eKctu&faal van den dag De avonturen van een verkeersagentje I van Het systeem de autowegen Jozef Israëls r HONIG’s KEUKENSTROOPwÓJ^w^V WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1938 Herinneringen van Wally Moet wi 1 Werkloosheid in vroeger tijd Beate weet wat ze wil RIT5EMA STOFZUIGERS Een middel tegen het snorken Vaarwel Marie” *W?SE -<> wat »m dat n !t t door den leeraar op een was, zou houden, om hem rekenschap te HOOFDSTUK XII moest Egon te moede, alsof hü een school- CWordt vervolgd) m Wrftag m md ban< •m mm af am o* e t Ie I door Otfrid E von Hanstein U Haar tich tot i id it t L 8 1 U 1 3 I 1 Bi CS Egon ontwaakte met een bonzend hoofd, toen de sterren nog aan den hemel stonden en alles in de estancla sliep. Slechte buiten bü de hulzen van de peons brandden al de vuren en de man nen slurpten hun eeuwige maté. hl) het nichtje van zijn gastvrouw beleedlgd. beleedigd! Nog klonken hem de woorden professor Almeidas in de ooren, toen h(j hem vroeg, of hjj zijn meisje tijdens de ver loving dan nooit gekust had. „Hoe zou ik mijn verloofde zoo hebben kun nen beleedigen?" En hU, hij was niet eens met Ines verloofd, had niet het minste recht op haar, en toch had hij haar Jonge lippen gekust, had haar met dezen kus een lompe beleediging toegevoegd! Wat nu? HU kon maar één ding doen: alles zat een briefje, waarop ik enkele met potlood geschreven woorden sag staan. Voorzichtig nam ik het papiertje in tnUn handen en las: „Vaar wel, Marie, slaap gerust!" Nee, de mensch, die deze woorden had geschreven, was met tot een misdaad in staat. Misschien was ’t meisje dood ziek geweest. Misschien had ae dakloos op straat gelegen. Misschien had haar geliefde een plaats gezocht, waar zij rustig kon sterven. De gedach ten werkten in mijn hersens als vermoedens, die als zwarte vogels langs een donkeren hemel vlo gen. Misschien.... misschien.... Zeker was al leen de zoete vrede, die van hétgelaat van het doode meisje straalde. Wat nu volgde is in weinige woorden gezegd. Ik ging naar het dlchtetbUzünde politiebureau, waar de ambtenaar de moord-commissie alar meerde. Aan het doodsbed stelde de politie- dokter vast, dat het meisje nauwelUks 24 uur geleden aan vliegende tering overleden was. Alle verdere gegevens, wie het meisje en de gene, die haar zoo liefdevol op mijn bed gelegd had, waren, ontbraken en zijn me nu nog on bekend. Mijn eigen alibi was niet moeilijk te leveren. Den volgenden morgen werd het lük vrU gegeven, des middags werd het begraven. Maar telkens als Ik in Stockholm kom, ga ik naar het eenzame graf op het groote kerkhof, waar ik dan wat lelletjes van dalen en rozen neerleg!” Aldus een verslag van de Sub-Commls- sle van Me MaatechappU van Weldadig heid te Leeuwarden, gepubliceerd in het TUdschrlft De .Star van 1819, no. 1. c. „Er zün tijden geweest, dat .het er met de werkloosheid In Nederland al even, zoo niet erger somber uitzag als tegen woordig. bleven in zijn igestaan. HU £x<fCrookte een sigaar, tr op hem wachtte, dat ninkrUk en wel voomamelUk in de lijk ste provinciën van hetzelve, onderhoud of ondersteuning behoeft? Zevenmaal honderd en vUf en veertig duizend men- schen en dus één van de zeven inwoneren werden in den Jare 1817 In dit RUk onder houden of ondersteundDat voorts In sommige onzer steden bUna de helft, In andere (b.v. Leeuwarden) een derde deel van de bevolking ondersteuning genoot, ts bekend.” Aï I P AROMMP’Q «pdKbW^lngwolRdgvmekmnggvoarwaartmtegm |-i hWa M) levenslange geheels ongeschiktheid tot welken «x» p bfj een ongeval met n£A 41 o ongevallen veraekerd voor een der volgende ultkeeringen F DU»" verflea van belde armen, bolde tenen beide oogen JT vUo" doodelilken afloop 