Waartoe
arbeidsdienst?
een
De avonturen van éen verkeersagentje
k
^Cetw^aal van den dag
Ook opvoeding
I
HONIG's KEUKENSTROOP46^/aW.1j/
a
Bea|e weet,
otto* I wat ie wil
DINSDAG 6 SEPTEMBER 1938
Willemientje aorig
kiendje
Les in 7
goochelen
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
A
(Van onzen parlementairen redacteur)
hartelijke
door een regelmatigen cursus daarin te volgen,
het volgende: „Als kunstbroeder neem ik de
M Mfta wa aan ban*
1
lang blijft de contróle-commissle nog
wat haar was over-
wat
niets
ik
afgehaald en dan kan ik toch niet
ld
doemden
daar de sombere
door
von
Ze weten tot het hol door te dringen, wasu- het monster nog
niet teruggekeerd was. „Hier moeten wij zijn," riep het Vkr-
keersagentje tegen zijn metgezellen, die hem in alles zouden
bijstaan. Eindelijk zagen zU ook het bok, waar het matroosje
door Koning Knerstand gevangen was gezet.
Men kan zich voorstellen hoe bljj het matroosje was, toen hij
zijn vriend Keesie weer zag, vergezeld door ootne Krab en zijn
neef. „Keesie," zeide het matroosje, „ik dacht, dat Je me zou
vergeten.” „Nooit van mijn leven." riep Keesie. „Het zou me
was moois wezen, als ik een vriend in den steek liet”
„Een oogenblik. alstublieft, Senhorlta!"
ZU gevoelde zich buitengewoon ongerust, toen
de beambte met haar naar de conversatiezaal
ging. Z(j voelde de blikken der andere reizigers
er. het was haar, alsof zij weer de Beate Serenus
der laatste dagen in Berlijn was.
„Spreekt u Spaansch?”
,Ja, Senhor.”
..Bent u zangeres?"
„Ik? Neen."
„Of danseres?”
„Hoe komt u op dia zonderlinge vraag?”
„Willemlentje,
Aorig kiendje I’*
doch slechts nauwelijks tweehonderd mark. Wat
hinderde dat? De firma, waarbij hij in dienst
kwam, had hem zjjn boot- en spoorbiljet thuis
gezonden en als hIJ eenmaal in Rosario was,
begon hl) ook dadelijk te verdienen.
Kort na Egon verscheen Beate Serenus voor
de tafel, waaraan de heeren zaten. Zjj liet haar
papieren en haar contract zien, maar de be
ambte zag haar verwonderd aan en stond op.
brouwer!) van de voorstad Qullmes af; daarna
kwamen
naderbij
Willemlentje,
Aorig kiendje,
Waor Ik zooveul goeds van heur,
Dukkels, Tc gleuf wel duuzend keeren,
Was *k nelsglerlg, vol begeeren
Oe te zien len kleur en fleur.
sfeer van toovenarlj! Zij werkte niet alleen sa
men met den ouden man, bij de ingewikkeldste
kunststukjes, maar verrichtte ook zelf allerlei
experimenten met de kaarten, met zeldzame
behendigheid en onvergelUkelljke gratie. Ik had
alleen nog maar oogen voor hóór. Ik was ver
rukt, toen ik de twee duiven in haar handen
zag, die Peru uit een hoogen hoed te voorschijn
had gehaald; ik beefde, toen zfj, Hj de aan
raking van zijn tooverstaf, achter een scherm
wegsmolt als sneeuw voor de zon en ik kneep
mijn oogen dicht, toen de oude haar in een gru
welijk uitziende kist legde en deze in twee ge
lijke helften begon te zagen! -
p* Toen het scherm gevallen was, vloog ik ach-
ter de coulissen en liet me door een bediende
uitstapje thuis kwam. Owat hebt naar het kamertje van den goochelaar brengen.
gen met vaseline in te wrijven. Nadat ik hem
oo mijn hartstocht voor zijn kunst te kennen had
nog niet vergeten. Mijn dochtertje vond het zoo, gegeven en mijn verlangen, om die te leeren,
jrlnnr non rnffolmnfio’nn c.ursiiA dnarin te vnlffAYl.
Heug van Jaoren,
Géft ’et vaoren
Met de spoor gen pas veur mien
Anders hAk al lang ’en reiske
Naor den Haog gedaon, lief melske,
Enkel um oe maor te zien.
zoo mooi, dat ze me meer dan eens vroeg:
„Och toe, pa, mag ik dit versje van mijn
heer van Meurs u nog eens voorlezen?” Uw
versje is een meesterstukje, even gelukkig
van vorm als inhoud! Duizenden hebt Ge er
door verheugd, ’t Is zeker eene der schoonste
feestgaven aan Prinses Wilhelmina, die God
zegene. Moge ’t u gegund zijn, Haar eenmaal
als Koningin te begroeten!"
ingenomenheid te betuigen met uw heerlijk
gedichtje op ons geliefd Prinsesje. Waarlijk
het is een juweeltje in het naïeve genre, dat U
zoo eigen is."
