naar den zin te maken.
Daar had je bUvoorbeeld die tasch, die ze
meegekregen hadden. Vol met heerlUke boter
hammen, cakes en koeken en bovendien een
flesch heerlUke limonade. Wat zouden ze daar
nu van genoten hebben, als Rolf zUn korzelige
houding liet varen en Evelyn met hen mee was
gegaan!
Rolt was r
brief, waarin
Op de boerderU vertelde Rolf alles....
hU steeds zoo onaardig was geweest tegi
mUnheer Stoots en zUn vrouw en Evelyn en
elgenlUk ook als gevolg daarvan, om zich te
gen alles te verzetten, den brand had aange
stoken.
„Hm. Nou zal ik wel maken, dat jU hier
niets meer kan uitspoken, deugniet!” riep va
der uit. „Je bent niet waard bU zulke goede
mensehen te blUven! Je hebt gevraagd om je
weg te halen. Maar nu bHJf je hier geen dag
meer. Ik zal je wel ergens anders brengen,
waar je kunt nadenken over het plezier, dat
je hier had kunnen hebben!”
Nu barstte Rolf in tranen uit....
„D....doe dat niet Pa!” riep hU uit, „Ik heb
nu bemerkt, hoe die mensehen voor ons zijn.
Vooral Evelyn, die met levensgevaar ons, die
haar zoo onheusch hadden behandeld, heeft
willen redden! O pa, ik heb toch zoo’n spUt
Laat me nog hier blUven. Laat me alles goed
maken!*
Evelyn was binnengetreden....
door de vlamlnen heen te komen. Maar nog
voordat ze er waren, struikelde Rie en viel met
een kreet van pUn op den grond. Ze was met
haar enkel In een greppel gekomen en bleef
liggen. Ze kon niet opkomen.
„Loop JU. maar door!” gilde ze, „en ga hulp
halen. Ik kan niet meer loopen!”
„Dat nooit!” riep Rolf uit, „hou me maar
om m’n nek vast, dan draag ik je er doorheen.
Als Je hier blUft, verbrand je levend!”
Een alleen is maar verdrietig
Kom, en speel met mij wat mee!
met z’n gedachten bU z’n laatsten
n/hU aan zUn vader had geschre-
ven, dat wanneer deze hem niet weg kwam
halen, hU weg zou loopen!
Het liep tegen den middag en de twee kin
deren kozen een beschut plekje uit om te gaan
picknicken. Maar hoe heerlUk alles ook was,
dat ze mee hadden gekregen, geen#van beiden
had er toch plezier in. Anders kon zoo’n pick
nick bulten zoo heerlUk zUn en nu zaten ze
zich warempel, te vervelen!’ Rolf Het zich ach
terover in het gras vallen en Rie begon in
haar eentje wat rond te loopen. Tegen den
namiddag kwamen ze weer in de omgeving van
de boerderU op den heuvel, die daar dicht bU
stond.
„Ik heb toch nog geen zin om daarheen te
gaan!” sprak Rolf, „weet je wat, we moesten
hier nog maar wat gaan spelen. Indiaantje bU-
voorbeeld!”
„Indiaantje?"
,4a, dan maken we eerst een kampvuur en
dan gaan we daar omheen dansen!”
.Maar je weet toch wel, dat mUnheer Stoots
heeft gezegd, dat we nooit met vuur mochten
spelen hier in den omtrek. Het gras Is kurk
droog en als er brand ontstaat, zUn de gevol
gen niet te overzien!"
„Och die mUnheer Stoots. NatuurlUk! Allee,
wat plezierig kan zUn verbiedt hU- *t Is altUd,
Rolf daar niet heen, Rolf daar niet aankomen,
zoo Is het den heelen dag. Dat gaat me nu
vervelen. Ik wil doen, wat ik verkies!”
