H I H aff ,S>1 Sa ia I EEN HISTORISCHE VLOOT TE ROTTERDAM. - t ïl - ■fee-' SI •4'i Zoekt gij betrouwbaar Personeel? J TANTE ANNIE A V Plaats dan een „Omroeper” voor 80.000 gezinnen l-’ï t J r JfJ b ÜJJ I? 4 ^4 I. /I ol PW DONDERDAG 1 SEPTEMBER 1938 uiinniiiuiiuiiiiiiuiitii <3 R| *7>— A f s ii 6 DE V.P.D. MUZIKANTEN IN HET GRAS L OP HET LAND 1 Jfe A $1 a v B È- X 0 H u. ■I 4 M EfA fa - - r TE- I -- - 4 a *71 IM X* -W >1 II - f i '^T, 1 i ■a. y. 7fl T 1 Op het peristyle van den ^tadsschouw- e T*g-i op zijn achterpooten staan en v 0 p PIKT BROOS ■I e 'A' rf r* v** "P..-* Vel J k^r’iixk- öj winterjas van het vel- Alleen Koos begreep er niets van. Die kon den mol maar niet te pakken krijgen. Hij wist ook niet dat Rim- pelneus hem weggesleept had. Maar ja, zijn wei werd niet meer beschadigd, dus maakte hij er zich niet al te druk om. en ze 1 1 X A Frederik, die voor bet eerst een sproeiwagen rit», roept opgewonden tegen den ehautteur: „Hé, zUk aena, ai je benzine loopt er iuU” e ’k Woon bü tante tn haar huisje en ze is zoo lief voor mij; weet je, ik ben met vacantie bij haar op de boerderij. Tante Annie heeft een huisje met eer( dak ban riet en stroo, en met ruitjes klein en knusjes en een schuur vol vee en zoo. i ii h d b 1 I 1 O, er je zooveel te zien hier, ganzen, bijen, een kalkoen, die wordt rood als je hem kwaad maakt, 'k durf ’t daarom niet te doen. Achter tn het water zitten itkkè eenden op een rij en de kippen kun je hooren kakelen bij ieder et. acl Ue tei tü de six en vo lai tal si n UI t< m N m F ni A l 1 t 1 C di al ki H Ui ai 811 Wl tn af af vu FOTOREPÖRTAGE In de studio van het hoofdkantoor der P.T.T. te Den Haag. Links naast H. M. de Koningin,-die Hpar radio rede uit sprak, onderscheidt men dr. Ir. M. H. Damme, directeur-generaal der P.T.T. 3 V&. de grashalmen aan den r\ weide gebouwd had. Maa bij tooverslag hield hij o| kwam die groote zwarte Die was er toch nog nooit geweestïXf hU kon, dook hij naar beneden en Kareltje staat heel lang voor het kippenhok tfe kijken, want als stadsjongen ziet nij zooiets niet alle dagen. „Kijk moeder", roept hij ineens: „die kip is getrouwd, want die heeft een ring om haar poot.” T^j Voorvleugel t SaUl.orl.k- ■Recke.r b«V<” jXk 3 VaUkrakJ i *t Was een warme, zomersche dag. Kees lag lui In het gras te* soezen. Hij had een boek over Insecten meegenomen. Maar de zon scheen zoo lekker, het gras was zacht en hij zou zeker in slaap gegaan zijn, als niet juist Rob den tuin binnengestapt was. „Hallo, oude jongen. Aan het studeeren? De familie, tenminste, wat ik van de familie gezien heb, zei, dat ik maar naar den tuin moest gaan, want dat je daar wel ergens zou uithangen.” „Hèhèhè”' zei Kees en moest zich eens ifltrekken. ,4e stoorde me geloof ik net in een morgendutje. Maar dat is wel goed, want eigenlijk wilde ik eens een studie ma ken van al dat grut, dat hier om je heen zit te piepen en te sjilpen." „Krekels en sprinkhanen zéker?” „Geraden. Ik heb juist gelezen, dat de veldkrekel meestal aansprakelijk wordt ge steld voor het geluid, dat hij niet maakt, maar dat door de veld- of andere sprink hanen wordt voortgebrgpht. Ik zou het zoo Aardig vinden eens zoo’n veldkrekel (Fig. 1) te zien.” Jk heb er wel eens een gevangen. Hij zat burg aen het Leidicheplein te Am sterdam