«Prof, van Cooth schreef in ,De Katholiek”:
„De groote attractie van het feestnummer der
Katholieke Illustratie is ongetwijfeld de goed
moedige en toch zoo geestige en fljngevoelde
begroeting van „Grootje aon ’t Prinsesje,” door
pater B. van Meurs vertolkt, zooals de dich
ter van het „Kriekende Kriekske” dat alleen
doen kan. Ieder zal bekennen, dat het „groot-
A I f E* op <nt blad zijn ingevolge de veraekerlngsvoorwaarden tap® bfl tevanalange geheeie ongeocblktheM tot wwkan door p HgA bfl osn opgeval TJ OfiA
I «I <rIJVxl v IN O ongevallen verzekerd voor oen der volgende ultkeertngan F DU»" verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen F DU«“ doodeitjken afloop F falOUs"
Polen bijvoorbeeld splitst men den dienst In
een zomer-kamp, waarin landarbeid wordt
verricht en een winterkamp, waarin vak
cursussen worden gegeven men tracht
hun discipline, gevoel voor onderordening
aan het streven naar één gemeenschappe
lijk doel, offervaardigheid, onderlinge ver
standhouding en solidariteitszin bij te
1 brengen, men benut den tijd van het kamp-
1 samenzijn tot het ophalen van het vaak
geheel verwaarloosde moreele of religieuze
leven, of men leidt hen binnen in de offl-
cleele mythologie van den éénen Staat, het
ééne volk of de ééne onfeilbare partij.
In de kern beoogt dit alles primair het
1 welzijn van de werklooze jeugdigen zelf.
Men kan de noodzakelijkheid of" het nuttig
effect of de prlnclpieele juistheid van een
of van enkele nuanceeringen in de kamp-
1 opvoeding in twijfel trekken, men kan zich'
ergeren aan de wijze, waarop in sommige
landen den Jongelui het nut van het na
tuurleven of de voortreffelijkheid van de
nationale gedachte wordt bijgebracht, men
zie echter in al deze nflances toch de ééne
gezonde bedoeling niet over het hoofd: den
jongen gprkloozen de in noodtoe
stand oh mlYbar e deugden bij te
brengen, de deugden van zelfhulp en zelf-
beheerschinft die beide onder de werklooze
jeugd ernstig in gevaar zijn en wier ont
breken méér aansprakelijk is voor de ver
woesting van hun levensgeluk, dan de ma-
terieele nood. In den uiterlljken vorm,
waarin den jongeren werkloozen.de opvoe
ding van den arbeidsdienst wordt gegeven
mogen in sommige landen staatstotalitaire
en de volksgemeenschap overmatig ver
heerlijkende tendensen zijn binnengeslo-
penf hun wezenlijke opzet blijft In de
eerste plaats het welzijn van de betrok
ken jongeren zelf.
WH men in Nederland óók ten behoeve
van de jeugdige werkloozen tot een arbeids
dienst geraken en voor de betrokkenen
daaruit alle profijt halen, dat deze instel
ling kan bieden, dan mag men zich niet
door het voorbeeld van landen, vypar men
het opvoedings-element misbruikt, laten
weerhouden om de opvoedende mogelijk
heden van den arbeidsdienst te onderken
nen en ten volle uit te buiten. Behalve
gelegenheid tot arbeiden en vakschollng,
moet een arbeidsdienst de jongeren op
voeden tot een beter inzicht in het
1 wezen der gemeenschap en tot die deugden,
die hen in staat stellen den nood van de
werkloosheid te trotseeren.
niemand weten dan ik: het is dut volkomen on
belangrijk. Tot weerziens, mijnheer Dombusch!"
HU zag haar na, toen ze met krachtige
schreden, sterk, jong en energiek, wegstapte.
Egon Dombusch was volstrekt niet verliefd
op Beate Serenus. maar toch yoelda hij zich nu
opgelucht en In zUn schik. Een dapper meisje!
HU zou zich geërgerd hebben, wanneer ze
werkelUk als een onnoozel kind in haar ongeluk
was geloepen.
De boot naderde langzaam de haven van
Buenos Aires. Rechts, ver naar voren geschoven
„Het spijt mU, Senhorlta maar ik ben slechts
beambte en niet in staat, de wetten te ver
anderen.”
„Dus moet ik....”
