eKctu&faal van den dag
De avonturen van een verkeersagentje
I
van
Het systeem
de autowegen
Jozef Israëls
r
HONIG’s KEUKENSTROOPwÓJ^w^V
WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1938
Herinneringen van Wally Moet
wi
1
Werkloosheid in
vroeger tijd
Beate weet
wat ze wil
RIT5EMA STOFZUIGERS
Een middel tegen
het snorken
Vaarwel
Marie”
*W?SE
-<>
wat »m dat
n
!t
t
door den leeraar op een
was,
zou houden, om hem rekenschap te
HOOFDSTUK XII
moest
Egon te moede, alsof hü een school-
CWordt vervolgd)
m Wrftag m md ban<
•m mm af am o*
e
t
Ie
I
door Otfrid
E von Hanstein
U
Haar
tich tot
i
id
it
t
L
8
1
U
1
3
I
1
Bi
CS
Egon ontwaakte met een bonzend hoofd, toen
de sterren nog aan den hemel stonden en alles
in de estancla sliep. Slechte buiten bü de hulzen
van de peons brandden al de vuren en de man
nen slurpten hun eeuwige maté.
hl)
het nichtje van zijn gastvrouw beleedlgd.
beleedigd! Nog klonken hem de woorden
professor Almeidas in de ooren, toen h(j
hem vroeg, of hjj zijn meisje tijdens de ver
loving dan nooit gekust had.
„Hoe zou ik mijn verloofde zoo hebben kun
nen beleedigen?"
En hU, hij was niet eens met Ines verloofd,
had niet het minste recht op haar, en toch
had hij haar Jonge lippen gekust, had haar met
dezen kus een lompe beleediging toegevoegd!
Wat nu? HU kon maar één ding doen: alles
zat een briefje, waarop ik enkele met potlood
geschreven woorden sag staan. Voorzichtig nam
ik het papiertje in tnUn handen en las: „Vaar
wel, Marie, slaap gerust!" Nee, de mensch, die
deze woorden had geschreven, was met tot een
misdaad in staat. Misschien was ’t meisje dood
ziek geweest. Misschien had ae dakloos op straat
gelegen. Misschien had haar geliefde een plaats
gezocht, waar zij rustig kon sterven. De gedach
ten werkten in mijn hersens als vermoedens, die
als zwarte vogels langs een donkeren hemel vlo
gen. Misschien.... misschien.... Zeker was al
leen de zoete vrede, die van hétgelaat van het
doode meisje straalde.
Wat nu volgde is in weinige woorden gezegd.
Ik ging naar het dlchtetbUzünde politiebureau,
waar de ambtenaar de moord-commissie alar
meerde. Aan het doodsbed stelde de politie-
dokter vast, dat het meisje nauwelUks 24 uur
geleden aan vliegende tering overleden was.
Alle verdere gegevens, wie het meisje en de
gene, die haar zoo liefdevol op mijn bed gelegd
had, waren, ontbraken en zijn me nu nog on
bekend. Mijn eigen alibi was niet moeilijk te
leveren. Den volgenden morgen werd het lük
vrU gegeven, des middags werd het begraven.
Maar telkens als Ik in Stockholm kom, ga ik
naar het eenzame graf op het groote kerkhof,
waar ik dan wat lelletjes van dalen en rozen
neerleg!”
Aldus een verslag van de Sub-Commls-
sle van Me MaatechappU van Weldadig
heid te Leeuwarden, gepubliceerd in het
TUdschrlft De .Star van 1819, no. 1.
c. „Er zün tijden geweest, dat .het er
met de werkloosheid In Nederland al even,
zoo niet erger somber uitzag als tegen
woordig.
bleven in zijn
igestaan. HU
£x<fCrookte een sigaar,
tr op hem wachtte, dat
ninkrUk en wel voomamelUk in de lijk
ste provinciën van hetzelve, onderhoud of
ondersteuning behoeft? Zevenmaal
honderd en vUf en veertig duizend men-
schen en dus één van de zeven inwoneren
werden in den Jare 1817 In dit RUk onder
houden of ondersteundDat voorts
In sommige onzer steden bUna de helft, In
andere (b.v. Leeuwarden) een derde deel
van de bevolking ondersteuning genoot, ts
bekend.”