4vU«" - AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ®B8BSS®SSSEBSSESH5SHHSSBSBSHSESSSSC8BSSESSSSS5S5BBSESSHSES5TSSSH5SSSESB5ES5SEESSSSSSSESSHESS Intusschen waren Keeeie en het matroosje weer onder water gegaan om den hengelaar een poets te bakken. NauwelUks ging de haak onder water, of ze trokken stevig aan de Hjn? zoodat dë hengelaar dacht' „Nou heb ik heb ik bijna een snoek van honderd pond aan den haak.” Maar hü vond, dat die snoek wel wat al te hard trok. Ik vermande me en ging weer naar de slaapkamer, m mijn bed lag het lük van een meis je, dat wellicht goed twintig Jaar oud was. Haar die bij de kruising als een „memento den aansuizenden automobilist. Het locaalspoortje, dat hier den autoweg „onbewaakt” kruist, zal spoe dig verdwijnen en men heeft blijkbaar ge meend, dat voor “dit kqrte tijdsverloop een verlegging van het spoor of een verbree- dlng van het viaduct niet loonend was. Het is te hopen, dat dit „overgangs”- stadium niet lang meer duurt. Waar wij hier op doelen, Is echter de verschillende behandeling, die aan.de via ducten ts ten deel gevallen. De voornaam ste waarde van een autoweg ligt, meer nog dan In de breedte, In het gescheiden zijn van de twee wegen, zoodat op eiken weg slechts In één richting wordt gereder.. Dit beteekent Immers- voor den automobilist de zekerheid, dat hij niet met tegenliggers I den overigens voorbeeldlgen autoweg weg te doen krijgt. Terwijl nu vrijwel 'over de te nemen. Zij zullen voortdurend ongeluk- gansche lengte van dezen autosnelweg de ken veroorzaken. Volgens de verklaring van den uitvinder wor den aan elk tegenover elkaar liggend tandenpaar rechte en links speciale kronen bevestigd, die aan den kant van de wang een sterken haak of knop hebben, die dient om er een. kleinen, dik ken gummiring tusschen te spannen, ’s Avonds wordt dan de gummrfng zoo tusschen de tan- denparen gespannen, dat een passief neerzinken van de onderkaak en dus ook het snorken ón mogelijk gemaakt wordt. Of dit apparaat in trek zal komen bü de snorkers? beide richtingen door een breede - strook gras gescheiden zUn, zijn de overwegen ge heel verschillend behandeld. Op sommige is de scheiding der richtingen, zij het slechts In den vorm van een richel, ge handhaafd; op andere echter Is zij wegge vallen, zoodat de twee richtingen elkaar kunnen ontmoeten, en dat juist, waar de stijging van den weg, die een dwarsweg overbrugt, het uitzicht volkomen weg neemt. Op deze punten heeft de In goed geloof snelrijdende automobilist dus de kans, volkomen onverwachts op een af stand van een kleine honderd meter een even snellen tegenligger tegenover zich te vinden. tüd. Maar om 's hemelswil! daar? Daar lag iemand in mün bed te slapen. Het was een vrouw. Neen, deze vrouw sliep niet! Zoo zag een slapend mensch er niet uit, zoo wasbleek, zoo roerloos en vaal. Die vrouw was.... doodtl In mijn eersten schrik was ik naar het ate lier gesneld en had mijn demi weer aangescho ten. om naar beneden te rennen. Maar toen schaamde ik me over mijn onbezonnenheid. Jn Jouw bed ligt een mensch, die dood ia” sprak ik tot mezelf. „Heb JU het ooit beleefd, dat een dood mensch je iets deed? Neen! Nou, ga dan kUken. wat er gaande is!" gelaat had de steenachtige uitdrukking van vol maakte en ongenaakbare rust, zopali dood die in een menschengezlclw Ka Uit de rust der verstarde trektei maken, dat aan haar geen mlsdaK v Is alleen de Kan beitelen, kon ik op- was begaan. Op de zwarte, in het midden gescheiden haren lag een onhandig samengebonden kransvan lelietjes van dalen. Het lichaam was met een wit nachthemd als doodskleed omhuld; een hemd, dat uit mün kast was gehaald. En tot aan haar borst was het meisje met een schoon laken toegedekt. De teere handen waren over een klein bouquet roode