werd Woensdagmorgen ter inleiding van Koninginnedag koraal- muziek ten gehoore gebracht •Jfh de schuur staat een wif geitje efl datjblaat als het me ziet, net ofhet^wil zegge#: .Hela, Mientje zeg, zie je me niet?" De vorstelijke familie woonde Woens dagavond in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen te Den Haag de gala-première van .1813* bij Ptgi liflt paard staat stil te kijken, laat hem eten uit mijn hand; eerst was ik een beetje bang, maar nu is hij mijn beste klant. jt fr-, 4 «L treksprinkhanen worden erg schadelijk, maar .die komen in ons land niet voor.” „Hèhè, nu ben-ik ook moe.” En Rob ging lui naast Kees liggen. Maar Kees was nu eenmaal weer in beweging en had geen zin om nftg lang te blijven liggenT HIJ stelde Rob voor een eindje te gaan wandelen. En toen Kees opsprong, deed Rob hetzelfde en ze' vergaten de warmte en loomheid maakten nog een lekker tlppeltje vóór weer uit elkaar gingen. t A. huizen en hield er geen rekening mee, dat anderen reeds daar woonden. Regenwor men en larven werden verjaagd en de vroolljke weibewoners werden treurende menschen. Gelukkig kwam Koos de boerenknecht tusschenbeide. HIJ zag hoe zijn wei verwoest werd en zétte voor leder molshuisje een strik. Sn nog geen dag later kon de leeu werik vol vreugde gaan melden dat Plet Mol dood in een van de strikken hing. Toen was het weer feest op de wei. Al de bewoners betrokken opnieuw hun oude woningen en de kabouter maakte een mooie die ging schreeuwde: ,Jk waarschuw jullie allemaal. Wie dich- ter bij komt, bijt ik z’n kop af. En maak nu maar dat je in een, twee, drie hier van daan komt, want die herrie voor mijn huis bevalt me niets.” Verschillende kleinere weibewoners waren flauw gevallen en al de anderen dropen af. „Weet je wat we doen,” zei de kabouter, „we gaan naar Zwartjan de kraai. Die weet overal raad op.” Zwartjan de kraai meende dat het het beste was ’s nachts op de koer te gaan liggen en den zwarten indringer, zoo gauw hij zijn hoofd buiten stak, aan te vallen. Maar Piet Mol, die er de lucht van had gekregen dat Zwartjan en Krombek, de raaf, de wacht hielden, bouwde een ande ren uitgang en lachte de twee nog uit ook. Horzel, de paardewesp en Zingzong de hommel trokjten er op uit, maar de mol sloeg zoo geducht om zich heen, dat ze geen kans kregen hem hier of daar te raken. Eindelijk Was Nico Egel bereid den mol te verdrijven. Hij wandelde op zijn gemak Piet Mol's huis bjnnen, trok zich in een hoekje terug en wachtte geduldig tot de bewoner thuis zou komen. Eindelijk hoorde hij hem aankomen. Nico spreidde al zijn scherpe stekels uit en wfcs bereid tot den aanval. Maar dat viel tegen. Want Piet Mol kwam achterste voren binnen en begon met alle vier zijn poolen te krabben, dat het zand in Nico's oogen vloog en hij geen mol meer kon ontdekken. Hij was blij dat hjj den uitgang nog vond. Haastig ging hij een bad nemen, want hij zat van boven tot onder vol «and. Dat de anderen hem uitlachten, daar gaf hij niets om. Het aantal dakloozen steeg met den dag Want de mol bouwde overal uitgangen en NI A' Op het Helden der Zee-plein te Den Helder had Woensdag, een groote parade pleats, wearbtj de troepen door den commandant der marine, schout-bij-nacht H. Jolles gefttepecteerd werden De vorstelijke familie met