o HA-ZEPEPER I E ran: was de 'sinr nocl De sicb vlak kan Dj van c kant noodig van h zooveel den, ei de reg< een m den be mogen gezlnn< tuigt v iandbo leest vi zal wo: ganisal Pen, w worden iandbo N mieze feestv verkls slager posit! sprak dat d< er toe ven t matig men. in on verbn lang gewet de goi laat c De bel uitvoe drager breng! daardc blijven den ten >w eventu oordee de ver ging v voorbe het U concre houvas te ster kwaal geen dokten de moi de epic dan t zullen FOTOREPORTAGE DE OEFENINGEN DER LICHTE BRIGADE. V. OSO Zoekt gij betrouwbaar Personeel? KAMPMORGEN gezinnen Plaats dan een „Omroeper” voor 80.' t *z, UIT DE DIERENWERELD Zgn val L Een damsteenen-puzzle op een schaakbord DONDERDAG 22 SEPTEMBER 1938 lil SOM» 1 e w - 4 X' WW o EEN JONGE WACHTER CEDA hebben Jullie allemaal als met 2. Een woord met B, drie letters maar, Een huisdier op vier pooten, ’t Maakt rare bokkesprongen soms, Heeft horens om te stooten. Met D gaan er de schepen in. Met F is bet een mast. Met H een bergplaats, dikwijls ook Zit er de hond in vast. Een woord met J, dat zeg je nooit! Met K is *t een der mannen. Die alles fijn bereiden in De potten en de pannen. Met L, echt, groeit het op je hoofd, N zit hoog op de daken. Met R draagt het een jongen nooit, En 8 moet moeder maken. Met T roept het een kip als zij Een eitje heeft gelegd. En wie van jullie heeft hardop Dit raadseltje al gezegd? PIET BROOS bleef Wijsneusje in bewondering staan. MAK. boor de M de OPPasse: b« dest tan val trekklnt «eldklst ««at w de tascl «alsche nadeel D zijn weir teek een inzie aan den kuni wooi Werl Inde: bet tigee bij v zou zien, leger 300.01 onde ment heeft prees «tanc oorlo menc zijn werkl zegge als e Uekei weid niet. Met een moedigen zwaai gooit hij de de kens van zich af en springt het bed uit. Hij stoot zijn buurman aan en zegt: „ópschie ten jöl Het is al bijna half zeven.” Veel effect hebben deze woorden niet. De „buurman” bromt wat, draait zich eens om en is van plan verder te droomen. Dat be valt den eersten niet^Hij trekt de dekens af en staat tot dufaanval gered. Maar zoo- Steen no. 5 zet je over 4 en 3 op 2. Dan heb je de eerste dam en staan je acht steenen in de positie, zooals op de tweede rij is geteekend. Vervolgens laat je steen no. 3 over 4 en 6 op 7 springen. Nu is de toestand als getee kend is op rij 3. Daarna spring Je met 1 over 2 en 5 op 4 om de damsteenen te krijgen, zooals in dc vierde rij is aangegeven. De laatste bewe ging is: steen 8 over 3 en 7 op 8 te late> springen. Dan zijn de 4 dammen predènt zooals Je op rij 5 kunt zien. Het is morgen. De blokhut is gevuld met een geronk van gezond-slapende jongens. Ieder raast in eigen tempo, zoodat het te zamen een jazz- maat vormt. Met B heb je een zware stem Net als de Donkozakken. Met D draag Je het *s winters En op O kan moeder bakken. Met J is het een kleedingstuk Gedragen meest door heeren, Met K en P wil een kassier Nog wel eens deserteeren. En met een R, bepaald soort volk, In Peking of in Londen. 'En met een 8daar ben je in Als Je dit hebt gevonden! geefsche pogingen lukt. De rest, twee man sterk, mag nog blijven liggen. Die moeten zorgen, dat de blokhut opgeruimd, de koffie gezet en het brood gesneden is, als de andere kerkgangers te rugkomen. De „vroege jongens" trekken gezamenlijk naar de pomp. In de verte hoor ik het kla gend gepiep van de droge pomp, zachte stemmen, en het kletsen van water. Na een tijdje komen ze terug, rood-frisch gewasschen. z' Nog wat gelodp en gezoek en ze zijn met hun toilet klaar. Dan worden de fietsen voor den dag ge haald, een kerkboek gezocht, en gaan ze, een voor een, stil, door de deur naar buiten, om de anderen niet te storen in. hun slaap. De deur valt met een dof geluid achter den iaatsten dicht. Ik kruip zoo dtep mogelijk onder de wol, want omzeven uur is het onherroepelijk voor ons „reveille”. De blokhut wordt voor mijn oogen vager en vager en.... ik.... dommel.... in. Geleerden hebben de vraag „zijn kat en mu|s werkelijk wel erfvijanden?" trachten