Aï I P AROMMP’Q «pdKbW^lngwolRdgvmekmnggvoarwaartmtegm |-i hWa M) levenslange geheels ongeschiktheid tot welken «x» p bfj een ongeval met n£A
41 o ongevallen veraekerd voor een der volgende ultkeeringen F DU»" verflea van belde armen, bolde tenen beide oogen JT vUo" doodelilken afloop 4vU«"
- AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
®B8BSS®SSSEBSSESH5SHHSSBSBSHSESSSSC8BSSESSSSS5S5BBSESSHSES5TSSSH5SSSESB5ES5SEESSSSSSSESSHESS
Intusschen waren Keeeie en het matroosje weer onder water
gegaan om den hengelaar een poets te bakken. NauwelUks
ging de haak onder water, of ze trokken stevig aan de Hjn?
zoodat dë hengelaar dacht' „Nou heb ik heb ik bijna een
snoek van honderd pond aan den haak.” Maar hü vond, dat
die snoek wel wat al te hard trok.
Ik vermande me
en ging weer naar
de slaapkamer, m
mijn bed lag het
lük van een meis
je, dat wellicht
goed twintig Jaar
oud was. Haar
die bij de kruising
als een „memento
den aansuizenden
automobilist. Het locaalspoortje, dat hier
den autoweg „onbewaakt” kruist, zal spoe
dig verdwijnen en men heeft blijkbaar ge
meend, dat voor “dit kqrte tijdsverloop een
verlegging van het spoor of een verbree-
dlng van het viaduct niet loonend was.
Het is te hopen, dat dit „overgangs”-
stadium niet lang meer duurt.
Waar wij hier op doelen, Is echter de
verschillende behandeling, die aan.de via
ducten ts ten deel gevallen. De voornaam
ste waarde van een autoweg ligt, meer nog
dan In de breedte, In het gescheiden zijn
van de twee wegen, zoodat op eiken weg
slechts In één richting wordt gereder.. Dit
beteekent Immers- voor den automobilist
de zekerheid, dat hij niet met tegenliggers I den overigens voorbeeldlgen autoweg weg
te doen krijgt. Terwijl nu vrijwel 'over de te nemen. Zij zullen voortdurend ongeluk-
gansche lengte van dezen autosnelweg de ken veroorzaken.
Volgens de verklaring van den uitvinder wor
den aan elk tegenover elkaar liggend tandenpaar
rechte en links speciale kronen bevestigd, die
aan den kant van de wang een sterken haak of
knop hebben, die dient om er een. kleinen, dik
ken gummiring tusschen te spannen, ’s Avonds
wordt dan de gummrfng zoo tusschen de tan-
denparen gespannen, dat een passief neerzinken
van de onderkaak en dus ook het snorken ón
mogelijk gemaakt wordt. Of dit apparaat in
trek zal komen bü de snorkers?
beide richtingen door een breede - strook
gras gescheiden zUn, zijn de overwegen ge
heel verschillend behandeld. Op sommige
is de scheiding der richtingen, zij het
slechts In den vorm van een richel, ge
handhaafd; op andere echter Is zij wegge
vallen, zoodat de twee richtingen elkaar
kunnen ontmoeten, en dat juist, waar de
stijging van den weg, die een dwarsweg
overbrugt, het uitzicht volkomen weg
neemt. Op deze punten heeft de In goed
geloof snelrijdende automobilist dus de
kans, volkomen onverwachts op een af
stand van een kleine honderd meter een
even snellen tegenligger tegenover zich te
vinden.
tüd. Maar om 's hemelswil!
daar?
Daar lag iemand in mün bed te slapen. Het
was een vrouw. Neen, deze vrouw sliep niet!
Zoo zag een slapend mensch er niet uit, zoo
wasbleek, zoo roerloos en vaal. Die vrouw
was.... doodtl
In mijn eersten schrik was ik naar het ate
lier gesneld en had mijn demi weer aangescho
ten. om naar beneden te rennen. Maar toen
schaamde ik me over mijn onbezonnenheid. Jn
Jouw bed ligt een mensch, die dood ia” sprak ik
tot mezelf. „Heb JU het ooit beleefd, dat een
dood mensch je iets deed? Neen! Nou, ga dan
kUken. wat er gaande is!"
gelaat had de steenachtige uitdrukking van vol
maakte en ongenaakbare rust, zopali
dood die in een menschengezlclw Ka
Uit de rust der verstarde trektei
maken, dat aan haar geen mlsdaK v
Is alleen de
Kan beitelen,
kon ik op-
was begaan.