rosen gevouwen, die I Egon liep langzaam naar bulten. Nog woel een licht koeltje om zUn slapen. HU ging naar de stallen, zadelde het wilde paard, dat hü den vorlgen dag getemd had, sprong op zUn rug, gaf hem den vrUen teugel en galoppeerde met hem het vlakke veld In. Het deed hem goed. Een toon van het oude olh," van Jozef Israëls, en schildert) dat zich in iet Stedelijk Museum te Amsterdam bevindt Is hü bij de worsteling om zün onstoffe- ZX felUke visioenen op het stugge doek te tooveren met de nuchtere kwasten en voor ieder gelUke lUdzame verven het in het geheel niet gedaan kon krUgen, probeerde hij het kermend met zUn eigen spuug. En al kon hü wel eens, voor zün werk staande, bewogen door liefde voor wat daar uit hem voortgeko men was, zonder een zweem van zelf-ingeno- nenheid, stll-bpgetogen zeggen: „dat is goed, dat is mooi, dat doet het wel!”, het viel hem ontzaglUk zwaar om een schilderij voor af te verklaren en er niet telkens weer wat aan te verwrlemelen, te vermorzelen. HU werkte er gewoonlUk aan tot het uiterste oogenblik van Inzending voor de tentoonstellingen. Als dan de pakkers kwamen om net stuk in te pakken, vonden zjj hem er nog angstig en haastig aan werken. Ga jullie nog even in de gang",zei hU dan huilerig en de pakkers, die dit spelletje al ken den. verdwenen weer. Na in de grootste ze nuwachtigheid met een vullen doek ofspuug nog eens hier of daar te hebben gewreven, gordde hU zich aan en riep ze terug. Gewoon- Ujk moesten ze nog een paar keer weg totdat eindelijk, om er een eind aan te maken, de opgewonden kleine man met zün gezicht naar den muur ging staan, zijn handen voor zijn oogen hield en „kom maar, kom maar” riep. Hij waagde het dan niet meer een blik op zUn KhllderU te slaan, voor het onherroepelijk in de kist neergelegd was. Onder aangenaam gesprek brachten wij eerst een half uur in het atelier door. Het was er mooi tonig, gezellig en ook zeer proper. Volgens den wil zijner energieke eega moest de meester er iedere week een dag uit om het grondig te laten schoonmaken. Een gobelln- schtig behangsel bedekte de muren, in het midden stonden verscheidene ezels met schil derijen in wording alle in rUke gouden lüsten. De hoek achter net groote atelierraam was algeschoten en Ingericht als een dorpsbinnen- Miisje, kennelUk alleen om de modellen wat beknopter te belichten, want naar echtheid *as er in ’t minst niet gestreefd. Mathilde, „Masje”, zooals de een paar Jaar oudere zuster van Isaac genoemd werd, kwam ons halen voor de lunch. Het bizonder kleine Jonge meisje, de latere mevrouw Cohen Ter- vaart, die zich op sociaal gebied zoo verdlen- KelUk maakt trof door haar opgewekte vriéndelijke zachtmoedigheid. En toen stonden wy allen weldra voor de Indrukwekkende vrouw des huizes. ZU was een rijzige zware vrouw met een groot blond gezicht, waarop ten soort beschermende bazigheid dé meest •prekende uitdrukking was. Haar kleine be roemde echtvriend scheen als hU voor haar Kond nog in te krimpen en met respect tot baar op te zien. HU wist dat ook wel en vertel- rnsakt, waardoor deze van boven naar beneden in zonderlinge dwarsplooien en laag op ae hielen en hulssloffen Hng. De kleine handen tan de kleine armen zagen er zacht en krach teloos uit en de linkerduim was misvormd door een sponsachtig gezwel, dat de meester uit een vergiftiging had gehouden. De manier waarop Israëls Jongeren en be ginnelingen tegemoet kwam, was bijzonder beminnelijk. HU kon ze niet gauw genoeg ver zekeren, hoe moeilijk hU zelf het vak vond en hoe hU moest tobben en wurmen om maar bij benadering te bereiken wat hU zich voorgesteld had. Maar het waren biymoedlge klachten. Men voelde onmiddellUk dat niets te verbergen viel, dat deze kunstenaar van