..Zoo mag je niet praten!” kon Rie zich nu
niet meer inhouden. ,4U wil ook alles doen,
wat niet mag. Je lUkt daar speciaal naar te
zoeken! Niet mUnheer Stoots is onaardig.maar
wU! Alles doen die mensehen om het ons zoo
„Och mUnheer Lammen, hU heeft het zoo
kwaad niet gemeend!” sprak ze, „laat hem nog
hier blUven. Ik weet zeker, dat we elkaar nu
toch wel beter zullen kunnen begrijpen,
van Rie was Ik al lang overtuigd!!"
Vader stond in beraad.
„Hm.... hU had elgenlUk verdiend de ge
heels vacantle verder In zUn studeerkamer
door te brengen, wat ik me al had voorgesteia.
maar nu JU. de levensredster van Rie en ROP
t me vraagt, wil ik m die kans nog geven.
„O, ik dank u mUnheer Lammen! wat
het nu nog een prettige tUd worden!"
Rolf was op Evelyn toegetreden, met z’n oogen
naar den grond en stak z’n hand vooruit
„Evelyn.... W....W11 je m....me vergeven,
hakkelde hU-
„Wel natuurlUk Rolf! Je kende ons toch nog
niet. Je zal eens zien, wat heerlUk het nu nog
wordt!!"
En t wérd ook nog heerlUk. Rolf en RJ«
konden zich niet herinneren, ooit zoo’n prettige
vacantie verder te hebben doorgebracht, en
een weekje later kwam er een armbandhorMN
voor Evelyn van mUnheer Lammers met
Inscriptie „voor het redden van twee me°”
schenlevens!" En toen Rolf en Rie thuiskwa
men, mochten ae van hun spaarduitjes ee
nieuw zadelstel voor Sully kóopen. die «tear na
tuurlUk ook erg mee in z*n schik was!
Sinds dat Jaar brengen Rolf en Rie stesdi
hun vacantle op „Vroeg-Op” door, en niemano.
die ae meer naar zee of naar 0n andere pi«»“
krUgt
Enkele dagen daarna- waren de kinderen op
«Ie boerderU „Vroeg-Op” aangekomen, en ze
konden niet andere zeggen, dan dat het hun
werkelUk meeviel.
MUnheer Stoots en zUn vrouw waren buiten
gewoon aardige en hartelUke mensehen en ook
Evelyn deed alles wat haar mogelUk was, om
bet ze aangenaam te maken, ofschoon ze te
genover de stadskinderen wat verlegen was.
Maar ze Het den kinderen toch alles zien, van
haar witte konUntjes tot Sully, de pony.
,Jk zal jullie vandaag of morgen wel eens
loeren, hoe je op SuHy kan rUden! Maar je
moet wel oppasoen, want het te net alsof hu
altUd merkt, als er een vreemde op zit!"
Rie begon al spUt te krUgen, dat ze zich
tegenover haar ouders soo minachtend over
„die boerenmenschen” had uitgelaten, want ze
verwachtte stellig, dat’ het een erg plezierige
vacantle zou kunnen worden.
Rolf daarentegen scheen bU zUn boos voor
nemen te blijven en toen «leze merkte, dat Rie
al wat met de omgeving verzoend scheen, beet
hU haar toe:
^le moet het zelf weten, maar kis je met
die Evelyn goede vrienden wordt, kUk ik je
nooit meer aan. Ik moet en z<l hier weg!"
„Nou, je zal je zin hebben!” antwoordde ze
korrelig, ,4k zal geen vriendje worden met
Evelyn.”
Den volgenden morgen, toen Evelyn met een
frtech mprgenkleurtje aan Rie vroeg, of ze mee
ging haar konUntjes voeren, antwoordde deze
kort: „Nee, dank je wel!" en draalde Evelyn
haar rug toe.
Evelyn stond een oogenbllk verslagen, kleur
de erg en ging alleen naar haar konUntjes.
Zou het dus niet mogelUk zUn met die twee
kinderen vriendschap te sluiten? En daar had
zU, als eenlgst meisje op de afgelegen boerde
rU, zoo verlangend naar ultgezien, dat die
twee zouden komen
Rolf was zoo knorrig en onbehoorlUk in zUn
optreden, „dat mUnheer Stoots al spoedig het
plan had haar zUn vader te schrUven om de
kinderen maar weer weg te halen, maar Eve
lyn wist haar vader over te halen, nog even te
wachten.