Op de zwarte, in het midden gescheiden haren
lag een onhandig samengebonden kransvan
lelietjes van dalen. Het lichaam was met een
wit nachthemd als doodskleed omhuld; een
hemd, dat uit mün kast was gehaald. En tot
aan haar borst was het meisje met een schoon
laken toegedekt. De teere handen waren over
een klein bouquet roode rosen gevouwen, die
I Egon liep langzaam naar bulten. Nog woel een
licht koeltje om zUn slapen. HU ging naar de
stallen, zadelde het wilde paard, dat hü den
vorlgen dag getemd had, sprong op zUn rug,
gaf hem den vrUen teugel en galoppeerde met
hem het vlakke veld In. Het deed hem goed.
Een toon van het oude
olh," van Jozef Israëls,
en schildert) dat zich in
iet Stedelijk Museum te
Amsterdam bevindt
Is hü bij de worsteling om zün onstoffe-
ZX felUke visioenen op het stugge doek te
tooveren met de nuchtere kwasten en
voor ieder gelUke lUdzame verven het in het
geheel niet gedaan kon krUgen, probeerde hij
het kermend met zUn eigen spuug. En al kon
hü wel eens, voor zün werk staande, bewogen
door liefde voor wat daar uit hem voortgeko
men was, zonder een zweem van zelf-ingeno-
nenheid, stll-bpgetogen zeggen: „dat is goed,
dat is mooi, dat doet het wel!”, het viel hem
ontzaglUk zwaar om een schilderij voor af te
verklaren en er niet telkens weer wat aan te
verwrlemelen, te vermorzelen. HU werkte er
gewoonlUk aan tot het uiterste oogenblik van
Inzending voor de tentoonstellingen. Als dan
de pakkers kwamen om net stuk in te pakken,
vonden zjj hem er nog angstig en haastig aan
werken.
Ga jullie nog even in de gang",zei hU dan
huilerig en de pakkers, die dit spelletje al ken
den. verdwenen weer. Na in de grootste ze
nuwachtigheid met een vullen doek ofspuug
nog eens hier of daar te hebben gewreven,
gordde hU zich aan en riep ze terug. Gewoon-
Ujk moesten ze nog een paar keer weg totdat
eindelijk, om er een eind aan te maken, de
opgewonden kleine man met zün gezicht naar
den muur ging staan, zijn handen voor zijn
oogen hield en „kom maar, kom maar” riep.
Hij waagde het dan niet meer een blik op zUn
KhllderU te slaan, voor het onherroepelijk in
de kist neergelegd was.
Onder aangenaam gesprek brachten wij
eerst een half uur in het atelier door. Het
was er mooi tonig, gezellig en ook zeer proper.
Volgens den wil zijner energieke eega moest
de meester er iedere week een dag uit om het
grondig te laten schoonmaken. Een gobelln-
schtig behangsel bedekte de muren, in het
midden stonden verscheidene ezels met schil
derijen in wording alle in rUke gouden lüsten.
De hoek achter net groote atelierraam was
algeschoten en Ingericht als een dorpsbinnen-
Miisje, kennelUk alleen om de modellen wat
beknopter te belichten, want naar echtheid
*as er in ’t minst niet gestreefd.
Mathilde, „Masje”, zooals de een paar Jaar
oudere zuster van Isaac genoemd werd, kwam
ons halen voor de lunch. Het bizonder kleine
Jonge meisje, de latere mevrouw Cohen Ter-
vaart, die zich op sociaal gebied zoo verdlen-
KelUk maakt trof door haar opgewekte
vriéndelijke zachtmoedigheid. En toen stonden
wy allen weldra voor de Indrukwekkende
vrouw des huizes. ZU was een rijzige zware
vrouw met een groot blond gezicht, waarop
ten soort beschermende bazigheid dé meest
•prekende uitdrukking was. Haar kleine be
roemde echtvriend scheen als hU voor haar
Kond nog in te krimpen en met respect tot
baar op te zien. HU wist dat ook wel en vertel-
rnsakt, waardoor deze van boven naar beneden
in zonderlinge dwarsplooien en laag op ae
hielen en hulssloffen Hng. De kleine handen
tan de kleine armen zagen er zacht en krach
teloos uit en de linkerduim was misvormd door
een sponsachtig gezwel, dat de meester uit een
vergiftiging had gehouden.
De manier waarop Israëls Jongeren en be
ginnelingen tegemoet kwam, was bijzonder
beminnelijk. HU kon ze niet gauw genoeg ver
zekeren, hoe moeilijk hU zelf het vak vond en
hoe hU moest tobben en wurmen om maar bij
benadering te bereiken wat hU zich voorgesteld
had. Maar het waren biymoedlge klachten.