„Het beste is, dat u op het schip blijft en'
daar u, zooals u zegt, nog geld bezit, reist u
maar weer naar Duitschland terug. Het spijt
mU, u deze teleurstelling te moeten aandcen,
maar onze regeerlng is zich van een zware ver
antwoordelijkheid bewust."
Hierna maakte de beambte een beleefde bui
ging. legde de papieren op tafel en liet haar
alleen.
De boot lag stil en toen Beate uit de con-
versatiezaal kwam, zag zU den kapitein in ge
sprek met de heeren van het hoofdagentschap
van den Noord-Dultachen Lloyd in Argentinië.
.Kapitein Nauer, een oogenbllkje!"
ZU liepen een paar p&sen verde/ en Beate
vertelde hem zenuwachf
komen.
„Duivels, dat is een onaangename geschiede
nis! Maar Ik kan er Jammer genoeg nlots aan
doen. Dat Jongedames toch altijd weer er In
vliegen met zulke advertenties. Inplaats van be
hoorlijk bU de overheid te Inforftieerenl”
„Moet Ik werkelijk terug?” t
,Kr is niets aan te doen. Het Is ook bet beste,
want een jong meisje, dat geen begrip heeft
n ons feestnummer ter eere der Koningin
wordt In een der bUdragen In het kort
gewag gemaakt van het beroemde gedicht
je, dat wijlen Pater B. van Meurs 8J. in de
Katholieke Illustratie van 30 Augustus 1885 pu
bliceerde, ter gelegenheid van den vUfden ver
jaardag van het toenmalige prinsesje Wilhel
mina en dat begon met de volgende ontroe
rende coupletten:
Dombusch stak haar de hand toe.
„Juffrouw Serenus. ik dank u voor uw
vertrouwen. Ik ben zelf een soort avontu
rier en ik heb er nog geen flauw idee van,
wat er van me terecht zal komen. Ik reis
direct door naar Rosario. Als u mU uw adres
wilt geven, zal Ik u steeds het mUne zenden.
En als ik u eens goeden raad kan geven....”
Ze stond vlak voor hem en keek hem vast In
de oogen.
,Jk heb gehoopt, dat u dat zeggen zoudt ik
wil u graag als vriend hebben. Maar goed be
grepen, beslist alleen maar als vriend."
HU glimlachte.
jfatuurlUk, dat was ook mUn bedoeling."
HU wilde met een buiging heengaan, toen ze
hem nog eens terugriep:
„MUn vrijwillige biecht Is nog met geheel ten
einde. Misschien komt er nog een vraag bU u
op. waarover u struikelt: Waarom reist een
meisje zonder middelen eerste klasse op de
„Siërra Morene?” Niet van het geld van mUn
vader. Ik heb een klein erfdeel van mUn moe
der en bezit zelfs1 nog een dulzendmark-blljet.
Tot ik uit Duitschland wegstoomde, was ik
mejuffrouw Beate Berenos! Wat er nu komt, zal
Het gedichtje van Van Meurs is thans reeds
drie en vijftig jaar oud en heeft nog niets
van zUn frlschheid verloren, het kon vandaag
gemaakt zUn voor prinses Beatrix, die als
tweeden naam dien va% Wilhelmina voert en
wellicht eens onder dien naam zal regeeren.
Het gedicht herlezende, komt men altUd weer
opder den Invloed van de onweerstaanbare be
koring, die er op zulk een intieme wUze van
uitgaat, een bewijs te meer voor de altUd du
rende heerschappu - van ware kunst over men-
schenzielen.
„Grootje aan 1 Prinsesje” zal voor de feest
vierende, jublleerende Koningin Wilhelmina
wel altUd blUven een HefelUke herinnering aan
Hare blUde, 'zonnige jeugd.
a an den arbeidsdienst in zijn oorspron-
Z-k kelijken «vorm lag primair de ge-
x dachte van een, hetzij vrijwllllgen,
hetzij gedwongen dienst zijner leden aan
de gemeenschap ten grondslag.
Frontsoldaten, die In den wereldoorlog
vier jaren lang voor het vaderland hadden
gevochten, studenten, die uit idealistische
overwegingen collectief voor de gemeen
schap wilden werken, sloten zich aaneen
tot arbeidskolonies of dlscussie-kampen,
waar ten algemeenen nutte strekkende
objecten werden uitgevoerd en waar de op-,
voeding en de training tot gedisciplineerd
staatsburger of partijlid door de intel-
Jéctuallstlsche hoogeschool-vormlng vol
komen verwaarloosd ter band werd ge
nomen:
De gemeenschap trok welbewust prof Ut
van déze beweging. Bulgarije de baker-
mat van den arbeidsdienst benutte haar
tot heropbouw van zUn door den wereld
oorlog deerlijk gehavend economisch leven.