Gods genade epen en onbevangen eep blik in zUn innerlUk liet slaan, omdat bU hem het gevoel van on macht om te geven wat hU te geven had, al leen voortkwam uit overgrooten rijkdom." Een geheel nieuwe en eigenaardige gedachte is opgekomen in het brein van een Engelsch tandarts, die een apparaat geconstrueerd heeft voor snorkers, die hun IfefelUk geluld vóórt brengen, omdat ze des nachts met open mond slapen. laten. Ik dedk, dat zU boos op mü is, omdat ik vanavond zoo’n slecht danseur was.” Ëen blazen op den hoorn weerklonk. Het was tamelUk laat geworden. Auto’s en paarden stonden gereed, om de gasten naar het station of naar hun ver verwUderde estancla's te brengen. In de groote hall werd een laatste dronk koele champagne rondgereikt. Gedurende het wisselen der afscheidswoorden zocht Egon Ines. ZU stond bU haar nicht, had haar zelfbeheer- schlng volkomen terug en nam afscheid met vrlendelUke, conventioneele woorden. Eenmaal slechts trof Egon een blik uit haar oogen en op dat oogenblik hadden deze een andere uitdruk king. In de groote zwarte sterren was teederheid en geluk te lezen. De gasten gtngen heen. Toen Egon, die hen met den heer des huizes en Don Ernesto naar buiten had vergezeld, weer in de hall terug keerde, waren de dames verdwenen. Onder abater trokken ze zoo hard, dat de hengelaar zUn evenwicht verloor en van den kant van de vliet in het water sukkelde. HU zou en wou den hengel niet loslaten, want hU wou wel eens zien wie sterker was, de snoek of hu. k geef je ronduit toe, Wim, dat we in M snellen tüd leven, die gauw doet vergeten. Maar wat ik nu al weer zooveel laren hér in een NÓorache stad beleefde, staat me nog zoo helder voor den geest, als was het gisteren ge beurd." Leo Havendaal blies eerst enkele vervaarlUke rookwolken uit en hU vervolgde: „Je weet, als ik in Stockholm verbleef, logeer de ik altUd bU mUn schilder-vrlend Larsen, die de vUfde étage bewoonde van een magnifiek in gericht atelier. In die kleine woning, welke uit het eigenlUke atelier en twee ruime kamers be stond. vertoefde ik altUd graag. De eene kamer was als keuken Ingericht, de andere als slaapka mer. Van de straat drong daar nauwelUks eenlg geluid door, zoodat ik daar uitstekend kon wer ken. En ook van de gang en het trappenhuia kwam weinig rumoer, omdat de woning door speciale, dubbele deuren was gesloten. Hoezeer ik over het algemeen deze rust ook waardeerde, soms verwenschte ik haar van ganscher harte. Wanneer er büv. eens inbrekers kwamen, dacht ik. Niemand zou me hooren, als ik jm hulp riep. Zulke gedachten drong ik echter altUd weer terug. Wie zou op het idiote idee komen om bU mU rükdommen te gaan zoeken? Zoo dacht ik ook, toen ik dien avond de laat ste trap opklom en onderweg de automatische trapverllchting uitging. Heelemaa! boven was geen schakelaar. En omdat ik geen lucifers bU me had je ziet, een ongeluk komt zelden al leen moest ik in het donker de dubbele deur van de woning openen. Toen ik het licht in het atelier had aangedraaid, viel all% vrees van me af. Alles was volkomen In orde. En ik zei tot mezelf: „Je bent moe en 'n beetje over- nog niet verwelkt waren. En tusschen die rozen spannen, mUn vriend!" In het atelier peuzelde ik een paar broodjes op. die ik van het station had meegebracht. Eensklaps viel het me toen op. dat de lucht in het atelier slecht was. Toen ik eens nauwkeu rig rond keek, verbaasde het me, dat de beide bovenlichten dicht waren. Ik wist heel zeker, dat ik ze voor mUn vertrek ik was er 'n dag of drie op uit geweest geopend had, omdat »t bU slecht weer toch niet naar binnen kon regenen, daar ze met den benedenkant naar bulten opensloegen. Zou de huisbewaarder tU- dens mUn afwezigheid in de woning geweest zUn? Maar