Men voelde onmiddellUk dat niets te verbergen
viel, dat deze kunstenaar van Gods genade
epen en onbevangen eep blik in zUn innerlUk
liet slaan, omdat bU hem het gevoel van on
macht om te geven wat hU te geven had, al
leen voortkwam uit overgrooten rijkdom."
Een geheel nieuwe en eigenaardige gedachte
is opgekomen in het brein van een Engelsch
tandarts, die een apparaat geconstrueerd heeft
voor snorkers, die hun IfefelUk geluld vóórt
brengen, omdat ze des nachts met open mond
slapen.
laten. Ik dedk, dat zU boos op mü is, omdat
ik vanavond zoo’n slecht danseur was.”
Ëen blazen op den hoorn weerklonk.
Het was tamelUk laat geworden. Auto’s en
paarden stonden gereed, om de gasten naar het
station of naar hun ver verwUderde estancla's
te brengen.
In de groote hall werd een laatste dronk
koele champagne rondgereikt. Gedurende het
wisselen der afscheidswoorden zocht Egon Ines.
ZU stond bU haar nicht, had haar zelfbeheer-
schlng volkomen terug en nam afscheid met
vrlendelUke, conventioneele woorden. Eenmaal
slechts trof Egon een blik uit haar oogen en op
dat oogenblik hadden deze een andere uitdruk
king. In de groote zwarte sterren was teederheid
en geluk te lezen.
De gasten gtngen heen. Toen Egon, die hen
met den heer des huizes en Don Ernesto naar
buiten had vergezeld, weer in de hall terug
keerde, waren de dames verdwenen.
Onder abater trokken ze zoo hard, dat de hengelaar zUn
evenwicht verloor en van den kant van de vliet in het water
sukkelde. HU zou en wou den hengel niet loslaten, want hU wou
wel eens zien wie sterker was, de snoek of hu.
k geef je ronduit toe, Wim, dat we in M
snellen tüd leven, die gauw doet vergeten.
Maar wat ik nu al weer zooveel laren hér in
een NÓorache stad beleefde, staat me nog zoo
helder voor den geest, als was het gisteren ge
beurd."
Leo Havendaal blies eerst enkele vervaarlUke
rookwolken uit en hU vervolgde:
„Je weet, als ik in Stockholm verbleef, logeer
de ik altUd bU mUn schilder-vrlend Larsen, die
de vUfde étage bewoonde van een magnifiek in
gericht atelier. In die kleine woning, welke uit
het eigenlUke atelier en twee ruime kamers be
stond. vertoefde ik altUd graag. De eene kamer
was als keuken Ingericht, de andere als slaapka
mer. Van de straat drong daar nauwelUks eenlg
geluid door, zoodat ik daar uitstekend kon wer
ken. En ook van de gang en het trappenhuia
kwam weinig rumoer, omdat de woning door
speciale, dubbele deuren was gesloten. Hoezeer
ik over het algemeen deze rust ook waardeerde,
soms verwenschte ik haar van ganscher harte.
Wanneer er büv. eens inbrekers kwamen, dacht
ik. Niemand zou me hooren, als ik jm hulp riep.
Zulke gedachten drong ik echter altUd weer
terug. Wie zou op het idiote idee komen om
bU mU rükdommen te gaan zoeken?
Zoo dacht ik ook, toen ik dien avond de laat
ste trap opklom en onderweg de automatische
trapverllchting uitging. Heelemaa! boven was
geen schakelaar. En omdat ik geen lucifers bU
me had je ziet, een ongeluk komt zelden al
leen moest ik in het donker de dubbele deur
van de woning openen. Toen ik het licht in
het atelier had aangedraaid, viel all% vrees van
me af. Alles was volkomen In orde. En ik
zei tot mezelf: „Je bent moe en 'n beetje over- nog niet verwelkt waren. En tusschen die rozen
spannen, mUn vriend!"
In het atelier peuzelde ik een paar broodjes
op. die ik van het station had meegebracht.
Eensklaps viel het me toen op. dat de lucht in
het atelier slecht was. Toen ik eens nauwkeu
rig rond keek, verbaasde het me, dat de beide
bovenlichten dicht waren. Ik wist heel zeker,
dat ik ze voor mUn vertrek ik was er 'n dag
of drie op uit geweest geopend had, omdat
»t bU slecht weer toch niet naar binnen kon
regenen, daar ze met den benedenkant naar
bulten opensloegen. Zou de huisbewaarder tU-
dens mUn afwezigheid in de woning geweest
zUn? Maar Ik had hem toch den sleutel niet
gegeven. Of zou ik me toch vergissen?