Als eerste doel van den verplichten arbeids
dienst, die daar te lande op 5 Juni 1020
werd Ongesteld, gold:
„de organisatie en de uitbating der in‘den
lande beschikbare arbeidskrachten Voor het
gemeènebest om het niveau van de productie
en de openbare «’erken omhoog te voeren.”
De Bulgaarsche arbeidsdienstpllcht droeg
dus uitgesproken het karakter van een
economische mobilisatie.
De Duitsche „Artamanen” en de Zwitser*
sche studenten maakten zich op een basis
van vrijwillige samenwerking verdienste
lijk voor de sociale belangen van het volk
De Zwftsersche studenten stelden zich ten
dienste van de noodlUdende berg-gemeen
ten en voerden allerlei werken uit, die het
harde bestaan van de berg-boeren konden
verlichten om zoodoende de sociaal onge-
wenschte ontvolking van de Zwltsersche
bergdalen te voorkomen.
Hier werd de arbeidsdienst opgevat als
een arbelds-intermezzo tusschen de
studie-jaren door en beoogde zU dienst aan
de volksgemeenschap en daarnaast aanvul
ling Aran de louter verstandelUke vorming
van het onderwijs.
- En wanneer men in sommige landen de
deelname aan den arbeidsdienst een „eere-
plicht jegefts het volk” hoort noemen of
ziet hoe hU gebruikt wordt als voor-oefe-
fllng voor den militairen dienstplicht, als
lichamehjke training der jonge burgers ter
verhooging van ’s lands weerkracht dan
weerspiegelt zich daarin nog steeds de
grondverhouding uit de dagen toen de ar
beidsdienst ontstond: de deelnemers vor
men de primair gevende, de staats- of
volksgemeenschap vormt de primair ont
vangende partij; de deelnemers dragen de
lasten, de gemeenschap trekt het voordeel.
retje van denkbeelden, die, hoe uitstekend
ook op zich zelf, toch met het doel van
zulk een dienst in zUn tegenwoordigen vorm
niets uitstaande hebben, die er bijvoorbeeld
gebruik van willen maken om de verschil
lende volksgroepen nader tot elkander te
brengen of iets dergelUks, bestaat zulk een
bezorgdheid terecht. Wanneer echter het
opvoedend element ondergeschikt blijft
aan het doel van den arbeidsdienst in zUn
geheel, zoolang het erop gericht blUft dét
Inzicht en die deugden te kweeken, die
normaliter in den regelmatigen arbeid van
het vrUe bedrUfsleven hun voedingsbodem
vinden, wanneer de opvoeding compensatie
geeft voor wat de jongere door zijn toe
stand van werkloosheid ontbeert, leidt
iedere schroom om de opvoeding in de
organisatie van een arbeidsdienst te be
trekken tot een onverantwoordelijk stil
staan halverwege.
Zelfs aan liberale zijde deelt men dit in
zicht. In de onaanvechtbare stelling, dat
de opvoeding een taak der ouders is, ziet
bijvoorbeeld het Handelsblad geen argu
ment tegen eiken verplichten arbeidsdienst.
„Niemand toch zal beweren, schreef dit blad
enkele weken geleden, dat arbeid van jongeren
beneden 24 jaar, in het normale bedrUfsleven
bU uitstek £>t de gezinssfeer behoort. BU het.
van een i--
Ge u een vrienden gemaakt door dit gedicht! Voor den spiegel zat de oude zUn magere wan-
Wle ook Ik het hier liet lezen, was vol k>f —-j-x •*-
er over. Uw geestig vers op Hildebrand was
‘ouders zUn hiertoe
leemten aanvult wel
ren zUn.”
De waarheid, dat cfé opvoeding het ter-
reln der ouders is, staat de instelling var.
een sociaal-paedagoglsch gerlchten arbeids
dienst niet In den weg, doch zij moet de
gemeenschap wél dwingen tot eerbied voor
de levensrichting, .die de ouders eenmaal
voor hun kinderen hebben gekozen.
D1 e overtuiging deelt de Regeerlng.
Reeds verleden jaar verklaarde de minister
van Sociale Zaken, sprekend over den ar
beidsdienst, dat ieder, die bU het streven
naar zulk een dienst
„inbreuk zou willen maken op het primaire
recht en den primairen plicht- der ouders tot
opvoeding hunner kinderen, deze Regeerlng
tegen zich zal vinden."
Dr. ColUn onderstreepte bU het Jongste
werkloosheldsdebat de woorden van minis
ter Romme, toen hU daaraan toevoegde:
„Het denkbeeld van den arbeids-dienstplicht.
die het karakter zou dragen van een soort
Staatsopvoeding, wordt door de Regeering met
de grootste beslistheid afgewezen als on-Ne-
derlandscl). En ook, omdat het door een zeer
groot deel van de bevolking niet zou worden
aanvaard.”