Ik had hem toch den sleutel niet gegeven. Of zou ik me toch vergissen? Ik was te moe om nog lang over de mogelUke oplossing van dit raadsel na te denken en geeuwend slofte ik naar de slaapkamer. Een bed is toch maar een heeriyk ding, filosofeer de Ik. Tot 9 uur morgenochtend heerlUk sla pen, dan even langs de zaak, om mUn /hono rarium op te halen en dan weer voor een week de wüde wereld in! Maar viel het mis rook' het hief niet naar bloemen, naar lelietjes van dalen en.... naar rozen? En was deze bloemengeur niet vermengd met een anderen reuk, beklemmend.... adembenemend? Ik haastte mU het licht aan te draaien, doch alles was in orde. De kleerenkast stond in den hoek en de spiegel van de waschtafel blonk als al en zwaar ongeluk, dat dezer dagen op den autoweg AmsterdamDen Haag plaats had, komt opnieuw de aan dacht elschen voor een ernstig gebrek, dat dezen weg aankleeft. De autostrada tus schen de hoofdstad en de residentie Is een pronkstuk van ons wegennet, maar zij Is niet zonder feil. ZU heeft zelfs een zeer ern stig gebrek: het gebrek aan systeem WU doelen hier niet op den éénen on- bewa akten overweg, HoofddorpAalsmeer mori" opdoemt voor schen. Een Argentynsch meisje neem je nu eenmaal niet in Je armen, om over Je liefde te spreken. Het Is onze schuld, van mUn vrouw en ook van mU. WU hadden beter moeten oppaaaen. In leder geval kan ik Je wel zeggen, dat Je een geluksvogel bent. Het is tenslotte geen wonder. De ArgedKUnen vechten om Duitache meisjes, maar ook om Dultsche 'mannen. Ik wil heele- maal niet verwaand zUn hoor, maar ik geloof, dat Donja Theresa met mU gelukkiger is ge worden dan menige ArgentUnsche. En dat alle maal, omdat wU anders tegenover de vrouw staan, omdat wU onzen vrouwen meer persoon lijke vrijheid geven en meer kameraadschap pelijk tegenover haar staan. Maar ik wil geen college over het huwelUk voor Je houden. Ik kan Je alleen nog eens zeggen, dat je een ge luksvogel bent, want kleine Ines was heelemaal niet beleedigd; ze heeft Je lief. Niettemin heb Je gehandeld tegen de heerschende zeden. Als de kleine je niet had liefgehad, zou je Jezelf onmogelUk hebben gemaakt en mU groote on aangenaamheden hebben bezorgd. We moeten trachten, de %aak nu weer in het reine te bren gen. Ik zal vandaag nog Don Georglo, haar veder, ultnoodlgen en JU moet Je geheel op den achtergrond houden en leder samenzUn onder vier oogen vertnUden. Dat kennen we hier niet; je zult Je moeten vergenoegen met een paar blikken uit de verte. Ik zal Georglo voorberei den en nu ja. Je moet trachten, zUn vertrou wen te winnen. Weet Je wel, Jongen, dat de va- des van Donja Ines even rUk is als mUn schoonvader?" „Herinner u ten bewUze daarvan slechte hoe in 1634 te Lelden van de bevolking, die voor de overgroote meerderheid uit ,ge- meene hapdwerx- en arbeytsluyden" be stond, wel 40.000 van 45.000, die men toen telde, gesteund moest worden. Voor De cember 1634 teekende de stadsregeerlng aan, dat er toen 20.000 personen met brood bedeeld werden. En niet In bedden, maar op atroo sliepen." Aldus de heer A. J. A. C. van Delft in zUn artikel „Bemiddeling voor Jeugdigen en Jeugdregistratle”, gepubliceerd in Ar beidsmarkt van Maart 1938. kleine, weeke, lokkende mond plooide - een glimlach; zU hief het hoofd nog ™°ïer. Egon vergat alles; vergat waar hU was ®dat hu iets waanzinnigs deed, dat hU de ““en van het land met voeten trad; hU boog “o voorover en drukte een kus ’op haar frls- Mppen. Zi^06? voelt^® haar armen om zich heen. .kuste hem terug, een heeten, gloeienden toen liet zU hem los, holde weg en verdween ’u*“hen de boschjes. -Don Egon." kwam naderbU, terwUl Egon nog dronken van geluk, onder de palmen "«nd. Ernesto keek verbaasd. ■feat u geheel alleen?” ^U