Ik was te moe om nog lang over de mogelUke
oplossing van dit raadsel na te denken en
geeuwend slofte ik naar de slaapkamer. Een
bed is toch maar een heeriyk ding, filosofeer
de Ik. Tot 9 uur morgenochtend heerlUk sla
pen, dan even langs de zaak, om mUn /hono
rarium op te halen en dan weer voor een week
de wüde wereld in! Maar viel het mis
rook' het hief niet naar bloemen, naar lelietjes
van dalen en.... naar rozen? En was deze
bloemengeur niet vermengd met een anderen
reuk, beklemmend.... adembenemend? Ik
haastte mU het licht aan te draaien, doch alles
was in orde. De kleerenkast stond in den hoek
en de spiegel van de waschtafel blonk als al
en zwaar ongeluk, dat dezer dagen op
den autoweg AmsterdamDen Haag
plaats had, komt opnieuw de aan
dacht elschen voor een ernstig gebrek, dat
dezen weg aankleeft. De autostrada tus
schen de hoofdstad en de residentie Is een
pronkstuk van ons wegennet, maar zij Is
niet zonder feil. ZU heeft zelfs een zeer ern
stig gebrek: het gebrek aan systeem
WU doelen hier niet op den éénen on-
bewa akten overweg,
HoofddorpAalsmeer
mori" opdoemt voor
schen. Een Argentynsch meisje neem je nu
eenmaal niet in Je armen, om over Je liefde te
spreken. Het Is onze schuld, van mUn vrouw en
ook van mU. WU hadden beter moeten oppaaaen.
In leder geval kan ik Je wel zeggen, dat Je een
geluksvogel bent. Het is tenslotte geen wonder.
De ArgedKUnen vechten om Duitache meisjes,
maar ook om Dultsche 'mannen. Ik wil heele-
maal niet verwaand zUn hoor, maar ik geloof,
dat Donja Theresa met mU gelukkiger is ge
worden dan menige ArgentUnsche. En dat alle
maal, omdat wU anders tegenover de vrouw
staan, omdat wU onzen vrouwen meer persoon
lijke vrijheid geven en meer kameraadschap
pelijk tegenover haar staan. Maar ik wil geen
college over het huwelUk voor Je houden. Ik
kan Je alleen nog eens zeggen, dat je een ge
luksvogel bent, want kleine Ines was heelemaal
niet beleedigd; ze heeft Je lief. Niettemin heb
Je gehandeld tegen de heerschende zeden. Als
de kleine je niet had liefgehad, zou je Jezelf
onmogelUk hebben gemaakt en mU groote on
aangenaamheden hebben bezorgd. We moeten
trachten, de %aak nu weer in het reine te bren
gen. Ik zal vandaag nog Don Georglo, haar
veder, ultnoodlgen en JU moet Je geheel op den
achtergrond houden en leder samenzUn onder
vier oogen vertnUden. Dat kennen we hier niet;
je zult Je moeten vergenoegen met een paar
blikken uit de verte. Ik zal Georglo voorberei
den en nu ja. Je moet trachten, zUn vertrou
wen te winnen. Weet Je wel, Jongen, dat de va-
des van Donja Ines even rUk is als mUn
schoonvader?"
„Herinner u ten bewUze daarvan slechte
hoe in 1634 te Lelden van de bevolking,
die voor de overgroote meerderheid uit ,ge-
meene hapdwerx- en arbeytsluyden" be
stond, wel 40.000 van 45.000, die men toen
telde, gesteund moest worden. Voor De
cember 1634 teekende de stadsregeerlng
aan, dat er toen 20.000 personen met brood
bedeeld werden. En niet In bedden,
maar op atroo sliepen."
Aldus de heer A. J. A. C. van Delft in
zUn artikel „Bemiddeling voor Jeugdigen
en Jeugdregistratle”, gepubliceerd in Ar
beidsmarkt van Maart 1938.
kleine, weeke, lokkende mond plooide
- een glimlach; zU hief het hoofd nog
™°ïer. Egon vergat alles; vergat waar hU was
®dat hu iets waanzinnigs deed, dat hU de
““en van het land met voeten trad; hU boog
“o voorover en drukte een kus ’op haar frls-
Mppen.
Zi^06? voelt^® haar armen om zich heen.
.kuste hem terug, een heeten, gloeienden
toen liet zU hem los, holde weg en verdween
’u*“hen de boschjes.
-Don Egon."
kwam naderbU, terwUl Egon nog
dronken van geluk, onder de palmen
"«nd. Ernesto keek verbaasd.