Daarmee erkent de Regeerlng, dat zU niet
bezorgd is, met de Instelling ook van een
sociaal-paedagogischen arbeidsdienst op
het terrein der ouders te treden zoolang de
toon van de opvoeding wordt bepaald door
de levensbeschouwing der betrokken werk
looze jeugdigen, zoolang het kampwerk
steunt op de „zullen” der levensbeschou
wingen, die het in zUn tegenwoordige ge
daante schragen.
meest geraffineerde vorm van
I ijdelheid is prat gaan op zijn
I bescheidenheid.
de grUze gebouwen aan de kust
en langzaam baande zich de ..Sierra
Morenaeen weg door een onafzienbare vloot
van groote en kleine bootjes, die aan de alles
behalve fraaie haven van de ArgentUnsche
hoofdstad iets Indrukwekkends geven.
Beate stond allang weer -op het dek en keek
naar het land. Vuil van zand en leem spoelden
de golven der La Plat*, die zich hier bijna tot
een baal verwUdde, om het schip. Een lichte
nevel lag over de groote stad, schoorsteenen
rookten. Sirenen van schepen loeiden, kleine
poliUebooten schoten pUlsnel door het water.
Als een licht, lachend feest had voor eenlge
dagen de sprookjesachtige baal van Rio de
Janeiro voor Beate gelegen, als een weekend vol
zwaren
schuren en Yabrleksgebouwen van Buenos Aires
voor haar oogen op.
De deksteward riep met luide stem:
,De dames en heeren der eerste klasse worden
wegvallen nu van dien normalen arbeid zal1
het onvermUdelUk zUn. dat de overheid de
immers niet bU maapte
dire voor de jeugd vol kew-
aarmee rUst de vraag of de Staat met
Jhet scheppen van een arbeidsdienst
-^-^geen verboden terrein betreedt het
terrein van de opvoeding, waarop zich
éérst de ouders moeten bewegen een
vraag, die van protestantsch-christelUke
zUde met eenlge bezorgdheid wordt ge
steld.
Zoolang en voor zoover er stroomingen
zUn, die het opvoédend element in den
arbeidsdienst willen spannen voor het kar-
inds het uitbreken van de wereld-
crisis keerde deze grondverhouding
zich geleldelUk om. Honderdduizenden
jongeren uit alle maatschappelUke geledin
gen kondep in het vrUe bedrUfsleven niet
meer aan den slag komen en de gemeen
schap, belichaamd In den Staat, opende hun
in hun eigenbelang dMjfclegenheid
In kamp-collectivitelten of a^Bszins ar
beid te verrichten en in scholmg of op-
voedlng de gapingen aan te vullen, door
het ontbreken van het normale arbeids
milieu daarin ontstaan^ Doordat op deze
wijze het moreele welzUn van de jeugd op
peil wordt gehouden en doordat de ge
meenschap de keuze 'van werkobjecten in
de hand houdt, dient zU Indirect toch haar
eigen belang. Van de betrokken jongeren
worden ook offers gevraagd in den vorm
van behoorlijke arbeidsprestaties, doch
vóórop staat hun belang, staatsde gedach
te van hulp aan de jeugdige werkloozen;
primair geeft de gemeenschap en ont
vangen de betrokkenen.
ZU ontvangen de gelegenheid om hun
arbeidskracht te, gebruiken en hun arbeids
vaardigheid te ontwikkelen en worden
daarnaast verrijkt met die» geesteUjke
waarden, waarvan men verwacht, dat zU
hun, na hun terugkeer in de maatschappU,
houvast zullen bieden in dagen van tegen
slag. Men laat de jongens werken aan nut
tige objecten, men leert hun een vak In
richtte hU »Uh scherpe oogjes op mUn gelaat ea
zei: Ik zal de laatste zUn, om uw voornemen
Iets in den weg te leggen. De goochelkunst is
werkeUjk een künst en er zouden er velen moe
ten zUn als u, Jongeman, die de bekoring er
van moesten beseffen. Nu. als u werkeUjk de
voornaamste beginselen ervan wilt leeren, zal
Ik u een voortreffeUJke leermeesteres geven:
mUn dochter, die u hebt zien werken en die ook
meer geduld en onderwUstalent heeft. Pal
mira! riep hU, zich naar de deur achter hem
omdraaiend, hier Is een fataoenlUke jonge
man, die je wil spreken. Kan hU binnenkomen?
Ja, papa, antwoordde een hemelsche stem
uit het aangrenzende kamertje.