glimlachte verlegen, hU moest Iets zeg- j^eflUk gezegd, de rit Ik kon niet dansen.” Sterk den *n*Tik. dat het jonge argwaan had gekregen en dat zün 008 "zoekend rond waarden. -«ebt u mUn zuster gezien?” beljxn1 moest liegen, alleen al om Ines te A heb de senhorita op den dansvloer yer- T ally Moes, een bekende Larensche I \A/ schilderes, die zich vele vrienden wist V v te maken (in 1918 orerleed zU), heeft mémoires nagelaten, waarvan thans door Ell- I labeth C. A. Schröder een gedeelte wordt ge publiceerd in Elsevier’s Maandschrift. Dit ge- 4eelte behandelt de Indrukken die de schilderes In den nazomer van 1883 opdeed bU een be-‘ soek, dat zU in het gezelschap van Théréss Schwartze bracht aan Jozef Israëls, die met Hjn gezin woonde in het bekende huls aan de Koninginnegracht te ’s-Gravenhage. Israëls geboren irt 1824, dus toen nog geen sestig jaar, leek, In mUn oogen ten minste, al een zeer oude man, aldus de schrijfster der herinneringen. Schuifelend kwam het kleine joodje aansloffen, den naar verhouding te pooten kop naar voren in de schouders ge drukt en toch wat naar achteren gebogen om door den op den neus gezakten bril te kunnen kijken. De grUze knevel en kort onder de kin recht afgeknipte baard konden niet verbergen boe buitengewoon groot de mond was en men kon zich gemakkelUk voorstellen, hoe deze bek, die bU lachen en praten ver openging, tot oe meest verschillende expressies in staat moest »jjn: van de Innemendste vriendelUkheid tot de venUnigste kwaadaardigheid. Het hooge te rugwUkende voorhoofd met de zeer zichtbar» blauwe kronkeladertjes aan de slapen, deed den denker en droomer vermoeden. De neus was, hoewel forsch, niet bepaald typisch joodsch, het onmiskenbare Semletlsche lag meer in den mond en in het, ondanks het eenigszlns koppig opgeheven hoofd, onderwor pene en geslagene der geheele kleine gestalte. Zijn kleeren schenen hem alle te wUd te zUn, vooral de pantalon In het geheel niet op zfjn maat, maar voor een veel langer persoon ge- Het geven van deze citaten heeft niet tot bedoeling, den ernst van dezen tUd te verkleinen, óf de beteekenls van het werk loosheidsvraagstuk te verminderen, doch wel om te waarschuwen voor het gevaar, dat men de verschUnselen van den eigen tUd te groot of te bUzonder ziet, omdat men er te dicht bU staat. Het feit, dat er vroe ger ernstige werkloosheid heeft geheencht en dat daaruit geen blUvende werkloosheid is voortgevloeid, bewUst natuurlUk niet, dat er thans geen blUvende werkloosheid zou kunnen ontstaan; wel geeft het een aanwUzlng, dat er reden kan zUn voor het koesteren van een optimistischer verwach ting. dan dé' verschUnselen oppervlakkig beschouwd toelaten." de het graag hoe goed hU het bU haar had en dat hU het zonder haar materieel nooit zoo ver zou hebben gebracht. ZU Immers had het eerst gemerkt welke enorme winsten de kunst- koopers met zUn werk maakten en er voor ge zorgd dat hU ook zUn deel kreeg. Nooit zou hU vergeten dat hU dus zUn onbezorgd bestaan en zUn heerlUk vrU scheppen aan haar had te danken. Jongen was, die kwajongensstreek was betrapt en die nu mee moest om een afstraffing te krUgen. ZU gingen de studeerkamer binnen en Günter sloot de deur. „Je hebt gisteren iets gedaan, beste jongen, dat minstens voorbarig genoemd moet wor den.” Egon antwoordde niet; hU verwonderde er zich slechts over, dat Günter geen scherpere woorden gebruikte. ,Je hebt Donja Ines je liefde verklaard. Ze heeft het aan mUn vrouw bekend.” Ines! Lieve kleine Ines! Egons hart liep over van dankbaarheid. ZU had niets over den kus gezegd! Günter bleef bU het raam staan. HU scheen het pUnlUk te vinden. Egon aan te kUken. „Het is gfootendeels mUn schuld. Je bent eerst te kort'in het land, om met