■feat u geheel alleen?”
^U glimlachte verlegen, hU moest Iets zeg-
j^eflUk gezegd, de rit Ik kon niet dansen.”
Sterk den *n*Tik. dat het jonge
argwaan had gekregen en dat zün
008 "zoekend rond waarden.
-«ebt u mUn zuster gezien?”
beljxn1 moest liegen, alleen al om Ines te
A heb de senhorita op den dansvloer yer-
T ally Moes, een bekende Larensche
I \A/ schilderes, die zich vele vrienden wist
V v te maken (in 1918 orerleed zU), heeft
mémoires nagelaten, waarvan thans door Ell-
I labeth C. A. Schröder een gedeelte wordt ge
publiceerd in Elsevier’s Maandschrift. Dit ge-
4eelte behandelt de Indrukken die de schilderes
In den nazomer van 1883 opdeed bU een be-‘
soek, dat zU in het gezelschap van Théréss
Schwartze bracht aan Jozef Israëls, die met
Hjn gezin woonde in het bekende huls aan de
Koninginnegracht te ’s-Gravenhage.
Israëls geboren irt 1824, dus toen nog geen
sestig jaar, leek, In mUn oogen ten minste, al
een zeer oude man, aldus de schrijfster der
herinneringen. Schuifelend kwam het kleine
joodje aansloffen, den naar verhouding te
pooten kop naar voren in de schouders ge
drukt en toch wat naar achteren gebogen om
door den op den neus gezakten bril te kunnen
kijken. De grUze knevel en kort onder de kin
recht afgeknipte baard konden niet verbergen
boe buitengewoon groot de mond was en men
kon zich gemakkelUk voorstellen, hoe deze bek,
die bU lachen en praten ver openging, tot oe
meest verschillende expressies in staat moest
»jjn: van de Innemendste vriendelUkheid tot
de venUnigste kwaadaardigheid. Het hooge te
rugwUkende voorhoofd met de zeer zichtbar»
blauwe kronkeladertjes aan de slapen, deed
den denker en droomer vermoeden. De neus
was, hoewel forsch, niet bepaald typisch
joodsch, het onmiskenbare Semletlsche lag
meer in den mond en in het, ondanks het
eenigszlns koppig opgeheven hoofd, onderwor
pene en geslagene der geheele kleine gestalte.
Zijn kleeren schenen hem alle te wUd te zUn,
vooral de pantalon In het geheel niet op zfjn
maat, maar voor een veel langer persoon ge-
Het geven van deze citaten heeft niet
tot bedoeling, den ernst van dezen tUd te
verkleinen, óf de beteekenls van het werk
loosheidsvraagstuk te verminderen, doch
wel om te waarschuwen voor het gevaar,
dat men de verschUnselen van den eigen
tUd te groot of te bUzonder ziet, omdat men
er te dicht bU staat. Het feit, dat er vroe
ger ernstige werkloosheid heeft geheencht
en dat daaruit geen blUvende werkloosheid
is voortgevloeid, bewUst natuurlUk niet,
dat er thans geen blUvende werkloosheid
zou kunnen ontstaan; wel geeft het een
aanwUzlng, dat er reden kan zUn voor het
koesteren van een optimistischer verwach
ting. dan dé' verschUnselen oppervlakkig
beschouwd toelaten."
de het graag hoe goed hU het bU haar had en
dat hU het zonder haar materieel nooit zoo
ver zou hebben gebracht. ZU Immers had het
eerst gemerkt welke enorme winsten de kunst-
koopers met zUn werk maakten en er voor ge
zorgd dat hU ook zUn deel kreeg. Nooit zou hU
vergeten dat hU dus zUn onbezorgd bestaan
en zUn heerlUk vrU scheppen aan haar had te
danken.
Jongen was, die
kwajongensstreek was betrapt en die nu mee
moest om een afstraffing te krUgen. ZU gingen
de studeerkamer binnen en Günter sloot de
deur.
„Je hebt gisteren iets gedaan, beste jongen,
dat minstens voorbarig genoemd moet wor
den.”
Egon antwoordde niet; hU verwonderde er
zich slechts over, dat Günter geen scherpere
woorden gebruikte.
,Je hebt Donja Ines je liefde verklaard. Ze
heeft het aan mUn vrouw bekend.”
Ines! Lieve kleine Ines! Egons hart liep
over van dankbaarheid. ZU had niets over den
kus gezegd!
Günter bleef bU het raam staan. HU scheen
het pUnlUk te vinden. Egon aan te kUken.