Ik trad binnen en stond een oogenblik als
verstomd over zóóveel schoonheid! Op een af
stand was ik al diep onder den Indruk geweest.
Maar nü! Nadat ik, met de onstuimigheid van
mUn twintig Jaren, uiting had gegeven aan
mUn gevoelens, nu ik kennis met haar mocht
maken en aan mUn wensch, door haar onder
richt te mogen worden, vroeg ik haar:
Hoe heeft uw vader toch begrepen, dat Ik
de goochelkunst bU voorkeur van wil leeren?
Dat Is heel natuurUJk, antwoordde zü.
MUn vader is’ ook gedachtenlezer....
Met ons drieën verlieten wU het theater en
in een naburig restaurant stelden wU. onder
de bedrUven door, de middaguren vast
voor mijn spoedcursus in de goochelkunst.
U kunt u niet voorstellen, hoe die onvergete-
Ujke uren een verrukking en een kwelUng tevens
voor me waren. Palmira was allerliefst Maar ze
schonk mU haar lleftalUgheden slechts naar de
mate van mUn vorderingen. De Uver, waarmee
ik de lessen volgde, laat zich derhalve denken,
te meer, daar Palmira mU zoo ongeveer te ver
staan had gegeven (of d^cht ik het alleen
maar?), dat de gróóte belooning eerst mUn deel
zou worden, wanneer ik erin zou slagen, het
hoogtepunt te bereiken, t.w. de kunst, om twin
tig meter band, een vaas met bloemen, een gie
ter water en een kool met een kanarie uit een
hoogen hoed te halen.
Maar hoe stond Peru daar tegenover, zult u
denken? Die oude duivel was van alles op de
hoogte en liet maar gaan, omdat hU een geraf
fineerd plan had opgezet. HU voelde zich den
laatsten tUd niet al te best en trok een wissel
op mUn genegenheid en mUn handigheid, op
dat de „zaak” hem zou overleven. Of ik met
Palmira trouwde of niet, dat kon hem geen
snars schelen, als de firma Peru maar niet uit
de circulatie werd genomen. Ik moest dus goo
chelaar worden, in plaats van ingenieur!
Op zekeren dag barstte de bom. Peril was
niet in slaat,
zUn bed te ver- j
laten. De ge-
dachte aan den
naderenden dood
joeg hem geen
schrik aan. HU
riep Palmira en
zei tot mU. nauw hoorbaar:
Vanavond moet JU voor mU optreden....
Hoe kon ik aan den wensch van een stervende
geen gehoor geven? Hoe kon ik weerstand bie
den aan den zachten blik van haar, die weldra
wees sou zUn?
Dien avond trok ik den rok van Peril aan en
overdekte mUn borst met zUn decoraties.
Hoewel mUn hart bonsde, toen ik me voor
de eerste maal tegenover het publiek bevond,
had het begin van de voorstelling een vlot ver
loop. Het goochelen met de kaarten was maar
kinderspel, de bloemenen de vlaggetjes kwa
men zonder mankeeren uit m'n broekzakken
en het water uit de flesch aan mUn rechter
hand kwam zonder eenige moeite van onder het
zwarte doek, in de flesch aan mUn linkerhand.
Maar toen het de beurt was van de levende
kippen, die tegelUk met een hemd en een wek
ker en een gieter, uit den heogen hoed te voor
schijn moesten komen, begon het ernst te wor
den. Die vervloekte beesten, die ik in m’n ze
nuwachtigheid verkeerd aanpakte onder het
dubbele blad van de tafel, begonnen te kakelen
als een oordeel, de veer in den hoed wilde niet
werken en tot overmaat van ramp deukte ik
den gieter in, die van üzerdraad en papier was.
Het werd een pan! Het publiek lachte tranen
en floot en brulde en wierp met sinaasappelen.
Toen het scherm viel en ik me van aange
zicht tot aangezicht tegenover Palmira bevond,
kon deze geen woord uitbrengen. ZU breidde
slechts de armen uit, met een gebaar van ver
latenheid.
Als vernietigd kwamen we het theater utt,
beter gezegd: de eigenaar zette ons aan de deur.
Onderweg zei Palmïra tegen me:
Je zult thuis eens hooren, die arme papa!