den burgemeester van J. R. de Monchy op het baicon van hot paleis aan hout in de residentie tijdens do aubade voor der hen begon te beven, er kwam een gat in den aardhoop en een roseroode snuit en twee roseroode pooten kwamen te voor schijn en even later een zwart lijf. Daar stond de bewoner van den aardhoop voor hen. Nou, een knappe meneer was het niet, al had hij dan ook een deftig zwart fluwee- len pak aan. „Wat staan jullie hier herrie te maken voor mijn huis?” vroeg hij. De weibewoners keken hem stomverbaasd aan. Dat was een brutaal heer, die zwart jes. Eindelijk kregen ze de spraak we$r terug. Hobbelpoot de sprinkhaan kwam waardig naar voren. „Mag ik me even voorstellen,” zei hij, „ik ben Hobbelpoot tot Sprinkhaan, een ge acht lid van de familie Hobbelpoot, die al geslachten en geslachten hier op deze wei woont. Mag ik misschien weten met wien ik dp eer heb?” „Ik ben Piet Mol,” zei de zwarte Indrin ger, „ik ben verhuisd en heb hier mijn huis neergezet.” „Dat is alles goed en wel," zei Hobbel poot, „maar u begrijpt toch wel, mijnheer Piet* Mol, dat voor zooiets allereerst de toe stemming noodzakelijk is van de oudste en meest geachte bewoners van deze wei.” „Wat zegt u?” vroeg de mol. „Ik hoor niet goed. Kom eens wat dichter bij staan.” „Ik zei,”'zei Hobbelpoot. die wat dichter bij was gaan staan, „ik zer.^mljnheer Piet Mol, dat voor zoqéets Piet Mol greep hem met zijn pooten vast en beet met één hap zijn kop af.' „Hij smaakt niet eens lekker,” zei hij tot de anderen, die hem met open mond aan keken, ,Jiie>*hebben jullie de pooten Geef mij maar regenwormen of engerlingen.” „Dat 1» het toppunt,” riepen ze allemaal en wilden den zwarten sinjeur te lijf, maar - - IA in het gras; ik probeerde hem te vangen, toen nam hjj de beenen. Maaf Ik zag hem juist in ^ijn holletje verdwijnen en toen stopte ilc een grashalm in zijn hol. Hij vond dat blijkbaar niet leuk en kwam weer te voorschijn. Toen kon ik hem pakken. Ik heb hem eens goed bekeken en toen weer laten looien.” '„Weet jij hoe de krekels eigenlijk gebuid mgken?” JJu zeker. De vleugels, de voorste wel te verstaan, zijn een beetje rasperig en worden over elkaar gewreven." - „Nu, dan is de manier van muziek maken bij de veldsprinkhaaen veel ingewikkelder. Die bezitten aan de binnenzijde van de dijen een rij spitse tandjes (flg. 2)Op jlen vleugel is een der aderen hooger gelegen dan de an dere en heeft scherpe kanten. Door de be weging van den tandenkam over de adei ontstaat een zeer sshel geluld, dat door het meetrihen-van den heelen vleugel versterkt wordt. Maar het mooiste Instrument heeft toch de sabelsprinkhaan. Bij. dit insect zijn de beide voorvleugels verschillend. De - lin kervleugel (fig. 3) heeft aan de onderzijde een soort rasp, die langs een vrij dikke, on doorzichtige plek loopt. De réchtervleugei (fig. 3) heeft van boven een hooger adertje, dat een dunne plek omgeeft, die helder doorzichtig is. Als de sprinkhaan den rech tervleugel iets oplicht en binnenwaarts be weegt, wordt de rasp„over het adertje ge wreven. Bij een dood dier is deze beweging gemakkelljk na te bootsen en kan men een raspend geluld hooren. De dikke, ondoor zichtige en de dunne doorzichtige plek ko men precies op ekaar te liggen en vormen een soort trommel, die het geluid