„Het is gfootendeels mUn schuld. Je bent
eerst te kort'in het land, om met de Argen
tUnsche zeden vertrouwd te zijn. Je hebt een
zeer zwaar misdrUf tegen de gebruiken be
gaan."
Toen draaide hU zich om en kwam hem met
ultgestrekte armen tegemoet.
.Je bent een geluksvogel, een ongeloofelUke
geluksvogel. Als Ines Je niet lief had goeie
hemel, ik zal openhartig met je praten: Ik heb
zoo’n beetje voor voorzienigheid gespeeld. Niet
van'het begin af; Je behoeft je heusch niet te
verbeelden, dat ik Donja Ines om jouwentwll
hier heb laten komen. Maar Je zoudt een stuk
hout zUn geweest, als Je op het allerliefste
meisje niet hals over kop verliefd was geworden.
Toch flacht Ik, dat je jezelf beter kon beheer»
Na de lunch kwam een landauer voor, die
ons naar het Bosch bracht, waar wü het eerste
deel van het concert bUwoonden; daarna reden
wU naar Schevenlngen, volgens de vaste ge
woonte der familie om bU goed weer Zondags
middags een uurtje aan het strand door te
brengen.
WelbehaaglUk leunde mevrouw Israëls in
de kussens van het rUtuig en keek met uitda
genden trots naar de beau-monde in de equi
pages. ZU wist heel goed, dat de Hollandsche
beau-monde het gezelschap van kunstenaars
niet zoekt, maar er was toch maar één Joset
Israëls en die zat tegenover haar!
OnderwUl zat de kleine groote man beschei
den weggedoken in zUn hoekje en genoot van
de heerlUke zomerlucht en het rUke kleuren
spel van het Zondagsche menschengewemel op
de gedeeltelUk belommerde, gedeeltelUk door
de zon beschenen paden en wegen. HU dacht
er niet over of hU wel genoegzaam geëerd
werd. BUna zonder uitzondering welwillend
tegen leder met wlen hU in aanraking kwïm,
was hU te veel phlloaoof om waarde te hech
ten aan rang en stand. Met artlsten, Jong en
oud, had hu maar t liefst te doen, en als de
een of andere dwepende leek weer eens
een al te onbenullige opmerking over zUn werk
ten beste had gegeven, zei hU tegen hen wel
eens wanhopig: „wü schilderen eigenlUk voor
een troep idioten en stommerikken".
Na een uurtje aan het strand gezeten te
hebben, reden wU huiswaarts en deden ons
weer te goed aan een kostelUk middagmaal en
fUne wijnen. Daarna zaten wü, voldaan en
droomerig neergezonken in de gemakkelüke
fauteuils, onder het genot van een geurig
kopje thee, nog een uurtje in de koel deftige
suite te redekavelen, waarbü men het welda
dig gevoel had zich niet te hoeven inspannen
om een belangrük gesprek te voeren. Onge
dwongen, eenvoudig en hartelük keuvelde de
meester, hü gaf, als hü merkte dat men net
ernstig met het werken meende, zoo gereedelük
zün sympathie en vertrouwen. Mevrouw door
spekte het gesprek met hare orlgineele, leuk-
nuchtere opmerkingen. Masje zorgde op het
vriéndelijkst voor ons allen en Isaac zweeg of
verkondigde hoog ernstig de gekste paradoxen.
En dan namen wü afscheid en voelden ons
rük, omdat de groote meester zoo hartelük ge
weest was en ons behandeld had als züns ge
lijken."
aan zün vriend bekennen en de beslissing aan
Günter overlaten.
Egon stuurde het nu mak geworden dier weer
in de richting van de estancla, waar hü Juist
van het paard sprong, toen de groote gong
luidde voor het begin van den arbeid. HU was
bleek en zün lippen waren opeengeklemd.
Don Ernesto kwam Juist het bordes af; hü
scheen boos te zUn over iets en ook zün ge
zicht stond stilak. Onwillekeurig richtte Egon
zich op, hü verwachtte, dat de jonge man hem
staande
vragen.
Ernesto zag hem en knikte hem toe: „Don
Güntero zit nog aan het ontbUt, senhor! Was
het paard mak?”
Onwillekeurig herademde Egondie wist
tenminste nog niets! Günter zat aan tafel; hü
had gegeten en wachtte blükbaar op hem.
„Ben Je al gaan rüden?” -
„Ik heb het paard nog eens geprobeerd.”
„Het wordt vandaag heet.”