de Argen tUnsche zeden vertrouwd te zijn. Je hebt een zeer zwaar misdrUf tegen de gebruiken be gaan." Toen draaide hU zich om en kwam hem met ultgestrekte armen tegemoet. .Je bent een geluksvogel, een ongeloofelUke geluksvogel. Als Ines Je niet lief had goeie hemel, ik zal openhartig met je praten: Ik heb zoo’n beetje voor voorzienigheid gespeeld. Niet van'het begin af; Je behoeft je heusch niet te verbeelden, dat ik Donja Ines om jouwentwll hier heb laten komen. Maar Je zoudt een stuk hout zUn geweest, als Je op het allerliefste meisje niet hals over kop verliefd was geworden. Toch flacht Ik, dat je jezelf beter kon beheer» Na de lunch kwam een landauer voor, die ons naar het Bosch bracht, waar wü het eerste deel van het concert bUwoonden; daarna reden wU naar Schevenlngen, volgens de vaste ge woonte der familie om bU goed weer Zondags middags een uurtje aan het strand door te brengen. WelbehaaglUk leunde mevrouw Israëls in de kussens van het rUtuig en keek met uitda genden trots naar de beau-monde in de equi pages. ZU wist heel goed, dat de Hollandsche beau-monde het gezelschap van kunstenaars niet zoekt, maar er was toch maar één Joset Israëls en die zat tegenover haar! OnderwUl zat de kleine groote man beschei den weggedoken in zUn hoekje en genoot van de heerlUke zomerlucht en het rUke kleuren spel van het Zondagsche menschengewemel op de gedeeltelUk belommerde, gedeeltelUk door de zon beschenen paden en wegen. HU dacht er niet over of hU wel genoegzaam geëerd werd. BUna zonder uitzondering welwillend tegen leder met wlen hU in aanraking kwïm, was hU te veel phlloaoof om waarde te hech ten aan rang en stand. Met artlsten, Jong en oud, had hu maar t liefst te doen, en als de een of andere dwepende leek weer eens een al te onbenullige opmerking over zUn werk ten beste had gegeven, zei hU tegen hen wel eens wanhopig: „wü schilderen eigenlUk voor een troep idioten en stommerikken". Na een uurtje aan het strand gezeten te hebben, reden wU huiswaarts en deden ons weer te goed aan een kostelUk middagmaal en fUne wijnen. Daarna zaten wü, voldaan en droomerig neergezonken in de gemakkelüke fauteuils, onder het genot van een geurig kopje thee, nog een uurtje in de koel deftige suite te redekavelen, waarbü men het welda dig gevoel had zich niet te hoeven inspannen om een belangrük gesprek te voeren. Onge dwongen, eenvoudig en hartelük keuvelde de meester, hü gaf, als hü merkte dat men net ernstig met het werken meende, zoo gereedelük zün sympathie en vertrouwen. Mevrouw door spekte het gesprek met hare orlgineele, leuk- nuchtere opmerkingen. Masje zorgde op het vriéndelijkst voor ons allen en Isaac zweeg of verkondigde hoog ernstig de gekste paradoxen. En dan namen wü afscheid en voelden ons rük, omdat de groote meester zoo hartelük ge weest was en ons behandeld had als züns ge lijken." aan zün vriend bekennen en de beslissing aan Günter overlaten. Egon stuurde het nu mak geworden dier weer in de richting van de estancla, waar hü Juist van het paard sprong, toen de groote gong luidde voor het begin van den arbeid. HU was bleek en zün lippen waren opeengeklemd. Don Ernesto kwam Juist het bordes af; hü scheen boos te zUn over iets en ook zün ge zicht stond stilak. Onwillekeurig richtte Egon zich op, hü verwachtte, dat de jonge man hem staande vragen. Ernesto zag hem en knikte hem toe: „Don Güntero zit nog aan het ontbUt, senhor! Was het paard mak?” Onwillekeurig herademde Egondie wist tenminste nog niets! Günter zat aan tafel; hü had gegeten en wachtte blükbaar op hem. „Ben Je al gaan rüden?” - „Ik heb het paard nog eens geprobeerd.” „Het wordt vandaag heet.” Egon wist, dat dit slechts woorden waren, om maar iets te zeggen, terwül de bedienden