versterkt. Kees, «iu geheel wakker, had intusschen niet stil gezeten, mahr het geluk gehad een Krekel te pakken. Het dier was zwart met grijsbruine voorvleugels. Het moest dus vol- gen^.Kees een wijfje wezen. Kees hield hem nog even vast. Hij had een jampotje bij de hand staan en dat werd voorlooplg de ver blijfplaats van het dier. Kees wilde name lijk ook een sprinkhaan vangen en dan op zijn gemak de beide dieren vergelijken. Nu. krekels waren zeldzamer dan sprinkhanen dof merkte hij al gauw genoeg. Al heel gauw had hij een veldsprinkhaan te pakken en nu was het verschil in pooten vopral heel opvallend. De dikke dijen van den sprink haan en hun eigenaardige gebogen vorm in rust waren teeke'nend genoeg. Ook de bruine kleur was heel anders, dan. die van den krekel. 0 „Geef ze nu maar weer de vrijheid”, stelde Rob voor. Kees had daar geen bezwaar te gen. „Zouden die dieren eigenlijk schadelijk zijn?” vroeg hQ op twljfelachtlgen toon. „*k Denk het niet. De gewone sprinkha nen en krekels komen niet zooveel voor da» ze schadelijk kunnen worden. Alleen de - i et' was op een mtooien zomerschen morgen. Jubelend steeg de leeuwerik de lucht in om als een kleine zwarte stip, hoog, haast bij de wolken, zjjn mooiste lied te zingen. Hij keek naar omlaag naar het nestje dat fiij, goed verborgen, ondei 'and van de groote tr daar ineens, als met zingen. Hoe pïëS^g de wel? snel tfcht zijn vrienden op om hun het groote nieuws te vertellen. Daar waren Langstaart de muis, HoMfelpoot de sprinkhaan en Zing zong de hommel. En al spoedig werd een vergadering belegd om te bespreken* wa£ er gedaan moest worden. a 1 Allen Stonden perplex* rond den grooten bruinen zandhoop, die er nooit geweest was en Gompert de wezel zette zijn bril op en zei: „Dames en Heeren, hier zien we iets wat we nog nooit gezien hebben. Een groote hoop zand, die onze heele mooie groene wei bederft. Wie heeft dien leelijken hoop zand hier gebouwd? En wat moet er gedaan worden?” Ze keken allen naar Rimpelneus den ka bouter, die verschillende boeken mee has gebracht. Daar zat hij Ijverig in te blade- >*5 ,Jlet bestaat niet, dat een mier een huis bouwt met zoo’n'grooten ingang. Ik geloot eerder, dat de familie Langstaart hift zjjn tenten opgeslagen heeft.” ,^eg eens,” riep de muls, „wat denk je wet Als wij huizen bouwen, zijn ze mooi en geriefelijk en niet zoo plomp en slordig als dat. wat Je hier voor je ziet!” Zoo twistten ze met elkaar en wezen elkaar als de bouwers aan. Maar ineens werd het stil Alleen hoorde je de barter van de omstanders kloppen. De grond pn- Den Haag, mr. S. het Lange Voor- H. M. de Koningin De aankomst van H. M. de Koningin - aan het gebouw der P.T.T. te Den Haag tot het houden van Haar radio-rede Een getrouwe copie van de vloot, waar mede Piet Hein in 1628 uitvoer en de Zilvervloot veroverde, ging Woensdag te Rotterdam voor anker bij het begin der Oranjefeesten ren. ,Jk geloof dat Ik het heb," zei hij ten slotte, „alleen de mieren maken zulke wo ningen. Ik denk dus, dat de roode mieren, die onze vrienden zijn, of een ander soort, dit huis gebouwd hebben- Maar ik hoop tpch, dat ze liever een andere^plaats zullen uitkiezen dan onze wei.” Maar een van de roode mieren kwam naar voren en zei:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 12