Maar „die arme papa” zei niets. HU zou nóóit
meer wat zeggen, want hU was een half uur ge
leden gestorven. Ik zal u dlen tragischen avond
niet verder beschrijven. Ik zal u alleen, om het
verhaal van mijn avontuur te besluiten, mee-
deelen, dat er den volgenden morgen iemand
verscheen, die levendig deelnam in Palmira'S
smart en zich met de begrafenis belastte
oogenschUnlUk als iemand, die tot de familie
behoorde. Toen Palmira en ik ons een oogen
blik alleen bevonden, zei ze tegen mU:
i Dat Is m’n verloofde. HU is kapper, ergens
in de buurt. We zagen elkaar nooit, omdat hU
met m’n armen papa niet kon ópschieten. Nu
papa er niet meer is, trek ik maar wéér op hém
aan. *t Is zooh goede jongen! Als je soms nog
eens den truc van dien hoogen hoed precies
wilt weten, dan wil ik het je bU gelegenheid
nog wel eens voordoen....
je,” door hem apn de praat gebracht, niet
alleen nog danig bU de pinken Is, maar ook
een recht bemlnnenswaardig oudje, wier goed
aardige hartelUkheid en trouw ons aanstonds
voor haar Innemen en eerbied Inboezemen.
Waarlük treffend is de begroeting van het
Uit een schrijven van Mr. J. F. A. leesberg ipaorig kiendje” In den hoopvol 'opgaapden
..'t. .„tk: morgenstond des levens, door dat vrlendelUk
H mUne oprechte bewondering en >grootje," over wie' de ouderdom vreedzaam
avond van een schoonen zomerdag is
nedergedaald. Al is zU .stokoud” van jaren,
het oude, trouwe hart klopt nog krachtig en
warm. Hoe trouwhartig is de gemeenzaamheid,
eigenaardig aan zulk een oude gediende, waar
mede zU frank en vrij haar prinsesje toe
spreekt; en met wat geestige, levende trekjes
Weet zU, al pratende weg. het lieftallig beeldje
na te teekenen, dat door de herinnering aan
een „sprekende gelUkenls" des te treffender
uitkomt. Dit gedichtje is In zUne soort een
waar meesterstukje.”
i daar zonder een eent staan? Nooit! De dekste-
ward, die de laatste dekstoelen opruimde, kwam
langs.
„Hoe
i- aan boord?”
i „Die zal nog een uur of twee werk hebben
in de derde Urne; eerder mag er niemand van
boord.”
Een A twee uur? In dien rijd moest zU een
uitweg vinden. Als zU het eens aan directeur
KlelnwAchter vroeg? Die woonde In Buenos
Aires en had gedurende de reis zoo graag met
haar geflirt. Daar stond hU tegen de. reeling
geleund.
.MUnheer KlelnwAchter, mag ik u even spre
ken?”
„Wel? Nu begint de jacht op de mannen!
Breek er armen en beenen maar niet bU én
veel geluk! Krüg ik een verlovingskaart als het
zoover is?"
Beate wist, dak de man haar nooit voor vol
had aangezien, maar wat gaf het? ZU vertelde
haastig, wat haar was overkomen en vroeg
toen:
.Jleemt u mU mee aan land! Zegt u, dat ik
bU u in dienst ben. Verder vraag
van u.”
„Nee, kindlief, ik word door mUn vrouw en
dochter I - - - -
,Jk heb opdracht, om u deze vragen te stel
len."
„U kunt op dit papier lezen, dat ik als gezel
schapsdame van een Duitsche, die met een
ArgentUn getrouwd is, naar Tucuman ga."
„Naar Don Erico Valezza.”
„Juist.”
„Weet u. dat deze heer bezitter is van een
cabaret van den zooveelsten rang?”
„Wat zegt u?”
„Senhorlta, het spUt me u te moeten mede-
deelen, dat u niet kan worden toegestaan, aan
land te gaan."
Beate schrok geweldig.
„MUn papieren zün toch in orde.”
„U moet mU >oed begrijpen: deze maatregel
wordt uitsluitend in uw eigen belang genomen.
Er zUn talrijke gevallen voorgekomen, waarin
Jonge meisjes, die lichtzinnig op advertenties
ingingen, waarin betrekkingen werden aange
boden, haar ongeluk tegemoet zUn gegaan.
Daarom is er een wet uitgevaardigd, dat alleen-
reizende meisjes, die geen betrekking hebben
bü menschen welke bU de politie als onberlspe-
lUk bekend staan, die geen familie in Buenos
Aires hebben of hier gekomen sUn om te trou
wen, niet aan land mogen gaan. En een dergelUk
huwelUk moet dan nog onmlddellUk plaats vin
den.”
De Illestraoeie
Per okkaosle
Hét dien wunsch van mien gebeurd,
Daorum stuurt ze aon stokoud grootje
Oew portretje as kadootje
Flen getelkend, mooi gekleurd.