zün ontbUt klaar zetten. Hü at en dronk, maar hü had geen honger; de brokki keel steken en Günter wjs leunde tegen het venstej Egon voelde, -dat GiMftei hü alles wist „Heb Je toen Egory Ernesto gaan.” Het WM een oogenblik tüd?” vroeg Günter, zmet zün ontbUt klaar was. „Ik heb verzocht, met de peons vooruit te dat hü armen en beenen moest inspannen, dat hü moest werken, tot het zweet uit al zün poriën drong; zóó kon hü niet denken. Het dier scheen geen lust te hebben, het spel van den vorlgen dag te herhalen; spoedig schikte het zich in zün lot en gehoorzaamde zün berUder. Toen kwamen ook de gedachten weer neen, de eene gedachte, die Egon reeds sinds den vorigen dag volkomen beheerschte: Ines! Donja Ines! 'Nog eenmaal doorleefde hü ,al de zaligheld van den vorigen avond, voelde hü haar zachte meisjeslichaam in zün armen; hü meende den fünen geur van haar parfum in te ademen en zag zich met haar onder de bloeiende struiken loopen. En weer stond hem voor oogen, wat hU had gedaan: hü had Ines de Verera gekust, hü had Een lichte huivering voer door zün leden. HU was zün vriend zooveel dank verschuldigd en hU, de gast, had het gastrecht geschonden, had tegen de ArgentUnsche zeden gehandeld; had Ja, van In het TUdschrlft van den Ned. Werkloos- hettlsraad brengt de heer A. N. van Mill eenl- ge voorbeelden van werkloosheid uit het ver leden in herinnering, bü welker waardeerlng men echter dient te bedenken, dat de gelük- stelling van werkloozen met ondersteunden of bedeelden wel niet geheel opgaat. De heer van MUI memoreert: „Alvorens mUn betoog aan te vangen, moge ik vooraf een drietal citaten geven en wel: a. „Het is een somber oogenblik in de geschiedenis. In vele jaren heeft er niet zulk een ernstige en diepe vrees bestaan: nooit heeft de toekomst zoo onbereken baar geschenen als nu. In ons eigen land heerscht er een algemeene commercleele gedruktheid en paniek en duizenden van onze armste burgers gaan den komenden tüd zonder werk of eenlg uitzicht erop te gemoet „In Frankrijk bestaat er groote onzeker heid op politiek gebied; Rusland hangt als gewoonlUk als een wolk donker en zwü- gend aan den horizont van Europa, terwül van aUe hulpbronnen van het Engelsche RUk reeds het uiterste gevergd is en nog meer gevergd zal worden in den strUd met den grooten Indischen opstand en In «ün woelige verbindingen in China.” Het vorenstaande werd 1 80 Jaar ge leden geschreven en verscheen in de uit gave van 10 April 1857 van het Harpers Weekly. b. „Wie beeft niet terug op het tafereel, hetwelk deskundigen schetsen van de meer en meer toenemende ellende der lagere volksklasse, wanneer zü beweren, dat im mers meer dan zeventien millioen behoef- tigen zonder toereikend bestaan in het be schaafd Europa aanwezig zün.... Wien deert en bekommert het niet, wanneer hU acht geeft, welk zeer aanmerkelük ge deelte ook van de bevolking in ons Ko- Het is begrUpelUk, dat men bü de over brugging der dwarswegen materiaal en bouwkosten heeft willen besparen en daar om de brugbreedte tot het noodzakelUke heeft herleid door dén scheidenden mid denberm zoo smal mogelUk te maker. Dat men dezen echter op sommige punten to taal heeft weggenomen, beteekent -een breuk met het systeem zelf van den snel weg en moet dan ook onvermüdelük tot ongelukken lelden. Op een overzichteUjk vlak punt van den weg zou deze systeem-verloochenlng nog minder gevaarlük zün dan Juist bü de via ducten, waar het uitzicht ontbreekt. Daar- bij komt dan nog, dat men niet bü alle, doch slechts bü enkele overwegen de schel- c lng heeft laten wegvallen. Het is dan ook een noodzakelUke elsch, deze enkele gebreken in de systematiek van de boschjes. Ernesto

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 23