te beantwoorden. Een professor verhaalt ons iets over de proeven, die hij heeft genomen om te on derzoeken, of kat en muis werkelijk erf vijanden zijn. In een ijzeren kooi sloot hij een paar jonge poesjes op, die pl.m. één maand oud waren; tegelijk deed hij ook in dezelfde kooi een aantal jonge muizen. Nauwkeurig ging hij nu na, wat er wel gebeurde. Op de eerste plaats zag hij nu, dat de jonge muisjes heelemaal niet bang waren voor de Jonge katten. Integendeel de dieren van beide soort speelden en solden met elkaar, alsof ze de dikste vrienden waren en nooit kwam het bij de katjes op om ook maar één enkele maal gebruik te maken van hun nagels om hun vriendjes de jonge muisjes, te benadeelen. De muisjes, die al even speelsch bleker de katjes, amuseerden zich kostelijk hun kameraadjes en sprongen en Een jongen wordt wakker, kijkt even rond, trekt zijn dekens wat hooger, kruipt nog dieper in den slaapzak en begint met onversaagden moed opnieuw te ronken. - Langzaam stijgt de zon en zet de blokhut in een zachten, goud-gelen glans. Een andere jongen wordt wakker, zoekt naar zijn horloge, kijkt er tamelijk lang op, want zijn oogen zijn nog niet gewend aan het scherpe licht, en ontdekt dat het al kwart over zes is. x aan hollen, die de twee muizen op de vlucht joeg. Ze waren juist bij een herberg. „Laten we hier maar even naar binnen 11 gaan,” hijgde Ma Muis, „misschien valt er wel iets voor ons af.” Voor het raam hing een groot bord, waar op geschreven stond: „vandaag hazepeper”. „Dat schijnt wel lekker eten te zijn, sprak Wijsneus, „laten wij maar onder de tafel blijven zitten, allicht vallen er wel een paar stukjes op den grond.” „Nee,” zei Ma, „het is beter, dat wij hier niet blijven, want ik ruik Mizi.” „O, kijk eens," piepte Wijsneus, „daai hangt het velletje van Mizi!” Het .was, of de dikke heer, die hazepeper zat te eten dit gehoord had, want, terwijl hij zijn bord op den grond smeet, riep hij tegen den waard: „Denk jij soms, dat je me katte- vleeSch te eten kunt geven?’ „Wat gaat het in de wereld toch vreemd toe,” zei Moeder Muis, terwijl zij de stukjes 1 vleesch, die tusschen de scherven lagen, 1 opat. „Nu eten wij de kat op, in plaats van de kat ons. Zoo zie je maar, dat je nooit afgunstig moet zijn op een anders lot.” *n Schaakbord thuis, niet? Haal dat dan eens even voor den dag, dan leer ik je vandaag een aardige puzzle met *n schaakbord en damsteenen. Je zet 8 damsteenen op de onderste ri) van het bord, zooals Je op de teekenlng vindt aangegeven. Nu is de kunst van deze 8 steenen vier „dammen” te maken (2 op elkaar), terwijl bij elke beweging over 2 steenen moet worden gesprongen. Je doet dit als volgt: „om altijd in de zon en in de frissche lucht te mogen leven!” „Dat denk Je maar!” antwoordde de kool. „Ik kan niet eens gaan schuilen, als het regent, of als de zonnestralen te fel schroeien. Daarbij knagen de rupsen aan mijn bladeren en de wormen aan mijn wor tels. En tot slot trekt de boer mij uit den grond en word ik in een pot gestopt en ge kookt.” Wijsneusje luisterde al niet meer, want haar aandacht werd getrokken door een sprinkhaan, die vrij en licht rondvloog. Meteen echter pikte een vogel hem op en weg was de sprinkhaan. „Arm beestje," zei Wijsneusje en zij begon er al over te denken, dat het toch in de groote wereld niet veilig is, vooral als men klein en onbeholpen is. Toen zij opkeek zag zij een geweldig groot beest boven haar hoofd. „Dat is een koe," zei mama Muis, „daar hoef je niet bang voor te zijn, want die doet niemand kwaad." „En toch laat men mij niet met rust, mevrouw Muis,” zei de koe. „De menschen maken mijn kalfjes af, om zelf mijn melk op te drinken. Zij behandelen mij alleen goed tot hun eigen voordeel, want als ik dik en groot ben, komt de slager en slacht mij en verkoopt me in stukjes en brokjes." „Nu geloof ik toch, dat het nog maar het beste is, om een kat te zijn en anderen op te eten, In plaats van zelf opgegeten te worden,” zei Wijsneus. Op dat oogenblik