,Rie is dikwUls al Hef tegen me”, kprak
„en ik ben er zeker van, dat als Rolt hier
wat gewend te, hU <x>k wel mee zal vallen!”
„Nou, *t te yoor him vader, en omdat JU het
me vraagt, Evelyntje”, sprak mUnheer Sloots,
„maar anders bonjourde ik ze allebei morgen
al weg. *t Zou wel jammer zUn. want het te
die twee nu al aaif te zien, dat ze er gezonder
gaan uitzien, door deze streek. Ik zal ze dan
nog een paar dagen een kans geven zich te
beteren."
Den volgenden dag vroeg Rolf of hU en Rie
hun boteftiammen voor dien middag mttehten
meenemen, ze wilden een verre wandeling gaan
maken en dan ’s middags onderweg hun brood
opeten.
Hoe graag had Evelyn meegegaan, toen ze
dat hoorde! Maar ze wist al bU voorbaat, dat
op haar gezels«diap geen prijs werd gesteld. En
hoe zou ze die twee stadskinderen niet van
dienst kunnen zUn met haar kennis van de
omgeving!-Immers, de mooiste plekjes waren
haar bekend!
Ze bleef zoo zielig achter, dat Rie zich niet
meer in kon houden.
.Laten we haar vragen om mee te gaan, Rolf
Ze te toch werkelUk zoo kwaad niet!”
,4e moet het zelf weten!” bitste Rolf te
rug. .jnaar dan kan Je met haar alleen gaan
wandelen. Ik pas voor haar gezelschap!”
Zuchtend volgde Rie haar broer. Ze begon
hem nu toch een onaangenamen jongen te vin
den.
Ze liepen een uurtje door en genoten van de
heerlUke omgeving. Er woei een zacht windje,
dat de bladeren van de populieren deed rit
selen, alsof die fluisterend met elkaar praat
ten. En de lucht was zoo helder, dat men wel
uren in den omtrek kon zien, vooral boven op
de heuvels, waar die streek rUk aan was. En
onwillekeurig liet Rolf zich op een oogenbllk
ontvallen.Maar Rie/ had JU gedacht, dat t
hier soo mooi was!”
Doch plotseling, alsof hU zich bewust was,
dat hu even uit zUn rol was gevallen, liet hU
er op volgen: „Wat zouden we nu een plezier heen
- -- -
Sti
MZ
be
b
r
b
M
d<
b
di
te
de
de
^■-^1
Moeder kwam aangerend.
„Öoeie hemel! Als Rolt en Rie daar maar
niet in de buurt zUn!!"
Evelyn had direct een besluit genomen.
,Jk ga op Sully naar dep heuvel. Als ze’ daar
in gevaar zUn, kunnen we met ons drieën op
Sully zitten!"
En zonder antwoord van moeder af te wach-
Vi«r bronzen deuren zulle*. M den
voorgevel van het Koninklijk paleis ie
Amsterdam de thans bestaande ver
vangen. Het plaatsen van de eerste_
halve deur, waarvan het gewicht 800
K.G. bedraagt
In tegenwoordigheid van Prins Azchwln
(x) is Woensdag te Zutphen onder zeer
groote belangstelling het stoffelijk over
schot ter aarde besteld van wijlen mr.
C. Ridder van Rappard, in leven
Nederlandsch gezant te Berlijn
FOTOREPORTAGE
..'>x
het papier, welke tot een vuurtje aanwakker-
dem.
„Nou?" vroeg Rolf triomphantelUk en onwil
lekeurig kwam Rie ook onder de bekoring van
buiten een vuurtje te stoken.
Maar heel spoedig bemerkte ze, dat ook het
gras daaromheen begon vlamte vatten. De
vlammetjes lekten al verder en verder en het