O 4
In het Jaarboekje van Alberdingk ThUm
van 1898. dat geheel aan het Huls van Oranje
was gewUd, heeft Maria Viola op onderhou
dende wUze verteld, hoe het gedicht van Van
Meurs in Nederland had Ingeslagen. Roomsch^begeerepswaardlg leek, aan mU verscheen in een
en Onroomsch wayen eenstemmig in hun oor
deel, dat dit nu eens een echt, zulver-gevoeld
kunststukje was. Alle groote en kleinere Ne-
derlandsche bladen namen het over; - een der
tigtal. met de Nieuwe Rotterdamsche Courant
aan het hoofd, gaven het op den verjaardag
zelven of reeds daags te voren; de overige,
ruim een vijftigtal, volgden een of meer dagen
daarna; kortom, Pater van Meurs’ gedichtje
gaf aanleiding tot een zeldzaam-eendrachtig
samengaan van bladen van allerlei kleur.
Het regende gelukwenschen aan het adres
van den auteur. In een enthousiasten brief
schreef de auteur C. Honigh de volgende van
waardeering getuigende woorden:
„Ik vond uw lied over het Prinsesje toen ik
Is het wonder dat een zóó veelbesproken en
hooggeroemd gedicht moest bhjven in 1 ge
heugen? Op lederen verjaardag der Prinses
werd het wederom besproken, gereciteerd of
gezongen op concerten vooral; want voor
zang en piano was het getoonzet door den be
kenden componist Luitenant de Bont. De vlei
ende beoordeelingen, die aan deze compositie
van bevoegde zUden ten deel vielen, legden
een gunstig getuigenis af voor hare muzikale
waarde. Zóó verscheen het gedicht voor de
tweede maal ten hove, waar, naar men zegt,
wUlen Z. M. Willem III dikwerf het aanval
lig Prinsesje schertsend heeft toegesproken
met:
■a r isschlen kunt u zich nog herinneren, dat
vele jaren geleden, een oude goochelaar,
-*• die zich Perü noemde, een zekere ver
maardheid bezat in tal van variété’s. In werke-
UJkheld heette hU anders, maar zUn ware nanm
sou geen Indruk gemaakt hebben. Perü was
daarentegen een naam, waarvan het effect bU
voorbaat verzekerd was.
Nu moet ik u vóór alles verklaren, dat ik in
die dagen boven alle voorstellingen de voorkeur
gaf aan die, waarbU kunstjes werden vertoond.
Als er een goochelaar op het program stond,
was ik zonder mankeeren van de partU. Toen
ik dus op zekeren dag op de aanplakbiljetten
getroffen werd door een. zekeren „Perü,
Spaansch-Amerikaansch goochelaar”, haastte
ik mU. een plaats vooraan in het betreffende
theater te reserveeren, overtuigd als ik was, dat
ik me kostelUk zou amuseeren. Weinig kon ik
vermoeden, dat die goochelaar, dien ik nog
nooit eerder had hooren noemen, op een heele
periode van mUn Jonge leven zUn stempel zou
drukken.
Toen, op dien gedenkwaardigen avond, de heer
Perü, met zUn ivoorkleurig gelaat en zUn ros-
slgen baard, in rok en met tal van decoraties
op zUn borst, op de tonen van een heldenmarsch
naar voren kwam, was hU niet alleen. Aan zUn
zUde bevond zich een Jonge vrouw, als page
uitgedost, met groote blauwe oogen, die een
merkwaardig contrast vormden met het kastan
jebruine haar en het bleeke gezichtje. Van hAAr
kon men met recht zeggen, dat zU de schatten
van een Perü waard was.
Haar zien en als het ware een schok In mUn
binnenste voelen, was voor mU één en hetzelfde.
Bedenk, dat ik nog maar twintig Jaar was en
dat het eerste meisje, dat mU, op dien afstand
verzocht, voor pas- en politiecontrole in den
rooksalon te komen.”
Een van de eersten was Egon Dombusch; hU
legde zUn papieren en zUn contract als inge
nieur bU de machinefabriek Gonzales Ac Co. op
tafel.
HU ontving zonder eenige moeite de noodtge
stempels en haastte zich weer naar zUn hut
terug.
Door het gesprek met Beate had hij waar
achtig vergeten, zUn koffers te pakken. Veel
was het niet, dat hU bU zich had en hU had
teekenden zich reeds de enorme complexen def' ook geen dulzendmarkblljet in zUn portefeuille,
dat gaat onmogelUk.”
De kapitein werd weggeroepen en Beate bleef
alleen achter, volkomen in de war. ZU was heel
bleek geworden. Ze pUnlgde haar hersens af om
een uitweg te vinden. Naar Europa terug? En
,Jk moet aan land; ik ban u voor uw waar
schuwing heel dankbaar en zal naturlUk niet
naar Tucuman gaan. Ik ben gezond en bezit
nog duizend mark. Ik zal een andere betrekking
zoeken