kwam er een hond rn den muur van een oud huls was een klein gaatje, dat leidde naar het nest waar moeder muls met haar dochtertje Wijsneusje woonde. Móeder Muls had vee: ondervonden, want zij had al twaalf kin dertjes verloren. Daarom wilde zij nu goed oppassen, dat Wijsneusje niet hetzelfde lot zou ondergaan. Telkens sprak zij: „Kind, Jc moet hier blijven, niet wegloopen, want de wereld is vol gevaren en op jouw leeftijd ben je nergens veiliger dan hier in ons holletje. Buiten is een groot beest, Mizi heet het, dat het op ons begrepen heeft. Als je in zijn klauwen valt, is het met je gedaan en gaat je moeder zitten treuren, zooals ze heeft gedaan om. je broertjes en zusjes, die niet naar raad hebben willen luisteren." Nu wilde Wijsneus met alle geweld dat groote beest zien. Zij stak haar snuitje naar bulten en.... rang.... kreeg zij een verschrikkelijke krab over haar neus. Ge lukkig, dat Moeder haar nog bijtijds aan haar staart naar binnen trok, anders was ze al in de kattemaag verdwenen. ,Jk zal nooit meer mijn hoofd naar bui ten steken,” beloofde Wijsneus, die nog beefde van schrik en pijn. Maar toen de wond genezen was, dacht ze niet meer aan het gevaar. „Wat zou ik toch graag eens een kijkje in de vrije wereld nemen,” zei ze tot haar moeder. „Het is zoo vervelend, hier altijd maar in het donker opgesloten te zitten.” „Heb maar geduld, kind,” zei mama Muis, .den eersten dag, dat de baan vrij is, za’ ik je meenemen in de wereld. Ik heb boo ten vertellen, dat de kat *n paar dagen van huis gaat, om haar vriendin te bezoeken-.” Wijsneusje sprang al in de hoogte bij het vooruitzicht. En toen de dag eindelijk was aangebroken en zij, netjes aangekleed, met haar moeder het holletje verliet, war zij opgetogen van vreugde. Zij liepen door de groote kamers, aten hier en daar een kruimeltje brood en belandden ten slotte in de keuken, waar zij zich te goed deden aan randjes spek en korstjes kaas. „Nu zullen wij een kijkje in den tuin gaan nemen," zei Ma. Daarbuiten bleef Wijsneusje in bewondering staan voor een groote witte kool. „Wat heb Jij een fijn leventje,” zei zij, de vraag al heel spoedig beantwoorden met de woorden: „Kat en muis zijn van nature geen erfvijanden!” Hoe komt het dan, dat katten en muizen in het gewone leven elkaar zoo fel besto ken? Ook deze vraag loste de professor prach- tig op. Hij sloot nu katjes van pl.m. 2 maan den oud in zijn kooi, diertjes, die al eenlgen tijd les hadden gehad in *t muizen vangen van hun mama. Eenige muizen werden nu ook in de kool gebracht. En.... wat denk je, dat er nu gebeurde? In een wip sprongen de bloeddorstige katten toe om de muisjes te verslinden Geen oogenblik kwam het in de katten op, de muizen te behandelen als hun speel-, makkers- O, neen; een wilde ren ontstond in de kooi. Dol van angst trachtten de arme muizen zich te redden door in dc spijlen der kooi te klauteren, maar het hielp allemaal niets niet eer rustten de katten, vóór alle muizen gevangen waren. Dus niet van nature zijn kat en muls vijanden, doch de vijandschap tusschen deze dieren moet eerst kunstmatig worden aangebracht! Gaat het ook zoo niet bij de menschen? Practisch onderwijs bij de varkamp lichten in de Van Baerlestraai te Am sterdam tijdens het onderricht der hoofdstedelijke jeugd op initiatief der vereehiging .Veilig Verkeer' Tm C dansten even vroolijk door de kool als de aardige jonge poesjes. De professor had er ver laat nummer twee het niet komen. Hij veert bij die bedreiging op. Tezamen wek- s? De oefeningen der Lichte Brigade in de omgeving van Wijk bij Duur stede zijn begonnen. De troepen steken de Lek over H. M. de Koningin heeft Woens dag Haar verblijf in de hoofd stad, dat in verband met de ziekte van H. K. H. Prinses Juliana een week verlengd was. beëin digd. Het vertrek van het paleis i ■««e* Van Monnikendam naar Marken wordt een telefoonkabel gelegd door technisch personeel van de P.T.T. Het werk op Marken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1938 | | pagina 4