Egon wist, dat dit slechts woorden waren,
om maar iets te zeggen, terwül de bedienden
zün ontbUt klaar zetten. Hü at en dronk, maar
hü had geen honger; de brokki
keel steken en Günter wjs
leunde tegen het venstej
Egon voelde, -dat GiMftei
hü alles wist
„Heb Je
toen Egory
Ernesto
gaan.”
Het WM
een oogenblik tüd?” vroeg Günter,
zmet zün ontbUt klaar was. „Ik heb
verzocht, met de peons vooruit te
dat hü armen en beenen moest inspannen, dat
hü moest werken, tot het zweet uit al zün
poriën drong; zóó kon hü niet denken.
Het dier scheen geen lust te hebben, het spel
van den vorlgen dag te herhalen; spoedig
schikte het zich in zün lot en gehoorzaamde
zün berUder.
Toen kwamen ook de gedachten weer neen,
de eene gedachte, die Egon reeds sinds den
vorigen dag volkomen beheerschte: Ines! Donja
Ines!
'Nog eenmaal doorleefde hü ,al de zaligheld
van den vorigen avond, voelde hü haar zachte
meisjeslichaam in zün armen; hü meende den
fünen geur van haar parfum in te ademen en
zag zich met haar onder de bloeiende struiken
loopen. En weer stond hem voor oogen, wat hU
had gedaan: hü had Ines de Verera gekust, hü
had
Een lichte huivering voer door zün leden. HU
was zün vriend zooveel dank verschuldigd en
hU, de gast, had het gastrecht geschonden, had
tegen de ArgentUnsche zeden gehandeld;
had
Ja,
van
In het TUdschrlft van den Ned. Werkloos-
hettlsraad brengt de heer A. N. van Mill eenl-
ge voorbeelden van werkloosheid uit het ver
leden in herinnering, bü welker waardeerlng
men echter dient te bedenken, dat de gelük-
stelling van werkloozen met ondersteunden of
bedeelden wel niet geheel opgaat. De heer van
MUI memoreert:
„Alvorens mUn betoog aan te vangen,
moge ik vooraf een drietal citaten geven
en wel:
a. „Het is een somber oogenblik in de
geschiedenis. In vele jaren heeft er niet
zulk een ernstige en diepe vrees bestaan:
nooit heeft de toekomst zoo onbereken
baar geschenen als nu. In ons eigen land
heerscht er een algemeene commercleele
gedruktheid en paniek en duizenden van
onze armste burgers gaan den komenden
tüd zonder werk of eenlg uitzicht erop te
gemoet
„In Frankrijk bestaat er groote onzeker
heid op politiek gebied; Rusland hangt
als gewoonlUk als een wolk donker en zwü-
gend aan den horizont van Europa, terwül
van aUe hulpbronnen van het Engelsche
RUk reeds het uiterste gevergd is en nog
meer gevergd zal worden in den strUd
met den grooten Indischen opstand en In
«ün woelige verbindingen in China.”
Het vorenstaande werd 1 80 Jaar ge
leden geschreven en verscheen in de uit
gave van 10 April 1857 van het Harpers
Weekly.
b. „Wie beeft niet terug op het tafereel,
hetwelk deskundigen schetsen van de meer
en meer toenemende ellende der lagere
volksklasse, wanneer zü beweren, dat im
mers meer dan zeventien millioen behoef-
tigen zonder toereikend bestaan in het be
schaafd Europa aanwezig zün.... Wien
deert en bekommert het niet, wanneer hU
acht geeft, welk zeer aanmerkelük ge
deelte ook van de bevolking in ons Ko-
Het is begrUpelUk, dat men bü de over
brugging der dwarswegen materiaal en
bouwkosten heeft willen besparen en daar
om de brugbreedte tot het noodzakelUke
heeft herleid door dén scheidenden mid
denberm zoo smal mogelUk te maker. Dat
men dezen echter op sommige punten to
taal heeft weggenomen, beteekent -een
breuk met het systeem zelf van den snel
weg en moet dan ook onvermüdelük tot
ongelukken lelden.
Op een overzichteUjk vlak punt van den
weg zou deze systeem-verloochenlng nog
minder gevaarlük zün dan Juist bü de via
ducten, waar het uitzicht ontbreekt. Daar-
bij komt dan nog, dat men niet bü alle,
doch slechts bü enkele overwegen de schel-
c lng heeft laten wegvallen.
Het is dan ook een noodzakelUke elsch,
deze enkele gebreken in de systematiek van
de boschjes.
Ernesto